Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 12 december 2022, nr. WJZ/ 22493242, houdende regels inzake een subsidie voor leveranciers ter bekostiging van een plafond voor energietarieven voor kleinverbruikers in 2023 (Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023)

De Minister voor Klimaat en Energie, handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PbEU 2022 LI 261/1)

Handelende in overeenstemming met de mededeling van de Europese Commissie van 9 oktober 2022 betreffende het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 426/01);

Gelet op de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    accountant:

    accountant of accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    btw:

    omzetbelasting als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968;

    centraal aansluitingenregister:

    centraal aansluitingenregister, genoemd in artikel 2.1.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas;

    contractueel leveringstarief:

    leveringstarief voor elektriciteit, gas of warmte dat volgt uit een leveringsovereenkomst;

    eindfactuur:

    factuur als bedoeld in artikel 2 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie;

    energiebelasting:

    energiebelasting als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

    handelsregister:

    handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

    gas:

    gas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, van de Gaswet;

    groep:

    groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    kleinverbruiker:

    afnemer van elektriciteit, gas of warmte met een kleinverbruikaansluiting;

    kleinverbruikaansluiting:
    • a. primair allocatiepunt als bedoeld in artikel 1.1 van de Begrippencode elektriciteit van een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80A als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 in een onroerende zaak ter zake waarvan op de levering van elektriciteit artikel 63, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag van toepassing is, die is geregistreerd in het centraal aansluitingenregister en in bedrijf is;

    • b. aansluiting op een net met een totale capaciteit van ten hoogste 40 m3(n) per uur als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Gaswet, die is geregistreerd in het centraal aansluitingenregister en in bedrijf is;

    • c. aansluiting als bedoeld in artikel 1 van de Warmtewet met een vermogen van maximaal 100 kilowatt, die in bedrijf is.

    leverancier:
    • a. houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

    • b. leverancier die een overeenkomst heeft tot het leveren van elektriciteit aan een groep afnemers als bedoeld in artikel 95n van de Elektriciteitswet 1998;

    • c. buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit aan ten hoogste 500 afnemers als bedoeld in artikel 95a, tweede lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998;

    • d. houder van een vergunning als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Gaswet;

    • e. leverancier die een overeenkomst heeft tot het leveren van gas aan een groep afnemers als bedoeld in artikel 52c van de Gaswet;

    • f. buiten Nederland gevestigde leverancier van gas aan ten hoogste 500 afnemers als bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel a, van de Gaswet;

    • g. leverancier die zorgdraagt voor een betrouwbare levering van warmte als bedoeld in artikel 2 van de Warmtewet, met uitzondering van een leverancier als bedoeld in artikel 1a van de Warmtewet;

    leveringsovereenkomst:

    overeenkomst voor de levering van elektriciteit, gas of warmte tussen een leverancier en een kleinverbruiker;

    Minister:

    Minister voor Klimaat en Energie;

    ODE:

    opslag duurzame energie- en klimaattransitie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie;

    plafondtarief:

    plafondtarief als bedoeld in artikel 2.2;

    standaardjaarafname:

    standaardjaarafname (SJA) als bedoeld in artikel 1.1 van de Begrippencode elektriciteit;

    standaardjaarinvoeding:

    standaardjaarinvoeding (SJI) als bedoeld in artikel 1.1 van de Begrippencode elektriciteit;

    standaardjaarverbruik:

    standaardjaarverbruik (SJV) als bedoeld in artikel 1.1 van de Begrippencode gas;

    tariefcohort:

    in bijlage I opgenomen categorie van contractuele leveringstarieven met een specifieke bandbreedte van contractuele leveringstarieven voor elektriciteit of gas;

    termijnbedrag:

    door een kleinverbruiker te betalen voorschotbedrag aan een leverancier voor de in een periode te leveren elektriciteit, gas of warmte aan een kleinverbruikaansluiting;

    toepassing van het prijsplafond:

    toepassen van het prijsplafond als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid;

    volumeplafond:

    volumeplafond als bedoeld in artikel 2.3;

    warmte:

    warmte als bedoeld in artikel 1 van de Warmtewet;

    warmtenet:

    warmtenet als bedoeld in artikel 1 van de Warmtewet.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt het contractueel leveringstarief bepaald met de formule:

    VL + O – K

    waarbij VL, O en K achtereenvolgens staan voor:

    VL: de variabele leveringskosten, exclusief energiebelasting en ODE, inclusief 21% btw:

    • voor elektriciteit per kWh, uitgedrukt in € in vijf decimalen;

    • voor gas in € in vijf decimalen per m3(n);

    • voor warmte per GJ, uitgedrukt in € in twee decimalen;

    O: de direct aan de variabele leveringskosten te relateren opslagen, inclusief 21% btw;

    K: de direct aan de variabele leveringskosten te relateren kortingen, inclusief 21% btw.

  • 3. Voor de toepassing van deze regeling wordt voor gas onder één m3(n) verstaan: één kubieke meter gas onder normaalcondities met een calorische bovenwaarde van 35,17 MJ.

HOOFDSTUK 2 CRITERIA VOOR SUBSIDIEVERSTREKKING

Artikel 2.1 (subsidieverstrekking)

  • 1. De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een leverancier voor het in 2023 toepassen van een prijsplafond overeenkomstig deze regeling bij het leveren van elektriciteit, gas of warmte aan kleinverbruikaansluitingen.

  • 2. Bij toepassing van het prijsplafond hanteert de subsidieontvanger in 2023 het plafondtarief voor gas, elektriciteit of warmte in plaats van het contractuele leveringstarief bij de levering van elektriciteit, gas of warmte aan kleinverbruikaansluitingen tot het bijbehorende volumeplafond.

  • 3. De leverancier kan de toepassing van het prijsplafond op de levering van gas, elektriciteit of warmte aan een kleinverbruikaansluiting achterwege laten, indien de betreffende kleinverbruiker hierom verzoekt.

Artikel 2.2 (vaststelling plafondtarieven)

  • 1. Het plafondtarief voor elektriciteit wordt vastgesteld op: € 0,24755 per kWh.

  • 2. Het plafondtarief voor gas wordt vastgesteld op: € 0,85734 per m3(n).

  • 3. Het plafondtarief voor warmte wordt vastgesteld op: € 47,38 per GJ.

  • 4. De plafondtarieven, bedoeld in de voorgaande leden, zijn exclusief energiebelasting en ODE en inclusief 21% btw.

Artikel 2.3 (vaststelling volumeplafonds)

  • 1. Het volumeplafond voor elektriciteit wordt vastgesteld op: 2.900 kWh elektriciteit per kleinverbruikaansluiting per jaar.

  • 2. Het volumeplafond voor gas wordt vastgesteld op: 1.200 m3(n) gas per kleinverbruikaansluiting per jaar.

  • 3. Het volumeplafond voor warmte wordt vastgesteld op: 37,0 GJ warmte per kleinverbruikaansluiting per leveringsovereenkomst per jaar.

  • 4. Het volumeplafond voor warmte, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing op de hoeveelheid warmte die is geleverd voor de opwarming van tapwater, indien die hoeveelheid warmte afzonderlijk wordt bemeten en de leveringskosten daarvoor afzonderlijk worden gefactureerd.

Artikel 2.4 (salderen)

Indien aan een kleinverbruikaansluiting in 2023 elektriciteit wordt ingevoed op het elektriciteitsnet, vindt voor de toepassing van het volumeplafond bij het verstrekken van de eindfactuur de berekening van de hoeveelheid elektriciteit die in 2023 aan de kleinverbruikaansluiting is geleverd plaats met overeenkomstige toepassing van de wijze van berekening van het verbruik, bedoeld in artikel 31c, eerste of tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2.5 (verdeling volumeplafonds voor elektriciteit en gas over 2023)

Indien voor de levering van elektriciteit of gas een eindfactuur wordt verstrekt die betrekking heeft op een periode in 2023, bedraagt het deel van het volumeplafond over die periode de som van de van de in bijlage II opgenomen standaardvolumefracties per dag in 2023 voor elektriciteit of gas die van toepassing zijn op die periode.

Artikel 2.6 (opschortende voorwaarde)

De subsidie wordt verleend onder de volgende opschortende voorwaarden:

  • a. goedkeuring van de Europese Commissie in een procedure als bedoeld in artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot deze regeling;

  • b. instemming van de Staten-Generaal met het bij brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 november 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022 (Tiende incidentele suppletoire begroting inzake regelingen in verband met hoge energieprijzen), Kamerstukken II, vergaderjaar 2022/23, 36252.

Artikel 2.7 (staatssteun)

  • 1. De Minister maakt na de datum van subsidieverlening de gegevens bekend, bedoeld in paragraaf 3, onderdeel 76, van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 426/01).

  • 2. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, blijven ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

HOOFDSTUK 3. WIJZE VAN BEREKENEN EN SUBSIDIEBEDRAG

Artikel 3.1 (berekening hoogte subsidie voor elektriciteit)

Indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit maar niet voor gas, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:

waarbij kva, THEkva, CLEkva, PTE, TUK en OBE achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

THEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul;

CLEkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kWh per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per kWh die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

PTE: het plafondtarief voor elektriciteit;

TUK: een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 3.6;

OBE: de overschrijding van de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor elektriciteit ten opzichte van de historische referentiewaarde van de brutomarge voor elektriciteit in €, bepaald overeenkomstig bijlage III.

Artikel 3.2 (berekening hoogte subsidie voor gas)

Indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor gas maar niet voor elektriciteit, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:

waarbij kva, THGkva, CLGkva, PTG, TUK en OBG, achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

THGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul;

CLGkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per m3(n) die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid gas die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

PTG: het plafondtarief voor gas;

TUK: een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 3.6;

OBG: de overschrijding van de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor gas ten opzichte van de historische referentiewaarde van de brutomarge voor gas in €, bepaald overeenkomstig bijlage III.

Artikel 3.3 (berekening hoogte subsidie voor elektriciteit en gas samen)

Indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor zowel elektriciteit als gas, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:

waarbij kva, THEkva, CLEkva, PTE, TUK, THGkva, CLGkva, PTG en OBEG achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

THEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul;

CLEkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kWh per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per kWh die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

PTE: het plafondtarief voor elektriciteit;

TUK: een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 3.6;

THGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul;

CLGkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per m3(n) die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid gas die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

PTG: het plafondtarief voor gas;

OBEG: de overschrijdingen van de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor elektriciteit en gas ten opzichte van de historische referentiewaardes voor elektriciteit en gas in €, bepaald overeenkomstig bijlage III.

Artikel 3.4 (onderlinge verrekening overschrijding brutomargetoets bij elektriciteit en gas)

Indien subsidie is verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit of gas aan een subsidieontvanger die deel uitmaakt van een groep, wordt, indien dit door de subsidieontvanger bij de aanvraag is aangegeven, voor het berekenen van de overschrijding van de brutomarge, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2 of 3.3, de over- of onderschrijding van de historische benchmark van de subsidieontvanger overeenkomstig bijlage III verrekend:

  • a. indien sprake is van één andere subsidieontvanger die deel uitmaakt van de groep: de onder- of overschrijdingen van de historische benchmark van dat lid;

  • b. indien sprake is van meer dan één andere subsidieontvanger die deel uitmaakt van de groep: de onder- of overschrijdingen van de historische benchmark van elk van de andere leden van de groep.

Artikel 3.5 (berekening hoogte subsidie voor warmte)

Indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor warmte, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:

waarbij kva, THWkva, CLWkva, PTW TUK en NRW achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

THWkva: de totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor warmte en een ondergrens van nul;

CLWkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per GJ die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid warmte die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

PTW: het plafondtarief voor warmte;

TUK: een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 3.6;

NRW: de overschrijding van het in 2023 gerealiseerde rendement in € ten opzichte van het normrendement voor warmte in €, bepaald overeenkomstig bijlage III.

Artikel 3.6 (bepaling tegemoetkoming uitvoeringskosten)

De hoogte van de tegemoetkoming in de uitvoeringskosten, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, 3.3 en 3.5, wordt berekend volgens de formule:

waarbij DLOkva, kva en achtereenvolgens staan voor:

DLOkva: het aantal dagen in 2023 dat er een leveringsovereenkomst voor de levering van elektriciteit, gas of warmte is gesloten met de kleinverbruikaansluiting;

kva: kleinverbruikaansluiting;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

HOOFDSTUK 4. DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 4.1 (aanvraagtermijn)

  • 1. Een aanvraag voor subsidieverlening kan worden ingediend in de periode van 12 december 2022, 09:00 uur, tot 16 januari 2023, 17.00 uur.

  • 2. De aanvraag kan ook na de periode, genoemd in het eerste lid, binnen de volgende termijnen maar uiterlijk 15 november 2023, 17.00 uur, worden ingediend indien:

    • a. aan de aanvrager een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 95a van de Elektriciteitswet 1998: binnen twee maanden na verlening van die vergunning;

    • b. de aanvrager een overeenkomst tot het leveren van elektriciteit aan een groep afnemers heeft afgesloten als bedoeld in 95n van de Elektriciteitswet 1998: binnen twee maanden na ondertekening van die overeenkomst door alle partijen;

    • c. de aanvrager een buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit is aan ten hoogste 500 afnemers als bedoeld in artikel 95a, tweede lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998: binnen twee maanden na het beginnen met het leveren van elektriciteit aan die afnemers;

    • d. aan de aanvrager een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Gaswet: binnen twee maanden na verlening van die vergunning;

    • e. de aanvrager een buiten Nederland gevestigde leverancier van gas is aan ten hoogste 500 afnemers als bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel a, van de Gaswet: binnen twee maanden na het beginnen met leveren van gas aan die afnemers;

    • f. de aanvrager een leverancier is die een overeenkomst heeft tot het leveren van gas aan een groep afnemers als bedoeld in artikel 52c van de Gaswet: binnen twee maanden na ondertekening van de overeenkomst door alle partijen;

    • g. de aanvrager is begonnen met de levering van warmte als bedoeld in artikel 2 van de Warmtewet: binnen twee maanden na het begin van die levering.

Artikel 4.2 (vereiste gegevens bij aanvraag)

  • 1. Een aanvraag voor subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De aanvraag omvat in ieder geval:

    • a. gegevens over de subsidieaanvrager waaronder het nummer van registratie in het handelsregister, het post- en bezoekadres, en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een beschrijving van de methode van data-extractie uit de eigen administratie van de gegevens die gevraagd worden bij een aanvraag voor een voorschot;

    • d. een beschrijving van de wijze van toepassing van prijsplafond;

    • e. een verklaring over de juistheid van de bij de aanvraag overlegde gegevens die is ondertekend door de bestuurder van de subsidieaanvrager;

    • f. indien de subsidieaanvrager lid is van een groep: een opgave van de samenstelling van de groep.

  • 3. Indien de aanvraag de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit of gas betreft, gaat de aanvraag vergezeld van de bedrijfs-EAN-code, bedoeld in artikel 2.8.2, onderdeel a, van de Informatiecode elektriciteit en gas.

  • 4. Indien de aanvraag warmte betreft, gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. indien de subsidieaanvrager houder is van een vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, van de Warmtewet: een afschrift van de vergunning;

    • b. indien gevallen anders dan bedoeld in onderdeel a:

      • i. representatieve voorbeelden van de gehanteerde leveringsovereenkomsten voor warmte, in geanonimiseerde vorm;

      • ii. een beschrijving van het warmtenet met in ieder geval de locatie van het net op postcodeniveau en het aantal bemeten kleinverbruikaansluitingen voor warmte waarvoor de subsidieaanvrager leveringsovereenkomsten heeft afgesloten.

  • 5. De aanvraag gaat vergezeld van een verklaring waarmee de subsidieaanvrager ermee instemt dat een netbeheerder als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of een netbeheerder als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Gaswet op verzoek van de Minister voor de uitvoering van deze regeling periodiek in ieder geval gegevens verstrekt uit het centraal aansluitingenregister per bedrijfs-EAN over het:

    • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen;

    • b. het aantal kleinverbruikaansluitingen die wel in het centraal aansluitingenregister zijn opgenomen maar waarvoor nog geen standaardjaarafname, standaardjaarinvoeding of standaardjaarverbruik in het centraal aansluitingenregister is opgenomen;

    • c. het aantal kleinverbruikaansluitingen waarvoor de standaardjaarafname, verminderd met de standaarjaarinvoeding, of het standaardjaarverbruik hoger is dan 2.900 kWh of 1.200 m3(n);

    • d. het aantal kleinverbruikaansluitingen waarvoor de standaardjaarafname, verminderd met de standaardjaarinvoeding, of het standaardjaarverbruik gelijk aan of lager is dan 2.900 kWh of, respectievelijk 1.200 m3(n);

    • e. het gemiddelde van de standaardjaarafname, verminderd met de standaardjaarinvoeding, of het standaardjaarverbruik van de in onderdeel d bedoelde kleinverbruikaansluitingen.

Artikel 4.4 (beslistermijn)

  • 1. De Minister beslist op een aanvraag voor subsidieverlening binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd.

Artikel 4.5 (geen maximaal subsidiebedrag in beschikking subsidieverlening)

In de beschikking tot subsidieverlening wordt geen bedrag opgenomen waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 4.6 (afwijzingsgronden)

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • b. de subsidieaanvrager failliet is verklaard of hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4.7 (transparantie)

De Minister maakt zo spoedig mogelijk na een besluit tot subsidieverlening de naam van de subsidieontvanger en het inschrijvingsnummer in het handelsregister bekend.

HOOFDSTUK 5. VERPLICHTINGEN VOOR DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 5.1 (hanteren plafondtarieven bij termijnbedrag)

  • 1. Bij aanvang van de toepassing van het prijsplafond in een kalendermaand van 2023 verwerkt de subsidieontvanger dit in het voorstel voor het met ingang van die kalendermaand door de kleinverbruiker te betalen termijnbedrag, en stelt het termijnbedrag overeenkomstig bij indien toepassing van het prijsplafond leidt tot verlaging van het termijnbedrag, tenzij de kleinverbruiker aangeeft daar niet mee in te stemmen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de subsidieontvanger het voorstel tot bijstelling van het termijnbedrag ten hoogste één kalendermaand later doen dan bedoeld in het eerste lid, indien de subsidieontvanger kan aantonen dat eerdere bijstelling redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 5.2 (hanteren plafondtarieven bij eindfactuur)

  • 1. Indien het plafondtarief in een periode in 2023 lager was dan het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit, gas of warmte, bedoeld artikel 3.1, 3.2, 3.3 of 3.5, in die periode, past de subsidieontvanger het prijsplafond toe bij de elektriciteit, gas of warmte die in die periode is geleverd aan een kleinverbruikaansluiting en waarvoor een eindfactuur is verstrekt.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid neemt de subsidieontvanger in de eindfactuur het bedrag op waarmee de eindfactuur is aangepast vanwege de toepassing van het prijsplafond, indien toepassing van het prijsplafond aan de orde was in de periode waar de eindfactuur op ziet.

  • 3. De periode waar een eindfactuur voor de levering van elektriciteit, gas of warmte aan een kleinverbruikaansluiting op ziet, bedraagt ten minste één kalendermaand, tenzij de subsidieontvanger gedurende minder dan één kalendermaand, gerekend vanaf de vorige eindfactuur, elektriciteit, gas of warmte heeft geleverd aan de kleinverbruikaansluiting.

Artikel 5.3 (administratieve verplichtingen)

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit op elk moment op een eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat hij voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen.

  • 2. De subsidieontvanger bewaart de administratie tot tien jaar na de datum van de beschikking tot de subsidievaststelling.

Artikel 5.4 (evaluatie)

De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie door de Minister van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 5.5 (gegevens voor correctie voorschot)

Voor het maandelijks corrigeren van het cumulatieve voorschot, bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger na afloop van een kalendermaand waarvoor hij een voorschot heeft ontvangen, aan de Minister gegevens over:

  • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen waaraan in die voorgaande kalendermaand elektriciteit of gas is geleverd;

  • b. de hoeveelheid elektriciteit in kWh of gas in m3(n) die in die voorgaande kalendermaand is geleverd aan kleinverbruikaansluitingen, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • c. voor elektriciteit: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kWh per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per kWh die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting, gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • d. voor gas: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per m3(n) die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid gas die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • e. voor alle kleinverbruikaansluitingen waarvoor in die voorgaande maand eindfactuur is verstrekt, opgeteld het voorschot dat is verstrekt in de periode waar de eindfactuur op ziet.

Artikel 5.6 (gegevens accountant)

  • 1. De subsidieontvanger verstrekt aan de Minister een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant over de getrouwheid van:

    • a. voor elektriciteit of gas: de gegevens van de eerste aanvraag voor een voorschot, binnen vier maanden na indiening van die aanvraag, indien het totaalbedrag aan te verstrekken voorschotten naar verwachting € 125.000 of meer zal bedragen;

    • b. voor warmte: de gegevens van de aanvraag voor het voorschot binnen vier maanden na de indiening van die aanvraag indien het bedrag aan te verstrekken voorschotten naar verwachting € 125.000 of meer zal bedragen.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt aan de Minister een verklaring van een onafhankelijk en ter zake kundig persoon over de getrouwheid van:

    • a. voor elektriciteit of gas: de gegevens van de eerste aanvraag voor een voorschot, binnen vier maanden na indiening van die aanvraag, indien het totaalbedrag aan te verstrekken voorschotten naar verwachting minder dan € 125.000 zal bedragen;

    • b. voor warmte: de gegevens van de aanvraag voor het voorschot, binnen vier maanden na de indiening van die aanvraag, indien het bedrag aan te verstrekken voorschotten naar verwachting minder dan € 125.000 zal bedragen.

  • 3. Voor het verstrekken van het rapport van feitelijke bevindingen, bedoeld in het eerste lid, of de verklaring van een onafhankelijk en ter zake kundig persoon, bedoeld in het tweede lid, wordt gebruikgemaakt van een door de Minister ter beschikking gesteld model of een door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar document.

  • 4. Indien bij de controle op de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden en verplichtingen onregelmatigheden worden geconstateerd, kan de Minister van de subsidieontvanger een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant verlangen, opgesteld volgens de door de Minister gegeven aanwijzingen.

Artikel 5.7 (overige gegevensverstrekking)

  • 1. De subsidieontvanger deelt onverwijld de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot faillietverklaring van hem, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen over hem schriftelijk mee aan de Minister.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt op verzoek aan de Minister alle overige bescheiden, gegevens of inlichtingen die nodig zijn voor een beslissing over de subsidie.

Artikel 5.8 (aansluiting buitengerechtelijke geschillencommissie)

De subsidieontvanger is aangesloten bij een instantie voor buitengerechtelijke geschilbeslechting die bevoegd is klachten te behandelen van kleinverbruikers tegen leveranciers over de toepassing van deze regeling.

Artikel 5.9 (wettelijke conformiteit contractuele leveringstarieven)

Voor de toepassing van deze regeling dienen de door de subsidieontvanger gehanteerde contractuele leveringstarieven voor elektriciteit, gas of warmte te voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 95b van de Elektriciteitswet 1998, artikel 44 van de Gaswet of artikel 5 van de Warmtewet.

HOOFDSTUK 6 BEVOORSCHOTTING

§ 6.1 Bevoorschotting elektriciteit en gas

Artikel 6.1.1 (verstrekking voorschot elektriciteit of gas)

De Minister verstrekt in 2023 maandelijks een voorschot voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit of gas op maandelijks in te dienen aanvragen.

Artikel 6.1.2 (correctie voorschot elektriciteit of gas)
  • 1. Het cumulatieve voorschot van alle reeds verstrekte voorschotten wordt maandelijks ambtshalve gecorrigeerd aan de hand van de eindfacturen die in die kalendermaand zijn verstrekt, totdat het cumulatieve voorschot is gecorrigeerd voor alle eindfacturen waarbij toepassing van het prijsplafond aan orde was in de periode waar de eindfactuur op ziet.

  • 2. Een reeds verstrekt voorschot kan op verzoek van de subsidieontvanger achteraf eenmalig worden gecorrigeerd:

    • a. aan kleinverbruikaansluitingen waarvoor op het moment van indiening van de aanvraag voor dat voorschot nog geen sprake was van een leveringsovereenkomst; of

    • b. indien sprake is van andere wijzigingen die substantiële invloed kunnen hebben op de hoogte van dat voorschot, met uitzondering van de in het eerste lid bedoelde correcties aan de hand van de eindfacturen.

Artikel 6.1.3 (berekening voorschot elektriciteit)

De hoogte van het maandelijkse voorschot voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit wordt berekend volgens de formule:

waarbij TC, kva, VHEtc,kva, VLEtc,kva, PTE, TUKv, achtereenvolgens staan voor:

TC: tariefcohort, waarbinnen de subsidieontvanger alle kleinverbruikaansluitingen plaatst met een contractueel leveringstarief dat binnen deze bandbreedte valt en waartegen naar verwachting elektriciteit zal worden geleverd in de kalendermaand waarvoor de aanvraag voor een voorschot is ingediend;

kva: kleinverbruikaansluiting;

VHEtc,kva: de verwachte hoeveelheid te leveren elektriciteit in kWh per kleinverbruikaansluiting, op basis van de in het centraal aansluitingenregister geregistreerde standaardjaarafname, bepaald per kleinverbruikaansluiting, verminderd met de in het centraal aansluitingenregister geregistreerde standaardjaarinvoeding voor die kleinverbruikaansluiting. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van 1/12e van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul. Voor de standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding wordt uitgegaan van de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen.

VLEtc: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kleinverbruikaansluiting in de betreffende kalendermaand, gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluitingen zal worden geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden;

PTE: het plafondtarief voor elektriciteit;

TUKv: een bedrag als voorschot voor een tegemoetkoming in de te maken uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 6.1.5;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting binnen een tariefcohort voor alle kleinverbruikaansluitingen binnen dat tariefcohort;

: de som van het bedrag per tariefcohort voor alle tariefcohorten.

Artikel 6.1.4 (berekening voorschot gas)

De hoogte van het maandelijkse voorschot voor de toepassing van het prijsplafond voor gas wordt berekend volgens de formule:

waarbij TC, kva, VHGtc,kva, VLGtc,kva, PTG, TUKv, achtereenvolgens staan voor:

TC: tariefcohort waarbinnen de subsidieontvanger alle kleinverbruikaansluitingen plaatst met een contractueel leveringstarief dat binnen deze bandbreedte valt en waartegen naar verwachting gas zal worden geleverd in de kalendermaand waarvoor de aanvraag voor een voorschot is ingediend;

kva: kleinverbruikaansluiting;

VHGtc,kva: de verwachte hoeveelheid te leveren gas in m3(n) per kleinverbruiker, op basis van het standaardjaarverbruik, op basis van het in het centraal aansluitingenregister geregistreerde standaardjaarverbruik, bepaald per kleinverbruikaansluiting. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van 1/12e van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul. Voor het standaardjaarverbruik wordt uitgegaan van de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen;

VLGtc: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting in de kalendermaand waarvoor een voorschot is ingediend, gewogen naar de hoeveelheid gas die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluitingen zal worden geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden;

PTG: het plafondtarief voor gas;

TUKv: een bedrag als voorschot voor een tegemoetkoming in de te maken uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 6.1.5;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting binnen een tariefcohort voor alle kleinverbruikaansluitingen binnen dat tariefcohort.

: de som van het bedrag per tariefcohort voor alle tariefcohorten.

Artikel 6.1.5 (bepaling voorschot tegemoetkoming uitvoeringskosten)

De hoogte van het bedrag als voorschot voor een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten, bedoeld in de artikelen 6.1.3 en 6.1.4, wordt berekend volgens de formule:

waarbij kva en achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

Artikel 6.1.6 (dynamische prijsproducten elektriciteit of gas)

Indien een contractueel leveringstarief voor de kalendermaand waarvoor een aanvraag voor een voorschot wordt ingediend, niet bekend is op moment van indienen van de aanvraag, wordt het contractuele leveringstarief voor die kleinverbruikaansluiting berekend aan de hand van de op dag, voorafgaand aan indiening van de aanvraag, gepubliceerde:

  • a. voor elektriciteit: NLB-Dutch Power Financial Base Futures settlement prijzen, month ahead, end of day, voor de kalendermaand waar de aanvraag voor een voorschot op ziet, omgerekend naar kWh elektriciteit;

  • b. voor gas: TFM-Dutch TTF Natural Gas Base Load Dutch settlement prijzen, month ahead, end of day, voor de kalendermaand waar de aanvraag voor een voorschot op ziet, omgerekend naar m3(n) gas.

Artikel 6.1.7 (indienen aanvraag voorschot elektriciteit of gas)
  • 1. De aanvraag voor eerste voorschot wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag voor subsidieverlening.

  • 2. De aanvraag voor het tweede en het daaropvolgende voorschot wordt ingediend uiterlijk op de vijftiende dag, om 17:00 uur, van de kalendermaand die voorafgaat aan de kalendermaand waarop het voorschot betrekking heeft.

Artikel 6.1.8 (gegevens aanvraag voorschot elektriciteit of gas)
  • 1. Een aanvraag voor een voorschot wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen waarvoor volgens de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen;

    • b. het aantal kleinverbruikaansluitingen per tariefcohort waarvoor de toepassing van het prijsplafond aan de orde is in de kalendermaand waarvoor het voorschot wordt aangevraagd;

    • c. voor elektriciteit: de verwachte hoeveelheid elektriciteit in kWh per kleinverbruikaansluiting, verminderd met de in standaardjaarinvoeding voor die kleinverbruikaansluiting, waarbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van 1/12e van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul en waarbij voor de standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding wordt uitgegaan van de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen;

    • d. voor elektriciteit: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kleinverbruikaansluiting in de kalendermaand waarvoor het voorschot wordt aangevraagd, gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluitingen zal worden geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden;

    • e. voor gas: de verwachte hoeveelheid gas in m3(n) per kleinverbruikaansluiting, waarbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van 1/12e van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul en waarbij voor het standaardjaarverbruik wordt uitgegaan van de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen;

    • f. voor gas: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting in de kalendermaand waarvoor een voorschot is ingediend, gewogen naar de hoeveelheid gas die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluitingen zal worden geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden.

Artikel 6.1.9 (beslistermijn aanvraag voorschot elektriciteit of gas)
  • 1. De Minister geeft een beschikking op een aanvraag voor een voorschot binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd.

§ 6.2 Bevoorschotting warmte

Artikel 6.2.1 (verstrekking voorschot voor warmte)

De Minister verstrekt op aanvraag één keer in 2023 een voorschot voor de toepassing van het prijsplafond voor warmte.

Artikel 6.2.2 (correctie voorschot warmte)

Het jaarlijkse voorschot kan op verzoek van de subsidieontvanger worden gecorrigeerd bij wijzigingen van het aantal kleinverbruikaansluitingen of een contractueel leveringstarief.

Artikel 6.2.3 (berekening voorschot warmte)

De hoogte van het jaarlijkse voorschot wordt berekend volgens de formule:

Waarbij KVA, VHWkva, VLWkva, PTW, TUKv en achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

VHWkva: de verwachte hoeveelheid te leveren warmte in GJ per kleinverbruikaansluiting. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor warmte en een ondergrens van nul;

VLWkva: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ per kleinverbruikaansluiting in 2023, gewogen naar de hoeveelheid warmte die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluiting zal worden geleverd in 2023, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden;

PTW: het plafondtarief voor warmte;

TUKv: een bedrag als voorschot voor een tegemoetkoming in de te maken uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 6.2.4;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

Artikel 6.2.4 (bepaling voorschot tegemoetkoming uitvoeringskosten)

De hoogte van het bedrag als voorschot voor een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 6.2.3, wordt berekend volgens de formule:

waarbij kva en achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

Artikel 6.2.5 (berekeningswijze kwartaalbedrag warmte)
  • 1. Het voorschot wordt per kwartaal in 2023 uitbetaald.

  • 2. Het kwartaalbedrag wordt in gelijke delen uitbetaald op basis van de volgens artikel 6.2.2 berekende hoogte van het voorschot.

Artikel 6.2.6 (gegevens aanvraag voorschot warmte)
  • 1. De aanvraag voor een voorschot wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag voor subsidieverlening.

  • 2. De aanvraag voor een voorschot wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3. De aanvraag omvat in ieder geval een raming van:

    • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen;

    • b. de hoeveelheid naar verwachting te leveren warmte binnen het volumeplafond voor warmte;

    • c. het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ per kleinverbruikaansluiting in 2023, gewogen naar de hoeveelheid warmte die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluiting zal worden geleverd in 2023, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden.

Artikel 6.2.7 (beslistermijn aanvraag voorschot voor warmte)
  • 1. De Minister geeft een beschikking op een aanvraag voor een voorschot binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd.

HOOFDSTUK 7. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 7.1 (indienen aanvraag voor subsidievaststelling)

Een subsidieontvanger dient uiterlijk 30 juni 2025, 17:00 uur, een aanvraag in voor subsidievaststelling voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit, gas of warmte.

Artikel 7.2 (gegevens aanvraag subsidievaststelling)

  • 1. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de hoeveelheid elektriciteit, gas of warmte in kWh, m3(n) of GJ die in 2023 aan kleinverbruikaansluitingen is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

    • b. het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit of gas in € per kWh of m3(n), gewogen naar de totale hoeveelheid elektriciteit of gas die in 2023 aan kleinverbruikaansluitingen is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en waarvoor een eindfactuur is verstrekt;

    • c. voor warmte: het contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ, gewogen naar de hoeveelheid warmte die in 2023 aan kleinverbruikaansluitingen is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

    • d. voor elektriciteit of gas: de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor elektriciteit of gas per kleinverbruikaansluiting in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

    • e. voor elektriciteit of gas: de historische referentiewaarde voor elektriciteit of gas in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

    • f. voor warmte: het in 2023 gerealiseerde rendement per kleinverbruikaansluiting in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

    • g. voor warmte: het normrendement in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

    • h. het aantal kleinverbruikaansluitingen waaraan in 2023 elektriciteit, gas of warmte is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt, gewogen naar het aantal dagen waarvoor een leveringsovereenkomst was;

    • i. een beschrijving van de methode van data-extractie uit de eigen administratie van de gegevens die gevraagd worden bij de subsidievaststelling.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van een product van een accountant over de getrouwheid van de gegevens in de aanvraag, met gebruikmaking van een door de Minister ter beschikking gesteld model of een door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar document, indien het totaal aan verstrekte voorschotten € 125.000 of meer bedraagt.

Artikel 7.3 (beslistermijn aanvraag subsidievaststelling)

De Minister beslist op een aanvraag voor subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 (inwerkingtreding en vervaldatum)

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 8.2 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 december 2022

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

BIJLAGE I BIJ ARTIKEL 1.1 (TARIEFCOHORTEN ELEKTRICITEIT EN GAS)

A. Tariefcohorten voor elektriciteit

Tariefcohort

Contractueel leveringstarief voor elektriciteit in € per kWh

1

0,00000 – 0,24755

2

0,24756 – 0,37132

3

0,37133 – 0,49510

4

0,49511 – 0,61888

5

0,61889 – 0,74265

6

0,74266 – >

7

Dynamisch E

B. Tariefcohorten voor gas

Tariefcohort

Contractueel leveringstarief voor gas in € per m3(n)

1

0,00000 – 0,85734

2

0,85735 – 1,14312

3

1,14313 – 1,42890

4

1,42891 – 1,71468

5

1,71469 – 2,00046

6

2,00047 – 2,28624

7

2,28625 – 2,57202

8

2,57703 – >

9

Dynamisch

BIJLAGE II BIJ ARTIKEL 2.5 (STANDAARDVOLUMEFRACTIES ELEKTRICITEIT EN GAS)

Datum

Standaardvolumefracties elektriciteit in kWh per dag

Standaardvolumefracties gas in m3(n) per dag

1-1-2023

11,32162900

7,17361783

2-1-2023

11,15177600

7,29365989

3-1-2023

10,81476700

7,50814813

4-1-2023

10,93314500

7,46678924

5-1-2023

10,86780800

7,40948305

6-1-2023

10,87436200

7,12583471

7-1-2023

11,54701700

7,06297627

8-1-2023

11,60925100

6,90513601

9-1-2023

10,88819500

6,93128915

10-1-2023

10,61173800

6,90517760

11-1-2023

10,73533600

6,94681715

12-1-2023

10,60631500

6,92379916

13-1-2023

10,79156700

6,69227866

14-1-2023

11,52297600

6,74976235

15-1-2023

11,61777700

6,72370085

16-1-2023

10,77973500

6,90239464

17-1-2023

10,63714200

6,96068977

18-1-2023

10,59271400

7,08851374

19-1-2023

10,38980100

7,00058675

20-1-2023

10,79887500

6,98597455

21-1-2023

11,48632000

7,12991528

22-1-2023

11,56305400

7,19546986

23-1-2023

10,81598500

7,43678302

24-1-2023

10,70622000

7,35814823

25-1-2023

10,71080200

7,49728597

26-1-2023

10,40520000

7,56062596

27-1-2023

10,61643600

7,31163871

28-1-2023

11,46352600

7,23298964

29-1-2023

11,44830100

7,10172329

30-1-2023

10,70221800

7,19504536

31-1-2023

10,48935800

7,37483185

1-2-2023

10,51908300

7,39434818

2-2-2023

10,18677200

7,16656154

3-2-2023

10,31648900

6,79139149

4-2-2023

11,26104800

6,76650941

5-2-2023

11,52149700

6,53328173

6-2-2023

10,64659600

6,69376133

7-2-2023

10,33000300

6,97538503

8-2-2023

10,29848000

7,14112236

9-2-2023

10,12027500

7,22550605

10-2-2023

10,28937400

7,18161464

11-2-2023

11,05955600

6,99223027

12-2-2023

11,25191300

6,85136720

13-2-2023

10,30425100

7,05662366

14-2-2023

9,68817500

7,02768284

15-2-2023

9,76105200

6,75782404

16-2-2023

9,70818500

6,56174147

17-2-2023

9,72346800

6,48236336

18-2-2023

10,12584300

6,51979424

19-2-2023

10,08817200

6,62183914

20-2-2023

9,58220900

6,62736338

21-2-2023

8,82243800

6,68609065

22-2-2023

8,86422700

6,69458268

23-2-2023

9,13154900

6,53537825

24-2-2023

9,08369900

6,25175401

25-2-2023

9,61544300

6,08763773

26-2-2023

9,93061500

5,98658881

27-2-2023

9,21689600

6,18420619

28-2-2023

8,56468600

6,21955242

1-3-2023

8,70826500

6,33414223

2-3-2023

9,02465500

6,39203580

3-3-2023

9,01818800

6,38074567

4-3-2023

9,73240000

6,13337130

5-3-2023

10,16104900

5,81858212

6-3-2023

9,08596100

5,87373527

7-3-2023

8,57300900

5,63116308

8-3-2023

8,85349700

5,49814379

9-3-2023

8,85906500

5,41436083

10-3-2023

8,87069400

5,35144112

11-3-2023

9,60859900

5,42000910

12-3-2023

9,75162700

5,14192746

13-3-2023

8,77992400

5,34588974

14-3-2023

8,48049900

5,30233717

15-3-2023

8,69921700

5,05722134

16-3-2023

8,66334400

4,85703858

17-3-2023

8,59847100

4,86955706

18-3-2023

9,25056500

4,99931970

19-3-2023

9,21182100

4,96335972

20-3-2023

8,55572500

5,06943626

21-3-2023

8,33257000

5,06784216

22-3-2023

8,13003400

4,96086198

23-3-2023

8,21451100

4,84258328

24-3-2023

8,03117300

4,53696997

25-3-2023

8,64748100

4,37508967

26-3-2023

8,28773600

4,55934398

27-3-2023

7,73401000

4,49977616

28-3-2023

7,08122000

4,55496799

29-3-2023

7,41875100

4,19289924

30-3-2023

7,40465700

3,69225967

31-3-2023

7,59298300

3,47473025

1-4-2023

8,07977700

3,37406227

2-4-2023

8,13702300

3,13616214

3-4-2023

7,34285800

3,42950266

4-4-2023

7,05349600

3,86348970

5-4-2023

7,27050300

4,17129634

6-4-2023

7,10018600

4,00487330

7-4-2023

7,30399800

3,56402630

8-4-2023

8,01913800

3,47990668

9-4-2023

7,75845700

3,10103989

10-4-2023

7,37583100

3,12204805

11-4-2023

6,96301600

3,29015648

12-4-2023

6,94666000

3,43146997

13-4-2023

6,64769900

3,68846788

14-4-2023

6,72263500

3,32933110

15-4-2023

7,41619900

3,06104812

16-4-2023

7,03528400

2,81264011

17-4-2023

6,67600300

2,96244690

18-4-2023

6,30338200

2,93833466

19-4-2023

6,22386400

2,89785233

20-4-2023

6,25556100

2,51750236

21-4-2023

6,18833900

2,17274600

22-4-2023

6,83083400

2,00642815

23-4-2023

6,59230900

1,86792547

24-4-2023

6,25358900

1,83656459

25-4-2023

5,97942300

1,86647537

26-4-2023

5,98122100

1,95518306

27-4-2023

6,70242200

1,91831654

28-4-2023

6,40180800

2,09209433

29-4-2023

6,81038900

2,01671410

30-4-2023

6,82773100

1,81858578

1-5-2023

6,16682100

1,60206209

2-5-2023

6,17850800

1,61957664

3-5-2023

6,14391100

1,60384111

4-5-2023

6,18793300

1,69101241

5-5-2023

6,03635000

1,64236650

6-5-2023

6,55603000

1,57653253

7-5-2023

6,46882700

1,32181553

8-5-2023

5,90440000

1,35462656

9-5-2023

5,74008600

1,15338499

10-5-2023

5,77752500

1,12296589

11-5-2023

5,73634500

1,18614508

12-5-2023

5,71044800

1,26037852

13-5-2023

6,29456600

1,12140696

14-5-2023

6,31005200

1,21073387

15-5-2023

5,79147400

1,24500910

16-5-2023

5,65969800

1,19675960

17-5-2023

5,55512400

1,18517618

18-5-2023

6,25219700

1,02318482

19-5-2023

5,74345000

0,96128749

20-5-2023

6,01042400

0,81580730

21-5-2023

6,21066900

0,88714532

22-5-2023

5,66703500

0,90468481

23-5-2023

5,61570500

0,86958610

24-5-2023

5,44538800

0,85710858

25-5-2023

5,44266200

0,83091895

26-5-2023

5,23247000

0,84871555

27-5-2023

5,49480400

0,79069552

28-5-2023

5,64795300

0,81712562

29-5-2023

5,55866200

0,77404646

30-5-2023

5,28040700

0,71923118

31-5-2023

5,31802000

0,69844573

1-6-2023

5,48421900

0,67137725

2-6-2023

5,41140000

0,65331774

3-6-2023

5,60648300

0,65264522

4-6-2023

5,50402600

0,69033146

5-6-2023

5,19085500

0,68549868

6-6-2023

5,09965000

0,68327159

7-6-2023

5,29888000

0,67334834

8-6-2023

5,24386700

0,66710720

9-6-2023

5,31543900

0,68183083

10-6-2023

5,69287400

0,62803514

11-6-2023

5,64195000

0,64351399

12-6-2023

5,17858800

0,62778155

13-6-2023

5,13201400

0,62322211

14-6-2023

5,33687000

0,60647658

15-6-2023

5,31201700

0,59900252

16-6-2023

5,31671500

0,62671348

17-6-2023

5,41656200

0,56840167

18-6-2023

5,57040700

0,63051601

19-6-2023

5,26315200

0,60524975

20-6-2023

5,10965500

0,60381470

21-6-2023

5,20518100

0,58480050

22-6-2023

5,31610600

0,60646592

23-6-2023

5,24691200

0,63832346

24-6-2023

5,46119300

0,61693966

25-6-2023

5,54683000

0,62504214

26-6-2023

5,21466400

0,57042036

27-6-2023

5,08152500

0,56796326

28-6-2023

5,07801600

0,56537989

29-6-2023

5,04472400

0,57959834

30-6-2023

4,97903900

0,56227690

1-7-2023

5,47317000

0,55953127

2-7-2023

5,53859400

0,58038446

3-7-2023

5,16463900

0,56613260

4-7-2023

5,03283400

0,55614494

5-7-2023

5,09341500

0,54503117

6-7-2023

4,98214200

0,54999786

7-7-2023

5,01157700

0,54674671

8-7-2023

5,44889700

0,55009128

9-7-2023

5,57084200

0,59383794

10-7-2023

5,20776200

0,55603008

11-7-2023

5,10919100

0,56114256

12-7-2023

5,08436700

0,57363995

13-7-2023

5,07279600

0,56241896

14-7-2023

5,03268900

0,57818165

15-7-2023

5,28174100

0,54429919

16-7-2023

5,39997400

0,56796701

17-7-2023

5,03834400

0,54732128

18-7-2023

5,09770700

0,54812870

19-7-2023

5,10301400

0,54021942

20-7-2023

5,21962300

0,54267691

21-7-2023

5,11049600

0,53977651

22-7-2023

5,46119300

0,53848460

23-7-2023

5,34635300

0,56499448

24-7-2023

5,00244200

0,54719500

25-7-2023

5,04281000

0,54254719

26-7-2023

5,06943200

0,54281489

27-7-2023

5,10692900

0,54540694

28-7-2023

5,10637800

0,53281530

29-7-2023

5,46783400

0,53998415

30-7-2023

5,23450000

0,56067566

31-7-2023

5,06012300

0,54111043

1-8-2023

4,92190900

0,53567102

2-8-2023

4,96346600

0,53514000

3-8-2023

4,91486200

0,53514000

4-8-2023

5,14442600

0,52530000

5-8-2023

5,63165500

0,53374975

6-8-2023

5,55683500

0,54899698

7-8-2023

5,54105900

0,54093034

8-8-2023

5,22208800

0,54227080

9-8-2023

5,34441000

0,54683204

10-8-2023

5,44475000

0,54717354

11-8-2023

5,54958500

0,54480494

12-8-2023

6,04594900

0,54031513

13-8-2023

6,09814900

0,56252779

14-8-2023

5,94598600

0,55014626

15-8-2023

5,62916100

0,54058578

16-8-2023

5,64998300

0,53738905

17-8-2023

5,85652100

0,55425887

18-8-2023

5,71830700

0,54794138

19-8-2023

5,92873100

0,54873619

20-8-2023

6,14852200

0,56150334

21-8-2023

5,80562600

0,54844692

22-8-2023

5,72848600

0,55896661

23-8-2023

5,76264800

0,56550066

24-8-2023

5,77308800

0,56825630

25-8-2023

5,84956100

0,57024144

26-8-2023

6,01854400

0,56373832

27-8-2023

6,44353900

0,60008246

28-8-2023

5,89175600

0,58213879

29-8-2023

5,89816500

0,62706535

30-8-2023

5,99482200

0,62469466

31-8-2023

5,90005000

0,61423171

1-9-2023

6,01277300

0,58928904

2-9-2023

6,25158800

0,55941635

3-9-2023

6,67258100

0,63402464

4-9-2023

6,02657700

0,65885335

5-9-2023

5,96419800

0,65388412

6-9-2023

6,18952800

0,65097845

7-9-2023

6,09034800

0,65822159

8-9-2023

6,06213100

0,65170182

9-9-2023

6,54283500

0,61614016

10-9-2023

6,75091000

0,68267237

11-9-2023

6,26037500

0,67214809

12-9-2023

6,25489400

0,67865315

13-9-2023

6,37208300

0,74551014

14-9-2023

6,19747400

0,84495514

15-9-2023

6,28096500

0,85738520

16-9-2023

6,63340200

0,80558136

17-9-2023

6,92862200

0,89469236

18-9-2023

6,56632500

0,90856757

19-9-2023

6,46775400

0,90476510

20-9-2023

6,48054300

0,89446666

21-9-2023

6,60970900

0,83622768

22-9-2023

6,77390700

0,83826014

23-9-2023

6,94770400

0,81265447

24-9-2023

7,66876000

0,94133995

25-9-2023

7,09464700

0,95566073

26-9-2023

6,92119800

0,96630580

27-9-2023

7,16523300

0,96224534

28-9-2023

7,45346400

1,02139183

29-9-2023

7,58492100

1,11909116

30-9-2023

8,00623300

1,24319872

1-10-2023

8,71058500

1,57043478

2-10-2023

7,89849800

1,76777894

3-10-2023

7,67560400

1,81455061

4-10-2023

7,97157800

1,90907052

5-10-2023

7,94144700

1,99894022

6-10-2023

8,09909100

2,11086835

7-10-2023

8,63011000

2,07794884

8-10-2023

8,97590600

1,90463772

9-10-2023

8,25931600

2,04317806

10-10-2023

7,98552700

2,10946619

11-10-2023

8,30473000

2,21119639

12-10-2023

8,10747200

2,32430322

13-10-2023

8,21381500

2,31905846

14-10-2023

8,71287600

2,36815397

15-10-2023

8,94331000

2,29131431

16-10-2023

8,42360100

2,61299417

17-10-2023

8,18330700

2,75403059

18-10-2023

8,45019400

2,94665803

19-10-2023

8,33970400

2,89336418

20-10-2023

8,52455000

2,95666906

21-10-2023

9,09660400

3,07442792

22-10-2023

9,08636700

2,90511974

23-10-2023

8,85480200

3,05840303

24-10-2023

8,46805800

3,16726820

25-10-2023

8,56027800

3,18810383

26-10-2023

8,58423200

3,11528614

27-10-2023

8,68497800

3,27989460

28-10-2023

9,45321700

3,41381906

29-10-2023

10,47178400

3,48598024

30-10-2023

9,40272800

3,56958755

31-10-2023

9,40159700

3,62275514

1-11-2023

9,64609600

3,76247078

2-11-2023

9,56979700

3,79335062

3-11-2023

9,58792200

3,67880611

4-11-2023

10,24329300

3,63490626

5-11-2023

10,32089700

3,78758707

6-11-2023

9,67933000

3,97212916

7-11-2023

9,62968200

4,17706524

8-11-2023

9,88349000

4,24792609

9-11-2023

9,78958800

4,39175154

10-11-2023

9,86165300

4,41613518

11-11-2023

10,46984100

4,59637202

12-11-2023

10,54123900

4,63698242

13-11-2023

10,24369900

4,71957740

14-11-2023

9,94386800

4,78600768

15-11-2023

9,96872100

4,81466141

16-11-2023

10,02399500

4,96622921

17-11-2023

10,03695800

5,05569503

18-11-2023

10,65808000

5,23945098

19-11-2023

10,69412700

5,34327938

20-11-2023

10,37849100

5,68601556

21-11-2023

10,11856400

5,74850358

22-11-2023

10,04974700

5,61756916

23-11-2023

10,19190500

5,43609485

24-11-2023

10,30900700

5,55160963

25-11-2023

11,05952700

5,61753797

26-11-2023

11,12013700

5,57948740

27-11-2023

10,70485700

5,70469898

28-11-2023

10,25706800

5,77639088

29-11-2023

10,48367400

5,93504257

30-11-2023

10,75227200

6,04070029

1-12-2023

11,03664600

6,09285304

2-12-2023

11,44508200

6,15886988

3-12-2023

11,65681100

6,18658619

4-12-2023

11,28195700

6,38676769

5-12-2023

10,82645400

6,39470252

6-12-2023

11,11390200

6,37163657

7-12-2023

11,25359500

6,46708343

8-12-2023

11,48191200

6,57854221

9-12-2023

11,78528100

6,71702590

10-12-2023

11,99434200

6,71854288

11-12-2023

11,30495400

6,64992443

12-12-2023

11,10178000

6,51386155

13-12-2023

11,21087800

6,56892960

14-12-2023

11,07965300

6,72261404

15-12-2023

11,24796900

6,80619704

16-12-2023

11,86970000

6,78389740

17-12-2023

12,15094200

6,58253207

18-12-2023

11,45775500

6,49862754

19-12-2023

11,43960100

6,51519817

20-12-2023

11,48855300

6,80140727

21-12-2023

11,51189800

7,02736985

22-12-2023

11,26945800

6,77435087

23-12-2023

11,66771500

6,69063300

24-12-2023

12,17614300

6,41995350

25-12-2023

12,18565500

6,63312469

26-12-2023

12,18597400

6,89685004

27-12-2023

11,79859200

7,14043776

28-12-2023

11,88011100

7,24106764

29-12-2023

11,37562700

7,19102346

30-12-2023

11,42733400

7,14543568

31-12-2023

10,62377300

6,88440509

BIJLAGE III BIJ DE ARTIKELEN 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 EN 7.2, TWEEDE LID (BRUTOMARGE ELEKTRICITEIT EN GAS EN RENDEMENT WARMTE)

A Brutomargetoets voor elektriciteit en gas

Eventuele overschrijdingen van de van de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor elektriciteit en gas ten opzichte van de historische referentiewaardes voor elektriciteit of gas, moeten worden bepaald op grond van de artikelen 3.1 tot en met 3.4, van deze regeling.

Voor warmte moet de eventuele overschrijding van het in 2023 gerealiseerde rendement ten opzichte van het historische rendement voor warmte worden bepaald op grond van artikel 3.5.

Op grond van artikel 7.2 moeten voor elektriciteit of gas de in 2023 gerealiseerde brutomarge en de historische referentiewaarde worden bepaald, en voor warmte het in 2023 gerealiseerde rendement en het normrendement.

Voor de in deze bijlage gehanteerde begrippen wordt verwezen naar de definities opgenomen tabellen.

In de brutomargetoets wordt gewerkt exclusief BTW en exclusief Energiebelasting (EB) en Opslag Duurzame Energie – en klimaattransitie (ODE). De subsidieontvanger dient zowel historisch als voor 2023, op een consistente wijze de verslaggevings- en waarderingsgrondslagen (bijvoorbeeld IFRS/Dutch GAAP) toe te passen.

De brutomargetoets wordt apart uitgevoerd voor de subsidievaststelling elektriciteit, subsidievaststelling gas. Voor de subsidievaststelling warmte wordt gebruik gemaakt van een rendementstoets (zie B. Rendementstoets Warmte).

Subsidievaststelling elektriciteit en gas

Indien subsidie wordt verstrekt voor toepassing van het prijsplafond voor zowel elektriciteit als gas, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:

Subsidievaststelling elektriciteit en gas = A) Subsidie exclusief brutomargetoets – B) Overschrijding Bruto Winstmarge Elektriciteit en Gas samen

  • A. Subsidie exclusief brutomargetoets

    • Subsidie exclusief brutomargetoets voor elektriciteit;

    • Plus subsidie exclusief brutomargetoets voor gas, overeenkomstig artikel 3.3 en artikel 3.6.

  • B. OBEG (Overschrijding Brutomarge Elektriciteit en Gas samen)

    • Overschrijding Brutomarge Elektriciteit plus Overschrijding Brutomarge Gas, waarbij als ondergrens nul euro aangehouden wordt:

Waarbij BME2023, BMEref, KVAE, THEkva, VEkva, BMG2023, BMGref, KVAG, THGkva VGkva en achtereenvolgens staan voor:

BME2023: gerealiseerde brutomarge elektriciteit in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitjaar in Berekening Brutomarge Elektriciteit;

BMEref: referentiewaarde brutomarge elektriciteit, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Elektriciteit;

KVAE: het aantal klanten elektriciteit, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas

THEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul;

VEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VEkva groter of gelijk is aan THEkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;

BMG2023: gerealiseerde brutomarge gas in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasjaar in Berekening Brutomarge Gas;

BMGref: referentiewaarde brutomarge gas, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Gas;

KVAG: het aantal klanten gas, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas

THGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul;

VGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VGkva groter of gelijk is aan THGkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

Subsidievaststelling elektriciteit

Subsidievaststelling indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit maar niet voor gas:

Subsidievaststelling elektriciteit

  • C. Subsidie exclusief brutomargetoets voor elektriciteit, overeenkomstig artikel 3.1 en artikel 3.6.

  • D. OBE (Overschrijdg Brutomarge Elektriciteit)

Waarbij BME2023, BMEref, KVAE, THEkva, VEkva en achtereenvolgens staan voor:

BME2023: gerealiseerde brutomarge elektriciteit in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitjaar in Berekening Brutomarge Elektriciteit;

BMEref: referentiewaarde brutomarge elektriciteit, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Elektriciteit;

KVAE: het aantal klanten elektriciteit, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas

THEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul;

VEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VEkva groter of gelijk is aan THEkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

Subsidievaststelling gas

Subsidievaststelling indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor gas maar niet voor elektriciteit:

Subsidievastelling gas

  • E. Subsidie exclusief brutomargetoets voor gas, overeenkomstig artikel 3.2 en artikel 3.6.

  • F. OBG (Overschrijding Brutomarge Gas)

Waarbij BMG2023, BMGref, KVAG, THGkva, VGkva en achtereenvolgens staan voor:

BMG2023: gerealiseerde brutomarge gas in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasjaar in Berekening Brutomarge;

BMGref: referentiewaarde brutomarge gas, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Gas;

KVAG: het aantal klanten gas, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas

THGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul;

VGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VGkva groter of gelijk is aan THGkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;

: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.

Berekening Brutomarge Elektriciteit

De aanvrager berekent de referentiewaarde voor de brutomarge op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022, waarbij negatieve brutomarges gelijk worden gesteld aan 0 en de aanvrager de mogelijkheid krijgt om één jaar buiten beschouwing te laten. Indien de aanvrager minder dan 4 jaar bestaat en daardoor geen cijfers heeft over 4 jaren, dan wordt de referentiewaarde gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de beschikbare jaren tussen 2019 en 2022 en vervalt de mogelijk om één jaar buiten beschouwing te laten. Voor aanvragers waar geen gegevens beschikbaar zijn over de jaren 2019, 2020, 2021 of 2022 omdat er gedurende deze periode geen leveringsovereenkomsten zijn gesloten met kleinverbruikaansluitingen wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd. Voor aanvragers met uitsluitend gegevens over een deel van boekjaar 2022 mag de referentiewaarde gebaseerd worden op deze resultaten, anders wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd.

De brutomarge elektriciteit wordt per jaar berekend volgens de formule:

Brutomarge Elektriciteitjaar = Inflatie indexatiejaar * [(a) Omzet Elektriciteitjaar + b) Omzet vaste leveringskosten Elektriciteitjaarc) Inkoopkosten van het goed Elektriciteitjaard) Overige leveringskosten Elektriciteitjaare) Inkoop premies Elektriciteitjaar)] / Aantal klanten elektriciteitjaar

Waarbij een ondergrens van 0 gehanteerd wordt en de termen gedefinieerd worden bij Inflatie indexatie en Tabel definities brutomargetoets onderstaand.

De referentiewaarde brutomarge elektriciteit op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge wordt berekend volgens de formule:

Waarbij Aantal jaren gelijk is aan het aantal jaren waarvoor een brutomarge berekend is in de jaren (indien de Brutomarge Elektriciteit voor 2021 en 2022 gehanteerd worden voor de berekening van de referentiewaarde van de Brutomarge Elektriciteit, dan is Aantal jaren in dit geval gelijk aan twee).

Verrekening overschrijding historische brutomarge referentiewaarde elektriciteit of gas bij aanvraag voor een groep

Indien een aanvrager bij de aanvraag van de subsidie ervoor kiest om de uitkomsten van de brutomargetoets voor gelieerde leden binnen dezelfde groep te combineren voor elektriciteit en gas dan vindt dat plaats zoals beschreven in artikel 3.4 (onderlinge verrekening overschrijding brutomargetoets bij elektriciteit en gas).

Dit houdt in dat er voor ieder lid binnen de groep een aparte brutomargetoets uitgevoerd wordt voor elektriciteit of gas, waarna de per lid berekende Overschrijding Brutomarge Elektriciteit, Overschrijding Brutomarge Gas of Overschrijding Brutomarge Elektriciteit en Gas samen zoals bovenstaand beschreven opgeteld worden voor alle leden om tot de in Hoofdstuk 3 te hanteren overschrijding van de historische referentiewaarde van de brutomarge te komen ten behoeve van de subsidievaststelling.

Brutomargetoets elektriciteit of gas bij een fusie

Indien een subsidieontvanger gedurende 2023 fuseert wordt de margetoets berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de marges van de fuserende partijen. Indien een aanvrager in 2023 een (gedeelte) van een klantenportfolio van een andere partij overneemt dan wordt daar op dezelfde manier mee omgegaan in de brutomargetoets als dat een partij nieuwe klanten toevoegt aan zijn eigen portfolio.

Wanneer twee of meerdere subsidieontvangers die op 1-01-2023 nog niet tot dezelfde groep behoorden gedurende de subsidieperiode tot dezelfde groep toetreden, kan door de betreffende subsidieontvangers gekozen worden voor implementatie van de brutomargetoets volgens een van onderstaande opties:

  • 1. Alle subsidiebeschikkingen worden ongewijzigd doorgezet

  • 2. Subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen en vragen opnieuw subsidie aan als groep

  • 3. De betreffende subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen behalve één, waarbij de overgebleven subsidiebeschikking wordt gecontinueerd met een gecorrigeerde referentiewaarde voor de historische brutomarge. Deze referentiewaarde wordt berekend op basis van een volume gewogen gemiddelde van de subsidieontvangers binnen de groep aan de hand van de nieuwe samenstelling op dat moment.

Portfolio’s elektriciteit of gas met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen

Subsidieontvangers mogen portfolio's welke zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen omvat uitsluiten van de margetoets indien het gemiddeld aantal klanten elektriciteit of gas, (zoals gedefinieerd in tabel Definities brutomargetoets) in deze portfolio’s over 2023 gezamenlijk minder dan 5% van het totaal aantal kleinverbruik aansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling van de aanvrager.

Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling dan zullen subsidieontvangers een de brutomarge berekenen voor dit deel van het portfolio en delen door het aantal kleinverbruikers in dit deel van de portefeuille. In lijn met de formule Brutomarge Elektriciteitjaar. Dit betreft alleen aansluitingen in de reikwijdte van de ACM-vangnetregulering en sluit multisites met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen uit.

Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling en het niet uitvoerbaar is voor de subsidieontvanger om op klantniveau een brutomarge te bepalen, dan wordt een brutomarge berekend door de totale inkoopkosten, risicopremies en leveringskosten voor kleinverbruikaansluitingen in het gemengde portfolio te berekenen op basis van het geleverd volume in kWh of m3 aan deze kleinverbruikaansluitingen.

Inflatie-indexatie

Inflatie-indexatie vindt plaats op basis van een samengestelde index van het CPI exclusief energie, motorbrandstoffen en onbewerkte voedingsmiddelen (SA21, 50%) en het cao-loon bedrijven (50%). Voor de definitieve indexatie van de brutolonen in 2023 wordt de brutolonenindex (‘Cao-loon bedrijven’) over 2023 uit de Centraal Economisch Plan (CEP)-raming in het voorjaar van 2024 gebruikt. Voor de SA21 wordt het definitieve cijfer gehanteerd, dat het CBS naar verwachting februari 2024 publiceert. De gerealiseerde brutomarges worden bij de subsidievaststelling gecorrigeerd voor inflatie tot en met 2023, waarbij de inflatie indexatie voor de gerealiseerde brutomarges in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022 achtereenvolgens berekend worden met de formule:

Inflatie indexatie2019 = (1+inflatie2020) * (1+inflatie 2021) * (1+inflatie 2022) * (1+inflatie 2023)

Inflatie indexatie2020 = (1+inflatie 2021) * (1+inflatie 2022) * (1+inflatie 2023)

Inflatie indexatie2021 = (1+inflatie 2022) * (1+inflatie 2023)

Inflatie indexatie2022 = (1+inflatie 2023)

Waarbij de inflatie per jaar in tabel 1 onderstaand gepresenteerd wordt.

Jaar

SA21

Cao-loon bedrijven

Inflatie

2020

2,1%

2,8%

2,45%

2021

1,7%

2,2%

1,95%

2022

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

2023

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

Berekening Brutomarge Gas

De aanvrager berekent de referentiewaarde voor de brutomarge op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022, waarbij negatieve brutomarges gelijk worden gesteld aan 0 en de aanvrager de mogelijkheid krijgt om één jaar buiten beschouwing te laten. Indien de aanvrager minder dan 4 jaar bestaat en daardoor geen cijfers heeft over 4 jaren, dan wordt de referentiewaarde gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de beschikbare jaren tussen 2019 en 2022 en vervalt de mogelijk om één jaar buiten beschouwing te laten. Voor aanvragers waar geen gegevens beschikbaar zijn over de jaren 2019, 2021 of 2022 omdat er gedurende deze periode geen leveringsovereenkomsten zijn gesloten met kleinverbruikaansluitingen wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd. Voor aanvragers met uitsluitend gegevens over een deel van boekjaar 2022 mag de referentiewaarde gebaseerd worden op deze resultaten, anders wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd.

De brutomarge gas wordt per jaar berekend volgens de formule:

Brutomarge Gasjaar = Inflatie indexatiejaar * [(f) Omzet Gasjaar + g) Omzet vaste leveringskosten Gasjaarh) Inkoopkosten van het goed Gasjaari) Overige leveringskosten Gasjaarj) Inkoop premies Gasjaar)] / Aantal klanten gasjaar

Waarbij een ondergrens van 0 gehanteerd wordt en de termen gedefinieerd worden bij Inflatie indexatie en Tabel definities brutomargetoets onderstaand.

De referentiewaarde brutomarge gas op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge wordt berekend volgens de formule:

Waarbij Aantal jaren gelijk is aan het aantal jaren waarvoor een brutomarge berekend is in de jaren (indien de Brutomarge Gas voor 2021 en 2022 gehanteerd worden voor de berekening van de referentiewaarde van de Brutomarge Gas, dan is Aantal jaren in dit geval gelijk aan twee).

Verrekening overschrijding historische brutomarge referentiewaarde elektriciteit of gas bij aanvraag voor een groep

Indien een aanvrager bij de aanvraag van de subsidie ervoor kiest om de uitkomsten van de brutomargetoets voor gelieerde leden binnen dezelfde groep te combineren voor elektriciteit en gas dan vindt dat plaats zoals beschreven in artikel 3.4 (onderlinge verrekening overschrijding brutomargetoets bij elektriciteit en gas).

Dit houdt in dat er voor ieder lid binnen de groep een aparte brutomargetoets uitgevoerd wordt voor elektriciteit of gas, waarna de per lid berekende Overschrijding Brutomarge Elektriciteit, Overschrijding Brutomarge Gas of Overschrijding Brutomarge Elektriciteit en Gas samen zoals bovenstaand beschreven opgeteld worden voor alle leden om tot de in Hoofdstuk 3 te hanteren overschrijding van de historische referentiewaarde van de brutomarge te komen ten behoeve van de subsidievaststelling.

Brutomargetoets elektriciteit of gas bij een fusie

Indien een subsidieontvanger gedurende 2023 fuseert wordt de margetoets berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de marges van de fuserende partijen. Indien een aanvrager in 2023 een (gedeelte) van een klantenportfolio van een andere partij overneemt dan wordt daar op dezelfde manier mee omgegaan in de brutomargetoets als dat een partij nieuwe klanten toevoegt aan zijn eigen portfolio.

Wanneer twee of meerdere subsidieontvangers die op 1-01-2023 nog niet tot dezelfde groep behoorden gedurende de subsidieperiode tot dezelfde groep toetreden, kan door de betreffende subsidieontvangers gekozen worden voor implementatie van de brutomargetoets volgens een van onderstaande opties:

  • 1. Alle subsidiebeschikkingen worden ongewijzigd doorgezet

  • 2. Subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen en vragen opnieuw subsidie aan als groep

  • 3. De betreffende subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen behalve één, waarbij de overgebleven subsidiebeschikking wordt gecontinueerd met een gecorrigeerde referentiewaarde voor de historische brutomarge. Deze referentiewaarde wordt berekend op basis van een volume gewogen gemiddelde van de subsidieontvangers binnen de groep aan de hand van de nieuwe samenstelling op dat moment.

Portfolio’s elektriciteit of gas met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen

Subsidieontvangers mogen portfolio's welke zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen omvat uitsluiten van de margetoets indien het gemiddeld aantal klanten elektriciteit of gas, (zoals gedefinieerd in tabel Definities brutomargetoets) in deze portfolio’s over 2023 gezamenlijk minder dan 5% van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling van de subsidieontvanger.

Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling dan zullen subsidieontvangers een de brutomarge berekenen voor dit deel van het portfolio en delen door het aantal kleinverbruikers in dit deel van de portefeuille. In lijn met de formule Brutomarge Elektriciteitjaar. Dit betreft alleen aansluitingen in de reikwijdte van de ACM-vangnetregulering en sluit multisites met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen uit.

Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling en het niet uitvoerbaar is voor de subsidieontvanger om op klantniveau een brutomarge te bepalen, dan wordt een brutomarge berekend door de totale inkoopkosten, risicopremies en leveringskosten voor kleinverbruikaansluitingen in het gemengde portfolio te berekenen op basis van het geleverd volume in kWh of m3 aan deze kleinverbruikaansluitingen.

Inflatie-indexatie

Inflatie-indexatie vindt plaats op basis van een samengestelde index van het CPI exclusief energie, motorbrandstoffen en onbewerkte voedingsmiddelen (SA21, 50%) en het cao-loon bedrijven (50%). Voor de definitieve indexatie van de brutolonen in 2023 wordt de brutolonenindex (‘Cao-loon bedrijven’) over 2023 uit de Centraal Economisch Plan (CEP)-raming in het voorjaar van 2024 gebruikt. Voor de SA21 wordt het definitieve cijfer gehanteerd, dat het CBS naar verwachting februari 2024 publiceert. De gerealiseerde brutomarges worden bij de subsidievaststelling gecorrigeerd voor inflatie tot en met 2023, waarbij de inflatie indexatie voor de gerealiseerde brutomarges in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022 achtereenvolgens berekend worden met de formule:

Inflatie indexatie2019 = (1+inflatie2020) * (1+inflatie 2021) * (1+inflatie 2022) * (1+inflatie 2023)

Inflatie indexatie2020 = (1+inflatie 2021) * (1+inflatie 2022) * (1+inflatie 2023)

Inflatie indexatie2021 = (1+inflatie 2022) * (1+inflatie 2023)

Inflatie indexatie2022 = (1+inflatie 2023)

Waarbij de inflatie per jaar in onderstaande tabel gepresenteerd wordt.

Jaar

SA21

Cao-loon bedrijven

Inflatie

2020

2,1%

2,8%

2,45%

2021

1,7%

2,2%

1,95%

2022

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

2023

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas

Parameters

Definities

Specificering

a) Omzet elektriciteit

De totale opbrengst van de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers

Omzet = (gefactureerd en geleverd netto volume * contractprijs + Directe overige inkomsten elektriciteit) – (gefactureerd en geleverd netto teruglevering * teruglevertarief)

b) Omzet vaste leveringskosten elektriciteit

Totale in rekening gebrachte vaste leveringskosten van elektriciteit aan kleinverbruikers

Vaste leveringskosten elektriciteit

Kleinverbruikers Elektriciteit

Zoals gedefinieerd in artikel 1 van de regelingstekst.

 

Aantal klanten elektriciteit

(De som van het totaal aantal dagen waarvoor een leveringsovereenkomst is gesloten voor de levering van elektriciteit in 2023 per kleinverbruikaansluiting gesommeerd voor totaal aantal kleinverbruikaansluitingen)/365

 

Directe overige inkomsten elektriciteit

Direct aan de levering van elektriciteit gerelateerde opbrengsten

Opzegvergoedingen zijnde kosten die klanten betalen bij het vroegtijdig opzeggen van hun contract

Contractprijs

De contractprijs (voor E & G), zoals opgenomen in alle facturen, betreft de variabele leveringskosten (per kWh, per m3) zoals afgesproken door de leverancier met de klant:

• Exclusief BTW

• Inclusief kortingen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume

• Inclusief opslagen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume

• Exclusief energiebelasting (EB) en ODE

• Vaste leveringskosten maken geen onderdeel uit van de variabele leveringskosten

 

Volume inkoop elektriciteit

Gelijk aan volume in omzet, waarbij volume in omzet leidend is

 

c) Inkoopkosten van het goed elektriciteit

Som van gerealiseerde kosten gemaakt op termijn-, spot-, Intraday markt en eigen opwek1 voor het inkopen van geleverd volume

• Transactiekosten

• Bied/Laat – kosten

• Reconciliatie-kosten

d) Overige leveringskosten elektriciteit

Directe kosten die gepaard gaan met het leveren van elektriciteit aan kleinverbruikers die niet onderdeel zijn van het ‘goed’

Posten:

• GVOs

• CVOs

• CO2 compensatie

• Storage kosten van het gebruik van een batterij-opslag, niet zijnde de kosten van de asset zelf (o.a. investeringskosten, afschrijvingskosten, onderhoud, etc.)

e) Premies elektriciteit

Kosten voor de premies die betrekking hebben op weer onbalans en profiel

• Weer

• Onbalans

• Profiel

f) Omzet Gas

De totale opbrengst van de levering van gas aan kleinverbruikers

Omzet = gefactureerd en geleverd volume * contractprijs + Directe overige inkomsten gas

g) Omzet vaste leveringskosten gas

Totale in rekening gebrachte vaste leveringskosten van gas aan kleinverbruikers

 

Kleinverbruikers gas

Zoals gedefinieerd in artikel 1 van de regelingstekst

 

Aantal klanten gas

(De som van het totaal aantal dagen waarvoor een leveringsovereenkomst is gesloten voor de levering van gas in 2023 per kleinverbruikaansluiting gesommeerd voor totaal aantal kleinverbruikaansluitingen)/365

 

Directe overige inkomsten gas

Direct aan de levering van gas gerelateerde opbrengsten

Opzegvergoedingen zijnde kosten die klanten betalen bij het vroegtijdig opzeggen van hun contract

Contractprijs

De contractprijs (voor E & G), zoals opgenomen in alle facturen, betreft de variabele leveringskosten (per kWh, per m3) zoals afgesproken door de leverancier met de klant:

• Exclusief BTW

• Inclusief kortingen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume

• Inclusief opslagen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume

• Exclusief energiebelasting (EB, ODE)

• Vaste leveringskosten maken geen onderdeel uit van de variabele leveringskosten

 

Volume inkoop gas

Gelijk aan volume in de omzet waarbij volume in omzet leidend is

h) Inkoopkosten van het goed gas

Som van gerealiseerde kosten gemaakt op termijn-, spot-, onbalansmarkt en eigen opwek2 voor het inkopen van geleverd volume

• Transactiekosten

• Bied/Laat – kosten

• Reconciliatiekosten

i) Overige leveringskosten gas

Directe kosten die gepaard gaan met het leveren van gas aan kleinverbruikers die niet onderdeel zijn van het ‘goed’

Posten:

• Transportkosten te betalen aan GTS

• Storage kosten zijnde de kosten van het gebruik van gasopslag, en niet zijnde de kosten van de asset zelf zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, onderhoud, etc

• Kosten verduurzaming

• Groen Gas

• VERs

• CERs

• CO2-compensatie

j) Premies gas

Kosten voor de premies die betrekking hebben op weer onbalans en profiel

• Weer

• Onbalans

• Profiel

X Noot
1

verrekening at-arms-length (zie ook passage hoe om te gaan met verrekenprijzen)

X Noot
2

verrekening at-arms-length (zie ook passage hoe om te gaan met verrekenprijzen)

B. Rendementstoets warmte

Zoals verwezen wordt in artikel 3.5 en artikel 7.2, wordt in deze bijlage uiteengezet hoe de rendementstoets warmte vormgegeven wordt.

Subsidievaststelling warmte

Indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor warmte, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:

Waarbij kva, THWkva, CLWkva, PTW en NRW achtereenvolgens staan voor:

kva: kleinverbruikaansluiting;

THWkva: de totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor warmte en een ondergrens van nul;

CLWkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per GJ die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid warmte die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

PTW: het plafondtarief voor warmte;

TUK: een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 3.6;

NRW: de overschrijding van het in 2023 gerealiseerde rendement in € ten opzichte van het normrendement voor warmte in €, bepaald conform deze bijlage.

Overschrijding normrendement warmte

Overschrijding normrendement warmte = (ROIC kleinverbruikers2023 – Normrendement) * Activawaarde * (warmte onder plafond [GJ]/totaal volume warmte [GJ])

De ROIC kleinverbruikers 2023 wordt berekend conform onderstaande definities en met de reikwijdte van de subsidieregeling (alle aansluitingen tot en met 100kW). Daar waar geen onderscheidt of verdeling gemaakt kan worden van de gegevens conform de reikwijdte van de regeling wordt per rato op basis van volumes de kosten en/of opbrengsten verdeeld

Referentiewaarde Normrendement Warmte wordt als volgt berekend

De aanvrager berekent de referentiewaarde als gemiddelde gerealiseerde ROIC in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022 waarbij de aanvrager de mogelijkheid krijgt om één jaar buiten beschouwing te laten. Voor deze referentiewaarde geldt een minimumwaarde van 6,5%. Dat wil zeggen dat indien de op de boven beschreven manier berekende historische referentiewaarde lager is dan 6,5%, de referentiewaardewaarde op 6,5% wordt vastgesteld. Indien de ACM in de loop van 2023 het redelijk rendement voor de rendementstoets vaststelt dat hoger ligt dan 6,5%, zal het normrendement verhoogd worden naar het door de ACM vastgestelde redelijke rendement.

Voor de jaren waarvoor de leverancier gegevens bij de ACM heeft aangeleverd voor de rendementsmonitor, berekent de leverancier de historische ROIC voor aansluitingen tot en met 100 kW conform de voor de monitor gehanteerde methodiek en bevestigt met accountantsproduct dat deze methodiek is gebruikt.

Voor de jaren waarvoor de leverancier geen gegevens bij de ACM heeft aangeleverd voor de rendementsmonitor, of als de leverancier niet opgenomen wordt in de monitor, berekent de leverancier de historische ROIC kleinverbruikers zoals gedefinieerd in deze regeling.

Tabel definities rendementstoets warmte

Parameters

Definitie

Specificering

ROIC

(A + B – C – D – E – F)/G

Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM

ROIC kleinverbruikers

ROIC waarbij A, B, C, D, E, F en G toegerekend zijn aan aansluitingen tot en met 100 kW

Conform reikwijdte regeling

Activawaarde (G)

Boekwaarde van de materiële en immateriële vaste activa die is opgenomen in de jaarrekening van de warmteleverancier. Dit betreft tevens de activa in aanbouw voor netten waarop al warmtelevering plaatsvindt (bijvoorbeeld bij uitbreidingen of herinvesteringen). Nieuwe netten in aanbouw waar geen levering op plaatsvindt worden buiten beschouwing gelaten.

Goodwill wordt niet meegenomen.

De materiële vaste activa bestaan bijvoorbeeld uit: de warmtebron, hulpstookketels, onderstations, het warmtenet, afleverset, warmtemeters en (huis)aansluitingen. Er is verondersteld dat de vlottende activa gelijk zijn aan de vlottende passiva. Warmteleveranciers is gevraagd om toe te lichten welke waarderingsmethode wordt gehanteerd voor de waardering van de activa, bijvoorbeeld de actuele waarde of de historische kostprijsmethode.

Conform definitie geïnvesteerd vermogen in de rendementsmonitor van de ACM

Opbrengsten uit de verkoop van warmte (A)

De som van

- de gebruiksafhankelijke vergoeding (GJ-prijs) van warmte,

- het vastrecht warmte, verhuur afleversets en warmtemeter;

-levering warm tapwater (inclusief doorlevering water);

-eenmalige aansluitvergoedingen;

-overige opbrengsten toe te rekenen aan warmte;

Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM

Overige opbrengsten van de warmteleverancier (B)

Opbrengsten van de warmteleverancier uit de verkoop van koude en elektriciteit.

Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM

Kostprijs van warmte (C)

Kosten die verband houden met de inkoop van warmte of de inkoopkosten van energie (bijvoorbeeld elektriciteit of gas) en water om warmte (en eventueel ook elektriciteit) mee te genereren (inclusief bijstook en buffering).

Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM

Overige operationele kosten (D)

Alle operationele kosten die geen betrekking hebben op de inkoopkosten van energie. Het betreft dus een verzamelpost van diverse vormen van operationele kosten.

Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM

Afschrijvingen en amortisatie (E en F)

De afschrijvingen, amortisatie en activawaarde hebben betrekking op materiële en immateriële activa.

Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM

Totaal volume warmte

De totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 aan alle kleinverbruikaansluitingen heeft geleverd en een eindfactuur is verstrekt

 

Volume onder het plafond

De totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 aan alle kleinverbruikaansluitingen heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt

 

C. Hoe om te gaan met interne verrekenprijzen

Onderstaande systematiek geldt in de context van het vaststellen van de subsidieregeling Compensatie Energiekosten. Met onderstaande systematiek wordt gewaarborgd dat de interne verrekenprijzen, die de bedrijven hanteren ten behoeve van de subsidiebepaling, op zakelijkheid berusten en dat de historische benchmark consistent is qua systematiek waardoor een zuivere vergelijking ontstaat in 2023 ten opzichte van de historische benchmarkperiode. Voor de zakelijke interne verrekenprijssystematiek wordt aangesloten bij OESO Transfer Pricing Guidelines 2022. Dit wordt door een externe onafhankelijke deskundige getoetst.

Onderdeel

  • 1. Indien een ondernemer, onmiddellijk of middellijk, deelneemt (of heeft deelgenomen in de historische periode) aan de leiding van of het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een andere ondernemer en tussen deze ondernemers ter zake van hun onderlinge rechtsverhoudingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd (verrekenprijzen) terzake van producten of diensten die begrepen zijn in de subsidieregeling, wijken deze niet af van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen (‘at arm’s length’).

  • 2. Onderdeel 1 is van overeenkomstige toepassing indien een zelfde persoon, onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van of aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van het ene en het andere lichaam, of indien een interne verrekenprijs binnen één onderneming wordt gehanteerd.

  • 3. De in onderdeel 1 en onderdeel 2 bedoelde ondernemer(s), die een subsidieaanvraag indien(t)(en), neemt/nemen in hun administratie gegevens op waaruit blijkt op welke wijze de in dat onderdeel bedoelde verrekenprijzen tot stand zijn gekomen en waaruit kan worden opgemaakt of er met betrekking tot de totstandgekomen verrekenprijzen sprake is van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen, zoals weer gegeven in onderdeel 1.

  • 4. De gehanteerde verrekenprijsmethode sluit in principe aan bij één van de vijf interne verrekenprijsmethodes uit de OESO Transfer Pricing Guidelines. De aanvrager onderbouwt beknopt in het rapport genoemd in onderdeel 7 waarom de gekozen methode de beste methode is voor die interne verrekenprijs ten opzichte van de andere methodes:

    • i. The comparable uncontrolled price method (CUP);

    • ii. The resale price method (RPM);

    • iii. The profit split method (PSM);

    • iv. The cost-plus method (CPLM); of

    • v. The transactional net margin method (TNMM).

  • 5. Als een aanvrager een verrekenprijs methode wil toepassen die afwijkt van de methodes genoemd in onderdeel 4, onderbouwt de aanvrager in het rapport genoemd in onderdeel 7 waarom niet één van deze methodes is gebruikt. Tevens onderbouwt aanvrager in dat geval:

    • i. Op welke wijze die methode tot een arm’s length verrekenprijs leidt, en

    • ii. hoe deze methode toetsbaar is.

  • 6. Hetgeen bepaald is in onderdeel 5, geldt eveneens ten aanzien van de onderbouwing indien de aanvrager afwijkt van de in de historische benchmark jaren gehanteerde verrekenprijsmethode.

  • 7. Ter onderbouwing van de zakelijke interne verrekenprijzen, verschaft de aanvrager een rapport opgesteld door een onafhankelijke deskundige met de volgende informatie:

    • i. Een (vereenvoudigd) overzicht van de groepsstructuur van de (groep) aanvrager(s).

    • ii. Bevestiging dat geen wijziging is geweest in de interne verrekenprijs systematiek ter zake van de interne transacties in 2023, die begrepen zijn in de subsidieregeling, bij de (groep van) aanvrager(s) ten opzichte van de gehanteerde historische jaren die van toepassing zijn voor de subsidieregeling. Indien zich wel een wijziging heeft voorgedaan, bevat het rapport een beschrijving van deze wijziging.

  • 8. Het in onderdeel 7 genoemde rapport verschaft de volgende informatie voor iedere categorie van gelieerde transacties waarbij de (groep van) aanvrager(s) betrokken is voor zover deze categorie onderdeel uitmaakt van de subsidieregeling:

    • a) Een beschrijving van de gelieerde transacties (bijvoorbeeld de inkoop van energie, het verlenen van diensten, het verstrekken van verzekeringen, etc.) en de context waarin dergelijke transacties plaatsvinden.

    • b) Het bedrag aan intragroepbetalingen en ontvangsten voor iedere categorie van gelieerde transacties die begrepen zijn in de subsidieregeling en waar de (groep van) aanvrager(s) bij betrokken is en indien van toepassing, gespecificeerd of betaald is aan een Nederlandse of buitenlandse gelieeerde maatschappij.

    • c) Een inventarisatie van gelieerde lichamen die betrokken zijn bij iedere categorie van gelieerde transacties die begrepen zijn in de subsidieregeling, en hun onderlinge verhouding.

    • d) Een algemene beschrijving van de functionaliteit van de aanvrager en relevante gelieerde lichamen met betrekking tot iedere gedocumenteerde categorie van gelieerde transacties, inclusief alle veranderingen in vergelijking tot eerdere jaren die begrepen zijn in de historische periode.

    • e) Een indicatie van de meest geschikte verrekenprijsmethode met betrekking tot de transactiecategorie en de redenen om die methode te selecteren.

    • f) Een overzicht van de belangrijke vooronderstellingen waarvan wordt uitgegaan bij de toepassing van de verrekenprijsmethodologie. Een lijst en beschrijving van geselecteerde vergelijkbare niet-gelieerde transacties (intern of extern), indien die er zijn, en informatie omtrent relevante financiële indicatoren voor onafhankelijke lichamen waarop men zich baseert bij de verrekenprijsanalyse, waaronder een beschrijving van de vergelijkbaarheidszoekmethodologie en de bron van die informatie.

    • g) Een beschrijving van alle verrichte aanpassingen op basis van vergelijkbaarheid, en een indicatie of er aanpassingen zijn verricht aan de uitkomsten van de getoetste partij, de vergelijkbare niet-gelieerde transacties, of beide.

    • h) Een beschrijving van de redenen om tot de conclusie te komen dat voor relevante transacties een prijs werd vastgesteld op zakelijke basis, gebaseerd op de toepassing van de geselecteerde verrekenprijsmethode, inclusief een overzicht van de financiële informatie die daarbij gebruikt is.

    • i) Indien van toepassing, beknopte beschrijving van de afspraken gemaakt in bestaande unilaterale en bilaterale/multilaterale vaststellingsovereenkomsten – advance pricing agreements (APA’s) – en andere belastingafspraken, voor zover deze verband houden met hierboven beschreven gelieerde transacties.

    • j) Jaarrekening van de (groep van) aanvrager(s) voor het betreffende verslagjaar. Indien er een gecontroleerde jaarrekening bestaat, dient deze verstrekt te worden en zo niet, dan dient er een niet-gecontroleerde uiteenzetting verstrekt te worden.

    • k) Informatie en allocatieschema’s die laten zien hoe de financiële gegevens die gebruikt zijn bij de toepassing van de verrekenprijsmethode gekoppeld kunnen worden aan de jaarrekening. Indien bepaalde relevante financiële gegevens pas na het publiceren van de jaarrekening bekend zijn, worden deze financiële gegevens verstrekt binnen 1 maand nadat zij bekend zijn. Indien nodig worden dan de informatie en allocatieschema’s geupdated.

    • l) Weergave van aantoonbare voorgaande transfer pricing ervaring van zowel de onafhankelijke deskundige die het rapport opstelt, als het kantoor waar de deskundige werkt.

  • 9. Indien de aanvrager de informatie en allocatieschema’s genoemd in onderdeel 8, sub k, niet kan koppelen aan de jaarrekening omdat hij deel uitmaakt van een fiscale eenheid ingevolge artikel 15 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, wordt aanvrager uitgezonderd van deze verplichting en wordt daarvan melding gemaakt met opgaaf van redenen in het rapport genoemd in onderdeel 7.

  • 10. Indien het rapport genoemd in onderdeel tot nadere vragen leidt, kan de aanvrager verzocht worden om nadere informatie te verstrekken, waaronder afschriften van alle voor de subsidieregeling relevante, significante intragroepsovereenkomsten die gesloten zijn door de aanvrager.

  • 11. Het rapport uit onderdeel 7 maakt onderdeel uit van een accountantsproduct.

  • 12. De interne verrekenprijssystematiek van de transacties die begrepen zijn in de subsidiebepaling, is consistent in 2023 en in de referentieperiode.

  • 13. Indien de huidige of de historische verrekenprijsmethode van de leverancier niet akkoord wordt bevonden dient de aanvrager een herberekende (interne) verrekenprijs toe te passen ten behoeve van consistentie in de huidige subsidieregeling en de historische subsidieregeling. In dat geval kan de aanvrager uitstel van de definitieve subsidievaststelling aanvragen.

TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Inleiding

Op 24 februari 2022 is de Russische Federatie Oekraïne binnengevallen. De geopolitieke instabiliteit die is ontstaan als gevolg hiervan is overgeslagen naar de energiemarkt. De prijzen van aardgas en de daaraan verwante prijzen voor elektriciteit zijn sinds de start van het conflict sterk gestegen. Voor consumenten in Nederland zijn daardoor de prijzen van elektriciteit en aardgas in sommige gevallen vervijfvoudigd. Deze ongekende prijsstijging leidt ertoe dat sommige burgers niet meer in hun basisbehoefte voor energie kunnen voorzien. Zonder ingrijpen van de Nederlandse overheid zullen veel huishoudens hun energierekening niet kunnen betalen of hun huizen niet kunnen verwarmen.

Op 20 september 2022 is bekend gemaakt dat het kabinet een prijsplafond instelt vanaf januari 2023 voor kleinverbruikers van energie, om duidelijkheid te geven over de hoogte van de energierekening en de kosten voor huishoudens en andere kleinverbruikers zo veel mogelijk te beperken (Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 5). Het kabinet heeft vervolgens ook al maatregelen getroffen om huishoudens en andere kleinverbruikers vóór januari 2023 tegemoet te komen in de kosten van de energierekening. Hiervoor is de tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022 ingericht, waardoor huishoudens in november en december van dit jaar 190 euro krijgen. Daarnaast is er vanuit de Tweede Kamer tijdens de APB ook door meerdere fracties verzocht om een toereikend prijsplafond (motie Klaver en Kuiken, Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 30). Aan deze oproep is gehoor gegeven middels de aangepaste verbruiksgrenzen en plafondtarieven ten opzichte van de Miljoenennota. De plafondtarieven zijn gewijzigd en het volume van het verbruik van elektriciteit dat onder het plafond valt, is verhoogd. Hierdoor komt, rekening houdend met 10% besparing, naar verwachting ongeveer 60% van Nederlandse huishoudens volledig met hun jaarlijkse energieverbruik binnen het plafond.

Deze regeling is vanwege de urgentie om een oplossing te vinden voor de hoge energietarieven voor kleinverbruikers in korte tijd tot stand gekomen. Mocht op enig moment blijken dat toepassing van onderdelen van de regeling zou leiden tot onbedoelde en onvoorziene gevolgen die voor energieleveranciers als subsidieontvangers of voor kleinverbruikers als beoogde begunstigden onevenredig nadelig of onredelijk zouden uitpakken, zal aanpassing van de regeling zijn aangewezen.

2. Aanleiding en doelstelling van de regeling

Het militaire conflict in Oekraïne zorgt voor een uitzonderlijke situatie op de internationale energiemarkten. De Nederlandse overheid kan niet zelfstandig de internationale energiemarkt beïnvloeden. Toch wil de Nederlandse overheid voorkomen dat Nederlandse huishoudens een te hoge prijs betalen voor hun basisbehoeften ten aanzien van energie. Daarom is overheidsingrijpen via de energierekening in 2023 nodig, naast het kabinetsbeleid gericht op koopkracht dat met Prinsjesdag is gepresenteerd. Het doel van deze regeling is om huishoudens en andere kleinverbruikers zekerheid te geven over de tarieven die ze voor energie betalen én hun energielasten niet te hoog te laten oplopen. Dit wordt bereikt door middels een subsidieregeling aan energieleveranciers om lagere tarieven op de energierekening mogelijk te maken. De doelgroep van begunstigden van deze regeling bestaat uit kleinverbruikers van aardgas, elektriciteit en warmte.

3. Totstandkoming prijsplafond

Het tijdelijk prijsplafond wordt ingesteld om huishoudens en andere kleinverbruikers tot aan de vastgestelde verbruiksgrenzen zekerheid te geven over de hoogte van hun energierekening. Tevens zorgen de vastgestelde plafondtarieven ervoor dat de energierekening voor huishoudens beter betaalbaar blijft en de sterk gestegen inflatie via de energierekening niet te veel impact heeft op de kosten voor huishoudens1. Doordat de overheid de prijsschommelingen op de energiemarkt tot aan de verbruiksgrenzen opvangt, krijgen huishoudens meer zekerheid over hun energiekosten gedurende 2023. Het prijsplafond geldt voor aardgas, elektriciteit en warmte. Het prijsplafond regelt plafondtarieven die consumenten betalen voor hun verbruik van energie tot aan de zogeheten verbruiksgrenzen. Voor al het verbruik boven de verbruiksgrenzen geldt de reguliere contractprijs, in de regeling aangeduid als het contractueel leveringstarief, die een huishouden heeft afgesproken met de energieleverancier. De verbruiksgrenzen zijn vastgesteld op 1.200 m3 aardgas per jaar, 2.900 kWh elektriciteit per jaar en 37 GJ warmte per jaar. De plafondtarieven zijn eerder vastgesteld op € 1,45/m3 voor aardgas, € 0,40/kWh voor elektriciteit en € 47,38/GJ voor warmte. Deze tarieven dienen nog omgerekend te worden naar plafondtarieven inclusief omzetbelasting (btw) en exclusief energiebelasting. De Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) is per 2023 nul (en wordt per 2024 opgeheven) en heeft dus geen invloed op de plafondtarieven. Inclusief btw en exclusief energiebelasting worden de plafondtarieven per kleinverbruikaansluiting € 0,24755/kWh voor elektriciteit, 0,85734/m3 voor gas en € 47,38/GJ per leveringscontract voor warmte (er wordt geen energiebelasting gerekend over het warmtetarief). Het volumeplafond voor warmte is niet van toepassing op de hoeveelheid warmte die is geleverd voor de opwarming van tapwater, indien die hoeveelheid warmte afzonderlijk wordt bemeten en de leveringskosten daarvoor afzonderlijk worden gefactureerd.

De verbruiksgrenzen van het prijsplafond zijn zo vastgesteld dat bij 10% energiebesparing, ongeveer 60% van de Nederlandse huishoudens met hun volledige energieverbruik onder het prijsplafond valt. Huishoudens betalen over het verbruik boven de vastgestelde verbruiksgrenzen de contractprijs die zij met hun energieleverancier hebben afgesproken. Het prijsplafond geeft zekerheid over de kosten voor energie, maar zorgt er nog steeds voor dat huishoudens in 2023 een financiële prikkel ervaren om energie te besparen. Huishoudens betalen boven de verbruiksgrenzen namelijk de geldende contractprijs van de energieleverancier. Daardoor ervaren zij een prikkel om minder energie te gebruiken. Hoewel de tarieven voor energie tot aan de verbruiksgrenzen niet hoger zijn dan de plafondtarieven, kost energie onder het plafond nog steeds per m3, kWh of GJ geld. Daardoor zijn huishoudens die energie besparen, ook onder het plafond, nog altijd goedkoper uit dan wanneer zij dat niet doen.

Naast de prikkel om energie te besparen, is de financiële prikkel om gas te besparen in de woning ook belangrijk om te waarborgen. Daarom stelt het kabinet in deze regeling voor het prijsplafond de verbruiksgrenzen voor elektriciteit hoger vast dan in het originele voorstel ten tijde van de Miljoennota 2023. Dit is eerder aangekondigd in de brief over de nadere uitwerking van het tijdelijk prijsplafond voor energie (Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 77). In het definitieve prijsplafond is zoals aangekondigd de verbruiksgrens voor elektriciteit verhoogd van 2400 naar 2900 kWh. Hierdoor vallen huishoudens die hun woning hebben verduurzaamd met elektrische opties voor een groter deel van hun verbruik onder het plafond. Denk aan mensen die elektrisch koken of een (hybride) warmtepomp hebben. Tevens is het plafondtarief voor elektriciteit van € 0,45 naar € 0,40 aangepast (gelijk aan € 0,24755 inclusief btw en exclusief energiebelasting).

Het prijsplafond is vormgegeven als een compensatie aan klanten middels een deelbetaling door de overheid. Deze deelbetaling kent de vorm van een subsidie aan de commerciële energieleverancier. Dit bleek niet anders te kunnen, omdat vormgeving via publieke uitvoerders onmogelijk bleek. Daarom was deze private optie noodzakelijk. Energieleveranciers die een aanvraag doen, krijgen het verschil tussen de contractprijs en het plafondtarief vergoed voor de levering aan de betreffende kleinverbruikers. Zij moeten deze steun vanuit de overheid één op één doorzetten naar de klant. Dit wordt gewaarborgd door de controle van een accountant. Daarnaast wordt een eventuele overcompensatie als gevolg van de invoering van het prijsplafond door energiebedrijven voorkomen door het toetsen van een maximale brutomarge die leveranciers van elektriciteit en gas mogen maken op de geleverde energie. Voor warmteleveranciers geldt een gelijkwaardige toetsing op het rendement. Het prijsplafond wordt bovendien verwerkt in het tariefbesluit van de ACM. Een subsidieverlening aan energieleveranciers is, op de korte termijn waarop het prijsplafond tot stand moest komen, de enige werkbare optie. Het kabinet heeft zorgvuldig alternatieven voor deze subsidie overwogen en heeft gekozen voor deze maatregel om zoveel mogelijk huishoudens per 1 januari 2023 te bereiken. De subsidieregeling is in overleg met de energieleveranciers tot stand gekomen. Dat is belangrijk, omdat dat waarborgt dat de regeling ook uitvoerbaar is voor de leveranciers. Zo krijgen huishoudens dus daadwerkelijk vanaf 1 januari 2023 zekerheid door het prijsplafond. Het kabinet is de energieleveranciers erkentelijk voor hun inzet en medewerking bij de vormgeving van deze regeling.

Alternatieven voor een subsidieregeling aan energieleveranciers waren onder andere het geven van belastingkorting of het inzetten van de Prijzenwet. Deze twee alternatieven hebben elk nadelen die voor het kabinet niet opwegen tegen de voordelen. In het geval van een belastingkorting, bijvoorbeeld op de energiebelasting, zou ieder huishouden goed bereikt kunnen worden omdat uitvoering op huishoudniveau zou plaatsvinden. Echter, er kan in principe maar één keer per jaar een wijziging in de belastingen worden doorgevoerd, waardoor er in de herfst van 2022 bepaald zou moeten worden wat een juiste compensatie is voor alle huishoudens voor heel 2023. De compensatie is bij die vormgeving moeilijk af te stemmen op de energieprijzen en gaf huishoudens als zodanig niet de benodigde zekerheid over de energierekening. Tevens zou een verhoging van de vaste belastingkorting, die niet gekoppeld is aan het verbruik en dus de gewenste besparings- en verduurzamingsprikkel in stand houdt, ieder huishouden dezelfde tegemoetkoming bieden zonder zekerheid over de totale energierekening te kunnen bieden.

Het inzetten van de Prijzenwet voor het reguleren van de prijzen, het tweede alternatief, zou betekenen dat de overheid bij wet maximumprijzen vaststelt voor energie en daardoor alle energieleveranciers moet compenseren voor hun nadeel als gevolg van de toepassing van die wet. Dit zou leiden tot mogelijk omvangrijke nadeelcompensatie. Bovendien is inzet van de Prijzenwet alleen gerechtvaardigd bij een versnellende stijging van de inflatie en vergt inzet ervan ook het nemen van andere economische maatregelen om die ontwikkeling in de inflatie te remmen. In de huidige economische omstandigheden wordt overigens niet (meer) voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de inzet van de Prijzenwet.

Meer structurele energiemaatregelen, zoals het installeren van zonnepanelen op meer daken van huishoudens of het isoleren van huizen, zorgen voor een lagere energierekening. Echter, zeker voor zonnepanelen geldt dat installatie daarvan niet al deze winter zorgt voor verlichting van de energierekening en duidelijkheid over de prijzen voor energie, terwijl dat juist het beoogde doel is van het kabinet. Isolatie helpt wel direct, juist in de winter. Daarom zet het kabinet ook vol in op energiebesparing en isolatie. Een goed geïsoleerd huis is echter niet al deze winter voor alle Nederlanders te realiseren. Bijvoorbeeld omdat huurders niet zelf aan hun huis kunnen klussen. Ook geldt voor zowel zonnepanelen als isolatie dat dergelijke maatregelen vanwege fysieke beperkingen nooit voor alle huishoudens op korte termijn gerealiseerd kan worden. Daarvoor bestaan er te lange wachttijden op materiaal en benodigd gekwalificeerd personeel. Tevens geven isolatie en zonnepalen op daken wel meer, maar nog geen absolute zekerheid over de (andere) energieprijzen die consumenten moeten betalen. Hoewel ze zullen leiden tot minder energieverbruik, zullen consumenten voor hun overige energiebehoeften nog wel onderhavig zijn aan de volatiele energiemarkt. Dit neemt niet weg dat parallel aan het prijsplafond het kabinet blijft inzetten op verduurzaming energiebesparing en isolatie, via diverse (subsidie)regelingen, zoals de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE), het Nationaal Isolatieprogramma (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022–2023, 30 196, nr. 802) en campagnes, zoals Zet ook de knop om.

4. Details werking subsidieregeling bekostiging prijsplafond

In de regeling wordt uiteengezet hoe de subsidieregeling voor bekostiging van het prijsplafond voor energie werkt. Bij de regeling horen drie bijlagen:

  • I. Bijlage I bij artikel 1.1 (tariefcohorten elektriciteit en gas);

  • II. Bijlage II bij artikel 2.5 (standaardvolumefracties elektriciteit en gas);

  • III. Bijlage III bij de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 en 7.2, tweede lid (brutomarge elektriciteit en gas en rendement warmte).

Deze bijlagen zijn integraal onderdeel van de regeling. Zowel in de regeling als in de toelichting op de regeling zal daarom veelvuldig naar deze bijlagen worden verwezen.

De begunstigden

Het prijsplafond is primair bedoeld om huishoudens zekerheid te geven over de energierekening. Zij vormen dus de primaire begunstigden van deze regeling. Deze groep dient echter afgebakend te worden met een criterium dat voor de energieleveranciers werkbaar is, aangezien zij de subsidie als steun aan de huishoudens doorgeven. Daarom is gekozen om het prijsplafond te laten gelden voor iedereen met een kleinverbruikaansluiting voor energie. Immers, het overgrote merendeel van de huishoudens heeft een kleinverbruikaansluiting voor energie. Gespecificeerd zijn dit dus alle afnemers met een kleinverbruikaansluiting op het net voor aardgas, elektriciteit of warmte. Voor de afbakening van de doelgroep wordt aangesloten bij de definitie van kleinverbruikers in de Elektriciteitswet 1998, Gaswet en Warmtewet.

Een extra voorwaarde aan de kleinverbruikaansluitingen voor elektriciteit is dat er bij deze aansluitingen sprake is van een woon- of verblijfsfunctie, of een functie ter uitoefening van bedrijf of beroep of anderszins. Hiermee vallen bijvoorbeeld lantaarnpalen, garageboxen en stoplichten buiten van de regeling. Dit zijn immers geen mensen en hoeven dus niet onder het plafond te vallen. Bovendien geldt het plafond alleen voor aansluitingen die in bedrijf zijn. Dit sluit bijvoorbeeld oude aansluitingen uit die niet (meer) gebruikt worden. Tevens geldt het prijsplafond alleen voor de primaire allocatiepunten van een elektriciteitsaansluiting. Vaak is dat de meter bij de voordeur van huishoudens. Soms hebben mensen een tweede aparte meter achter de eerste meter bij de voordeur. Het prijsplafond is in een dergelijk geval alleen van toepassing op het primaire allocatiepunt voor elektriciteit, omdat het huishouden als geheel via die aansluiting met het net is verbonden. Met de afbakening zoals hierboven beschreven bereikt de regeling het overgrote deel van de Nederlandse huishoudens.

Omdat de doelgroep gedefinieerd wordt aan de hand van het type aansluiting, vallen ook ondernemingen met een kleinverbruikaansluiting, zoals bijvoorbeeld zzp’ers of mkb’ers onder het prijsplafond, afhankelijk van hun type aansluiting. Voor warmte zijn dat mkb’ers of verbruikers met een kleine collectieve aansluiting of warmtekostenverdelers. In het geval dat zij een kleinverbruikaansluiting hebben, vallen zij ook onder het prijsplafond. Het percentage ondernemingen met een kleinverbruikaansluiting dat onder het prijsplafond valt is klein en wordt geschat op ongeveer 5%. De overige 95% kleinverbruikers zijn huishoudens. Niet alle mkb-ondernemers zullen dus onder het prijsplafond vallen. Daarom werkt de Minister van Economische Zaken en Klimaat op dit moment de Tegemoetkoming Energiekostenregeling (TEK) uit, speciaal gericht op (energie-intensief) mkb.

Het prijsplafond bereikt dus mede mkb-ondernemingen. Door de wijze waarop de regeling is vormgegeven, via energieleveranciers en kleinverbruikaansluitingen, kan niet worden uitgesloten dat grotere ondernemingen die in het bezit zijn van een kleinverbruikersaansluiting, onbedoeld subsidie ontvangen. Zij zouden daarmee staatssteun ontvangen die niet valt onder de goedkeuring van de Europese Commissie en ook niet is toegestaan onder de Europese staatssteunkaders die van toepassing zijn, waardoor het genoten voordeel op enig moment zou moeten worden teruggevorderd. Zie ook de paragraaf over de Europeesrechtelijke aspecten (paragraaf 5). Het betreft (grotere) ondernemingen die niet voldoen aan de criteria voor kleine en middelgrote ondernemingen als bedoeld in bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening (AVVG, verordening (EU) nr. 651/2014), zoals dat er minder dan 250 personen werkzaam zijn en de onderneming een jaaromzet van niet meer dan 50 miljoen euro heeft en/of en jaarlijkse balanstotaal van niet meer 43 miljoen euro.

Om de noodzaak tot terugvordering te voorkomen zijn twee voorzieningen getroffen. Ten eerste voorziet artikel 2.1, vierde lid, van de regeling in de mogelijkheid voor de leverancier om op verzoek van de afnemer, in dit geval een grote onderneming die niet voor toepassing van het prijsplafond in aanmerking komt, deze toepassing op de energielevering achterwege te laten. Voor het geval waarin het prijsplafond toch is toegepast, wordt deze ondernemingen de mogelijkheid geboden om het genoten voordeel van de tegemoetkoming zelf terug te kunnen storten. Deze ondernemingen kunnen zich melden bij RVO en krijgen de mogelijkheid aangeboden om eind 2023 het te veel ontvangen bedrag terug te storten bij RVO. RVO zal hierover duidelijke afspraken maken, het bankrekeningnummer communiceren en aangeven welke gegevens nodig zijn om de terugstorting soepel te laten verlopen.

Ook grootverbruikaansluitingen vallen per definitie buiten het bereik van de doelgroep van het prijsplafond. Dat zijn namelijk in de regel geen aansluitingen van huishoudens, maar van (grotere) bedrijven en industriële complexen. Die behoren niet tot de doelgroep van deze regeling. Echter, soms zitten huishoudens collectief achter een (grootverbruik)aansluiting voor elektriciteit, gas of warmte. Er is dan sprake van blokelektriciteit of blokverwarming. Deze groep is lastiger in beeld te brengen dan huishoudens met een eigen kleinverbruikaansluiting. Toch hecht het kabinet eraan deze groep mensen ook te bereiken met het prijsplafond met als doel om een soortgelijke compensatie te kunnen realiseren. Zij kunnen, vanwege de genoemde blokaansluiting, echter niet deelnemen aan deze regeling. Daarom werkt het kabinet met spoed aan een aparte regeling voor mensen met blokaansluitingen. Dit gebeurt onder coördinatie van de Belastingdienst.

In principe hebben leveranciers van elektriciteit en gas die aan huishoudens leveren daarvoor een vergunning nodig van de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Bij kleinverbruikaansluitingen kan echter ook sprake van een zogenoemde ‘multisite’. Dit zijn verschillende kleinverbruikaansluitingen die vallen onder artikel 95(n) van de Elektriciteitswet 1998. Voor het leveren van een multisite is niet altijd een vergunning van de ACM nodig, omdat het doorgaans zakelijke contracten betreft. De huishoudens die achter een multisite-aansluitingen zitten, worden echter ook onder het prijsplafond betrokken, ondanks dat hun leverancier niet in bezit is van een vergunning van de ACM om aan kleinverbruikers te leveren. Ook huishoudens die in grensgebieden wonen en hun elektriciteit en/of gas geleverd krijgen door een buitenlandse leverancier worden onder het prijsplafond betrokken.

De aanvragers

De aanvragers van deze regeling zijn energieleveranciers. Voor leveranciers van elektriciteit en/of gas geldt dat ze in Nederland actief zijn en in het leveranciersregister staan van Energie Data Services Nederland (EDSN) en leveren aan kleinverbruikaansluitingen. Dit zijn hoofdzakelijk leveranciers die in het bezit zijn van een vergunning van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om aan kleinverbruikers elektriciteit en gas te mogen leveren, maar dit kunnen dus ook energieleveranciers aan multisites zijn. Ook leveranciers buiten Nederland gevestigd kunnen meedoen als zij elektriciteit en/of gas leveren aan ten hoogste 500 afnemers als bedoeld in artikel 95a, tweede lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 43, tweede lid, onderdeel a, van de Gaswet. Daarnaast kunnen warmteleveranciers waarop de tariefregulering van de Warmtewet van toepassing is en die leveren aan kleinverbruikaansluitingen aanvragers van deze regeling zijn. Leveranciers van elektriciteit, gas en warmte die toetreden tot de markt, zijn mogelijk op 1 januari 2023 nog niet geregistreerd. Zij kunnen deelnemen aan de regeling tot twee maanden vanaf het moment van officiële toetreding tot de markt tot uiterlijk 15 november 2023. De einddatum van 15 november 2023 is gekozen omdat RVO de aanvraag nog in 2023 moet beoordelen en dit tijd kost. Tevens mag een aanvrager niet failliet zijn of in surseance van betaling verkeren. De minister maakt zo spoedig mogelijk na een besluit tot subsidieverlening de naam van de subsidieontvanger en het inschrijvingsnummer in het handelsregister bekend, zodat inzichtelijk is welke partijen deelnemen aan de regeling.

Middels het prijsplafond geven de energieleveranciers de subsidie door aan de kleinverbruikers (de begunstigen). Op het moment dat een aanvrager subsidie aanvraagt en een subsidiebeschikking krijgt, gelden de voorwaarden van de subsidieregeling. Deze houden onder andere in dat de leverancier verplicht is de subsidie te verrekenen in de tarieven van de klant, en de klant hierin inzicht te geven. Er wordt nadrukkelijk gelet op het voorkomen van oversubsidiëren van energieleveranciers door het toetsen van een maximale brutomarge die behaald mag worden. Deze brutomarge wordt vastgesteld per leverancier, op basis van historische gegevens. Voor warmte geldt een gelijkwaardige toets die nauw aansluit op de methode van rendementstoetsing door de ACM. Zo komt de steun vanuit de overheid volledig bij de consument terecht. De subsidie die wordt verstrekt aan de energieleveranciers, is bedoeld om geheel ten goede te komen aan de afnemers van energie via een kleinverbruikaansluiting. De subsidie is dus niet bestemd voor de energieleveranciers zelf. Dat maakt dat overdracht van de uit de subsidieverstrekking voortvloeiende vorderingen van de subsidieontvanger, zich niet verdraagt met de doelstelling van deze regeling. Daarom zijn deze vorderingen niet vatbaar voor bijvoorbeeld cessie of verpanding.

Eisen aan de aanvraag voor subsidieverlening

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de subsidieregeling uit. De subsidieaanvraag wordt door leveranciers gedaan in een digitaal loket van RVO. De subsidieaanvraag vindt eenmalig plaats voor deelname in de regeling gedurende heel 2023. Energieleveranciers die later toetreden tot de markt kunnen tot twee maanden na toetreding ook een aanvraag doen. De aanvraag moet ten minste bestaan uit gegevens over de subsidieaanvrager, gegevens over de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, een beschrijving van de methode van data-extractie uit de eigen administratie van de gegevens die gevraagd worden bij een aanvraag voor een voorschot, een beschrijving van de wijze van toepassing van prijsplafond, een verklaring over de juistheid van de bij de aanvraag overlegde gegevens die is ondertekend door de bestuurder van de subsidieaanvrager en indien de subsidieaanvrager lid is van een groep een opgave van de samenstelling van de groep. De minister beslist op een aanvraag voor subsidieverlening binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmalig met twee weken verlengd worden, bijvoorbeeld als meer tijd nodig is voor de beoordeling van de aanvraag.

Proces subsidieverlening

RVO stelt de verwachte hoogte van de subsidie vast. RVO betaalt voorschotten uit aan de leveranciers die een beschikking hebben ontvangen, zodat zij geen onnodig liquiditeitscrisis lopen. Voorschotten worden op basis van een vaste formule verstrekt en maandelijks aangevraagd door leveranciers van elektriciteit en/of gas en éénmalig door leveranciers van warmte. Ambtshalve worden de cumulatieve voorschotaanvragen op basis van verschil tussen voorschotaanvraag en realisatie middels eindfactuur maandelijks gecorrigeerd totdat alle relevante eindfacturen zijn verwerkt (dus t/m 31-12-2024). Ook kan het voorschot op verzoek van de subsidieontvanger gecorrigeerd worden indien het aantal kleinverbruikaansluitingen in een maand niet correct was ingeschat doordat meer klanten na indiening van de aanvraag hebben ingetekend. Bovenstaande procedure geldt voor leveranciers van elektriciteit en/of gas. Voor warmteleveranciers volstaat één aanvraag voor heel 2023, in lijn met de jaarlijkse wijze van tariefstelling op basis van de Warmtewet. Deze wordt vervolgens per kwartaal uitgekeerd. Na afloop van 2023 dient de aanvrager een verzoek tot vaststelling van de subsidie in en wordt de definitieve hoogte van de subsidie berekend en volgt de eindafrekening.

Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie is het verschil tussen de contractprijs en het plafondtarief, met voor gas en elektriciteit inachtneming van een vooraf bepaalde maximale redelijke brutomarge en voor warmte een redelijk rendement. De uiteindelijke hoogte van de subsidie is dus afhankelijk van de ontwikkeling van de contractprijzen voor elektriciteit, aardgas en warmte gedurende 2023. De bepaling van de hoogte van de subsidie verschilt voor de levering van alleen elektriciteit, alleen gas, elektriciteit én gas samen, en warmte. Voor de contractprijzen geldt dat deze moeten voldoen aan de wettelijke eisen in het kader van de tariefregulering. De subsidie bevat tevens een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten. De hoogte van het te verstrekken subsidiebedrag wordt eventueel gecorrigeerd als gevolg van de toetsing van de brutomarge bij elektriciteit en gas of de toetsing van het rendement bij warmte (zie hierna).

Voorkomen van overcompensatie bij leveranciers

Het prijsplafond voor de consument wordt mogelijk gemaakt door subsidieverstrekking aan de energieleveranciers, waarmee zij de energierekening voor consumenten kunnen verlagen. Het doorgeven van steun door de energieleveranciers aan huishoudens heeft zich als systematiek eerder bewezen (tijdens de Compensatie Energiekosten (CEK) 2022, de regeling waarbij huishoudens € 190 ontvingen in november en december 2022). Het is echter ook bij het prijsplafond belangrijk om te waarborgen dat alle subsidie wordt doorgegeven aan de consumenten in de vorm van lagere tarieven voor energie en er geen steun bij de energieleveranciers blijft liggen. Ook in de Tweede Kamer is hiertoe opgeroepen door de motie Erkens c.s. (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 137), motie Alkaya (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 84), motie Omtzigt c.s. (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 118) en motie Maatoug c.s. (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022–2023, 36 200, nr. 124). Tevens is het borgen van volledige doorgifte van steun aan de consument een voorwaarde voor goedkeuring van de regeling door de Europese Commissie.

Toetsing brutomarge 2023 bij leveranciers van elektriciteit en gas

Voorop staat dat de door de subsidieontvanger gehanteerde contractuele leveringstarieven voor elektriciteit, gas of warmte moeten voldoen aan het bepaalde bij of krachtens respectievelijk artikel 95b van de Elektriciteitswet 1998, artikel 44 van de Gaswet of artikel 5 van de Warmtewet. Binnen de voorliggende regeling wordt overcompensatie bij leveranciers voor elektriciteit en gas voorkomen door een toets te doen op de brutomarge die leveranciers maken op de energie die zij leveren. De brutomarge is het verschil tussen de inkoopkosten van de geleverde energie, met inbegrip van diverse inkooppremies voor het afdekken van risico's (profiel-, onbalans- en weerrisico's), en de verkoopopbrengsten daarvan. RVO controleert of de brutomarge die leveranciers realiseren niet hoger is dan een vooraf vastgestelde benchmark. Deze benchmark wordt per leverancier individueel bepaald op basis van het rekenkundige gemiddelde van de historische brutomarges van de afgelopen vier jaar. Dit gebeurt ook voor jaren waarin leveranciers vier jaar een negatieve brutomarge hebben gemaakt. Hierbij mag het jaar met de laagste brutomarge worden weggestreept uit de berekening en worden jaren met een negatieve brutomarge op 0 gezet. Dit is nodig omdat de energiemarkt erg volatiel en cyclisch is en marges uit eerdere jaren niet representatief zijn. Het gemiddelde van de drie overgebleven historische brutomarges vormt de benchmark. Indien de aanvrager minder dan 4 jaar bestaat en daardoor geen cijfers heeft over 4 jaren, dan wordt de benchmark gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de beschikbare jaren tussen 2019 en 2022 en vervalt de mogelijkheid om één jaar buiten beschouwing te laten.

Nieuwe toetreders die geen historische benchmark beschikbaar hebben wordt bij de margetoets voor elektriciteit en gas de keuze geboden om te kiezen uit het stellen van de marge op 0 of het baseren van hun margetoets op de cijfers voor 2022. Dat geldt voor aanvragers die later dan 1 februari 2022 een vergunning hebben verkregen, of waarvoor in de jaren tussen 2019 en 2022 voor minder dan één kalenderjaar gegevens beschikbaar zijn. Andere uitvoerbare varianten zijn niet gevonden. Op het moment dat de komende tijd blijkt dat er toch een andere oplossing bestaat, die niet eerder is overwogen, uitvoerbaar is, voor iedereen werkt en geen impact heeft op de bredere houdbaarheid van de regeling, dan staat de overheid open voor een gesprek daarover met de partij die het betreft. Doordat de marge per leverancier wordt vastgesteld houdt deze rekening met verschillen tussen leveranciers en verstoort deze de verhoudingen op de markt zo min mogelijk. In de toets op de brutomarge worden de meest materiële risicopremies meegenomen in de berekening van de brutomarge. Deze inkooppremies zijn inherent aan de werking van de energiemarkt en worden door leveranciers aangewend om de onvoorspelbaarheid in vraag en aanbod op elkaar af te kunnen stemmen.

Een lagere marge zoals bedoeld in motie Erkens c.s. wordt bewerkstelligd door eenmalige IT- en implementatiekosten niet te vergoeden. Hierdoor hebben de leveranciers meer kosten onder de brutomarge hetgeen leidt tot een lagere winstgevendheid dan wel nettomarge, dan het geval zou zijn zonder de prijsplafondregeling. Dit garandeert dat zij geen winsten kunnen maken op het volume onder het prijsplafond, die zij zonder het prijsplafond niet zouden maken. De benchmark wordt gecorrigeerd voor inflatie en gedefinieerd in termen van 2023-prijzen.

De toets op het voorkomen van een hogere marge in 2023 dan in een situatie zonder prijsplafond wordt vormgegeven in aparte toetsen op de brutomarge voor respectievelijk elektriciteit en gas. Energieleveranciers die zowel elektriciteit als gas leveren, kunnen hun eventuele overschrijding van de benchmark eerst onderling voor elektriciteit en gas corrigeren. Op het moment dat de gerealiseerde brutomarge hoger is dan de historische benchmark, vordert RVO de te veel betaalde subsidie terug. Zo wordt gewaarborgd dat leveranciers geen voordeel hebben van het prijsplafond ten opzichte van hun historische bedrijfsresultaten.

Indien subsidie is verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit of gas aan een subsidieontvanger die deel uitmaakt van een groep, wordt, indien dit door de subsidieontvanger bij de aanvraag is aangegeven, voor het berekenen van de overschrijding van de brutomarge de over- of onderschrijding van de historische benchmark van de subsidieontvanger overeenkomstig bijlage III verrekend met de onder- of overschrijdingen van de historische benchmark van het andere lid van die groep of alle andere leden van die groep. Dat betekent dat de onderschrijdingen en overschrijdingen van alle leden van een groep gezamenlijk bij elkaar worden opgeteld voordat de subsidie verminderd wordt (indien de som van de onder- en overschrijdingen groter is dan 0).

Interne verrekenprijzen

Leveranciers van elektriciteit, gas en/of warmte die onderdeel zijn van een concern, kunnen bepaalde producten en diensten inkopen binnen het concern. De prijzen die daarvoor in rekening worden gebracht worden ook wel ‘interne verrekenprijzen’ genoemd. Deze interne verrekenprijzen moeten ‘at arm’s length’ zijn. Met toepassing van het arm’s lengthbeginsel in de subsidieregeling wordt gewaarborgd dat de interne verrekenprijzen, die de bedrijven hanteren ten behoeve van de subsidiebepaling, op zakelijkheid berusten en dat de historische benchmark consistent is qua systematiek. Daardoor ontstaat een zuivere vergelijking in 2023 ten opzichte van de historische benchmarkperiode.

Met toepassing van dit beginsel wordt beoogd te voorkomen dat de subsidiebepaling (kunstmatig) beïnvloed wordt, bijvoorbeeld door niet-marktconforme interne verrekenprijzen te hanteren in 2023 en/of in de historische referentieperiode, of door een andere interne verrekenprijsmethodiek toe te passen in 2023 en/of de historische referentieperiode als daardoor een onzuivere vergelijking ontstaat tussen 2023 en de referentieperiode.

Binnen de OESO2-lidstaten bestaat overeenstemming omtrent het arm’s-lengthbeginsel zoals dat is opgenomen in artikel 9 van het OESO-modelverdrag. Dit is van nadere invulling voorzien in het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en in de OESO-richtlijnen. In Nederland is dit beginsel vastgelegd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en van nadere invulling voorzien in Besluit van 14 juni 2022, nr. 2022-0000143421, Staatscourant 2022, nr. 16683 (‘Verrekenprijzenbesluit’).3 Daarnaast zijn in de regeling aanvullende documentatieverplichtingen verrekenprijzen van 30 december 2015 (DB2015/462M) nadere documentatieregels gesteld.4

De hiervoor genoemde internationale en nationale wet- en regelgeving is integraal van toepassing ten aanzien van het bepalen van de arm’s length interne verrekenprijzen ten behoeve van de onderhavige subsidieregeling, voor zover relevant voor de subsidiebepaling.5 De toepassing van deze regeling wordt door een externe onafhankelijke deskundige getoetst en gerapporteerd volgens de hiervoor genoemde internationale en nationale wet- en regelgeving.

Rendementstoets bij leveranciers van warmte

De warmtemarkt is een andere markt dan de gas- en elektriciteitsmarkt vanwege het (bijna) monopolistische karakter hiervan. Om die reden is de regulering van de warmtemarkt strenger dan van de elektriciteits- en gasmarkt. Voor warmte stelt de ACM jaarlijks reeds maximumtarieven vast en is er een rendementsmonitor. De aanvullende rendementstoets in deze subsidieregeling voor warmte sluit hier nauw bij aan. Het geheel van deze drie maatregelen biedt voldoende zekerheid dat de invoering van het prijsplafond niet leidt tot overcompensatie van de warmteleveranciers waarmee invulling wordt gegeven aan de motie Erkens.

In normale jaren, zonder prijsplafond, stellen warmteleveranciers voor een heel jaar het daadwerkelijke tarief vast (de contractprijs), waarbij geldt dat dit tarief niet hoger mag zijn dan het door de ACM vastgestelde reguliere maximale tarief. Ook voor 2023 zullen de warmteleveranciers een contractprijs vaststellen. Dit gebeurt doorgaans nadat de ACM het tariefbesluit met daarin opgenomen het reguliere maximale tarief heeft gepubliceerd. In het tariefbesluit voor 2023 maakt ACM naast het reguliere maximumtarief ook het prijsplafond voor warmte kenbaar. Het door ACM in het tariefbesluit opnemen van het prijsplafond voor warmteleveranciers betekent dat alle warmteleveranciers verplicht zijn de klant niet meer dan de plafondprijs tot de verbruiksgrens te laten betalen. Bij warmte is dit van belang, omdat klanten niet kunnen overstappen naar een andere warmteleverancier indien hun eigen warmteleveranciers de plafondprijs niet zou hanteren. Ook voor warmteleveranciers geldt vervolgens dat toepassen van het prijsplafond tot lagere inkomsten leidt. Zonder prijsplafond zouden ze immers voor het hele leveringsvolume aan een verbruiker hun contractprijs rekenen.

Artikel 7 van de Warmtewet bepaalt dat de ACM de rendementen in de warmteleveringsmarkt monitort en dat de ACM toetst of het rendement van de warmteleverancier op al haar netten niet hoger is dan het vastgesteld redelijk rendement door de ACM. Daarnaast voer de ACM een marktbrede rendementsmonitor in de warmtemarkt eens in de twee jaar uit. De laatste vond plaats in 2021 over 2019 en 20206 7. Sinds oktober 2021 zijn lid 2 t/m 4 van artikel 7 geactiveerd waardoor de ACM de bevoegdheid heeft om in te grijpen als het rendement te hoog blijkt te zijn. In de zomer van 2022 heeft de ACM de beleidsregels over de individuele rendementstoets geconsulteerd.8 Deze rendementsmethodiek wordt in 2023 door de ACM verder tot ontwikkeling gebracht.

Ook omwille van een gelijke behandeling met andere energieleveranciers (i.c. van elektriciteit en gas) die van de plafondregeling gebruik maken is een aanvullende, gelijkwaardige toets op mogelijke overcompensatie als gevolg van deze subsidieregeling voor warmte wenselijk. De warmtesector is echter een meer kapitaalintensieve sector, waarin de rendementen sterk afhankelijk zijn van hoge investeringen in activa (w.o. het warmtenet). Dat zou in een bruto margetoets onvoldoende tot uitdrukking komen. Daarom wordt de ACM-methodiek op basis van return on invested capital (ROIC) gevolgd. Voor de rendementstoets warmte wordt het maximale rendement van een warmtebedrijf in 2023 berekend op basis van het gemiddelde gerealiseerde ROIC van de laatste 4 jaar, waarbij het slechtste jaar mag worden weggestreept. Voor de bepaling van de ROIC geldt dat leveranciers over voldoende informatie beschikken over de omzet, kosten, activawaarde en afschrijvingen van hun warmtenetten. Deze gegevens zijn ook opgenomen in hun jaarrekening. Aan de hand van deze gegevens kunnen warmteleveranciers met toepassing van de ACM-methodiek hun ROIC vaststellen en laten bevestigen door hun eigen accountant. Voor de benchmark geldt een minimumwaarde van 6,5%. In de situatie van aanloopverliezen, bij warmtenetten niet ongebruikelijk, zou een historische vergelijking mogelijk kunnen leiden tot het voorschrijven van rendementen die lager zijn dan redelijk geacht.

De minimumwaarde werkt niet als een gegarandeerd rendement, maar is uitsluitend opgenomen als ondergrens voor de benchmark in het kader van deze regeling. De minimumwaarde is afgeleid van het door ACM in consulatie gebrachte redelijke rendement (WACC voor de rendementstoets), ter vaststelling in de loop van 2023, plus een beperkte risico-opslag voor asymmetrisch reguleringsrisico als gevolg van de geldende regulering en huidige marktomstandigheden.9 De minimumwaarde tracht zo goed mogelijk aan te sluiten bij het reeds lopende traject van ACM om een redelijk rendement voor warmteleveranciers te bepalen, maar heeft expliciet geen invloed of doorwerking op het te nemen besluit van de ACM. Als de ACM alsnog een andere waarde vaststelt voor 2023, dan wordt die overgenomen mits die hoger is dan 6.5%. Bij warmtebedrijven met een hogere gerealiseerde ROIC dan op basis van deze methodiek berekend, wordt het subsidiebedrag aangepast zodanig dat het rendement van het bedrijf, voor het volume van het prijsplafond, niet boven de gestelde norm kan uitkomen (zie formule in bijlage III). De rendementstoets houdt zo rekening met verschillen tussen warmteleveranciers en zal de markt niet onnodig verstoren.

Termijnbedragen voor de consument

Consumenten betalen energieleveranciers maandelijks een termijnbedrag om hun energierekening mee te betalen. Aan het einde van het leveringsjaar controleert de leverancier of de termijnbedragen voldoende waren om het verbruik van energie te betalen. Er volgt dan een eindfactuur. De leveranciers zijn verplicht de plafondtarieven te hanteren bij het voorstellen van de termijnbedragen, tenzij de consument daar niet mee instemt. Bij aanvang van de toepassing van het prijsplafond in een kalendermaand van 2023 verwerkt de subsidieontvanger dit in het voorstel voor het met ingang van die kalendermaand door de kleinverbruiker te betalen termijnbedrag en stelt het termijnbedrag overeenkomstig bij indien toepassing van het prijsplafond leidt tot verlaging van het termijnbedrag, tenzij de kleinverbruiker aangeeft daar niet mee in te stemmen. In afwijking daarvan kan de subsidieontvanger het voorstel tot bijstelling van het termijnbedrag ten hoogste één kalendermaand later doen, indien de subsidieontvanger kan aantonen dat eerdere bijstelling redelijkerwijs niet mogelijk is. De leverancier kan de toepassing van het prijsplafond op de levering van gas, elektriciteit of warmte aan een kleinverbruikaansluiting dus achterwege laten, indien de betreffende kleinverbruiker hierom verzoekt.

Eindfactuur voor de consument

Uiteindelijk krijgt een consument de eindfactuur. Indien het plafondtarief in een periode in 2023 lager was dan het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit, gas of warmte past de subsidieontvanger het prijsplafond toe bij de elektriciteit, gas of warmte die in die periode is geleverd aan een kleinverbruikaansluiting en waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Bij toepassing neemt de subsidieontvanger in de eindfactuur het bedrag op waarmee de eindfactuur is aangepast vanwege de toepassing van het prijsplafond, indien toepassing van het prijsplafond aan orde was in de periode waar de eindfactuur op ziet. De periode waar een eindfactuur voor de levering van elektriciteit, gas of warmte aan een kleinverbruikaansluiting op ziet, bedraagt ten minste één kalendermaand, tenzij de subsidieontvanger gedurende minder dan één kalendermaand, gerekend vanaf de vorige eindfactuur, elektriciteit, gas of warmte heeft geleverd aan de kleinverbruikaansluiting.

Verdeling en toepassing prijsplafond over 2023

Indien voor de levering van elektriciteit of gas een eindfactuur wordt verstrekt die betrekking heeft op een periode in 2023, bedraagt het deel van het volumeplafond over die periode de som van de in bijlage II opgenomen standaardvolumefracties per dag in 2023 voor elektriciteit of gas die van toepassing zijn op die periode. Het prijsplafond werkt dus op basis van de standaard verbruiksprofielen van huishoudens gedurende een kalenderjaar. Deze worden door alle leveranciers op dezelfde wijze gehanteerd in 2023. Huishoudens gebruiken logischerwijs in de winter meer energie dan in de zomer. Daar houdt het prijsplafond rekening mee door gestandaardiseerde verbruiksprofielen aan te houden, die opgenomen zijn in bijlage II. Dit is met name relevant voor klanten die gedurende 2023 overstappen van energieleverancier. Zij hebben dan een deel van het verbruik onder de verbruiksgrens van het plafond bij hun oude leverancier gebruikt. Bij hun nieuwe leverancier kunnen zij nog gebruik maken van het volume dat in de resterende maanden van 2023 nog beschikbaar is, berekend op basis van de opgenomen volumefracties. Bij deze verbruiksprofielen vindt de afrekening, in lijn met de voorschotten en energierekening zelf, per maand plaats, tenzij de subsidieontvanger gedurende minder dan één kalendermaand, gerekend vanaf de vorige eindfactuur, elektriciteit of gas heeft geleverd aan de kleinverbruikaansluiting.

Sommige kleinverbruikers hebben een energiecontract met dynamische tarieven. Dat betekent dat zij bijvoorbeeld per uur een afrekening krijgen tegen de daarvoor geldende prijs voor hun verbruikte energie. Ook contracten met dynamische tarieven vallen onder het prijsplafond. Hiervoor gelden dezelfde regels als voor andere contracten. Dit betekent dus dat de verrekenperiode voor het verbruik onder het plafond ook voor kleinverbruikers met een dynamisch contract één maand is, tenzij de subsidieontvanger gedurende minder dan één kalendermaand, gerekend vanaf de vorige eindfactuur, elektriciteit of gas heeft geleverd aan de kleinverbruikaansluiting. Dit betekent dat het effect van de dynamische tarieven verminderd wordt, maar dit is wel de meest consistente manier om deze contracten ook in het plafond te betrekken. Anders zouden kleinverbruikers met zulke contracten wel de lagere kosten hebben van lagere tarieven in uren waarin de prijs onder het plafondtarief ligt, maar niet de hogere prijs betalen wanneer deze erboven ligt.

Het volume elektriciteitsverbruik dat onder het prijsplafond valt, wordt berekend na saldering. Dit betekent dat huishoudens die zelf zonnepanelen hebben waarmee zij elektriciteit opwekken en invoeden in het net en waardoor zij mogen salderen, alleen voor de afgenomen elektriciteit van het net na saldering onder het prijsplafond vallen. De jaarrekening en de bijbehorende factuur beslaan niet altijd de periode van 1 januari tot en met 31 december, maar kunnen bijvoorbeeld ook een andere periode zoals van 1 april in het voorafgaande jaar tot 31 maart in het volgende jaar beslaan. Dat is afhankelijk van de datum waarop het contract met de leverancier in werking is getreden. Benadrukt wordt dat het prijsplafond echter alleen geldt tijdens het jaar 2023. Voor het bepalen van de netto-afname van elektriciteit die in aanmerking komt voor de toepassing van het prijsplafond in 2023, wordt dus alleen rekening gehouden met de volumes van afname en invoeding van elektriciteit vanaf 1 januari 2023 en tot en met 31 december 2023, en niet met de invoeding en afname van elektriciteit in 2022 of 2024. Het prijsplafond is van toepassing op de eventuele netto afname van elektriciteit in 2023 tot de volumegrens van deze regeling.

Bij warmtelevering zal er in tegenstelling tot bij de levering van elektriciteit en gas geen rekening worden gehouden met de mogelijkheid van zogenaamde gebroken jaren en de effecten daarvan. Anders dan bij elektriciteit en gas, geldt voor warmte dat verbruikers niet kunnen overstappen naar een andere warmteleverancier. Over het algemeen zullen klanten gedurende het gehele jaar bij dezelfde leverancier aangesloten blijven. Daarmee zal er bij warmte doorgaans alleen in geval van verhuizingen en aan- en afsluitingen van het warmtenet sprake zijn van een situatie waarbij er niet gedurende het hele jaar warmte wordt geleverd. Ook is relevant dat warmtelevering meestal in stedelijke gebieden plaats vindt met een lager gemiddelde verbruik, waardoor de kans dat- en de mate waarin de volumegrens van 37 GJ op jaarbasis overschreden zal worden geringer is. Het toepassen van volumefracties en verbruiksprofielen weegt door bovengenoemde kenmerken bij warmte niet op tegen de kosten (zowel financieel als benodigde tijd voor implementatie) die warmteleveranciers daarvoor moeten maken. Daarom is ervoor gekozen om hier bij warmtelevering geen rekening mee te houden.

Subsidievoorschotten

De minister verstrekt in 2023 elke kalendermaand een voorschot voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit of gas op maandelijks in te dienen aanvragen. Voor warmte werkt de voorschotsystematiek anders. Voor warmte verstrekt de minister op aanvraag één keer in 2023 een voorschot voor de toepassing van het prijsplafond, dat vervolgens per kwartaal wordt uitbetaald. Tevens ontvangen alle aanvragers een voorschot voor de tegemoetkoming in de uitvoeringskosten.

Elektriciteit en gas

Voorschotten worden verstrekt op maandelijks in te dienen aanvragen. De aanvraag voor eerste voorschot wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag voor subsidieverlening. De minister geeft een beschikking op een aanvraag voor een voorschot binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd. De aanvraag voor het tweede en het daaropvolgende voorschot wordt ingediend uiterlijk op de vijftiende dag, om 17:00 uur, van de kalendermaand die voorafgaat aan de kalendermaand waarop het voorschot betrekking heeft.

Het cumulatieve voorschot voor alle reeds beschikte voorschotbedragen wordt maandelijks ambtshalve gecorrigeerd aan de hand van de eindfacturen die in die maand zijn verstrekt, totdat het cumulatieve beschikte voorschot is gecorrigeerd voor al die eindfacturen. Een maandelijks voorschot kan op verzoek van de subsidieontvanger achteraf eenmalig worden gecorrigeerd voor toepassing van het prijsplafond voor levering van elektriciteit of gas aan kleinverbruikaansluitingen waarvoor op het moment van indiening van de aanvraag voor dat voorschot nog geen sprake was van een leveringsovereenkomst. Een andere mogelijkheid is wanneer er sprake is van andere wijzigingen die substantiële invloed kunnen hebben op de hoogte van het verstrekte voorschot, met uitzondering van correcties aan de hand van de eindfacturen.

Voor dynamische prijsproducten geldt dat indien een contractueel leveringstarief voor de kalendermaand waarvoor een aanvraag voor een voorschot wordt ingediend, niet bekend is op moment van indienen van de aanvraag, het contractuele leveringstarief voor die kleinverbruikaansluiting berekend wordt aan de hand van de op dag, voorafgaand aan indiening van de aanvraag, gepubliceerde prijsindices. Voor elektriciteit zijn dit de NLB-Dutch Power Financial Base Futures settlement-prijzen, month ahead, end of day, voor de kalendermaand waar de aanvraag voor een voorschot op ziet, omgerekend naar kWh elektriciteit. Voor gas zijn dit de TFM-Dutch TTF Natural Gas Base Load Dutch settlement-prijzen, month ahead, end of day, voor de kalendermaand waar de aanvraag voor een voorschot op ziet, omgerekend naar m3(n) gas.

Voor dynamische indien een contractueel leveringstarief voor komende kalendermaand niet bekend is op moment van indienen van de aanvraag voor een voorschot, wordt het contractuele leveringstarief voor die kleinverbruikaansluiting berekend aan de hand van indices. Deze zijn voor elektriciteit de door ICE ENDEX gepubliceerde NLB-Dutch Power Financial Base Futures, omgerekend naar kWh elektriciteit. Voor gas zijn deze de door de ICE ENDEX gepubliceerde TFM-Dutch TTF Natural Gas Base Load Dutch, omgerekend naar m3(n) gas.

Warmte

De minister verstrekt op aanvraag één keer in 2023 een voorschot voor de toepassing van het prijsplafond voor warmte. De subsidieontvanger dient de aanvraag voor het voorschot gelijktijdig in met de aanvraag voor subsidieverlening. De minister beslist over een beschikking op een aanvraag voor de toepassing van het prijsplafond voor warmte in principe binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd. Het voorschot wordt per kwartaal in 2023 uitbetaald. Het kwartaalbedrag wordt in gelijke delen uitbetaald op basis van de berekende hoogte van het voorschot. De minister kan het jaarlijkse voorschot op verzoek van de subsidieontvanger corrigeren bij wijzigingen van het aantal kleinverbruikaansluitingen, bijvoorbeeld bij uitbreiding van het warmtenet, of een contractueel leveringstarief.

Subsidievaststelling

Een subsidieontvanger dient een aanvraag in voor subsidievaststelling voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit, gas of warmte in bij RVO. De aanvraag gaat in ieder geval gepaard met gegevens over de geleverde energie onder het prijsplafond, het aantal kleinverbruikaansluitingen waaraan onder het plafond geleverd is, de gehanteerde contractuele leveringstarieven, de gerealiseerde brutomarge bij elektriciteit en/of gas, het gerealiseerde rendement bij warmte en een beschrijving van de methode van data-extractie uit de eigen administratie van de gegevens die gevraagd worden bij de subsidievaststelling.

Er wordt besloten over de aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag of nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

In het onvoorziene geval dat er vanwege onverwachte majeure ontwikkelingen subsidie teruggevorderd moet worden, kan de minister gebruik maken van de Wet terugvordering staatssteun (https://wetten.overheid.nl/BWBR0040718/2021-01-01). Deze wet is bedoeld voor dit type situaties waarbij geen rechtstreekse subsidierelatie bestaat met de eindbegunstigden zoals in deze regeling, maar wel conform de staatssteunregels gehandeld moet worden en overgegaan moet worden tot terugvordering.

Budgettair beslag

De uiteindelijke hoogte van de subsidie is afhankelijk van de ontwikkeling van de prijzen voor elektriciteit, aardgas en warmte gedurende 2023. Het uiteindelijke budgettaire beslag van de regeling zal dus pas na alle subsidievaststellingen na 2023 bekend worden. In afstemming met de Minister van Financiën is bepaald dat er geen subsidieplafond wordt opgenomen voor deze regeling en er dus in de beschikking tot subsidieverlening geen bedrag wordt opgenomen waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. De reden daarvoor is dat de kleinverbruikers, de eindbegunstigden, zekerheid moet kunnen worden geboden dat zij in 2023 niet met (zeer) hoge tarieven te maken krijgen. De totale kosten voor de subsidie zijn in oktober 2022 geraamd op € 11,2 miljard. Deze raming is van oktober 2022 en gebaseerd op de Macro Economische Verkenning van 2023 van het Centraal Planbureau, waarbij uitgegaan is van de groothandelsprijzen van energie van 5 juli 2022. De regeling is gepubliceerd onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring van het budgettair beslag (brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 november 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022 (Tiende incidentele suppletoire begroting inzake regelingen in verband met hoge energieprijzen), Kamerstukken vergaderjaar 2022–2023, 36252.

Borging laagdrempelige toegang afnemers tot onafhankelijke arbitrage

Om in aanmerking te komen voor een subsidie is vereist dat de leverancier is aangesloten bij een instantie voor buitengerechtelijke geschilbeslechting, die bevoegd is om klachten te behandelen van kleinverbruikers tegen leveranciers over de toepassing van deze regeling. Voor kleinverbruikers die consumenten zijn, geldt dat het hierbij gaat om aansluiting bij een op grond van artikel 2 van de Erkenningsregeling geschillencommissies consumentenklachten 1997 erkende instantie voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting die bevoegd is om klachten van kleinverbruikers te behandelen over de uitvoering van deze regeling. Thans behandelt de Geschillencommissie Energie klachten van consumenten over de nakoming van de leveringsovereenkomst die ze hebben met leveranciers van elektriciteit en gas. Het kan dan bijvoorbeeld gaan over afsluiting, levering of tarieven. Voor ondernemers behandelt de Geschillencommissie Energie Zakelijk deze klachten.

Naast de bestaande commissies zal een tijdelijke commissie worden ingericht die belast wordt met de behandeling van geschillen van consumenten respectievelijk klein zakelijk verbruikers over de uitvoering van het prijsplafond. Deze tijdelijke taak is complementair aan de bestaande bevoegdheid van de commissies in het kader van de Elektriciteitswet 1998, Gaswet en Warmtewet en betreft uitsluitend klachten die verband houden met de implementatie van de subsidieregeling prijsplafond. Een nadere afbakening van de werkzaamheden van deze tijdelijke taak met de taak die de bestaande commissies thans hebben, zal plaatsvinden in het reglement dat ten behoeve van deze commissie zal worden vastgesteld.

5. Europeesrechtelijke aspecten

Europees energierecht

Deze regeling beoogt duidelijkheid te geven over de hoogte van de energierekening en de kosten voor huishoudens en andere kleinverbruikers zo veel mogelijk te beperken. Doordat de overheid de prijsschommelingen op de energiemarkt tot aan de verbruiksgrenzen opvangt, krijgen kleinverbruikers meer zekerheid over hun energiekosten gedurende 2023. Het prijsplafond geldt voor aardgas, elektriciteit en warmte. Het prijsplafond regelt plafondtarieven die kleinverbruikers betalen voor hun verbruik van energie tot aan de zogeheten verbruiksgrenzen.

Met deze regeling is er sprake van overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers en aan kleine ondernemingen. Dit is in beginsel verboden krachtens artikel 5, eerste en tweede lid, van Richtlijn (EU) nr. 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU. Weliswaar biedt diezelfde richtlijn op grond van artikel 5, derde lid, de mogelijkheid om in te grijpen in de prijsstelling bij energiearme of kwetsbare huishoudelijke afnemers, maar deze regeling heeft een veel ruimer toepassingsbereik en valt niet binnen deze uitzondering. Ook een tijdelijke uitzonderingsmogelijkheid op grond van artikel 5, zesde lid, van richtlijn 2019/944 was niet toepasselijk.

Gelet op de brede problematiek van de betaalbaarheid van de energieprijzen heeft de EU-wetgever bij Verordening (EU) nr. 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen door middel van artikel 13 van de verordening de tijdelijke uitzonderingsmogelijkheid van artikel 5, zesde lid, van Richtlijn (EU) nr. 2019/944 alsnog toepasbaar gemaakt. Hiermee is deze regeling verenigbaar met artikel 5 van Richtlijn (EU) nr. 2019/944. De regeling voldoet aan de vereisten neergelegd in artikel 5, vierde en zevende lid, van Richtlijn (EU) nr. 2019/944. De kennisgeving als bedoeld in artikel 5, achtste lid, van Richtlijn 2019/944 zal binnen een maand na inwerkingtreding van de regeling plaatsvinden.

Staatssteun

De subsidieregeling omvat staatssteun, omdat een deelverzameling van de kleinverbruikers ondernemingen zijn. Deze ondernemingen ontvangen een door de rijksoverheid gefinancierd voordeel, omdat ze tot aan de verbruiksgrenzen een verlaging in hun energiekosten genieten. De energieleveranciers zelf ontvangen geen staatssteun, omdat ze enkel fungeren als doorgeefluik.

De subsidieregeling is gelet op de staatssteuncomponent daarom overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Daarbij is verzocht om een goedkeuring onder paragraaf 2.1 (Beperkte steunbedragen) van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne.

De Europese Commissie heeft de gevraagde goedkeuring ten tijde van de vaststelling van onderhavige regeling nog niet verleend. De Nederlandse regering heeft wel voldoende vertrouwen gekregen dat de goedkeuring zal worden verleend op basis van de inhoud van deze regeling. In de regeling is ten behoeve van goedkeuring van de Europese Commissie een aantal voorzieningen opgenomen die waarborgen dat aan de eisen van paragraaf 2.1 wordt voldaan evenals aan de transparantie-eisen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het tijdelijk crisiskader. Omdat de goedkeuring van de steunmaatregel door de Europese Commissie bij de vaststelling van de regeling nog niet is verleend, is in artikel 2.6 van deze regeling geregeld dat de verlening van de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie geschiedt.

Voor zover blijkt dat een kleinverbruiker die tevens een ondernemer is, in strijd met de EU-staatssteunkaders het voordeel van het prijsplafond heeft genoten krachtens deze regeling, zal de Minister voor Klimaat en Energie krachtens de Wet terugvordering staatssteun het voordeel rechtstreeks bij de ondernemer terugvorderen overeenkomstig de geldende EU-kaders. Ten overvloede zij opgemerkt dat indien de kleinverbruiker of een groep kleinverbruikers – anders dan om redenen van staatssteun onterecht het voordeel van het prijsplafond heeft genoten krachtens deze regeling, de Minister voor Klimaat en Energie zich zal beraden op welke wijze dit onterechte voordeel weggenomen bij of verhaald kan worden op de betrokken kleinverbruiker(s).

Bij de vormgeving van de regeling is rekening gehouden met de regels rond publiceren van de uitgekeerde subsidie aan individuele zakelijke afnemers waarbij uitgaan is van een minimale omvang om onnodige lasten te voorkomen. Hierover is ook contact met de Europese Commissie over de juiste vertaling van bestaande kaders, waarbij ingezet wordt op een zo eenvoudig mogelijke vormgeving om kosten van de uitvoering te beperken.

6. Regeldruk en administratieve lasten

De energieprijzen zijn in 2022 extreem hoog geworden en bevinden zich ten tijde van de publicatie van deze regeling nog altijd op zeer hoge niveaus. Tevens zijn de energieprijzen zeer volatiel, wat tot veel onzekerheid leidt, zowel in de markt als logischerwijs bij consumenten. Hoewel de energieprijzen op enkele momenten dalen is de verwachting dat ze nog een geruime periode hoger zullen blijven dan vóór 2022. Het kabinet zet daarom in op een maatregel die huishoudens voor 2023 zekerheid geeft over de energierekening en de lasten drukt die huishoudens aan energie betalen. Of een huishouden daarbij bestaat uit huurders of huiseigenaren maakt voor toepassing van het prijsplafond niet uit, zolang er sprake is van een aparte kleinverbruikaansluiting met een eigen contract voor energie.

Het kabinet heeft diverse alternatieven overwogen voor het voorgestelde prijsplafond, zoals ook eerder in deze toelichting beschreven. Geen van deze alternatieven bleek al deze winter, en over heel 2023, zekerheid te kunnen geven over de energierekening én tegelijkertijd de kosten voor energie te beperken zonder afbreuk te doen aan besparing en verduurzaming. Daarom heeft het kabinet gekozen voor een prijsplafond. Dat geeft dekking voor onzekerheid én leidt aantoonbaar voor ieder huishouden tot lagere energiekosten.

In het prijsplafond blijven mensen een prikkel ervaren om energie te besparen en hun huis te verduurzamen. Bijvoorbeeld door isolatie of elektrische opties voor koken of verwarmen. Een verduurzamings- en besparingsprikkel is een eis voor goedkeuring van de maatregel door de Europese Commissie. Ook het kabinet vindt het belangrijk dat we zuinig omgaan met elektriciteit en dat het prijsplafond er niet toe leidt dat mensen minder verduurzamen. Daarom zijn de volumegrenzen in het prijsplafond zo gekozen, dat mensen met elektrische opties in hun huis voor bijvoorbeeld verwarmen of koken, met een groter deel van hun verbruik onder het plafond vallen.

Het prijsplafond wordt vormgegeven als subsidie aan de energieleveranciers, zodat zij met de ontvangen subsidie binnen de verbruiksgrenzen de tarieven kunnen verlagen tot de plafondtarieven. Hierbij is een aandachtspunt van het kabinet, maar ook een breed gedeeld aandachtspunt in de Tweede Kamer, dat de subsidie niet mag leiden tot overcompensatie van energieleveranciers. Daarom hanteert de subsidieregeling een maximale brutomarge die elektriciteit en gasleveranciers mogen realiseren. Voor warmteleveranciers geldt een gelijkwaardige toets. Een goede toetsing op overcompensatie is ook voor staatssteungoedkeuring door de Europese Commissie een vereiste. Met de voorgestelde systematiek kunnen energieleveranciers niet meer marge maken op de geleverde energie dan dat zij op basis van historische gegevens zonder prijsplafond zouden doen. Hierdoor komt de subsidie volledig ten goede aan de consument.

De regeling is in goed overleg met de energieleveranciers in Nederland tot stand gekomen. Zij hebben goed bijgedragen aan het zo snel mogelijk uitvoerbaar maken van deze regeling. Dit waarborgt dat zowel voor de overheid, in dit geval de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), als de energieleveranciers bij uitvoering van deze regeling niet voor grote onvoorziene tegenvallers komen te staan en huishoudens dus op korte termijn steun kunnen ontvangen. De uitvoeringswijze van de regeling is daarnaast in goed overleg met RVO zo werkbaar mogelijk gemaakt voor de doelgroep. Hierdoor vindt de afhandeling sneller plaats en worden de regeldrukkosten voor aanvragers geminimaliseerd.

Deze regeldrukparagraaf brengt van de voorliggende subsidieregeling de verplichtingen en de daaruit voortvloeiende kosten voor aanvragers in beeld. Voor de inschatting van de regeldruk is gebruik gemaakt van het Handboek meting regeldrukkosten en de expertise van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Regeldruk betreft de investeringen en inspanningen die aanvragers moeten verrichten om zich aan wet- en regelgeving van de rijksoverheid te houden. Regeldruk bestaat uit regeldrukkosten en ervaren regeldruk.

Regeldrukkosten zijn alle kosten die bedrijven, burgers of professionals moeten maken om te voldoen aan verplichtingen uit wet- en regelgeving van de rijksoverheid. Het gaat hierbij om kosten die voortvloeien uit informatieverplichtingen en inhoudelijke verplichtingen. Regeldrukkosten bestaan uit eenmalige en/of structurele kosten. Financiële lasten of andersoortige kosten (bedrijfskosten of opportuniteitskosten) vallen niet onder de regeldrukkosten. De regeldrukkosten worden uitgedrukt in euro’s en berekend als uurtarief x aantal benodigde uren + structurele kosten = kosten per handeling, maal het aantal benodigde handelingen per jaar. De regeldrukkosten worden ook uitgedrukt als percentage van het subsidiebudget.

Ervaren regeldruk betreft de kwalitatieve aspecten van de regeling zoals werkbaarheid, proportionaliteit en ervaren nut. Ervaren regeldruk wordt niet gekwantificeerd.

Context

Aan het begin van de toelichting is de aanleiding voor deze regeling reeds geschetst. De subsidieregeling is eenmalig, gericht op huishoudens, en aan te vragen door een relatief vastomlijnde groep energieleveranciers en ziet louter op het bekostigen van het prijsplafond voor energie voor kleinverbruikers in 2023. Gezien deze korte tijdshorizon van één jaar zullen de regeldrukkosten niet per jaar berekend worden, maar als eenmalige kosten. De subsidie vergoedt het verschil tussen de contractprijs en het plafondtarief voor de vormen van energie onder het plafond, met inbegrip van een gehanteerde maximale brutomarge. Het totale geraamde budgettair beslag van de regeling is afhankelijk van de energieprijzen in 2023 en is in oktober 2022 geraamd op € 11,2 miljard.

Effecten op de aanvragers en derden

Een energieleverancier kan maximaal één aanvraag indienen voor subsidie voor de uitvoering van het prijsplafond over 2023. De leverancier ontvangt dan periodieke voorschotten (maandelijks in het geval van elektriciteit en/of gas en per kwartaal in het geval van warmte), zodat de leverancier de lagere plafondprijzen kan doorberekenen aan de klant. Er zijn in Nederland circa 60 energieleveranciers die elektriciteit en gas leveren en ongeveer 300 die warmte leveren. Het aantal leveranciers dat deel kan nemen aan de subsidieregeling wordt daarom gesteld op 360, omdat de verwachting is dat alle energieleveranciers deelnemen aan de regeling. Dit aantal is inclusief eventuele toetreders en uittreders gedurende 2023. Naar verwachting is het aantal aanvragen in de regeling dus 360. Hiervan worden naar verwachting alle aanvragen toegekend, omdat energieleveranciers er baat bij hebben een geslaagde aanvraag te doen om zo de tarieven voor hun klanten te kunnen verlagen.

Tevens is de uitvoerbaarheid van de regeling door de uitgebreide afstemming vooraf gewaarborgd. De conceptregeling is aan de energieleveranciers voorgelegd om te waarborgen dat de regeling begrijpelijk uitvoerbaar is. Deze afstemming heeft tevens een substantieel verlagend effect op de regeldrukkosten. Uit deze subsidieregeling volgen geen regeldrukeffecten voor medeoverheden (ZBO’s, gemeenten, provincies of waterschappen), mkb of burgers omdat de regeling niet op hen van toepassing is of zij zelf de subsidie niet hoeven aan te vragen. Kleinverbruikers van energie krijgen de steun middels het prijsplafond automatisch doorberekend door hun energieleverancier, die verantwoordelijk is voor de afhandeling ervan. Consumenten hoeven dus zelf geen enkele actie te ondernemen.

Andere derde partijen bij deze regeling zijn de energieleveranciers waarbij aanvragende partijen eventueel hun energie inkopen. Zij ondervinden geen effect van deze regeling, omdat het gedrag van energieleveranciers in principe zo min mogelijk door de regeling wordt beïnvloed. Dit geldt ook voor de processen van andere derden in de markt, zoals bijvoorbeeld netbeheerders. Omdat energieverkoop voor leveranciers standaard bedrijfsvoering is, worden er geen substantiële regeldrukeffecten op derden verwacht. Concluderend heeft de regeling geen onontkoombare gevolgen voor de doelgroep en regeldrukeffecten op medeoverheden, burgers of derde partijen.

Regeldrukkosten

De regeldrukkosten voor aanvragers bestaan uit kennisnamekosten en eenmalige kosten voor aanvragers, omdat het een regeling met eenmalige deelname betreft. De eenmalige regeldrukkosten zijn opgesplitst in tijdens en na de subsidieaanvraag (aanvraag voorschotten, overige gegevensverstrekking, aanvraag subsidievaststelling). Bij het berekenen van regeldrukkosten voor bedrijven wordt gebruik gemaakt van standaard uurtarieven. Deze zijn gebaseerd op de door het CBS vastgestelde uurlonen van werknemers naar beroepsgroep uit het Handboek meting regeldrukkosten. Naar verwachting zullen vanuit de aanvragende partijen voornamelijk hoogopgeleide medewerkers en administratief medewerkers de benodigde handelingen uitvoeren. Daarom hanteren de berekeningen overal een uurtarief van € 50, dat tussen het gehanteerde uurloon van hoogopgeleide medewerkers (€ 54) en administratief medewerkers (€ 39) ligt.

Vergoeding uitvoeringskosten voor energieleveranciers

Energieleveranciers maken voor de implementatie en aanpassing van IT-systemen voor het prijsplafond eenmalige kosten. Deze worden conform motie Erkens c.s. niet vergoed. Echter, leveranciers maken ook structurele additionele uitvoeringskosten voor het prijsplafond. Deze kosten komen bijvoorbeeld voort uit het benodigde intensievere klantcontact van de klantenservice over het prijsplafond of blijvende aanpassingen in de dienstverlening. Deze zijn vanwege de omvang van de maatregel doorlopend en vrij fors. De regering vindt het belangrijk dat alle kleinverbruikers die met de implementatie van het plafond in 2023 te maken krijgen op een zorgvuldige manier kunnen worden geholpen door de energieleveranciers. Te hoge uitvoeringskosten mogen daarbij niet in de weg staan. De minister vindt het daarom onwenselijk dat energieleveranciers de uitvoeringskosten volledig zelf moeten dragen. Daarom stelt de minister een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten van het prijsplafond ter beschikking van 8,61 euro excl. btw per klant. Voor de onderbouwing van dit specifieke bedrag, zie de tabel onder.

Omdat de regeling zich richt op het aantal (kleinverbruik)aansluitingen en niet op het aantal klanten, wordt een vergoeding van € 4,31 per aansluiting gegeven (de helft van € 8,61), omdat in principe klanten altijd twee aansluitingen hebben (een voor elektriciteit en een voor gas/warmte). Deze tegemoetkoming ziet specifiek toe op extra kosten die gerelateerd zijn aan klantcontacten, facturen en de boekhouding. De inschatting is dat de toename van de uitvoeringskosten vooral zal komen door de volgende posten: toegenomen klantcontact (meer telefonische contacttijd, grotere flexibele schil van call-centermedewerkers, langere afhandeltijden, extra scripts en processen, meer vraag naar 2e- en 3e-lijnscapaciteit voor complexe gevallen), ingewikkeldere facturatie (verwachte stijging van 30–60% in correctiefacturen vanwege complexiteit, additionele periodieke communicatie, manuele handelingen, scholing in nieuwe werkwijze en processen) en gecompliceerdere boekhouding (gecompliceerde accountantscontrole, 5–10% meer benodigde capaciteit voor extra controles).

Respectievelijk zijn deze kostenstijgingen per klant in tabelvorm berekend op:

 

Kostenpost

Verwachting

Stijging

Kostenstijging

 

1

Klantencontacten

Meer vragen

36%

€ 6,08

 
   

Langere afhandeltijd

8%

 
           

2

Facturering & Factuurcommunicatie

Meer correctiefacturen & meer communicatie

2%

€ 2,16

 
   

Hogere kosten per factuur

10%

 
           

3

Boekhouding

Inhuur extra FTE

5–10%

€ 0,37

 
 

Totaal

 

excl. btw

€ 8,61

 

De uitvoeringskosten in de tabel hierboven zijn dus berekend per klant. In de regeling worden de uitvoeringskosten aan de leveranciers vergoed en uitbetaald per aansluiting. Omdat de tegemoetkoming voor de uitvoeringskosten wordt vergoed door de overheid, wordt deze conform het Handboek meting regeldrukkosten wel in beeld gebracht, maar niet opgenomen in de berekening van de regeldrukkosten.

Kennisnamekosten

Het kennisnemen van de subsidieregeling kost tijd en is vereist voor het doen van een aanvraag. De kennisnametijd wordt voor alle aanvragers gelijk verondersteld op twee uur. Deze kennisnametijd is relatief laag, omdat partijen op het moment van publicatie in principe al bekend zijn met de subsidieregeling en aangegeven hebben hiermee te kunnen werken. Wel wordt de tijd die energieleveranciers gestoken hebben in het bijdragen aan de uitvoerbaarheid door gespreksvoering met de overheid voor de datum van publicatie meegerekend. Vanwege de technische complexiteit van de uitwerking van het prijsplafond zijn deze kosten relatief fors. Deze wordt voor alle leveranciers gelijk verondersteld op 80 uur (twee fulltime werkweken). Voor sommige leveranciers zal dit aantal uren in de praktijk hoger liggen, voor andere lager. Bij een gehanteerd uurtarief van € 50,82 per uur per leverancier en 360 aanvragende partijen komen de kennisnamekosten in totaal neer op € 1.476.000,–.

Tijdens de subsidieaanvraag

Partijen zijn reeds op de hoogte van de subsidieregeling en weten daarom welke documenten en acties benodigd zijn voor het doen van een subsidieaanvraag. Tevens is het zo dat de regeldrukkosten die een leverancier ervaart niet gerelateerd zijn aan het uiteindelijke bedrag dat een leverancier ontvangt. Iedere leverancier moet in de subsidieaanvraag voor levering van een bepaalde vorm van energie en afhandeling dezelfde handelingen doen, ongeacht het uiteindelijke bedrag aan subsidie dat ontvangen wordt. Bij aanvraag moeten de partijen een account maken in het digitale loket van RVO om een aanvraag te kunnen doen. Dit kost twee uur voor elk van de 360 partijen.

Bij de aanvraag van een subsidiebeschikking dienen partijen de volgende documenten op te leveren:

  • a. gegevens over de subsidieaanvrager waaronder het nummer van registratie in het handelsregister, het post- en bezoekadres, en het rekeningnummer. Dit kost twee uur;

  • b. gegevens over de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres. Dit kost twee uur;

  • c. een beschrijving van de methode van data-extractie uit de eigen administratie van de gegevens die gevraagd worden bij een aanvraag voor een voorschot. Dit kost vier uur;

  • d. een beschrijving van de wijze van toepassing van prijsplafond. Dit kost acht uur;

  • e. een verklaring over de juistheid van de bij de aanvraag overlegde gegevens die is ondertekend door de bestuurder van de subsidieaanvrager. Dit kost vier uur;

  • f. indien de subsidieaanvrager lid is van een groep: een opgave van de samenstelling van de groep. Dit kost vier uur.

Indien de aanvraag de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit of gas betreft, gaat de aanvraag vergezeld van de bedrijfs-EAN-code, bedoeld in artikel 2.8.2, onderdeel a, van de Informatiecode elektriciteit en gas. Dit kost zes uur voor 60 leveranciers.

Indien de aanvraag warmte betreft, gaat de aanvraag vergezeld van, indien de subsidieaanvrager houder is van een vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, van de Warmtewet, een afschrift van de vergunning, of, in andere gevallen, representatieve voorbeelden van de gehanteerde leveringsovereenkomsten voor warmte, in geanonimiseerde vorm en een beschrijving van het warmtenet met in ieder geval de locatie van het net op postcodeniveau en het aantal bemeten kleinverbruikaansluitingen voor warmte waarvoor de subsidieaanvrager leveringsovereenkomsten heeft afgesloten. Dit kost acht uur voor 300 leveranciers.

De aanvraag gaat vergezeld van een verklaring waarmee de subsidieaanvrager instemt dat een netbeheerder als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of een netbeheerder als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Gaswet op verzoek van de minister voor de uitvoering van deze regeling periodiek in ieder geval gegevens verstrekt uit het centraal aansluitingenregister per bedrijfs-EAN-code over de in de regeling gespecificeerde informatie. Dit kost 2 uur voor 60 leveranciers.

In totaal komen de kosten voor de subsidieaanvraag, voor 360 partijen, rekenend met een uurtarief van € 50 en 34 uur per aanvraag neer op € 612.000,–.

Na de subsidieaanvraag

Bij een positieve subsidiebeschikking is de leveranciers verplicht de ontvangen subsidie één op één door te geven aan de klant in de vorm van de plafondtarieven. De leveranciers hebben voor de doorgifte van de steun al voor publicatie van de subsidieregeling voorbereidingen kunnen treffen in hun systemen en administratie, omdat zij op voorhand op de hoogte zijn van de subsidieregeling door de afstemming die vooraf heeft plaatsgevonden. Het verwerken van de benodigde aanpassingen voor het prijsplafond vormt op die wijze voor energieleveranciers een uitvoerbare maatregel. Toch zal dit enige aanpassingen vergen in de bedrijfsvoering. De energieleveranciers maken namelijk voor de tijdige implementatie van de subsidieregeling meerkosten. Dit zijn bijvoorbeeld kosten voor interne aanpassingen en interne instructies voor de uitvoering van het prijsplafond, maar ook kosten voor het aanpassen van bijvoorbeeld de (IT-)systemen en het voorbereiden van medewerkers op het klantcontact ten aanzien van de uitvoering van het prijsplafond. Daarom wordt eenmalig per leverancier 1.600 uur gerekend om deze aanpassingen te doen. Deze 1.600 uur is gebaseerd op twee maanden voorbereidingstijd voor vijf fulltime medewerkers per leverancier. Deze kosten worden per aanvrager berekend omdat de eigen systemen per leverancier apart aangepast dienen te worden voor de subsidieaanvraag. In totaal komen de kosten voor aanpassingen van de bedrijfsvoering en IT en voor implementatie, bij een uurtarief van € 50 euro en 360 aanvragende partijen, daarmee neer op € 28.800.000,–. Deze kosten worden zoals aangegeven conform motie Erkens c.s. niet vergoed.

Aanvraag voorschotten

Partijen die een subsidiebeschikking hebben gekregen, ontvangen vervolgens voorschotten om de lagere plafondtarieven mogelijk te maken. De voorschotten voor elektriciteit en gas worden op aanvraag verleend in maandelijkse termijnen. De voorschotten moeten partijen bij RVO aanvragen in de maand voorafgaand aan de maand waarvoor voorschot wordt ontvangen. De aanvraag voor het eerste voorschot vindt tegelijkertijd met de subsidieaanvraag plaats. De hoogte van het voorschot wordt voor elektriciteit en gas elke maand berekend volgens een formule, die voor alle partijen bekend is.

De aanvraag voor een voorschot voor elektriciteit en gas omvat in ieder geval:

  • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen waarvoor volgens de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen. Dit kost vier uur;

  • b. het aantal kleinverbruikaansluitingen per tariefcohort waarvoor de toepassing van het prijsplafond aan de orde is in de kalendermaand waarvoor het voorschot wordt aangevraagd. Dit kost vier uur;

  • c. voor elektriciteit: de verwachte hoeveelheid elektriciteit in kWh per kleinverbruikaansluiting, verminderd met de in standaardjaarinvoeding voor die kleinverbruikaansluiting, waarbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van 1/12e van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul en waarbij voor de standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding wordt uitgegaan van de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen. Dit kost zes uur;

  • d. voor elektriciteit: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kleinverbruikaansluiting in de kalendermaand waarvoor het voorschot wordt aangevraagd, gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluitingen zal worden geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden. Dit kost zes uur;

  • e. voor gas: de verwachte hoeveelheid gas in m3(n) per kleinverbruikaansluiting, waarbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van 1/12e van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul en waarbij voor het standaardjaarverbruik wordt uitgegaan van de meest recente gegevens uit het centraal aansluitingenregister die de subsidieontvanger van de netbeheerder heeft ontvangen. Dit kost zes uur;

  • f. voor gas: het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting in de kalendermaand waarvoor een voorschot is ingediend, gewogen naar de hoeveelheid gas die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluitingen zal worden geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden. Dit kost zes uur.

Het aanvragen van de doorlopende voorschotten kost per leverancier van elektriciteit en/of gas dus per aanvraag 32 uur. In totaal komt dit bij twaalf voorschotaanvragen in totaal neer op 384 uur per jaar per leverancier voor 60 leveranciers. Tegen een uurtarief van € 50 is dit in totaal € 1.152.000,– voor gas en elektriciteit.

Voor warmte wordt eenmalig een voorschot aangevraagd, dat per kwartaal wordt uitbetaald. De eenmalige aanvraag voor een voorschot voor warmte omvat in ieder geval een raming van:

  • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen. Dit kost vier uur;

  • b. de hoeveelheid naar verwachting te leveren warmte binnen het volumeplafond voor warmte. Dit kost tien uur;

  • c. het verwachte gemiddelde contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ per kleinverbruikaansluiting in 2023, gewogen naar de hoeveelheid warmte die naar verwachting aan de betreffende kleinverbruikaansluiting zal worden geleverd in 2023, waarvoor de toepassing van het prijsplafond zal plaatsvinden. Dit kost zestien uur.

In totaal komen de regeldrukkosten voor de voorschotaanvraag voor warmte dus neer op 26 uur. Bij een tarief van € 50 en 300 aanvragers voor warmte komt dit neer op € 390.000 voor warmte.

Voor elektriciteit, gas en warmte samen zijn de regeldrukkosten voor de voorschotaanvragen dus in totaal € 1.542.000,–.

De subsidieontvanger brengt het plafondtarief op een voor de kleinverbruiker kenbare in rekening bij de jaarnota of jaarnota’s die betrekking hebben op de maanden waarin het plafondtarief van toepassing is voor zover het plafondtarief lager is dan het contracttarief van de desbetreffende kleinverbruiker. De hiervoor benodigde aanpassingen zijn al bij de kennisnamekosten gerekend (aanpassing ICT-systemen).

Overige gegevensverstrekking

De subsidieontvanger deelt onverwijld de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot faillietverklaring van hem, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen over hem schriftelijk mee aan de minister. Indien bij de controle op de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden en verplichtingen onregelmatigheden worden geconstateerd, kan de minister van de subsidieontvanger een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant verlangen. Voor de berekening van de regeldrukkosten wordt ervan uitgegaan dat deze scenario’s zich in principe niet voordoen. Daarom worden eventuele hieruit voortvloeiende regeldrukkosten niet meegenomen in deze berekening.

Voor het maandelijks corrigeren van het cumulatieve voorschot, bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger na afloop van een kalendermaand waarvoor hij een voorschot heeft ontvangen, aan de minister gegevens over:

  • a. het aantal kleinverbruikaansluitingen waaraan in die voorgaande kalendermaand elektriciteit of gas is geleverd;

  • b. de hoeveelheid elektriciteit in kWh of gas in m3(n) die in die voorgaande kalendermaand is geleverd aan kleinverbruikaansluitingen, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • c. voor elektriciteit: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit in € per kWh per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per kWh die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting, gewogen naar de hoeveelheid elektriciteit die die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • d. voor gas: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor gas in € per m3(n) per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per m3(n) die die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid gas die in de voorgaande kalendermaand of kalendermaanden in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • e. voor alle kleinverbruikaansluitingen waarvoor in die voorgaande maand eindfactuur is verstrekt, opgeteld het voorschot dat is verstrekt in de periode waar de eindfactuur op ziet.

Dit kost in totaal voor 60 leveranciers twaalf keer in 2023 40 uur. Bij een tarief van € 50 komt dat neer op € 1.440.000,–.

De subsidieontvanger verstrekt aan de minister een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant over de getrouwheid van gegevens als het bedrag aan te verstrekken voorschotten naar verwachting € 125.000 of méér zal bedragen. Voor elektriciteit of gas zijn dit de gegevens van de eerste aanvraag voor een voorschot, binnen vier maanden na indiening van die aanvraag. Voor warmte zijn dit de gegevens van de aanvraag voor het voorschot binnen vier maanden na de indiening van die aanvraag. Dit is waarschijnlijk voor 250 aanvragers het geval en kost vier uur per aanvrager. Dat komt bij een tarief van € 50 neer op 50.000,–.

De subsidieontvanger verstrekt aan de minister een verklaring van een onafhankelijk en ter zake kundig persoon over de getrouwheid van gegevens als het bedrag aan te verstrekken voorschotten naar verwachting minder dan € 125.000 zal bedragen. Hier is een verklaring van een ter zake kundig persoon beter van toepassing dan een product van een accountant. Voor elektriciteit of gas betreft dit de gegevens van de eerste aanvraag voor een voorschot, binnen vier maanden na indiening van die aanvraag. Voor warmte betreft dit de gegevens van de aanvraag voor het voorschot, binnen vier maanden na de indiening van die aanvraag. Dit is naar verwachting voor waarschijnlijk 110 leveranciers het geval en kost per leverancier vier uur. Bij een tarief van € 50 komt dat neer op € 22.000,–.

De subsidieontvanger verstrekt op verzoek aan de minister alle overige bescheiden, gegevens of inlichtingen die nodig zijn voor een beslissing over de subsidie. Voor deze en alle andere overige verplichte gegevensverstrekking worden geen regeldrukkosten gerekend, omdat ervanuit gegaan wordt dat deze scenario’s zich doorgaans niet voordoen. Daarmee komen de kosten voor overige gegevensverstrekking voor elektriciteit, gas en warmte in totaal neer op € 1.512.000,–.

Aanvraag vaststelling subsidie

Partijen dienen bij de vaststelling van de subsidie aan te tonen dat zij inderdaad de ontvangen subsidie als steun onder het plafond aan hun klanten uit de doelgroep hebben doorgerekend. De subsidieontvanger vraagt de vaststelling van de subsidie aan voor 30 juni 2025 met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

Een aanvraag tot vaststelling van subsidie omvat in ieder geval:

  • a. de hoeveelheid elektriciteit, gas of warmte in kWh, m3(n) of GJ die in 2023 aan kleinverbruikaansluitingen is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • b. het gemiddelde contractuele leveringstarief voor elektriciteit of gas in € per kWh of m3(n), gewogen naar de totale hoeveelheid elektriciteit of gas die in 2023 aan kleinverbruikaansluitingen is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en waarvoor een eindfactuur is verstrekt;

  • c. voor warmte: het contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ, gewogen naar de hoeveelheid warmte die in 2023 aan kleinverbruikaansluitingen is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;

  • d. voor elektriciteit of gas: de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor elektriciteit of gas per kleinverbruikaansluiting in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

  • e. voor elektriciteit of gas: de historische referentiewaarde voor elektriciteit of gas in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

  • f. voor warmte: het in 2023 gerealiseerde rendement per kleinverbruikaansluiting in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

  • g. voor warmte: het normrendement in €, bepaald overeenkomstig bijlage III;

  • h. het aantal kleinverbruikaansluitingen waaraan in 2023 elektriciteit, gas of warmte is geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt, gewogen naar het aantal dagen waarvoor een leveringsovereenkomst was;

  • i. een beschrijving van de methode van data-extractie uit de eigen administratie van de gegevens die gevraagd worden bij de subsidievaststelling.

Deze handelingen kosten in totaal 60 uur voor alle leveranciers die deelnemen in de regeling, of zij nu gas, elektriciteit of warmte leveren of een combinatie daarvan.

De aanvraag tot vaststelling van subsidie gaat vergezeld van een product van een accountant over de getrouwheid van de gegevens in de aanvraag, met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document, indien het totaal aan verstrekte voorschotten € 125.000 of meer bedraagt. Dat is naar verwachting het geval voor 250 beschikkingen. Dit kost acht uur per beschikking.

De regeldrukkosten voor de subsidievaststelling tellen bij 60 uur voor 360 leveranciers en acht uur voor 250 leveranciers bij een uurtarief van € 50 op tot € 1.180.000,–.

De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit op elk moment op een eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat hij voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen. De subsidieontvanger bewaart de administratie tot tien jaar na de datum van de beschikking tot de subsidievaststelling. Tevens verleent de subsidieontvanger gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie door de minister van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Deze bepalingen zijn standaard en mogen van een gedegen bedrijfsvoering verwachten worden en leiden daarom niet tot additionele regeldrukkosten.

Totale regeldrukkosten

In totaal bedragen de regeldrukkosten van deze subsidieregeling € 1.476.000,– + € 612.000,– + € 28.800.000,– + € 1.542.000,– + € 1.152.000,– + 1.180.000 = € 34.762.000,–. In tabelvorm is dit:

Regeldrukkosten:

Bedrag (in €):

Kennisname en afstemming

1.476.000

Aanvraag subsidie

612.000

Implementatie- en IT-kosten

28.800.000

Aanvraag voorschotten

1.542.000

Overige gegevensverstrekking

1.512.000

Aanvraag subsidievaststelling

1.180.000

Totaal:

34.762.000

Het geraamde budgettair beslag van de regeling is bij publicatie € 11.200.000.000,–. De regeldrukkosten maken daarmee 0,310% uit van het geraamde budgettair beslag.

Ervaren regeldruk

De voorliggende subsidieregeling is vanwege de uitzonderlijke omstandigheden en korte doorlooptijd zo ontworpen dat deze zo werkbaar mogelijk is voor de subsidie-aanvragende energieleveranciers en voor RVO. De vereisten en informatieverplichtingen in de regeling zijn tot een minimum gehouden, waarbij zij nog altijd toereikend zijn voor goede uitvoering van de regeling. Het ervaren nut van deze regeling, dat gedefinieerd wordt als de verschillende baten of toegevoegde waarde die bedrijven, burgers of professionals verwachten door de wet- en regelgeving, voor zichzelf of voor de samenleving, is naar verwachting ruim voldoende omdat de regeling essentieel is om huishoudens zekerheid te geven over hun energierekening en hun energielasten te verlagen middels het prijsplafond voor 2023. Er is geprobeerd de ervaren regeldruk zo laag mogelijk te houden door de regeling zo clean, lean and mean mogelijk te maken en deze tijdig en zorgvuldig op uitvoerbaarheid af te stemmen met de energieleveranciers.

Advies ATR

Het ontwerp van deze subsidieregeling wordt voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

6. Horizon en inwerkingtreding

Deze subsidieregeling geldt één kalenderjaar. De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De datum van inwerkingtreding van het prijsplafond is 1 januari 2023. Het prijsplafond eindigt op 31 december 2023. Vanwege de benodigde administratieve afhandeling vervalt de regeling met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verstrekt.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

In artikel 1.1 zijn begripsbepalingen opgenomen. Naast deze begripsbepalingen zijn ook de begripsbepalingen van artikel 1 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies van toepassing.

Onder eindfactuur wordt niet alleen de jaarafrekening verstaan, maar ook een maandafrekening of eindafrekening. Bepalend is dat het gaat om de factuur waarin de afgenomen elektriciteit, gas of warmte wordt afgerekend.

Een kleinverbruikaansluiting moet voor toepassing van deze regeling in gebruik (actief) zijn. Dit volgt uit gegeven dat de regeling alleen ziet op levering van elektriciteit, gas of warmte: bij een aansluiting die in gebruik is.

Wat betreft elektriciteit is de regeling is alleen van toepassing in geval de kleinverbruikaansluiting zich bevindt in een onroerende zaak die op zich als gebouwde eigendom is aan te merken en die kan dienen als woning of ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf of beroep of anderszins een verblijfsfunctie heeft. De regeling ziet daarmee niet op aansluitingen bij lantaarnpalen, stoplichten, bushokjes, garageboxen en dergelijke. Voor gas en warmte is dit aspect niet relevant.

Een leveringsovereenkomst kan schriftelijk zijn vastgelegd maar ook een niet schriftelijk vastgestelde afspraak kan als leveringsovereenkomst worden gezien. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een historisch gegroeide afspraak, inclusief facturering, die niet formeel op papier is vastgelegd. Het is dan een overeenkomst waarbij aanbod en aanvaarding door feitelijk gedrag tot stand zijn gekomen.

Een termijnbedrag is het bedrag dat in rekening wordt gebracht bij een kleinverbruiker voor de in de komende periode te leveren elektriciteit, warmte of gas, eventueel met een voorschotnota.

Artikel 2.1 (subsidieverstrekking)

In dit artikel wordt bepaald dat de minister op aanvraag een subsidie kan verstrekken aan een leverancier van elektriciteit, gas of warmte. De subsidie geeft een compensatie voor de kosten die gepaard gaan met het toepassen van een prijsplafond bij het leveren van elektriciteit, gas of warmte aan kleinverbruiksaansluitingen. Het toepassen van het prijsplafond houdt in dat het in deze regeling vastgestelde plafondtarief voor gas, elektriciteit of warmte wordt gehanteerd voor de geleverde elektriciteit, gas of warmte tot het bijbehorende volumeplafond zoals dat in deze regeling is vastgesteld.

Dat heeft tot gevolg dat dat de kleinverbruiker (de afnemer van elektriciteit, gas of warmte met een kleinverbruikaansluiting) niet meer dan het plafondtarief voor zijn energie betaalt, ook als de leveringstarieven hoger zijn. Dat geldt echter alleen een tot een maximumhoeveelheid geleverde energie. Het plafondtarief geldt alleen voor zover de energie binnen het toepasselijke volumeplafond blijft. Daarboven betaalt hij de het leveringstarief, zoals overeengekomen met de leverancier.

Voor elektriciteit geldt dat alleen de levering aan een primaire allocatiepunt valt onder het toepassingsbereik van deze regeling.

Een leverancier kan subsidie aanvragen voor het toepassen van het prijsplafond voor uitsluitend elektriciteit, uitsluitend gas of uitsluitend warmte, maar hij kan ook in één keer subsidie aanvragen voor een combinatie, bijvoorbeeld een aanvraag voor subsidie voor het toepassen van het prijsplafond voor zowel elektriciteit als gas.

Het betreft subsidie voor het toepassen van het prijsplafond in 2023. De subsidieontvanger past het prijsplafond toe in 2023 en krijgt daarvoor in 2023 subsidievoorschot(ten). De subsidievoorschotten voor elektriciteit en gas worden gedurende 2023 tot en met januari 2025 bijgesteld, indien nodig. Vanaf juli 2025 vindt de subsidievaststelling plaats.

De verlening van de subsidie en berekeningswijze van de subsidie is opgenomen in hoofdstuk 3. Vanwege de hoge kosten die gepaard gaan met het toepassen van het prijsplafond worden er voorschotten verstrekt. De bevoorschotting is geregeld in hoofdstuk 6, de subsidievaststelling in hoofdstuk 7.

Artikel 2.2 (vaststelling plafondtarieven)

De plafondtarieven zijn opgenomen in artikel 2.2. Deze plafondtarieven zijn aan de orde voor het geval de prijs die de kleinverbruiker moet betalen volgens de leveringsovereenkomst tussen hem en de leverancier, in 2023 hoger zullen zijn (aan de orde bij termijnbedragen) of zijn geweest (aan de orde bij eindfacturen) dan de plafondtarieven. Nadere toelichting van de plafondtarieven kan worden gevonden in paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.3 (vaststelling volumeplafonds)

De volumeplafonds voor elektriciteit, gas en warmte bedragen de in artikel 2.3 genoemde hoeveelheden. Voor elke kleinverbruikaansluiting wordt met het plafondtarief gerekend zolang de volumeplafonds niet zijn bereikt.

Voor warmte is het volumeplafond niet van toepassing voor die warmte die wordt geleverd voor verwarming van tapwater mits de warmte apart wordt bemeten en de kosten apart worden gefactureerd. Het plafondtarief geldt derhalve voor alle apart bemeten en gefactureerde warmte voor de verwarming van tapwater die in 2023 wordt geleverd.

Een nadere toelichting van de volumeplafonds staat in paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.4 (salderen)

Om te bepalen of aan een kleinverbruikaansluiting zoveel elektriciteit is geleverd dat voor deze kleinverbruikaansluiting het volumeplafond wordt bereikt, wordt rekening gehouden met saldering als bedoeld in artikel 31, eerste of tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. Het gaat om de netto afname van elektriciteit door een kleinverbruiker, met andere woorden er wordt eerst gesaldeerd en daarna wordt pas het prijsplafond toegepast. Salderen vindt plaats over de periode waarop de eindfactuur ziet. De berekening van het verbruik volgt de wijze ervan op grond artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2.5 (verdeling volumeplafonds voor elektriciteit en gas over 2023)

Voor elektriciteit en gas wordt bij de verdeling van de volumeplafonds over 2023 rekening gehouden met meer of minder verbruik gedurende een jaar. Zo zal er in koude maanden meer gas worden verbruikt voor verwarming van woningen. Voor het bepalen of aan een kleinverbruikaansluiting zoveel elektriciteit of gas is geleverd dat voor deze kleinverbruikaansluiting het volumeplafond wordt bereikt, wordt gekeken naar de periode waarover een eindfactuur ziet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zo representatief mogelijke standaard verbruiksprofielen, die per dag aangeven wat het standaard verbruik van elektriciteit of gas op die dag is. Deze standaardprofielen met de volumefracties per dag, zijn opgenomen in bijlage II.

Voor warmte is verdeling van het volumeplafond met standaard volumefracties niet aan de orde. De warmteleverancier, de subsidieontvanger, waarborgt zelf dat een kleinverbruiker niet twee keer in 2023 aanspraak kan maken op het volumeplafond.

Een ‘onbenut’ volume kan niet worden meegenomen naar een volgende periode waarop een eindfactuur ziet.

Artikelen 2.6 en 2.7

Onderhavige regeling zorgt ervoor dat staatssteun wordt verstrekt aan ondernemingen die via een kleinverbruikersaansluitingen energie ontvangen. In paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting wordt nader uitgelegd wat dit voor consequenties heeft voor deze regeling.

Artikelen 3.1 tot en met 3.6

In deze artikelen is opgenomen hoe de subsidie wordt berekend. Artikel 3.1 ziet op de berekening voor subsidie die voor elektriciteit maar geen gas, en artikel 3.2 op gas maar geen elektriciteit.

Artikel 3.3 bevat de berekening voor het geval een subsidieontvanger zowel subsidie die ziet op elektriciteit als subsidie die ziet op gas aanvraagt. In dat geval wordt voor het bepalen van de eventuele overschrijding van de brutomarge uitgegaan van de som van de overschrijding voor elektriciteit en gas samen.

In artikel 3.4 staat de berekening voor subsidie voor warmte.

In de berekeningen van de subsidie is ook een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten opgenomen, die in artikel 3.6 is uitgewerkt.

Artikel 3.4 bevat de mogelijkheid om voor een leverancier die lid is van een groep, voor het bepalen van de overschrijding van de brutomarge een verrekening te maken met de andere leden van de groep, mits hij dat al bij de aanvraag voor subsidieverlening heeft vermeld.

In artikel 3.6 staat de berekeningswijze van de hoogte van de tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor het toepassen van het prijsplafond.

Voor een nadere toelichting op de berekeningen wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 4.1 (aanvraagtermijn)

De aanvraagtermijn, is opgenomen in het eerste lid. Subsidieaanvragers voor wie die termijn te vroeg komt omdat zij pas later leverancier in de zin van deze regeling worden, kunnen op grond van het tweede lid ook subsidie aanvragen na de termijn zoals genoemd in het eerste lid. De uiterste datum voor indienen van de aanvraag door nieuwkomers op de energiemarkt voor kleinverbruikers is 15 november 2023.

Artikel 4.2 (vereiste gegevens bij aanvraag)

Eerste lid

Voor het indienen van de aanvraag voor subsidieverlening is op de website van RVO een voorziening gemaakt.

Tweede tot en met vierde lid

De aan te leveren gegevens zijn nodig om te kunnen nagaan of de subsidieontvanger voor subsidie in aanmerking komt en zal kunnen voldoen aan een aantal verplichtingen zoals opgenomen in deze regeling. Onvolledige aanvragen kunnen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) buiten behandeling worden gelaten.

Voor een aanvraag voor subsidieverlening voor elektriciteit of warmte is de bedrijfs-EAN-code nodig.

Voor een aanvraag voor subsidieverlening voor warmte moet de vergunning worden aangeleverd, of als die er niet is, andere gegevens zoals bedoeld in onderdeel b.

Vijfde lid

De aanvrager dient in te stemmen met de verstrekking door de netbeheerders van gegevens die essentieel zijn bij de controle van de verschillende aanvragen inzake de subsidieverstrekking op grond van deze regeling. Dit wettelijke voorschrift biedt de netbeheerders tevens voldoende grond de door de minister verzochte gegevens te overleggen.

Een nadere toelichting van de aanvraag voor de subsidieverlening kan worden gevonden in paragraaf 4 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel 4.4 (beslistermijn)

Dit artikel bevat de termijn waarbinnen de minister een beslissing op de subsidieaanvraag moet nemen. Deze termijn, twee weken, gaat in na ontvangst van de aanvraag. Als de beslissing niet binnen die termijn kan worden gegeven, kan de minister de termijn éénmaal met ten hoogste twee weken verlengen.

Artikel 4.5 (geen maximaal subsidiebedrag in beschikking subsidieverlening)

In dit artikel is bepaald dat in de beschikking tot subsidieverlening geen bedrag wordt opgenomen waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Door dit bij wettelijk voorschrift te bepalen, wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4:31 van de Awb. Dit is opgenomen met het oog op het doel van de regeling: om de begunstigde van deze regeling, de kleinverbruiker, te beschermen tegen grote prijsstijgingen voor elektriciteit, gas of warmte.

Artikel 4.6 (afwijzingsgronden)

De aanvraag voor subsidie wordt afgewezen als de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels en ook bij (dreigend) faillissement of verlening van surséance van betaling. Volledigheidshalve wordt vermeld dat van rechtswege ook de afwijzingsgronden opgenomen in de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) relevant zijn.

Artikel 4.7 (transparantie)

Uit het oogpunt van transparantie, ook ten behoeve van de klanten van de energieleveranciers, maakt de minister bekend aan welke energieleveranciers subsidie wordt verleend.

Artikelen 5.1 en 5.2

De subsidie is bedoeld om de begunstigde van deze regeling, de kleinverbruiker, te beschermen tegen grote prijsstijgingen voor elektriciteit, gas of warmte. Om dit doel te borgen zijn verplichtingen opgenomen om het prijsplafond toe te passen bij het bepalen van de termijnbedragen en de eindfactuur die de kleinverbruiker moet betalen. De eindfactuur zelf moet de toepassing van het prijsplafond inzichtelijk maken voor de kleinverbruiker.

Voor het toepassen van het prijsplafond bij de termijnbedragen is specifiek geregeld dat de leverancier eerst een voorstel doet aan de kleinverbruiker de termijnbedragen aldus aan te passen en vervolgens bij de termijnbedragen het prijsplafond hanteert. Hiervan kan worden afgeweken als de kleinverbruiker in kwestie aangeeft niet in te stemmen met het hanteren van het prijsplafond bij de termijnbedragen.

Een eindfactuur ziet ten minste op één kalendermaand. Uiteraard is dit niet van toepassing op een ‘gebroken’ kalendermaand, bijvoorbeeld als pas halverwege de maand gestart wordt met de levering van elektriciteit, gas of warmte. In zo’n geval, waarin het technisch gezien niet mogelijk om een eindfactuur te laten zien op een hele kalendermaand, mag daarvan worden afgeweken.

Nadere toelichting over de verwerking van de plafondtarieven in de termijnbedragen en de eindfactuur voor de consument kan worden gevonden in paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 5.3 (administratieve verplichtingen)

Vereist is dat subsidieontvanger een administratie bijhoudt, waaruit de minister kan afleiden dat de subsidieontvanger voldoet aan zijn verplichtingen. Gelet op de complexiteit van het toepassen van het prijsplafond moet de administratie zo eenvoudig en duidelijk als mogelijk worden bijgehouden.

Het bewaren van de administratie is nodig, zodat de Nederlandse staat kan voldoen aan de Europese verplichtingen die voortvloeien uit onderdeel 56 van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 131/I). Deze bepaling laat andere verplichtingen inzake de verwerking van persoonsgegevens, met name op grond van de Algemene verordening persoonsgegevens onverlet.

Artikel 5.4 (evaluatie)

Uit artikel 4:24 van de Awb volgt dat als een subsidie op een wettelijk voorschrift berust ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag gepubliceerd moet worden over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Omdat het bij het opstellen van een dergelijk (evaluatie)verslag (in dit geval door of namens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) ook van belang kan zijn om gegevens van de subsidieontvanger te verkrijgen, is de plicht voor de subsidieontvanger opgenomen om aan deze evaluatie mee te werken, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 5.5 (gegevens voor correctie voorschot)

Dit artikel betreft het verstrekken van gegevens die de minister nodig heeft voor het ambtshalve corrigeren van het maandelijkse voorschot voor elektriciteit of gas, bedoeld in artikel 6.1.2.

Artikel 5.6 (gegevens accountant)

Dit artikel ziet op accountantsverplichtingen. Het eerste en tweede lid bevatten verplichtingen gerelateerd aan voorschotaanvragen, het derde lid is een verplichting tot aanleveren na verzoek van de minister.

Artikel 5.7 (overige gegevensverstrekking)

Eerste lid

Een melding dat tegen de subsidieontvanger een verzoek tot bijvoorbeeld faillietverklaring loopt, kan uiteraard gevolgen hebben voor de subsidie. Een (dreigende) faillietverklaring kan invloed hebben op de leveringszekerheid van energie naar de consument en de nakoming van de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden. In dat geval kan op grond van artikel 4:48 van de Awb de beschikking tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd. Op basis van artikel 4:56 van de Awb kunnen dan vervolgens de voorschotten worden opgeschort.

Tweede lid

Het tweede lid geeft de grondslag om andere gegevens op te vragen, indien nodig voor een beslissing over verstrekking van de subsidie.

Artikel 5.8 (aansluiting buitengerechtelijke geschillencommissie)

Om in aanmerking te komen voor een subsidie is vereist dat de leverancier is aangesloten bij een instantie voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Deze moet klachten van consumenten met betrekking tot de uitvoering van verplichtingen uit deze regeling door de subsidieontvangers kunnen beslechten. Deze instantie is thans nog in oprichting. Tot het moment dat deze instantie operationeel is, heeft deze verplichting nog geen effect.

Artikel 5.9 (wettelijke conformiteit contractuele leveringstarieven)

In artikel 5.9 wordt onderstreept dat de energieleveranciers de wettelijke bepalingen in verband met de contractuele leveringstarieven in acht moeten nemen. Dit is met betrekking van onderhavige regeling van belang omdat de voorzieningen die met het oogpunt van consumentenbescherming inzake de tariefstelling zijn getroffen door de instelling van het plafond in een zekere mate aan betekenis verliezen. Bij de subsidievaststelling zal op de nakoming van deze verplichting getoetst worden en zou een geconstateerde niet-naleving kunnen leiden tot een lagere subsidievaststelling. Ook zou dit na subsidievaststelling kunnen worden gedaan op grond van artikel 4:49 van de Awb.

Artikel 6.1.1 (verstrekking voorschot elektriciteit of gas)

Gelet op de grote sommen geld die gemoeid zijn met toepassen van het prijsplafond is het niet mogelijk de subsidie pas bij vaststelling uit te betalen. De voorschotverstrekking voor elektriciteit of gas vindt op aanvraag plaats. De minister verstrekt in 2023 maandelijks een subsidievoorschot. De subsidieontvanger vraagt elke maand een voorschot aan. Voor een nadere toelichting over de regels over de bevoorschotting zij ook verwezen naar paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 6.1.2 (correctie voorschot elektriciteit of gas)

Eerste lid

Dit lid ziet op de bijstelling van cumulatieve subsidievoorschot van alle reeds verstrekte voorschotten. Deze wordt maandelijks achteraf gecorrigeerd aan de hand van de eindfacturen, tot de correctie is op alle eindfacturen is verstrekt.

Tweede lid

Een voorschot kan daarnaast eenmalig worden gecorrigeerd, achteraf, op verzoek van de subsidieontvanger, in het in het tweede lid aangegeven gevallen, waarbij is benoemd dat een correctie aan van eindfacturen wordt uitgesloten. Dit vindt immers als plaats bij de toepassing van de ambtshalve correctie in het eerste lid.

Artikelen 6.1.3 en 6.1.4

In deze artikelen wordt geregeld hoe de hoogte van het subsidievoorschot wordt berekend, achtereenvolgens voor elektriciteit en gas.

Er wordt gebruik gemaakt van de standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding (voor elektriciteit) en het standaardjaarverbruik (voor gas) die zijn geregistreerd in het centraal aansluitingenregister.

Voor de indeling in tariefcohorten wordt gebruik gemaakt van de tariefcohorten die zijn opgenomen in bijlage III.

Artikel 6.1.6 (dynamische prijsproducten elektriciteit of gas)

Dit artikel ziet op de dynamische prijsproducten, waarvoor de leveringstarieven niet op voorhand bekend zijn. Voor het maken van een inschatting is gebruik van ‘monthly futures’ de best mogelijke manier, omdat die de meest accurate gegevens zijn die beschikbaar zijn op het moment dat de subsidieontvanger de aanvraag voor een subsidievoorschot indient. Het gaat om de ‘end-of-day’ gepubliceerde ‘monthly futures’ zoals gepubliceerd door ICE Endex op de dag voorafgaand aan de dag van het indienen van de aanvraag, te raadplegen op de website van ICE (www.theice.com/endex).

Artikel 6.1.7 (indienen aanvraag voorschot elektriciteit of gas)

De aanvraag voor eerste voorschot wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag voor subsidieverlening. Op deze manier kan het eerste subsidievoorschot sneller op rekening van de leverancier worden gestort.

Uiterlijk de 15e van elke kalendermaand moet de aanvraag voor het tweede en verdere voorschot worden ingediend.

Artikel 6.1.8 (gegevens aanvraag voorschot elektriciteit of gas)

De in dit artikel opgenomen gegevens zijn nodig om een voorschotbeschikking te kunnen nemen. Op de website van RVO wordt een middel beschikbaar gesteld voor het indienen van de aanvraag.

Artikel 6.1.9 (beslistermijn aanvraag subsidievoorschot voor elektriciteit of gas)

De beslistermijn op een voorschotaanvraag is twee weken en deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd.

Artikelen 6.2.1 tot en met 6.2.5

Gelet op de grote sommen geld die gemoeid zijn met toepassen van het prijsplafond is het niet mogelijk de subsidie pas bij vaststelling uit te betalen. De voorschotverstrekking voor warmte vindt op aanvraag plaats. De minister verstrekt in 2023 éénmalig een subsidievoorschot. Voor een nadere toelichting over de regels over de bevoorschotting zij ook verwezen naar paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Het voorschot kan op verzoek van de subsidieontvanger worden gecorrigeerd in de in artikel 6.2.2.2 aangegeven gevallen.

Het voorschot wordt in maandelijkse bedragen uitbetaald.

Artikel 6.2.6 (gegevens aanvraag subsidievoorschot voor warmte)

De in dit artikel opgenomen gegevens zijn nodig om een subsidievoorschotbeschikking te kunnen nemen. Op de website van RVO is een middel beschikbaar gesteld voor het indienen van de aanvraag.

Artikel 6.2.7 (beslistermijn aanvraag subsidievoorschot voor warmte)

De beslistermijn op een voorschotaanvraag is twee weken en deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee weken worden verlengd.

Artikel 7.1 (indienen aanvraag voor subsidievaststelling)

In 2025 wordt de subsidie vastgesteld. De vaststelling van het uiteindelijke subsidiebedrag is geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb, alsmede – voor de berekening van de hoogte van de subsidie – de betreffende artikelen uit hoofdstuk 3 van deze regeling.

De aanvraag voor subsidievaststelling moet uiterlijk 30 juni 2025 worden ingediend.

Artikel 7.2 (gegevens aanvraag subsidievaststelling)

Op de website van RVO wordt een middel beschikbaar gesteld. De gevraagd gegevens zijn nodig om een beschikking tot subsidievaststelling te kunnen nemen.

Artikel 7.3 (beslistermijn aanvraag subsidievaststelling)

De termijn waarbinnen het vaststellingsbesluit wordt genomen is in artikel 7.2 gesteld op 13 weken.

Artikel 8.1 (inwerkingtreding en vervaldatum)

In artikel 8.1 is de inwerkingtreding van de regeling geregeld. De inwerkingtreding vindt niet plaats op een vast verandermoment en houdt tevens geen rekening met de gebruikelijke termijn tussen publicatie van de regeling en de inwerkingtredingsdatum. Dit is gerechtvaardigd met het oog op het grote belang van spoedige inwerkingtreding van de regeling voor de consumenten die de uiteindelijke begunstigden zijn van deze regeling.

Ook is een vervaldatum opgenomen. In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. De termijn is bepaald gezien het doel van de regeling in samenhang met de onzekerheden op de energiemarkt. Te zijner tijd zal bezien worden of het wenselijk is de vervaldatum voor deze titel te verlengen. De (mogelijke) ontwerpregeling inzake zo’n verlenging zal, overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden overgelegd.

Artikel 8.2 (citeertitel)

In artikel 8.2 is geregeld dat deze regeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023.

Bijlage I bij artikel 1.1 (tariefcohorten elektriciteit en gas)

Bijlage I bevat de tariefcohorten. Het zijn de categorieën van contractuele leveringstarieven met een specifieke bandbreedte. Deze tariefcohorten zijn relevant voor de berekening van de subsidievoorschotten.

Bijlage II bij artikel 2.5 (standaardvolumefracties elektriciteit en gas)

Deze bijlage bevat de standaardvolumefracties die moeten worden toegepast bij de verdeling van de volumeplafonds voor elektriciteit en gas op grond van artikel 2.5 van de regeling.

Bijlage III bij de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 en 7.2, tweede lid (brutomarge elektriciteit en gas en rendement warmte)

Deze bijlage beschrijft de toepassing van de regels over de hoogte van de brutomarge.

Onderdeel C (verrekenprijzen)
Onderdeel 1

Het uitgangspunt van het arm’s-lengthbeginsel is dat gelieerde ondernemers voor toepassing van de subsidieregeling worden verondersteld onderling onder dezelfde voorwaarden te handelen als onafhankelijke partijen onder vergelijkbare omstandigheden zouden doen. Dat betekent dat een resultaat dient te worden bereikt dat gelieerde ondernemers behalen op hun onderlinge transacties dat vergelijkbaar is met het resultaat dat ongelieerde ondernemers onder vergelijkbare omstandigheden met vergelijkbare transacties zouden behalen.

Onderdeel 2

Dit onderdeel bepaalt dat onderdeel 1 ook van toepassing is indien een zelfde persoon, onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van of aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van het ene en de andere ondernemer.

Daarnaast is onderdeel 1 van toepassing indien een interne verrekenprijs binnen één onderneming wordt gehanteerd, bijvoorbeeld als productie, inkoop en/of verkoop van energie binnen één en dezelfde juridische entiteit plaatsvindt. Een voorbeeld is een BV met een (buitenlands) filiaal.

Onderdeel 3

Om te kunnen toetsen of het arm’s lengthbeginsel is toegepast op de interne verrekenprijzen, is sprake van een documentatieverplichting van de interne verrekenprijzen. Hierbij is onder meer het volgende relevant.

Karakteriseren van de transactie

Het bepalen van de arm’s length verrekenprijs begint met het karakteriseren van de transactie. In par 2.2 van het Verrekenprijsbesluit is onder meer bepaald:

‘Elke verrekenprijsanalyse dient gebaseerd te zijn op een goed beeld van de rol van ieder onderdeel van de groep, de commerciële en financiële relaties tussen deze onderdelen, en de (al dan niet door de groep geïdentificeerde) transacties waarin die relaties tot uitdrukking komen [...].

Voordat de prijs van een bepaalde transactie tussen gelieerde partijen kan worden vastgesteld, dient de transactie als zodanig gekarakteriseerd te worden [...]. Dit vereist een analyse van de economisch relevante kenmerken van de transactie. [...]

Het uitgangspunt bij het karakteriseren van de transactie, voorafgaand aan de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel, is de transactie zoals die tussen de gelieerde partijen is vormgegeven met contractuele voorwaarden in de onderlinge overeenkomst(en), zo nodig aangevuld met informatie uit andere vastleggingen over de onderlinge rechten en verplichtingen.

Vervolgens dient deze informatie te worden aangevuld met een analyse van de andere economisch relevante kenmerken van de transactie. Al deze informatie tezamen verschaft inzicht in het feitelijke gedrag van de betrokken partijen. Indien het feitelijke gedrag niet overeenkomt met de contractuele vormgeving van de transactie, zal in zijn algemeenheid het feitelijke gedrag bepalend zijn voor de karakterisering van de transactie.

Er dient een analyse van de uitgeoefende functies en de economisch relevante risico’s die gepaard gaan met de transactie plaats te vinden. [...]’

Dit zal eveneens van toepassing zijn voor het bepalen van de arm’s length interne verrekenprijzen die relevant zijn voor de subsidiebepaling.

Negeren van de transactie

Gelieerde partijen kunnen transacties aangaan die onafhankelijke partijen niet zouden aangaan waardoor een vergelijking van de interne voorwaarden met voorwaarden overeengekomen in vergelijkbare transacties tussen ongelieerden niet mogelijk is. In een dergelijk geval zal moeten worden onderzocht of voorwaarden kunnen worden gevonden waaronder het denkbaar is dat commercieel rationeel handelende onafhankelijke partijen onder vergelijkbare omstandigheden toch een dergelijke transactie zouden aangaan. Vervolgens dient vastgesteld te worden of deze voorwaarden overeenkomen met de voorwaarden van de gelieerde transactie. Indien op deze wijze arm’s-length voorwaarden voor de betreffende transactie gevonden kunnen worden, dienen deze te worden gehanteerd en dient de transactie als zodanig te worden gerespecteerd.

Als een transactie als zodanig alleen mogelijk indien de gekarakteriseerde transactie bezien in zijn totaliteit, verschilt van wat ongelieerde partijen die zich op een commercieel rationele manier gedragen, zouden zijn overeengekomen in vergelijkbare omstandigheden, waardoor het niet mogelijk is om een voor alle partijen acceptabele prijs vast te stellen, dienen de gevolgen van een dergelijke transactie voor de subsidiebepaling genegeerd te worden.

Onderdeel 4

De documentatieverplichting in onderdeel 3 bestaat uit een beschrijving van de vijf vergelijkbaarheidsfactoren van de gelieerde transacties, een onderbouwing van de keuze van de gehanteerde verrekenprijsmethode en een onderbouwing van de voorwaarden, waaronder de prijs, die bij de transacties tot stand is gekomen. Deze verplichting ziet zowel op nationale als grensoverschrijdende transacties met gelieerde lichamen. In principe wordt aangesloten bij een van de vijf methodes uit de OESO-richtlijnen. De onafhankelijke deskundige beoordeelt welke mate van detail vereist is voor deze beschrijving.

Onderdeel 5

Onder bepaalde omstandigheden kan een andere methode dan de OESO-methodes genoemd in onderdeel 4 eveneens tot een arm’s length prijs leiden. Ingeval een andere methode dan de 5 OESO-methodes wordt gebruikt, onderbouwt het rapport waarom niet één van de OESO-methodes is gebruikt. Tevens onderbouwt het rapport in dat geval op welke wijze de gekozen methode tot een arm’s length verrekenprijs leidt en hoe deze methode toetsbaar is.

Onderdeel 6

Het kan voor komen dat de aanvrager in 2023 afwijkt van de in de historische benchmark jaren gehanteerde verrekenprijsmethode, of dat binnen de historische periode is afgeweken daarvan. In dat geval dient de aanvrager de reden van deze afwijking te onderbouwen en aan te geven op welke wijze een consistente vergelijking van de interne verrekenprijzen bewerkstelligd wordt. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat een aanpassing van de gehanteerde verrekenprijsmethode leidt tot een beïnvloeding van de berekening ten behoeve van de subsidiebepaling.

Onderdelen 7 tot en met 9

Ter onderbouwing van de zakelijke interne verrekenprijzen, verschaft de aanvrager een rapport opgesteld door een onafhankelijke deskundige met de genoemde informatie. De aanvrager is vrij in het aanstellen van de onafhankelijke deskundige, mits aangetoond kan worden dat de deskundige en het kantoor waar de deskundige werkzaam is ervaring hebben met interne verrekenprijsproblematiek. De aanvrager en de onafhankelijke deskundige bepalen samen hun onderlinge werkwijze ten behoeve van het rapport.

Om de administratieve lasten voor de aanvrager zoveel mogelijk te beperken, is de documentatie, die gevraagd wordt ter onderbouwing van de zakelijke interne verrekenprijzen in de subsidieregeling, zoveel mogelijk gebaseerd op documentatieverplichtingen die reeds voor een aantal aanvragers voor belastingdoeleinden van toepassing zijn (Bijlage E van de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 30 december 2015, nr. DB/2015/462M).

Het rapport gaat vergezeld met een inhoudsopgave of overzicht dat duidelijk weergeeft waar alle documentatieverplichtingen beschreven staan, onder verwijzing naar het desbetreffende artikel (en sub) in deze regeling.

Onderdeel 8, sub d tot en met h

De aanvrager geeft een algemene beschrijving van de functionaliteit van de aanvrager en relevante gelieerde lichamen met betrekking tot iedere gedocumenteerde categorie van gelieerde transacties.

Onder verwijzing naar par 2.4 van het Verrekenprijsbesluit vormt de functionele analyse van de bij de transactie betrokken partijen, welke van belang is bij de karakterisering van de transactie, ook een wezenlijk onderdeel van de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel en de daarbij vereiste vergelijkbaarheidsanalyse. De uitgeoefende functies, de daarmee gepaard gaande risico’s en de gebruikte activa bepalen immers de beloning voor de betrokken partijen.

De prijs is slechts één van de voorwaarden. Bij deze vergelijking van voorwaarden speelt een aantal uitgangspunten een belangrijke rol, waaronder de beschikbare realistisch aanwezige alternatieven. Verder is daarbij van belang dat de vergelijking van de voorwaarden vanuit het perspectief van alle bij de transactie betrokken partijen dient plaats te vinden.

Als alleen de prijs van de gelieerde transactie afwijkt van de prijs die tussen ongelieerden tot stand zou zijn gekomen, kan voor subsidiedoeleinden een prijsaanpassing plaatsvinden. Bij het aanpassen van de prijs en/of andere voorwaarden van een individuele transactie of specifieke groep van transacties dient, afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval, een analyse plaats te vinden of na die aanpassing nog sprake is van een arm’s-length prijs voor het betreffende lichaam, gegeven de uitgeoefende functies, de gebruikte activa en de gelopen risico’s.

Overheidsinterventies

Sommige overheidsinterventies kunnen worden beschouwd als marktfactoren in het desbetreffende land en moeten als zodanig worden verdisconteerd in de verrekenprijs. In situaties waarin voor het vaststellen van de arm’s-length prijs gebruik wordt gemaakt van een beloning gerelateerd aan de kosten (hetgeen het geval is bij de subsidiebepaling), wordt regelmatig de vraag gesteld of ontvangen subsidies, COVID-19 steun en belastingvoordelen in mindering komen op de kostengrondslag. Par. 2.8 van het Verrekenprijsbesluit bepaalt onder meer het volgende:

‘Voor de Nederlandse situatie kan als uitgangspunt worden genomen dat subsidies in mindering komen op de kostengrondslag indien een direct verband bestaat tussen de subsidie en de levering van het product of de dienst en de desbetreffende tegemoetkoming in de vorm van een korting op of een tegemoetkoming in de kosten wordt toegekend. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een subsidie op het gebruik van duurdere maar milieuvriendelijkere grondstoffen, een premie op de aanschaf van een energiezuinig bedrijfsmiddel of een bijdrage op grond van de Investeringspremieregeling. Afdrachtverminderingen genoemd in artikel 3 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen verminderen de loonkosten en hebben ook tot gevolg dat de kostengrondslag waarover de winstopslag wordt berekend lager wordt.

In de tegenovergestelde situatie zullen extra heffingen, bijvoorbeeld in verband met het gebruik van milieubelastende grondstoffen, leiden tot een verhoging van de gehanteerde kostengrondslag.

Subsidies en belastingvoordelen welke aan het lichaam als zodanig worden toegekend en geen causaal verband houden met de activiteit waaraan een beloning gerelateerd aan de kosten wordt toegerekend, komen niet in mindering op de gehanteerde kostengrondslag. [...]’

Dit zal eveneens van toepassing zijn voor het bepalen van de arm’s length interne verrekenprijzen voor toepassing van de subsidieregeling.

Inkopen in concernverband

Het gezamenlijk inkopen van energie of afdekken van risico’s in concernverband leidt in veel gevallen tot voordelen, waaronder synergievoordelen. Indien de groep door het centraliseren van de inkoopactiviteiten als gevolg van het toegenomen inkoopvolume hogere kortingen dan voorheen weet te realiseren, is dit extra voordeel in principe niet toe te rekenen aan een (gecentraliseerd) inkoopkantoor. Een dergelijk voordeel dient toegerekend te worden aan de onderdelen van de groep die door hun gezamenlijke inkoopvolumes het inkoopkantoor in staat stellen dergelijke (extra) kortingen te realiseren. Slechts indien en voor zover (extra) kortingen worden gerealiseerd door de specifieke kennis en vaardigheden van het inkoopkantoor, is het at arm’s-length om een deel hiervan toe te rekenen aan het inkoopkantoor.

Captives

Binnen concernverband komen er ondernemers voor die contractueel optreden als interne (her)verzekeraars, bijvoorbeeld voor het afdekken van risico’s ten aanzien van weer, profilering en onbalans. Deze (her)verzekeraars worden hierna ‘captives’ genoemd. Om in het kader van het karakteriseringsproces van deze transacties te beoordelen of feitelijk sprake is van verzekeringstransacties door de captives, zijn de vragen in par. 9.5 van het Verrekenprijsbesluit in relatie tot deze captives van belang. Om tot de conclusie te komen dat er feitelijk sprake is van daadwerkelijke verzekeringstransacties dienen in principe alle vragen bevestigend beantwoord te worden.

Onderdeel 10

Er kan een verzoek om nadere onderbouwing of informatie aan de aanvrager worden gedaan indien bepaalde punten onduidelijk of onvolledig zijn.

Onderdeel 11

Het interne verrekenprijsrapport zal onderdeel uitmaken van een accountantsproduct.

Onderdeel 12

De interne verrekenprijssystematiek van de transacties die begrepen zijn in de subsidiebepaling moet consistent zijn in 2023 en opzichte van de referentieperiode. Daarmee wordt gewaarborgd dat de interne verrekenprijzen, die de bedrijven hanteren ten behoeve van de subsidiebepaling, op zakelijkheid berusten en dat de historische benchmark consistent is qua systematiek waardoor een zuivere vergelijking ontstaat in 2023 ten opzichte van de historische benchmarkperiode.

Onderdeel 13

Het kan voorkomen dat de huidige of de historische verrekenprijsmethode van de leverancier door de externe deskundige of door de subsidieverstrekker niet akkoord wordt bevonden. In dat geval dient de aanvrager een herberekende (interne) verrekenprijs toe te passen ten behoeve van consistentie in de berekeningen in 2023 en in de referentieperiode. Als het noodzakelijk is kan de aanvrager uitstel van de definitieve subsidievaststelling aanvragen, er wordt een redelijke herstelperiode geboden. Indien de aanvrager verzuimt om aan de verplichtingen in deze regeling te voldoen, dan wordt de aanvraag tot vaststelling op nihil vastgesteld en eerder verleende bedragen teruggevorderd.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
2

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

X Noot
3

Voor zover deze wijzigingen een nadere verduidelijking betreffen van de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel is dit besluit ook van toepassing op jaren waarin deze wijzigingen nog niet waren gepubliceerd en dus op de historische periode die de aanvrager kiest als referentie voor toepassing van deze subsidieregeling.

X Noot
4

Deze zijn van toepassing geworden per 1 januari 2018

X Noot
5

In deze toelichting wordt expliciet naar een aantal passages uit het Verrekenprijs besluit verwezen. Dit is niet bedoeld als limitatieve toepassing van voornoemde wet- en regelgeving op de onderhavige subsidiebepaling.

X Noot
6

https://www.acm.nl/nl/publicaties/rendementsmonitor-warmteleveranciers-2019-en-2020. In de monitor zijn de warmteleveranciers opgenomen met een vergunning (35 van in totaal ongeveer 300).

Naar boven