Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 december 2022, nr. WJZ 22507894, houdende wijziging van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen vanwege de aanpassing van kosten en tarieven en de verlenging van de periode van nationaal kwekersrecht voor bepaalde houtige gewassen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Gelet op artikel 3 van Verordening (EG) Nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG 1994, L221) en de artikelen 6, tweede en vierde lid, 72 en 87 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;

Gezien Verordening (EU) 2021/1873 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de verlenging van de duur van het communautaire kwekersrecht voor rassen van de soort Asparagus officinalis L. en van de soortgroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige sierplanten (PbEU 2021, L378);

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3c, tweede lid, wordt ‘€ 293’ vervangen door ‘€ 308’.

B

Artikel 14, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. De rassen van aardappel, aardbei, anthurium, asperge en alle houtige fruitgewassen en houtige siergewassen.

C

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt ‘€ 450’ telkens vervangen door ‘€ 490’.

b. In het eerste lid, onderdelen b en c, wordt ‘€ 604’ telkens vervangen door ‘€ 654’.

c. In het tweede lid wordt ‘€ 64’ vervangen door ‘€ 67’.

d. In het derde lid wordt ‘€ 174’ vervangen door ‘€ 183’.

e. In het vijfde lid wordt ‘€ 103’ vervangen door ‘€ 108’.

f. In het zevende lid wordt ‘€ 55’ vervangen door ‘€ 58’.

g. In het achtste lid wordt ‘€ 253’ vervangen door ‘€ 263’ en wordt ‘€ 380’ vervangen door ‘€ 390’.

h. In het negende lid wordt ‘€ 224’ vervangen door ‘€ 235’.

i. In het tiende lid wordt ‘€ 103’ vervangen door ‘€ 108’.

D

In artikel 20a wordt ‘€ 140’ vervangen door ‘€ 147’.

E

In artikel 32, eerste en derde lid, wordt ‘€ 23’ telkens vervangen door ‘€ 24’.

F

Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 21, EERSTE LID, VAN DE REGELING WERKZAAMHEDEN RAAD VOOR PLANTENRASSEN

Nr

Gewasgroep

Bedrag

 

Landbouwgewassen, onderzoekstarieven

 

1

Andere dan de hieronder genoemde zaadgewassen (o.a. vezelhennep)

€ 1.834

2

Aardappelen (vegetatief en zaadvermeerderend)

€ 2.205

3

Oliehoudende zaden

€ 2.334

4

Grasgewassen

€ 2.401

5

Bieten

€ 1.765

6

Instandhoudingsras van aardappelgewassen

€ 494

7

Instandhoudingsras van granen

€ 311

8

Overige gewassen: teff, veldboon en landbouwerwt

€ 2.369

9

Medicinale hennep, uit zaad vermeerderd

€ 4.092

10

Medicinale hennep, vegetatief vermeerderd

€ 2.937

 

Siergewassen, onderzoekstarieven:

 

11

Gewassen met levende referentiecollectie: onderzoek onder glas (lange en korte teelt)

€ 2.874

12

Gewassen met levende referentiecollectie: veldonderzoek (lange en korte teelt)

€ 2.352

13

Gewassen zonder levende referentiecollectie: onderzoek onder glas (lange en korte teelt)

€ 2.344

14

Gewassen zonder levende referentiecollectie: veldonderzoek (lange en korte teelt)

€ 2.039

 

Groentegewassen, onderzoekstarieven:

 

15

Veldonderzoek

€ 2.237

16

Veldonderzoek instandhoudingsrassen

€ 258

17

Veldonderzoek heropname versneld

€ 375

18

Veldonderzoek heropname uitgebreid

€ 2.237

19

Onderzoek onder glas

€ 3.006

20

Onderzoek onder glas instandhoudingsrassen

€ 402

21

Onderzoek onder glas heropname versneld

€ 921

22

Onderzoek onder glas uitgebreid

€ 3.006

23

Bedrijfsproef, met beoordeling van het bedrijf zelf

€ 108

24

Bedrijfsproef, met beoordeling van de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

€ 269

TOELICHTING

1. Algemeen

Onderhavige regeling wijzigt de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (hierna: de regeling) op twee onderdelen: bepaalde kosten en tarieven worden geïndexeerd (zie paragraaf 2) en daarnaast wordt een termijn in het nationale kwekersrecht aangepast (zie paragraaf 3).

2. Aanpassing tarieven en kosten

Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 (hierna: Zzp 2005) stelt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de tarieven vast voor de in dat lid genoemde activiteiten van de Raad voor plantenrassen (hierna: de Raad).

Op grond van artikel 6, derde lid, Zzp 2005 is het uitgangspunt dat de tarieven van de Raad niet meer bedragen dan nodig is ter dekking van de door de Raad werkelijk gemaakte kosten en dat die kosten toerekenbaar zijn aan de in artikel 6, tweede lid, Zzp 2005 genoemde activiteiten van de Raad. In het kader van de kostendekkendheid wordt ook gekeken naar clusters van tarieven, die in rekening worden gebracht aan bedrijven uit dezelfde sector. Dit voorkomt onwenselijke kruissubsidiëring. Dit is conform het kabinetsbeleid over doorberekening van toelatings- en handhavingskosten opgenomen in het rapport Maat Houden 2014.

Op grond van artikel 6, vierde lid, Zzp 2005 is in artikel 33 van de regeling uitgewerkt dat de in paragraaf 1 van hoofdstuk 6 van de regeling opgenomen tarieven periodiek worden aangepast aan de ontwikkeling van de lonen en prijzen. Deze regeling strekt tot dergelijke wijzigingen.

Indexering tarieven

Voor de tarieven van 2023 is op de tarieven van de Raad van 2022 een indexatie toegepast van gemiddeld 5,0%. Dit is gebaseerd op de te verwachten loon- en prijskostenontwikkeling in het jaar 2023.

Zoals in artikel 3, vierde lid, van de Zzp 2005 wordt vermeld is aan de Raad ter ondersteuning van zijn werkzaamheden een bureau verbonden. Dit bureau is gepositioneerd als organisatieonderdeel van het privaatrechtelijke zelfstandig bestuursorgaan de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw). Naktuinbouw volgt drie CAO’s in de tuinbouwsector. De tariefstijging van 2,5% is gebaseerd op de verwachte aanpassing in de arbeidsvoorwaarden (2% loonstijging én 1% stap in de schaal) per 2023. De tarieven zijn voornamelijk afgerond op hele bedragen.

Wijzigingen Aanvraagtarieven 2023

Voor alle sectoren geldt dat het aanvraagtarief wordt verhoogd met gemiddeld 5%. De verschillende tarieven zelf variëren al naar gelang sprake is van een elektronische of niet digitaal ingediende aanvraag. Om bij een hoger percentage elektronische aanvragen de verwerking kostendekkend te houden, en rekening houdend met een gedeeltelijke efficiëntieverbetering, wordt het aanvraagtarief voor aanvragen die volledig digitaal worden ingediend (en derhalve digitaal kunnen worden ingelezen) verhoogd met 3,95%. Het aanvraagtarief voor aanvragen die niet volledig digitaal worden ingediend wordt verhoogd met 8,89%. Dit geldt voor de sectoren groente, sier en fruit.

Voor de sector landbouw is het aanvraagtarief voor aanvragen die volledig digitaal worden ingediend verhoogd met 2,63%. Het aanvraagtarief voor aanvragen die niet volledig digitaal worden ingediend is verhoogd met 8,28%.

Regeldruk

Bij retributies gaat het om heffingen die door ondernemers moeten worden betaald voor bepaalde werkzaamheden van de overheid. Het gaat om concrete en directe verplichtingen om een geldbedrag over te maken aan de overheid. Ze vallen niet onder de definitie van regeldruk. Dat neemt niet weg dat de betrokken bedrijven eenmalig kosten dienen te maken om kennis te kunnen nemen van de wijzigingen in retributies. Deze kosten zijn in het geval van onderhavige wijzigingsregeling echter verwaarloosbaar.

Afstemming met de sector

De tarieven van de Raad zijn voor het jaar 2023 geïndexeerd. De aanvragers van diensten van de Raad voor Plantenrassen zijn vooraf geïnformeerd over deze indexatie via een nieuwsbericht.

3. Aanpassing nationaal kwekersrecht

Het Nederlandse kwekersrecht is neergelegd in de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (ZPW) en daarop gebaseerde uitvoeringsbepalingen als het Besluit werkzaamheden Raad voor Plantenrassen en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen. De duur van nationale kwekersrechtelijke bescherming is voor de meeste gewassen bepaald op een periode van 25 jaar, als neergelegd in artikel 72 van de ZPW. In dit artikel is tevens de mogelijkheid opgenomen om bij ministeriële regeling af te wijken van deze (standaard) nationaalrechtelijke beschermingsduur. In artikel 14 van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen is deze uitzondering uitgewerkt waardoor voor een beperkt aantal rassen en gewassen een ruimere kwekersrechtelijke beschermingsduur van 30 jaar geldt. Met onderhavige aanpassing van artikel 14, onderdeel a, wordt de beschermingsduur nu ook voor asperges, houtige fruitgewassen en houtige siergewassen verlengd van 25 naar 30 jaar.De verlengde duur voor deze gewassen is in lijn met de geldende EU-rechtelijke kwekersrechttermijn.

Doel en aanleiding

Voor de meeste gewassen is de maximale nationale kwekersrechtelijke beschermingsduur 25 jaar, na welke periode een ras vrij verhandelbaar is. In deze 25 jaar moet het voor de veredelaar mogelijk zijn om diens investeringen terug te verdienen. Voor een beperkt aantal gewassen blijkt deze nationaalrechtelijke termijn van 25 jaar echter te kort te zijn. Dit betreft vooral houtige fruit- en siergewassen, asperges en diverse bloembollen. Deze gewassen kenmerken zich door complexe genetica, een langzame groei of voortplanting en een beperkt aantal mogelijkheden het nieuwe ras te verhandelen. Zodra de bescherming van kwekersrechten voor die soorten en die soortgroepen is verleend, duurt het nog jaren om de planten daadwerkelijk te vermenigvuldigen en de aantallen te bereiken die nodig zijn om een redelijk inkomen te kunnen genereren. Bijgevolg is de periode gedurende welke de houder van de nationale kwekersrechten op basis van die bescherming inkomsten kan genereren beperkt. Een verlenging van de nationaalrechtelijke beschermingsduur van het kwekersrecht voor bepaalde gewassen, van regulier 25 jaar naar 30 jaar, zal naar verwachting de investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor rassen van bepaalde soorten en soortgroepen aanmoedigen, waardoor veredelingsactiviteiten worden gestimuleerd om nieuwe rassen te ontwikkelen. Met de verlenging van de nationale kwekersrechtelijke beschermingsduur kan daarom beter worden tegemoetgekomen aan de behoeften van boeren, tuinders en consumenten, en kan ook beter worden ingespeeld op de behoefte aan gewassen die aangepast zijn aan veranderende omstandigheden ten gevolge van de klimaatverandering (bij voorbeeld rassen die beter tegen droogte of hitte kunnen).

Asperges houtige fruitgewassen en bloembollen

De verlenging van de beschermingsduur betreft de rassen van Asparagus officinalis L. en van de soortgroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige sierplanten. Voor een deel van de houtige siergewassen en voor bloembollen was reeds sprake van een beschermingsduur van 30 jaar in Nederland. In artikel 14 van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt onderdeel a daarom vervangen, waarbij niet langer slechts enkele gewassen afzonderlijk worden genoemd maar voortaan gebruik wordt gemaakt van een overkoepelende term voor houtige sier- en fruitgewassen. Voor een exacte uiteenzetting van de bedoelde gewassen die onder deze terminologie vallen kan het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO), het Europese uitvoeringsorgaan, geraadpleegd worden. Het CPVO houdt een publicatie (S2/S3) bij die dagelijks actueel wordt gehouden door het CPVO en te raadplegen is op diens website (cpvo.Europa.eu/).

Uitvoerings- en handhavingsaspecten

Het verlenen van nationale kwekersrechten is een van de wettelijke taken van de Raad voor Plantenrassen (hierna de Raad). Met de wijziging van artikel 14, onderdeel a, van de Regeling wordt de beschermingsduur van enkele gewassen verlengd, de taken van de Raad wijzigen daarmee echter niet. Er worden geen gevolgen voor uitvoeringsaspecten verwacht, behalve enige administratieve aanpassingen voor wat betreft het verwerken van deze verlenging. Ook voor wat betreft handhavingsaspecten zijn geen wijzigingen te verwachten.

Verhouding Nationaal en Europees kwekersrecht

Het nationale kwekersrecht en het communautair kwekersrecht zijn beide gebaseerd op het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten van 2 december 1961, zoals herzien te Genève op 10 november 1972, 23 oktober 1978 en 19 maart 1991 (Trb. 1992, 52), waarin uitgangspunten en doelen van kwekersrecht zijn opgenomen en betreffen verder afzonderlijke rechtsstelsels. De nationale stelsels van de Lidstaten en het communautaire stelsel bestaan naast elkaar.

Het communautaire kwekersrecht is opgenomen in Verordening (EG) Nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG 1994, L227), artikel 3 biedt de ruimte voor een nationaal kwekersrecht.

Het CPVO verleent de Europeesrechtelijke kwekersrechten die in de gehele Europese Unie bescherming bieden.

Hoewel onderhavige aanpassing van de Regeling werkzaamheden Raad voor Plantenrassen feitelijk inhoudt dat het nationale kwekersrecht voor een specifiek onderdeel in lijn wordt gebracht met het Europese kwekersrecht, betreft het formeelrechtelijk gezien geen implementatie van EU-rechtelijk kwekersrecht. Voor wat betreft de samenhang en voorrang geldt er ingevolge artikel 92 van verordening (EG) 2100/94 een verbod op dubbele bescherming, inhoudende dat voor een ras geen nationaal kwekersrecht meer kan worden verleend indien al communautair kwekersrecht is verleend. In het omgekeerde geval geldt dat een nationaal kwekersrecht dat al voor een bepaald ras is verleend, buiten toepassing blijft gedurende de periode dat met betrekking tot dat ras een communautair kwekersrecht geldt.

Consultatie

Mede op basis van door Nederland aangedragen motivering, is de maximale duur van het Europese kwekersrecht voor hierboven bedoelde gewassen verlengd van 25 naar 30 jaar. Deze verlenging is op 20 oktober 2021 van kracht geworden met Verordening (EU) 2021/1873 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de verlenging van de duur van het communautaire kwekersrecht voor rassen van de soort Asparagus officinalis L. en van de soortgroepen bloembollen, houtig kleinfruit en houtige sierplanten (PbEU 2021, L378). Omdat gebleken is dat eenzelfde beschermingsduur ook beschikbaar zou moeten zijn voor veredelaars die zich slechts baseren op het nationale kwekersrecht, wordt eenzelfde termijnaanpassing voor dezelfde gewassen en met dezelfde motivering als in het Europese kwekersrecht, nu ook in het Nederlandse kwekersrecht doorgevoerd. De Europese en ook de onderhavige nationale wijziging zijn tot stand gekomen in afstemming met Plantum, de brancheorganisatie van de veredelingssector. De nationale wijziging is daarom breed bekend en wordt ook verwacht binnen de sector. Ook de Raad voor Plantenrassen heeft gecommuniceerd over deze voorgenomen aanpassing van de nationale kwekersrechttermijn voor bepaalde gewassen.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2023. Het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) biedt de mogelijkheid om, in geval van het voorkomen van aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen, af te wijken van de normale termijn voor bekendmaking van twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding. Gelet op de kalenderjaarsystematiek voor de berekening van de tarieven en het daarbij aansluiten met loon- en prijsindexatie of correcties, kan hiervan afgeweken worden. Gelet op de nadrukkelijke wens van de sector om voor wat betreft de kwekersrechtelijke termijn voor de specifieke gewassen aan te sluiten bij de EU rechtelijke termijn en daarbij mogelijke nadelen bij een te korte beschermingsduur te beperken, zoals ook uit de verrichte consultatie duidelijk is geworden, wordt aangesloten bij de eerstvolgende mogelijkheid en het vaste verandermoment 1 januari.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven