Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2022, nr. WJZ/ 21206194, tot uitvoering van verordening (EU) 2021/2115 en verordening (EU) 2021/2116 inzake het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (Regeling uitvoering NSP GLB 2023–2027)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231);

  • Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • en de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

interventie:

interventie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 3), van verordening (EU) 2021/2115;

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

NSP:

Nationaal Strategisch Plan zijnde een strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 104, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2115;

Regieorganisatie GLB:

een gezamenlijke programmadirectie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de twaalf provincies;

verordening (EU) 2021/1060:

Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231);

verordening (EU) 2021/2115:

Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

verordening (EU) 2021/2116:

Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

verordening (EU) 2022/128:

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PbEU 2022, L 20);

verrichting:

verrichting als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4), van verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 2

  • 1. Ter uitvoering van artikel 123, eerste lid, eerste alinea, van verordening (EU) 2021/2115 wordt de minister aanwezen als nationale beheersautoriteit.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 123, vierde lid, van verordening (EU) 2021/2115 wordt gedeputeerde staten van de onderscheiden twaalf provincies aangewezen als intermediaire instantie waaraan de taken, bedoeld in artikel 3, worden gedelegeerd.

  • 3. Ter uitvoering van artikel 9, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2116 wordt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aangewezen als geaccrediteerd betaalorgaan.

  • 4. Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2116 wordt de directie Financieel Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen als de bevoegde autoriteit.

  • 5. Ter uitvoering van artikel 12, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2116 wordt de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën aangewezen als certificerende instantie.

HOOFDSTUK 2. DELEGATIE TAKEN BEHEERSAUTORITEIT

Artikel 3

  • 1. De minister delegeert overeenkomstig artikel 123, vierde lid, van verordening (EU) 2021/2115 het beheer en de uitvoering van de navolgende verrichtingen die voor steun in aanmerking komen, aan gedeputeerde staten van de onderscheiden twaalf provincies:

    • a. alle verrichtingen op grond van de artikelen 70 en 77, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2021/2115;

    • b. verrichtingen op grond van de artikelen 73, 77 en 78 van verordening (EU) 2021/2115, voor zover deze interventies provinciaal worden uitgevoerd; en

    • c. alle verrichtingen op grond van de artikelen 31, 32, 33, tweede lid, en 34 van verordening (EU) 2021/1060.

  • 2. Onder het beheer en de uitvoering van verrichtingen als bedoeld in het eerste lid, wordt in elk geval verstaan het binnen de kaders van het Nederlandse NSP:

    • a. vaststellen van voorwaarden voor de verrichtingen die voor steun in aanmerking kunnen komen;

    • b. in overeenstemming met artikel 79 van verordening (EU) 2021/2115 vaststellen van criteria voor de selectie van de verrichtingen die door de betreffende provincie worden uitgevoerd;

    • c. de ex ante beoordeling van de verifieerbaarheid en controleerbaarheid van de interventies;

    • d. de beoordeling van de verifieerbaarheid van aanvullende voorwaarden voor steunverlening als bedoeld in artikel 59, achtste lid, van verordening (EU) 2021/2116;

    • e. uitvoering geven aan artikel 123, tweede lid, onderdelen b, c, h, i, j en k, van verordening (EU) 2021/2115;

    • f. het instellen van een comité overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van verordening (EU) 2021/1060;

    • g. uitvoering geven aan de artikelen 8 en 10 voor zover van toepassing op de verrichtingen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

Gedeputeerde staten van de onderscheiden twaalf provincies leveren op verzoek van de minister:

  • a. de gegevens aan die nodig zijn voor de uitvoering van artikel 123, tweede lid, onderdelen e, f en g, van verordening (EU) 2021/2115.

  • b. toereikende informatie ter uitvoering van artikel 134 van verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 5

Gedeputeerde staten van de onderscheiden twaalf provincies dragen er zorg voor dat uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 32 en 33, tweede lid, van verordening (EU) 2021/1060.

HOOFDSTUK 3. OVERIGE INSTANTIES

Artikel 6

  • 1. Ter uitvoering van artikel 124, eerste lid, eerste alinea, van verordening (EU) 2021/2115 is er een Monitoringcomité.

  • 2. De leden van het Monitoringcomité zijn vertegenwoordigers van en worden aangewezen door:

    • a. de bevoegde overheidsinstanties en intermediaire instanties:

      • i. de minister (twee leden waaronder de voorzitter);

      • ii. gedeputeerde staten van de onderscheiden provincies;

      • iii. de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

    • b. de relevante autoriteiten op regionaal en lokaal niveau:

      • i. de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

      • ii. de Unie van Waterschappen;

      • iii. door de Vereniging Nederlandse Gemeenten;

    • c. economische en sociale instanties:

      • i. Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO);

      • ii. Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK);

      • iii. de Vereniging van Agrarische Bedrijfsadviseurs (VAB);

    • d. maatschappelijke instanties:

      • i. Boerennatuur;

      • ii. GLB Assembly (twee leden);

      • iii. LandschappenNL;

      • iv. LTO vrouw;

    • e. de Europese Commissie.

  • 3. Van de aanwijzing van een vertegenwoordiger op grond van het tweede lid die niet geschiedt door de minister en van de aanwijzing van de plaatsvervangend voorzitter wordt door de aanwijzende organisaties mededeling gedaan aan de minister.

Artikel 7

Ter uitvoering van artikel 126 van verordening (EU) 2021/2115 is er een Nationaal GLB netwerk, waarvan de ambtelijke ondersteuning wordt ondergebracht bij de Regieorganisatie GLB.

HOOFDSTUK 4. BEVOEGDHEDEN CONTROLES EN SANCTIES

Artikel 8. Onregelmatigheden

De minister geeft in voorkomende gevallen uitvoering aan de artikelen 56 en 57 van verordening (EU) 2021/2116 en artikel 30 van verordening (EU) 2022/128.

Artikel 9. GBCS, administratieve controles en controles ter plaatse

  • 1. De minister beheert het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, bedoeld in titel IV, hoofdstuk II, van verordening (EU) 2021/2116.

  • 2. De minister verricht de controles, bedoeld in artikelen 72 en 83, zesde lid, van verordening (EU) 2021/2116.

Artikel 10. Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

  • 1. De minister besluit tot het niet betalen dan wel de gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidie of betalingen, alsmede de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen met rente overeenkomstig artikel 59, eerste lid, onderdeel e, van verordening (EU) 2021/2116 en artikel 30, eerste lid, van verordening (EU) 2022/128.

  • 2. De minister stelt de sancties, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel d, van verordening (EU) 2021/2116 vast met inachtneming van artikel 59, vijfde lid, van verordening (EU) 2021/2116.

  • 3. De minister stelt de sancties, bedoeld in de artikelen 84, eerste lid, 87, eerste lid, en 88, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2116 vast overeenkomstig de artikelen 85 en 89 van verordening (EU) 2021/2116.

  • 4. De minister besluit tot terugvordering of verrekening overeenkomstig de artikelen 56 en 57 van verordening (EU) 2021/2116 en de artikelen 30 en 31 van verordening (EU) 2022/128.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

  • 1. De Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014–2020 wordt ingetrokken.

  • 2. De Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014–2020, zoals die luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze regeling, blijft tot en met 31 december 2025 van toepassing ten aanzien van de afhandeling van de steunaanvragen die op basis van POP3 of POP3+ zijn aangevraagd.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering NSP GLB 2023–2027.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 december 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Inleiding

In de onderhavige regeling worden regels gesteld ter uitvoering van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna: GLB), meer specifiek het ‘nieuwe GLB’ (programmaperiode 2023–2027):

  • Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435) (hierna: verordening (EU) 2021/2115);

  • Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435) (hierna: verordening (EU) 2021/2116); en

  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231) (hierna: verordening (EU) 2021/1060) voor zover dit ziet op GLB.

Omdat deze verordeningen rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde, worden in de onderhavige regeling uitsluitend regels gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn voor de doelmatige, doeltreffende en correcte uitvoering van deze verordeningen. Zo dient de lidstaat enkele autoriteiten aan te wijzen, zoals een beheersautoriteit (paragraaf 2.1) en een Monitoringcomité in te stellen (paragraaf 2.3). Naast de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen voorziet deze regeling er ook in dat de gedeputeerde staten van de onderscheiden twaalf provincies worden aangewezen als intermediaire instantie (paragraaf 2.2). Verder is de bevoegdheid voor de minister geregeld voor controles en sancties (paragraaf 2.4).

Het governance- en coördinatiesysteem van het nieuwe GLB is gelet op artikel 107, eerste lid, onderdeel f, van verordening (EU) 2021/2115 ook al beschreven in het Nationaal Strategisch GLB-plan (NSP). Het ziet in tegenstelling tot de voorganger van deze regeling onder het ‘vorige GLB’ – Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014–2020 – niet alleen op het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) maar ook op de governance van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF).

2. Inhoud

2.1 Aanwijzen autoriteiten

De Europese verordeningen geven per programmaperiode van de EU-landbouwfondsen aan welke autoriteiten er voor de desbetreffende programmaperiode aangewezen dienen te worden en welke taken zij dienen uit te (kunnen) voeren. Onder de nieuwe GLB-verordeningen gaat het om een beheersautoriteit, een intermediaire instantie, een betaalorgaan, een bevoegde autoriteit en een certificerende instantie.

Op hoofdlijnen is de beheersautoriteit eindverantwoordelijk voor een doelmatige, doeltreffende en correcte wijze van uitvoering en beheer van het NSP GLB 2023–2027. De beheersautoriteit heeft als taak verrichtingen te selecteren en de subsidies te verstrekken ten behoeve van die verrichtingen. Daarnaast is de beheersautoriteit verantwoordelijk voor een EU-conforme uitvoering en beheer van het NSP. De beheersautoriteit kan taken delegeren aan intermediaire instanties. Intermediaire instanties voeren taken uit onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit. De term delegatie heeft in de verordeningen een andere betekenis dan in het Nederlandse bestuursrecht, waar die term juist ziet op het overdragen van de verantwoordelijkheid, terwijl dat bij taken van de beheersautoriteit nu juist niet aan de orde is. Zie ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Het betaalorgaan is verantwoordelijk voor het beheer en de controle van de uitgaven uit het ELFPO en ELGF zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2116. Met uitzondering van het verrichten van betalingen kan het betaalorgaan de uitvoering van deze taken delegeren (aan een delegated body). Ook hier geldt dat de term delegatie in de verordeningen een andere betekenis heeft dan in het Nederlandse bestuursrecht, waar die term juist ziet op het overdragen van de verantwoordelijkheid, terwijl dat bij taken van het betaalorgaan nu juist niet aan de orde is. Delegatie is mogelijk voor zover het betaalorgaan daarbij voldoet aan de voorwaarden uit bijlage I, deel 1, onderdeel D, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PbEU 2022, L 20).

De bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de accreditatie van het betaalorgaan en de aanwijzing van de certificerende instantie.

De certificerende instantie geeft een oordeel over de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de jaarrekeningen van het betaalorgaan, over het functioneren van het governancesysteem van de lidstaat, de prestatieverslaglegging en over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven die het betaalorgaan heeft gedeclareerd bij het GLB.

2.2 Intermediaire instanties

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de beheersautoriteit voor het GLB en het eerste aanspreekpunt voor de Europese Commissie. Als beheersautoriteit is de minister gelet op artikel 123, tweede lid, van verordening (EU) 2021/2116 verantwoordelijk voor een efficiënte, doelmatige, en correcte (met name EU-conforme) wijze van uitvoering en beheer van het NSP. Het vierde lid van dat artikel bepaalt dat de beheersautoriteit een deel van de taken kan delegeren aan een intermediaire instantie, maar daar wel volledige verantwoordelijk voor blijft. Van deze bevoegdheid wordt in de onderhavige regeling gebruik gemaakt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de gedeputeerde staten van de twaalf provincies hebben overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van de invulling en de wijze van uitvoering van het Nationaal Strategisch GLB-plan 2023–2027 (NSP). In de onderhavige regeling is de delegatie juridisch vorm gegeven. De praktische uitvoering van de gedelegeerde taken wordt nader verankerd in het Convenant Uitvoering Nationaal Strategisch Plan GLB 2023–2027 (hierna: het convenant).

De minister is verantwoordelijk voor de ELGF-regelingen (inkomensregelingen, ecoregelingen, sectorale regelingen) en de landelijke ELFPO-regelingen (landelijke plattelandsinterventies). De provincies zijn verantwoordelijk voor Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb), LEADER en provinciale plattelandsinterventies.

Voor de provincies zijn de volgende interventies en verrichtingen in het Nationaal Strategisch GLB-plan 2023–2027 van Nederland opgenomen:

  • 1) Interventies inzake milieu, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen (artikel 70 van Verordening (EU) 2021/2115);

  • 2) Interventies inzake investeringen (artikel 73 van verordening (EU) 2021/2115). Deze interventie bestaat uit een drietal subinterventies die door de provincies worden uitgevoerd: Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering op landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven en Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven;

  • 3) Interventies inzake LEADER -lokale ontwikkeling (artikel 77, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) 2021/2115 en artikelen 31 tot en met 34 van verordening (EU) 2021/1060);

  • 4) Interventies inzake samenwerking (artikel 77 van verordening (EU) 2021/2115);

  • 5) Interventies inzake kennisuitwisseling en verspreiding van informatie (artikel 78 van verordening (EU) 2021/2115).

Ten behoeve van de delegatie van een deel van de taken van de minister in zijn hoedanigheid van beheersautoriteit zijn verplichtingen nodig om te waarborgen dat de minister zijn in de voornoemde Europese verordeningen neergelegde verantwoordelijkheden als beheersautoriteit naar behoren kan nakomen. Deze verplichtingen zijn ten dele opgenomen in onderhavige regeling en nader uitgewerkt in het eerder genoemde convenant en het daarbij behorende Aansturingsprotocol. Hierbij gaat het onder meer om de informatieverplichtingen die aan de gedeputeerde staten worden opgelegd. De beheersautoriteit heeft namelijk ten behoeve van de rapportageplicht richting de Europese Commissie gegevens nodig over de uitvoering van de gedelegeerde taken. Ter uitvoering van artikel 123, tweede lid, onderdelen e, f en g, en artikel 134 van verordening (EU) 2021/2115 is het nodig dat tijdig toereikende informatie beschikbaar wordt gesteld aan de minister. De onderhavige regeling voorziet hierin.

2.3 Instelling Monitoringcomité en GLB netwerk

Artikel 9 van de onderhavige regeling geeft uitvoering aan artikel 124, eerste lid, eerste alinea, van verordening (EU) 2021/2115, waarin is bepaald dat binnen drie maanden nadat de Europese Commissie het NSP heeft goedgekeurd een Monitoringcomité moet worden opgericht om de uitvoering van het NSP te monitoren.

De samenstelling van het zogenoemde Monitoringcomité is conform artikel 124, tweede lid, van verordening (EU) 2021/2115. Het betreft een evenwichtige vertegenwoordiging van de bevoegde overheidsinstanties, intermediaire instanties en van vertegenwoordigers van de in artikel 106, derde lid, van verordening (EU) 2021/2115 bedoelde partners.

Het Monitoringcomité is geen adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges of een commissie als bedoeld in de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies aangezien het Monitoringcomité als taak heeft om beleid te monitoren en evalueren in plaats van het adviseren van de minister én omdat de minister zelf lid is van het Monitoringcomité.

De Europese Commissie acht netwerken een essentieel instrument om het GLB beleid te stimuleren en aan te sturen. Voor de uitvoering van het NSP moet elke lidstaat daarom ter uitvoering van artikel 126 van verordening (EU) 2021/2115 uiterlijk 12 maanden na goedkeuring van het NSP een nationaal netwerk voor het GLB opzetten. Het netwerk moet organisaties en overheidsdiensten, adviseurs, onderzoekers en andere actoren op vlak van innovatie alsmede andere actoren op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling bijeen brengen. De doelstellingen en taken voor dit netwerk zijn beschreven in artikel 126 van verordening (EU) 2021/2115. De ambtelijke ondersteuning van het netwerk wordt bij de Regieorganisatie GLB ondergebracht.

Ten behoeve van het stimuleren, structureren en ‘zichtbaar/bruikbaar’ maken van het GLB netwerk zal een GLB Assembly ingericht worden. Dit is een bijeenkomst die jaarlijks, of twee maal per jaar, georganiseerd zal worden en waarbij de stand van de omschakeling van de agrarische sector en de vitaliteit van het platteland breed besproken wordt. De Assembly zal bestaan uit vertegenwoordigers afkomstig uit alle relevante deelnetwerken van het GLB-netwerk.

2.4 Bevoegdheden controles en sancties

RVO is als betaalorgaan verantwoordelijk voor het beheer en de controle van de uitgaven (artikelen 9 en 72 van verordening (EU) 2021/2116). Het betreft administratieve controles en controles ter plaatse. Het betaalorgaan kan deze taken delegeren aan delegated bodies (zie paragraaf 2.1 voor meer informatie over deze delegatie mogelijkheid).

De NVWA voert deze controles ter plaatse uit als delegated body. Ambtenaren van de NVWA zijn in het Besluit aanwijzing toezichthouders Landbouwwet reeds aangewezen als toezichthouder (naast ambtenaren van RVO en van de Auditdienst Rijk).

Daarnaast moeten lidstaten zorgen voor de controles op conditionaliteiten (artikel 83 van verordening (EU) 2021/2116). Conditionaliteiten zijn de basisnormen op het gebied van milieu, klimaatverandering, volksgezondheid, gezondheid van planten en dierenwelzijn. De basisnormen omvatten een lijst, in gestroomlijnde vorm, van uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE’s) en normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van het land (GLMC-normen). De conditionaliteiten gelden als voorwaarde voor het verkrijgen van steun en betalingen. Niet aan de conditionaliteiten voldoen levert een korting op voor alle betalingen die onder de conditionaliteiten vallen. De conditionaliteiten, die betrekking hebben op bestaande wet- en regelgeving, worden gecontroleerd door de reeds aangewezen toezichthouders op het betreffende terrein. De naleving van de wet- en regelgeving voor dierenwelzijn wordt bijvoorbeeld gecontroleerd door de NVWA en naleving op conditionaliteiten op basis van de habitatrichtlijn wordt gecontroleerd door de provincies. Voor de controle op conditionaliteiten wordt jaarlijks een steekproef getrokken van minimaal 1% uit de populatie aanvragers. Daarnaast moeten niet-nalevingen uit reguliere controles op de betreffende wet- en regelgeving, voor zover die ook zijn aangemerkt als conditionaliteiten, door de aangewezen toezichthouders worden doorgemeld. De NVWA ontvangt van alle betrokken toezichthouders zowel de niet-nalevingen uit de steekproef als uit de reguliere controles en zet deze door naar het betaalorgaan. Deze coördinerende taak is gemandateerd aan de NVWA in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019.

Het betaalorgaan bepaalt in hoeverre deze niet-nalevingen van invloed zijn op de aangevraagde steun, door op basis van de gerapporteerde bevindingen een kortingspercentage vast te stellen en toe te passen op de betalingen.

3. Regeldruk

In deze regeling zijn geen verplichtingen voor burgers of bedrijven opgenomen. Er ontstaan daardoor geen directe regeldruk of extra administratieve lasten.

4. Inwerkingtreding

De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na haar publicatie. Hiermee worden de vaste verandermomenten voor inwerkingtreding van een ministeriële regeling niet gevolgd. Conform het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten is dit gerechtvaardigd, omdat het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen betreft.

II ARTIKELEN

Artikel 2

Gelet op artikel 113 moeten de lidstaten in het NSP informatie vermelden over het governance- en coördinatensysteem waaronder de governance-instanties. In artikel 123, eerste lid, eerste alinea, van verordening (EU) 2021/2115 en in titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/2116 is voorgeschreven dat de lidstaten ter uitvoering van het NSP een beheersautoriteit, betaalorgaan, bevoegde autoriteit en een certificerende instantie aanwijzen. Artikel 123, vierde lid, van verordening (EU) 2021/2116 biedt lidstaten de mogelijkheid om een intermediaire instantie aan te wijzen. Artikel 2 van de onderhavige regeling voorziet hierin voor het Nederlandse NSP. Zie verder paragraaf 2.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 3

In dit artikel wordt het beheer en de uitvoering van interventies inzake milieu, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen en LEADER – lokale ontwikkeling, en van interventies inzake investeringen, samenwerking en kennisuitwisseling en verspreiding van informatie, voor zover deze interventies provinciaal worden uitgevoerd, overgedragen aan gedeputeerde staten van de onderscheiden provincies als intermediaire instantie. De minister is daarnaast bevoegd om interventies inzake investeringen, samenwerking en kennisuitwisseling en verspreiding van informatie vast stellen voor zover deze interventies landelijk worden uitgevoerd. Plaatselijke actiegroepen zijn bevoegd voor de taken die uitsluitend zij kunnen uitvoeren (artikel 33, eerste en derde lid, van verordening (EU) 2021/1060). Op grond van artikel 2 van de Bekendmakingswet publiceert de provincie openstellingsbesluiten voor LEADER-projecten in het Provinciaal Blad.

In het kader van de uitvoering van deze taken worden in het tweede lid enkele taken beschreven die aan de gedeputeerde staten worden toebedeeld. Zo moeten de provincies het beheer en de uitvoering van verrichtingen moeten zij voorwaarden en selectiecriteria vaststellen voor de verrichtingen die voor steun in aanmerking kunnen komen. Deze voorwaarden en selectiecriteria moeten passen binnen het Nederlandse NSP. Ten behoeve van de delegatie van een deel van de taken van de minister in de hoedanigheid van beheersautoriteit zijn verplichtingen nodig om te waarborgen dat de minister zijn in de voornoemde Europese verordeningen neergelegde verantwoordelijkheden als beheersautoriteit naar behoren kan nakomen. Ter uitvoering van artikel 123, tweede lid, onderdeel g, jo. artikel 134 van verordening (EU) 2021/2115 is het nodig dat tijdig toereikende informatie beschikbaar wordt gesteld aan de minister. De onderhavige regeling voorziet hierin. Daarnaast is de verplichting opgenomen voor gedeputeerde staten om begunstigden en andere bij de uitvoering van deze verrichtingen betrokken instanties te informeren zoals voorgeschreven door artikel 123, tweede lid, onderdelen b, c, h, i, j en k, van verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 4

Artikel 4 bevat een aantal informatieverplichtingen voor de provincies, toegelicht in paragraaf 2.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 5

Artikel 5 van de onderhavige regeling bepaalt dat de gedeputeerde staten uitvoering geven aan artikel 32 en 33, tweede lid, van verordening (EU) 2021/1060, en daarmee op concrete acties in het kader van LEADER. Het gaat om concrete acties die beogen bij te dragen aan de plaatselijke ontwikkeling van plattelandsgebieden. In voornoemde artikelen is bepaald dat lidstaten criteria vaststellen voor de selectie van verrichtingen die in het kader van LEADER voor steun in aanmerking komen. Voorts is bepaald dat de beheersautoriteit daarvoor een selectiecomité opricht.

Artikelen 6 en 7

Het betreft het overeenkomstig artikelen 124 en 126 van verordening (EU) 2021/2116 aanwijzen van een Monitoringcomité en het Nationaal GLB netwerk. Zie voor een toelichting op deze artikelen paragraaf 2.3 van het algemeen deel van deze toelichting. In het Monitoringcomité wordt vertegenwoordigd door één deelnemer per genoemde organisatie, met uitzondering van de minister en de GLB Assembly die door twee leden zijn vertegenwoordigd.

Artikelen 8, 9 en 10

Deze artikelen gaan over de bevoegdheden van de minister voor controles en sancties. In het vorige GLB bestond een vergelijkbare bevoegdheid voor de minister. Dit was geregeld in artikelen 4.1.16 tot en met 4.1.18 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies en artikelen 4.6 tot en met 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Zie ook paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

In artikel 8 is de minister aangewezen als het bevoegde orgaan dat de invordering van de onverschuldigde betalingen verricht. Voorts is de minister bevoegd om te besluiten dat een terugvordering niet wordt voortgezet indien dit naar behoren wordt gemotiveerd overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van verrodening (EU) 2022/128.

Artikel 9 gaat over controles en controlesystemen. Artikel 65 van verordening (EU) 2021/2116 verplicht lidstaten een geïntegreerd beheers en controle systeem op te zetten, om onder meer de betalingsregelingen te beheren en te controleren. Het systeem moet ook worden gebruikt voor controles van de conditionaliteiten. In artikel 9, eerste lid, is geregeld dat dit systeem wordt beheerd door de minister.

Artikel 9, tweede lid, regelt dat de minister bevoegd is te controleren of de aanvragen voor subsidie en rechtstreekse betalingen voldoen voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden. Lidstaten zijn op grond van artikelen 72 en 83, zesde lid, van verordening (EU) 2021/2116 verplicht dergelijke controles te verrichten.

In artikel 10 zijn de bevoegdheden van de minister neergelegd ten aanzien van de Europees verplichte intrekking van (subsidie)betalingen en betalingsrechten (eerste lid), de oplegging van sancties in verband met de schending van subsidiabiliteitseisen (tweede lid), oplegging van sancties in verband met de conditionaliteiten GLB (derde lid) en terugvordering van onverschuldigde betalingen (vierde lid).

Artikel 11

Dit artikel zorgt ervoor dat de Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014–2020 wordt ingetrokken. Deze regeling bevat bepalingen ter uitvoering van verordening (EU) nr. 1305/2013 en ziet zowel op de governance voor POP3 als POP3+. Deze verordening is door verordening (EU) 2021/2115 ingetrokken. Artikel 154, eerste lid, van verordening (EU) 2021/2115 bepaalt dat verordening (EU) nr. 1305/2013 tot en met 31 december 2025 van toepassing op de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013. De verordening is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op uitgaven die door de begunstigden zijn gedaan en door het betaalorgaan in het kader van die plattelandsontwikkelingsprogramma’s zijn betaald tot en met 31 december 2025. Derhalve is in artikel 11, tweede lid, geregeld dat de Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014–2020 ook tot die datum van toepassing blijft ten aanzien van de afhandeling van de steunaanvragen die op basis van POP3 of POP3+ zijn aangevraagd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven