TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze wijziging van de Regeling basisregistratie personen (hierna: Regeling BRP) betreft
de vaststelling van het Logisch Ontwerp BRP (hierna: LO BRP), versie 4.2.0.
2. Inhoud
In deze paragraaf wordt ingegaan op de drie wijzigingen in het LO BRP ten opzichte
van de vorige versie (LO BRP, versie 4.1.0). De drie wijzigingen houden onderling
geen verband. Het LO bevat de systeembeschrijving van de BRP. In de systeembeschrijving
worden gedetailleerde regels gesteld die noodzakelijk zijn om de BRP-voorzieningen
te laten werken. Op grond van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet BRP) en
het Besluit basisregistratie personen (hierna: Besluit BRP) wordt deze systeembeschrijving
bij ministeriële regeling vastgesteld. De systeembeschrijving wordt gevormd door de
als zodanig gemarkeerde onderdelen van het LO. Het LO is als bijlage bij de Regeling
BRP gevoegd.
2.1 Overgangsrecht gezag van rechtswege na erkenning
Vanaf 1 januari 2023 geldt dat ongehuwde en niet-geregistreerde partners automatisch
gezamenlijk ouderlijk gezag krijgen met de moeder. Dit gebeurt als zij hun kind erkennen.
Zij hoeven het gezag niet langer samen met de moeder aan te vragen bij de rechtbank.1 Heeft de erkenning echter nog in 2022 plaatsgevonden en wordt het kind in 2023 geboren,
dan heeft alleen de moeder het gezag van rechtswege (overgangsrecht2). Dat betekent dat ouders die in een dergelijk geval alsnog het gezamenlijk gezag
willen verkrijgen, dit nog dienen te laten aantekenen in het gezagsregister (bij de
rechtbank).
Voor personen die onder het overgangsrecht vallen, wordt het LO gewijzigd. In de BRP
is niet vastgelegd wanneer de erkenning van de ongeboren vrucht heeft plaatsgevonden. Hierdoor geeft de BRP
bij kinderen die worden geboren tussen 1 januari 2023 en 1 november 2023 geen uitsluitsel
of alleen de moeder (overgangsrecht) of ook de erkenner (nieuwe regel) gezag hebben.
Dit hangt er immers vanaf of de erkenning ongeboren vrucht in 2022 (overgangsrecht)
of in 2023 (nieuw recht) heeft plaatsgevonden. Als de ongeboren vrucht in december
2022 is erkend en in februari 2023 is geboren, dan heeft alleen de moeder het gezag
van rechtswege. Als de ongeboren vrucht in januari 2023 is erkend en in februari 2023
is geboren, hebben beide ouders het gezag van rechtswege. Organisaties die gebruikmaken
van de BRP (hierna: gebruikers) kunnen dit echter niet afleiden uit de BRP. Dat is
onwenselijk. Om aldus duidelijkheid te bieden over het gezag wordt in het LO opgenomen
dat gedurende de eerste tien maanden van 2023 in de gevallen waarin de erkenning ongeboren
vrucht nog in 2022 heeft plaatsgevonden (overgangsrecht), de gemeente ambtshalve het
gezag opneemt. Het gezag berust in dat geval uitsluitend bij de moeder. Vanaf november
2023 doet zich dit niet meer voor, omdat erkenning ongeboren vrucht – die tijdens
de zwangerschap moet plaatsvinden – dan altijd na 2022 zal hebben plaatsgevonden.
2.2 Haal Centraal fase I
Zoals aangegeven in de brief van de Staatssecretaris van BZK van 26 september 2022
is dataminimalisatie een van de prioriteiten voor de doorontwikkeling van de BRP in
de Ontwikkelagenda BRP (punt 3, Bevragen bij de bron).3 In de toelichting op de Ontwikkelagenda is aangegeven dat hiervoor de pilot Haal
Centraal wordt uitgevoerd.4 Bij Haal Centraal wordt gewerkt met API’s,5 waarmee gemeenten, overheidsorganen en derden de centrale BRP-voorziening direct
kunnen bevragen. Het gebruik van API’s beoogt het opvragen van gegevens uit de BRP
te vergemakkelijken en de privacybescherming te verbeteren.
Het LO wordt gewijzigd voor de eerste fase van de pilot Haal Centraal: het via API’s
rechtstreeks bevragen van de BRP. De tweede fase van Haal Centraal ziet op het vanuit
de centrale BRP-voorziening direct kunnen verstrekken van antwoorden op zogenaamde
‘informatievragen’. Voorbeelden van informatievragen zijn: ‘wat is de leeftijd van
persoon x’ in plaats van de geboortedatum of ‘wat is de aanschrijfnaam van persoon
y’ in plaats van de voornamen, achternaam, geslacht en achternaam van de partner.
Het beantwoorden van deze informatievragen zorgt ervoor dat er minder gegevens verstrekt
worden aan gebruikers (dataminimalisatie). Ter voorbereiding op deze tweede fase,
wordt in de eerste fase een omgeving ingericht waarbij de gebruiker een informatievraag
stelt (wat is de leeftijd?), maar die vraag eerst nog wordt ‘vertaald’ naar een gegevensvraag
(wat is de geboortedatum?). Vanuit de centrale BRP-voorziening worden dus in de eerste fase nog steeds
alleen BRP-gegevens (bijv. geboortedatum) verstrekt. De gegevens worden vervolgens
door de gebruiker zelf ‘terugvertaald’ naar de gevraagde informatie (leeftijd). De bewerking van de gegevens
vindt aldus gedurende de eerste fase plaats bij en onder verantwoordelijkheid van
de gebruiker. Zo kan ervaring worden opgedaan met de beoogde – voor de BRP nieuwe
– techniek van API’s, ter voorbereiding op de tweede fase. Uitgangspunt in deze eerste
fase is dat alleen BRP-gegevens conform het Logisch Ontwerp worden verstrekt en dat
gebruikers deze gegevens (LO-data) zelf bewerken: moderne formattering, representatie
en informatie. De eerste fase biedt de deelnemende gemeenten en gebruikers hiermee
al een aantal voordelen van Haal Centraal, zoals een interface op basis van moderne
techniek.
2.3 Ad hoc adresvraag tijdelijk verblijfsadres
Sinds LO BRP 4.1.0 kan bij de inschrijving van een niet-ingezetene in de BRP ook het
tijdelijk verblijfsadres in Nederland worden opgenomen. Bij een ad hoc adresvraag
stelt de gebruiker van de BRP een zoekvraag over een adres aan de centrale voorziening.
Hiermee wordt voor de gebruiker inzichtelijk welke personen op het adres staan ingeschrevenen.
Het LO voorzag tot nu toe alleen in de mogelijkheid tot het stellen van adhoc adresvragen
over woon- en briefadressen. Door deze wijziging van het LO (4.2.0) is het voor gebruikers,
die zijn geautoriseerd voor het verstrekt kunnen krijgen van tijdelijke verblijfadressen
en voor het stellen van ad hoc adresvragen, ook mogelijk om een dergelijke vraag te
stellen voor een tijdelijk verblijfadres.
3. Privacyaspecten en regeldrukgevolgen
Geen van de wijzigingen in het LO heeft negatieve gevolgen voor de privacy van burgers,
noch hebben de wijzigingen enig gevolg voor de regeldruk. De nieuwe regels over het
gezag van rechtswege door erkenning (zie onder 2.1) geldt dat daarop is ingegaan in
paragraaf 11 van de memorie van toelichting bij genoemde wijziging van het BW.6
4. Consultatie en advies
Van internetconsulatie is afgezien, gelet op de technische aard van de wijzigingen
en de doelgroep (overheidsorganisaties die betrokken zijn bij de bijhouding van de
BRP of daarvan gebruikmaken) waarvoor deze in overwegende mate relevantie hebben.
Deze doelgroep is op andere wijze geïnformeerd, en wel via het Gebruikersoverleg BRP.7
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdelen A en B
De onderdelen A en B zien op de vaststelling van het LO BRP, versie 4.2.0. Onderdeel
A betreft wijziging van de artikelen 2 en 3 van de Regeling BRP. Onderdeel B betreft
de wijziging van bijlage 1 bij de Regeling BRP. In het algemeen deel van de toelichting
zijn deze wijzigingen toegelicht.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
Bijlage A
In bijlage A is het LO BRP, versie 4.2.0, opgenomen In deze regeling is, zoals gebruikelijk,
aan het slot vermeld dat deze met de toelichting in de Staatscourant wordt geplaatst.
Daarbij is voor wat deze bijlagen betreft een uitzondering gemaakt; bijlage A wordt
geplaatst op de website van RvIG (https://www.rvig.nl). De bijlagen zijn namelijk door hun omvang en opmaak niet geschikt om in de Staatscourant
te worden geplaatst.
Voor de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties,8 kende de Bekendmakingswet de figuur van het bekendmaken van bijlagen door terinzagelegging.9 De in dit kader relevante artikelen in de Regeling BRP waren op die figuur geënt.
De Bekendmakingswet voorziet thans echter niet meer in bekendmaking door terinzagelegging.
In plaats daarvan is in artikel 7 van de Bekendmakingswet bepaald dat in afwijking
van het in die wet vervatte bekendmakingsstramien een wet, een algemene maatregel
van bestuur of een ander besluit kan bepalen dat – na voorafgaande instemming van
de Minister van BZK – een bij die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit
behorende bijlage wegens aard of omvang wordt bekendgemaakt door middel van een in
die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit aangewezen ander algemeen
toegankelijk elektronisch medium – bijvoorbeeld de website van een openbaar lichaam
– dan het publicatieblad.10 In het onderhavige geval is – zeker nu de relevante bepalingen in de Regeling BRP
reeds repten van het tevens beschikbaar stellen via https://www.rvig.nl – de website van RvIG het aangewezen medium voor bekendmaking.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen