Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2022, nr. 2022-0000637098, tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de jaarlijkse aanpassingen van bedragen aan de prijsontwikkeling van de in die wetten en besluiten genoemde bedragen voor 2023

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 9, derde lid en 12a, vierde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 10, tweede lid, 13, vierde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de artikelen 4, vierde lid, en 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2.1.1, derde lid, 2.1.6, derde lid, 2.2.6, vijfde lid, 2.4.1, tweede lid, 3.1.1, vierde lid, 3.1.6, derde lid, 3.2.6, vijfde lid, 3.4.1, derde lid, 4.1.1, derde lid, 4.1.6, derde lid, 4.2.6, vierde lid, en 4.4.1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES;

Besluit:

ARTIKEL I

In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C tot en met E van tabel 1 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom G opgenomen bedragen vervangen door de in kolom H opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2023.

Tabel 1. Diverse indexaties

A

B

C

D

E

F

G

H

nr.

Wet/besluit

artikel

lid

onderdeel

Aard vergoeding

Bedragen per 1-1-2022

Bedragen per 1-1-2023

1

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

9

1

Vergoeding kamerlidmaatschap verbonden kosten

€ 2.896,92

€ 2.975,14

2

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

12a

3

Kilometerprijs dienstauto

€ 0,66

€ 0,69

3

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

10

1

Vz. ao, ouderdom en overlijden

€ 4.185,77

€ 4.320,61

4

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

13

3

Kilometerprijs dienstauto

€ 0,66

€ 0,69

5

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

16

1

Vergoeding kamerlidmaatschap verbonden kosten

€ 2.758,76

€ 2.833,25

6

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

Vergoeding verblijfskosten

€ 423,18

€ 488,73

7

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

Vergoeding verblijfskosten

€ 4.213,51

€ 4.866,18

8

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

Vergoeding verblijfskosten

€ 8.428,69

€ 9.734,29

9

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

Vergoeding verblijfskosten

€ 13.696,83

€ 15.818,47

10

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

4

3

Kilometerprijs dienstauto

€ 0,66

€ 0,69

11

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

a

Vergoeding kosten voorzieningen eigen rekening

€ 385,41

€ 395,82

12

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

b

Vergoeding kosten voorzieningen eigen rekening

€ 320,74

€ 329,40

13

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.1

1

Vergoeding voor de werkzaamheden

€ 1.311,03

€ 1.329,38

14

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.1.6

1

Onkosten-vergoeding statenlid

€ 183,27

€ 188,22

15

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

1

a

Ambtstoelage commissaris

€ 684,25

€ 702,72

16

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

1

b

Vergoeding overige ambtskosten commissaris

€ 523,17

€ 537,30

17

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

2

Vergoeding ambt verbonden kosten gedeputeerde

€ 383,23

€ 393,58

18

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

2

a

Ambtstoelage gedeputeerde bij waarneming

€ 684,25

€ 702,72

19

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.2.6

2

b

Vergoeding overige ambtskosten gedeputeerde bij waarneming

€ 523,17

€ 537,30

20

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

2.4.1

1

Vergoeding vergadering commissielid provincie

€ 126,45

€ 128,22

21

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

Vergoeding werkzaamheden raadslid inwkl 1–4

€ 1.081,35

€ 1.096,49

22

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

Vergoeding werkzaamheden raadslid inwkl 5

€ 1.406,42

€ 1.426,11

23

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

Vergoeding werkzaamheden raadslid inwkl 6

€ 1.645,72

€ 1.668,76

24

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

Vergoeding werkzaamheden raadslid inwkl 7

€ 1.868,43

€ 1.894,59

25

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

Vergoeding werkzaamheden raadslid inwkl 8

€ 2.176,66

€ 2.207,13

26

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.1

1

 

Vergoeding werkzaamheden raadslid inwkl 9

€ 2.649,99

€ 2.687,09

27

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.1.6

1

Onkostenvergoeding raadslid

€ 183,27

€ 188,22

28

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.6

1

Ambtstoelage burgemeester

€ 416,55

€ 427,80

29

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.6

2

Vergoeding ambt verbonden kosten wethouder

€ 383,23

€ 393,58

30

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.2.6

2

Ambtstoelage wethouder bij waarneming

€ 416,55

€ 427,80

31

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

Vergoeding vergadering commissielid gemeente

€ 67,87

€ 68,82

32

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

Vergoeding vergadering commissielid gemeente

€ 75,04

€ 76,09

33

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

Vergoeding vergadering commissielid gemeente

€ 90,02

€ 91,28

34

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

Vergoeding vergadering commissielid gemeente

€ 110,76

€ 112,31

35

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

Vergoeding vergadering commissielid gemeente

€ 141,47

€ 143,45

36

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

3.4.1

1

 

Vergoeding vergadering commissielid gemeente

€ 179,34

€ 181,85

37

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.1

1

Vergoeding werkzaamheden lid AB

€ 537,85

€ 545,38

38

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.1.6

1

Onkosten-vergoeding lid AB

€ 183,27

€ 188,22

39

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.6

1

Ambtstoelage voorzitter waterschap

€ 416,55

€ 427,80

40

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.6

2

Vergoeding ambt verbonden kosten lid DB

€ 383,23

€ 393,58

41

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.2.6

2

Ambtstoelage lid DB bij waarneming

€ 416,55

€ 427,80

42

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

4.4.1

1

Vergoeding vergadering commissielid waterschap

€ 126,45

€ 128,22

43

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

7

2

Kilometerprijs dienstauto

€ 0,66

€ 0,69

44

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

a

Vergoeding kosten eigen rekening

€ 770,81

€ 791,62

45

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

b

Vergoeding kosten eigen rekening

€ 770,81

€ 791,62

46

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

c

Vergoeding kosten eigen rekening

€ 385,41

€ 395,82

47

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

d

Vergoeding kosten eigen rekening

€ 320,74

€ 329,40

48

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

2

 

Vergoeding ambtskosten

€ 408,79

€ 419,83

ARTIKEL II

Artikel I treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2022, treedt artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt artikel I terug tot en met 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

1. Algemeen deel

1.1. Indexering

1.1.1 Algemeen

De onderhavige regeling behelst het indexeren van bedragen ten behoeve van diverse bij wet en besluit geregelde onkostenvergoedingen en vergoedingen voor de werkzaamheden van en toelagen voor politieke ambtsdragers die jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast.

1.1.2 Indexatiemethodes op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

Voor de indexering van de bedragen van onkostenvergoedingen voor decentrale politieke ambtsdragers wordt op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) gebruik gemaakt van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde consumentenprijsindexcijfer (CPI), geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor de indexering van de onkostenvergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger op grond van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES. De indexering van de vergoedingen voor de werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers vindt op grond van het Rechtspositiebesluit dpa plaats aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen (per maand), eveneens geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de aanpassing van de bedragen per 1 januari 2023 wordt dus gekeken naar de indexcijfers van september 2021 in vergelijking met de indexcijfers van september 2020.

1.1.3 Indexatiemethode voor vergoedingen aan leden Eerste en Tweede Kamer

Op grond van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer geschiedt ook de indexering van de vergoeding van de aan het kamerlidmaatschap verbonden kosten (de ambtstoelage) per 1 januari van elk jaar aan de hand van de door het CBS vastgestelde CPI voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar, zo volgt uit de wet. Ook hiervoor wordt dus voor het jaar 2023 gekeken naar het indexcijfer van september 2021 in vergelijking met het indexcijfer van september 2020.

Daarnaast moet ingevolge de genoemde wetten de kilometerprijs van dienstauto’s jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2023 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van 2021 in vergelijking met de indexcijfers van 2020. Ten slotte zijn er vergoedingen aan Kamerleden voor verblijfskosten die aan de hand van een rekenregel moeten worden gewijzigd in verband met de wijziging van de vergoedingen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen van ambtenaren die werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

1.1.4 Indexatiemethodes voor vergoedingen aan bewindspersonen en leden Hoge Colleges van Staat

Ook in het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en het Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen staan geldbedragen die jaarlijks per 1 januari moeten worden geïndexeerd.

Voor de indexering van de ambtstoelage van ministers, staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, en de substituut-ombudsmannen gold tot voor kort dat bepaalde bedragen per 1 januari van elk jaar werden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex, maar dan die geldend voor de maand september van het voorgaande jaar. Met ingang van dit jaar is ook de indexatiemethode van deze ambtstoelagen in overeenstemming gebracht met de indexatiemethode van de andere vergoedingen voor politieke ambtsdragers, waarbij dus steeds wordt gekeken naar de vastgestelde indexcijfers voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Op deze manier kan er worden gerekend met vastgestelde indexcijfers in plaats van voorlopige cijfers. Voor 2023 betekent dit dat de indexatie van de desbetreffende bedragen dus geschiedt aan de hand van indexcijfers die door het CBS zijn vastgesteld voor de maand september van 2021 in vergelijking met de maand september van 2020. Omdat voor de bepaling van de bedragen voor het jaar 2022 werd gekeken naar de indexatiecijfers voor de maand september van het voorgaande jaar, heeft dat in dit geval voor komend jaar tot gevolg dat er sprake is van een gelijke verhoging als vorig jaar. Ook toen werd immers teruggekeken naar de cijfers van september 2021 in vergelijking tot september 2020.

Verder geldt ook voor deze ambtsdragers dat de bedragen voor de kilometervergoeding jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2023 betekent dit dus dat ook wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2021 in vergelijking met de indexcijfers van september 2020.

1.2. Aanpassen salarissen en vergoedingen politieke ambtsdragers aan cao Rijk

Ten aanzien van een aantal bedragen in diverse wetten en besluiten is bepaald dat deze aangepast moeten worden als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van BZK in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) een wijziging van het loon is overeengekomen. De vakbonden en de werkgever van de sector Rijk hebben op 11 juli 2022 een akkoord bereikt over de Cao Rijk 2022–2024. De afspraken in dat akkoord zijn verwerkt in een nieuwe cao die geldt vanaf 1 april 2022 tot en met 30 juni 2023. Op grond van die cao is met ingang van 1 juli 2022 een salarisverhoging afgesproken van eerst 2,5% plus daarna een vast bedrag van € 75,–. Met ingang van 1 april 2023 geldt een salarisverhoging van 3% en met ingang van 1 januari 2024 een salarisverhoging van 1,5%. De bedragen die als gevolg hiervan moeten worden aangepast, zijn reeds door middel van een aparte ministeriële regeling gewijzigd.1 Zij zijn om deze reden niet nogmaals meegenomen in onderhavige ministeriële regeling.

1.3. Gevolgen voor regeldruk

Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.

1.4. Inwerkingtreding

Artikel I, dat een aantal bedragen indexeert, treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat sommige bedragen voor 2023 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed in staat om deze op korte termijn door te voeren.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, nummers 1 en 5, 14 tot en met 19, 27 tot en met 30, 38 tot en met 41, 44 tot met 48

Onkostenvergoeding leden Tweede en Eerste Kamer, decentrale politieke ambtsdragers, Rijksvertegenwoordiger BES, leden Hoge Colleges van Staat en bewindspersonen

De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de CPI, geldend voor de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar. De CPI voor september 2021 is vastgesteld op 110,79. Voor september 2020 is het indexcijfer vastgesteld op 107,88. Procentueel is dat een verhoging van 2,7. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2023 worden verhoogd met 2,7%.

Het betreft de volgende vergoedingen:

  • De vergoeding voor leden van de Tweede en Eerste Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer: artikel I, nummers 1 en 5);

  • De ambtstoelage en overige ambtskosten voor de commissaris van de Koning en de gedeputeerde die de commissaris waarneemt (artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 15, 16, 18 en 19);

  • De onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 2.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 17);

  • De onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 14);

  • De ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 3.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 28) en wethouders die een burgemeester waarnemen (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 30);

  • De onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 29);

  • De onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 27);

  • De ambtstoelage voor een voorzitter van een waterschap (artikel 4.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 39) en een lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter waarneemt (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 41);

  • De onkostenvergoeding van een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 40);

  • De onkostenvergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap (artikel 4.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 38);

  • De vergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger BES voor de aan zijn ambt verbonden kosten (artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES: artikel I, nummer 48);

  • De vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman: artikel I, nummers 11 en 12);

  • De vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen: artikel I, nummers 44 tot en met 47).

Artikel I, nummers 2, 4, 10 en 43

Dienstauto

Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 13, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen. Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Zoals toegelicht in paragraaf 1.1 wordt het bedrag per 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof, zoals door het CBS gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van het normbedrag is als volgt berekend.

Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof 2021 is 115,5. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s 2020 inclusief brandstof was 110,7. Het verschil is dus 115,5 – 110,7= 4,8. In een percentage uitgedrukt is de stijging 4,34%. Het normbedrag voor 2022 was (niet afgerond) 0,65913129; vermeerderd met 4,34% wordt (niet afgerond) € 0,68773759. Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2023 dus € 0,69.

Artikel I, nummers 3, 6 tot en met 9

Leden Eerste Kamer

Vergoeding voorziening arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Met ingang van 1 januari 2023 bedraagt deze vergoeding € 4.320,61 (was € 4.185,77) (artikel I, nummer 3).

Vergoeding van verblijfskosten

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte op grond van het tweede lid afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer worden de bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de voor ambtenaren van het Ministerie van BZK geldende vergoeding van reis- en verblijfskosten van dienstreizen.

De toepassing van genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2023 (artikel I, nummers 6 tot en met 9):

0 km: € 488,73 (was € 423,18) per jaar

10 km: € 4.866,18 (was € 4.213,51) per jaar

75 km: € 9.734,29 (was € 8.428,69) per jaar

150 km en meer: € 15.818,47 (was € 13.696,83) per jaar

Leden Tweede Kamer

Vergoeding verblijfskosten

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is beschreven hoe de betreffende bedragen tot stand komen. Deze bedragen worden niet met deze ministeriële regeling aangepast, maar voor de volledigheid wel vermeld in deze toelichting.

De toepassing van de in dit lid genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2023:

0 km: € 9.626,80 (was 8.558,20) per jaar

10 km: € 16.562,20 (was € 14.345,80) per jaar

75 km: € 23.673,55 (was € 20.044,15) per jaar

150 km: € 32.365,20 (was € 27.008,80) per jaar

Artikel I, nummers 13, 20, 21 tot en met 26, 31 tot en met 36, 37 en 42

Statenleden, raadsleden, leden algemeen bestuur waterschap en commissieleden

Vergoeding voor de werkzaamheden en vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen (per maand). Voor de indexatie van 2023 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2021 in vergelijking met de indexcijfers van september 2020. Voor de indexering voor het jaar 2023 betekent dit het volgende. Het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor september 2021 is vastgesteld op 120,5. Voor september 2020 is dit indexcijfer vastgesteld op 118,8. Procentueel is dat een verhoging van 1,4. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2023 worden verhoogd met 1,4%. Dit betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden en statenleden voor het jaar 2023 worden verhoogd met 1,4%. Dit geldt ook voor de vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het dagelijks bestuur en voor commissieleden van provincies, gemeenten en waterschappen voor de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen.

Concreet betekent dit dat het bedrag, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, wordt gewijzigd in € 1.329,38 (was € 1.311,03) (artikel I, nummer 13).

Voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt het bedrag, genoemd in artikel 4.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, gewijzigd in € 545,38 (was € 537,85) (artikel I, nummer 37).

De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden is bepaald in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa. Ook deze bedragen worden verhoogd met 1,4%. Concreet betekent dit dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden per maand per 1 januari 2023 als volgt bedragen (artikel I, nummers 21 tot en met 26):

Klasse

Inwonertal

Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2022

Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2023

1

Tot en met 8.000

€ 1.081,35

€ 1.096,49

2

8.001–14.000

€ 1.081,35

€ 1.096,49

3

14.001–24.000

€ 1.081,35

€ 1.096,49

4

24.001–40.000

€ 1.081,35

€ 1.096,49

5

40.001–60.000

€ 1.406,42

€ 1.426,11

6

60.001–100.000

€ 1.645,72

€ 1.668,76

7

100.001–150.000

€ 1.868,43

€ 1.894,59

8

150.001–375.000

€ 2.176,66

€ 2.207,13

9

375.001–

€ 2.649,99

€ 2.687,09

De vergoeding per vergadering voor provinciale commissieleden wordt, rekening houdend met de procentuele verhoging van 1,4% per 1 januari 2023 vastgesteld op € 128,22 (was € 126,45) per vergadering (artikel 2.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 20).

De vergoeding per vergadering voor gemeentelijke commissieleden bedraagt per 1 januari 2023 (artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 31 tot en met 36):

Klasse

Inwonertal

Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2022

Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2023

1

Tot en met 10.000

€ 67,87

€ 68,82

2

10.001–20.000

€ 75,04

€ 76,09

3

20.001–50.000

€ 90,02

€ 91,28

4

50.001–100.000

€ 110,76

€ 112,31

5

100.001–250.000

€ 141,47

€ 143,45

6

250.001–

€ 179,34

€ 181,85

In artikel 4.4.1, van het Rechtspositiebesluit dpa is bepaald dat een commissielid van een waterschap een vergoeding ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie. Deze vergoeding wordt per 1 januari 2023 vastgesteld op € 128,22 (was € 126,45) per vergadering (artikel I, nummer 42). Dit bedrag komt dus overeen met de vergoeding aan provinciale commissieleden.

Artikel II

De inwerkingtreding van de regeling is toegelicht in paragraaf 1.4 van deze toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 september 2022, nr. 2022-0000455249, tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk 2022–2024.

Naar boven