Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 2 december 2022, nr. 4252958, tot wijziging van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten en de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 3a van de Wet wapens en munitie;

Regeling:

ARTIKEL I

In artikel 1, onderdeel d, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten wordt ´artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Ambtsinstructie´ vervangen door ´artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Ambtsinstructie´.

ARTIKEL II

In de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt in domein I. Openbare Ruimte, in onderdeel 13 de alinea ´Digitaal handhaven is slechts mogelijk op overtreding van het RVV en na instemming van het Openbaar Ministerie. Een aanvraag tot instemming wordt getoetst aan de door het Openbaar Ministerie hiertoe vastgestelde kaders. De toepasselijke kaders zijn te vinden op www.om.nl/digitaalhandhavenRVV;´ vervangen door ´Digitaal handhaven is slechts mogelijk bij overtreding van het RVV en na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie´.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 december 2022.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

TOELICHTING

ARTIKEL I

In de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten (RTGB) wordt thans voor het begrip ´geweldsmiddel´ naar artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren verwezen. Dit artikellid bestaat echter niet; deze verwijzing is dus niet correct. Deze wijzigingsregeling zorgt ervoor dat voor het begrip ´geweldsmiddel´ in de RTGB naar het juiste artikellid in de Ambtsinstructie wordt verwezen.

ARTIKEL II

Met deze regeling tot wijziging van de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar wordt de oorspronkelijke bedoeling van de tekst onder onderdeel 13 verduidelijkt. Aanleiding voor deze verduidelijking is een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:7566) waarbij de bevoegdheid van een boa domein 1 ter discussie werd gesteld. Kort samengevat oordeelde het Hof dat bepaalde eisen en randvoorwaarden uit het beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie dusdanig zijn opgeschreven dat zij daarmee de wijze raken waarop de gemeentelijke boa zijn bevoegdheid tot het opleggen van een sanctie kan gebruiken. Het beleidskader is volgens het Gerechtshof dusdanig dwingend geformuleerd dat het moet worden gezien als beleidsregel als bedoeld in art. 3, derde lid, van de WAHV. Het gevolg van die interpretatie van het beleidskader is dat als een opsporingsinstantie zich niet houdt aan de bepalingen uit het genoemde beleidskader, de boa geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om een sanctie op te leggen. Het is niet de intentie geweest van het Openbaar Ministerie dat de bepalingen uit het beleidskader zo worden uitgelegd. Er worden hiermee, onbedoeld, strengere regels en eisen gecreëerd dan uit de wet en regelgeving volgen. Met de onderhavige wijziging wordt verduidelijkt dat de bevoegdheid van de boa zelf niet wordt getoetst aan het beleidskader, maar dat enkel het verzoek van de opsporingsinstantie tot instemming om te digitaal te mogen handhaven getoetst wordt door het Parket Centrale Verwerking van het Openbaar Ministerie.

’s-Gravenhage, 2 december 2022.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven