Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 december 2022, kenmerk 3474282-1040290-DMO houdende wijziging van de Subsidieregeling collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland in verband met het verlengen van de werkingsduur en enkele wijzigingen van ondergeschikte aard

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Indien een rechtspersoon reeds een subsidie heeft ontvangen voor een project op grond van deze regeling, komt een nieuwe aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling enkel in aanmerking voor subsidie indien het vorige project is afgerond voor het einde van de aanvraagperiode waarbinnen de aanvraag wordt ingediend, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 1.000.000 per jaar.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor projecten die € 5.000 tot € 30.000 bedragen, is binnen het subsidieplafond een bedrag beschikbaar van € 250.000 per jaar. Voor projecten die € 30.000 tot en met € 60.000 bedragen, is binnen het subsidieplafond een bedrag beschikbaar van € 750.000 per jaar.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De aanvraag tot verlening van de subsidie wordt jaarlijks ingediend van 15 januari tot en met 14 februari.

  • 2. Een aanvraag die wordt ingediend buiten de periode, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen.

2. Het derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot derde en vierde lid.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. De minister besluit binnen dertien weken na 15 februari op een aanvraag, bedoeld in het eerste lid.

D

In artikel 8 wordt ‘1 januari 2023’ vervangen door ‘1 januari 2025’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

TOELICHTING

1. Algemeen

Sinds 2017 heeft de overheid een beleid inzake de collectieve erkenning van de Indisch en Moluks gemeenschap voor hetgeen in voormalig Nederlands-Indië heeft plaatsgevonden en vanwege hetgeen deze gemeenschap daar en bij aankomst in Nederland heeft moeten ondergaan. De collectieve erkenning heeft de afgelopen jaren geleid tot de realisatie van Pleisterplaats ‘Museum Sophiahof, van Indië tot nu’, een jaarlijkse campagne over het belang van herdenken, een meerjarig context gebonden zorgtraject gericht op het versterken van de kennis in de regio én de honorering van 122 projecten sinds de start van de regeling Collectieve Erkenning van Indisch Molukse Nederland (hierna: de Subsidieregeling) in 2018. Er is nog voldoende vraag naar de subsidieregeling, daar het aantal aanvragen het beschikbare budget ieder jaar ruimschoots overschrijdt.

In 2020 heeft het Kabinet daarnaast besloten een extra impuls van € 20,4 miljoen te geven aan de collectieve erkenning van de Indische en Molukse gemeenschap in Nederland. Dit extra gebaar heeft als doel het Indische en Molukse erfgoed zichtbaarder te maken en te behouden en de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië te vergroten. Om dit te bereiken zijn vier actielijnen opgezet die eind 2024 zullen worden afgerond.1 Het einde van deze extra impuls vormt een goed moment om te kijken wat er in de gehele periode van 2017 tot en met 2024 met is bereikt en te bepalen hoe het beleid vanaf 2025 verder moet worden vormgegeven. Hiertoe zal een reflectietraject worden uitgevoerd, waarvan ook de Subsidieregeling onderdeel uitmaakt.

Na de subsidieronde van 2019 is de Subsidieregeling geëvalueerd, waarbij gekeken werd of er verbeteringen in de uitvoering van de subsidieregeling mogelijk zijn. Op basis hiervan is de subsidieregeling op een aantal punten aangepast. De belangrijkste wijziging was het veranderen van het toekenningssysteem van ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ naar een systeem van loten. De ervaring van latere subsidierondes leert dat met de gewijzigde regeling eerdere bezwaren van subsidieaanvragers zijn weggenomen.

Om aan te sluiten bij het hier bovengenoemde reflectietraject en omdat na de evaluatie in 2019 reeds een aantal uitvoeringsproblemen verholpen zijn, is besloten de subsidieregeling tot en met 2024 te verlengen zonder inhoudelijke aanpassingen door te voeren. Daarna wordt bekeken of de subsidieregeling moet worden voortgezet en zo ja of inhoudelijke aanpassingen nodig zijn.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging betreft een verduidelijking en sluit aan bij de werkwijze die in de praktijk reeds wordt gehanteerd. Indien een aanvrager voor het sluiten van de indieningstermijn op 15 februari nog een project heeft lopen, wordt deze afgewezen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een eventueel vorig project waarvoor subsidie is verleend dus zijn afgerond voor het einde van de aanvraagperiode. Dit is een heldere termijn die voor iedere aanvrager gelijk en duidelijk is.

Onderdeel B

In 2023 en 2024 bedraagt het subsidieplafond wederom € 1.000.000 per jaar. Ook de verhouding tussen het bedrag beschikbaar voor projecten in de categorie € 5.000 tot € 30.000 en de categorie € 30.000 tot en met € 60.000 blijft hetzelfde. Sinds het invoeren van deze twee categorieën van subsidiebedragen zijn er steeds ongeveer evenveel kleine als grote projecten gesubsidieerd.

Onderdeel C

De jaarlijkse periode waarbinnen aanvragen moeten zijn ingediend blijft 15 januari tot 15 februari. De continuïteit van deze termijn is klantvriendelijk voor aanvragers.

Onderdeel D

Zoals in de algemene toelichting reeds is verduidelijkt, wordt de einddatum van de subsidieregeling gewijzigd naar 1 januari 2025 zodat dit samenvalt met het einde van de actielijnen van de extra impuls. Daarnaast kan op deze manier worden aangesloten bij het reflectietraject van het beleid van de collectieve erkenning.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven