Wijziging Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel

Regeling tot wijziging van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel in verband met de uitvoering van het depositogarantiestelsel.

Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. inzake de reikwijdte en uitvoering van het depositogarantiestelsel als bedoeld in artikel 3:259, lid 2 van de Wft (Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel).

De Nederlandsche Bank N.V.;

Na overleg met representatieve organisaties;

Gelet op de artikelen 29.02 en 29.06 Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantiestelsel Wft en artikel 26a Besluit prudentiële maatregelen Wft;

Na consultatie van de betrokken representatieve organisaties en het bredere publiek;

Besluit:

ARTIKEL I

A. Kwalificatie derdenrekening

In artikel 1.1, vierde lid, komt onderdeel d te vervallen. Voorts wordt artikel 1.1, vierde lid, onderdeel e verletterd naar d en wordt het woord ‘of’ toegevoegd achter de puntkomma in artikel 1.1, vierde lid, onderdeel c.

B. Overleden rekeninghouders

Aan Hoofdstuk 2, Reikwijdte, wordt na artikel 2.2 de volgende afdeling en het volgende artikel toegevoegd, onder vernummering van de afdeling 2.2 naar afdeling 2.3, en vernummering van de artikelen 2.3 en 2.4 naar de artikelen 2.4 en 2.5;

Afdeling 2.2. Overleden depositohouders

Artikel 2.3
  • 1. In het geval een depositohouder is overleden en er nog geen wijziging van de tenaamstelling van het deposito uit de administratie van de bank blijkt of indien er sprake is van een zogenoemde ‘ervenrekening’, beoordeelt DNB de eventuele aanspraak van de erfgenamen op een vergoeding aan de hand van de door DNB te bepalen documentatie.

  • 2. Indien de overleden depositohouder vóór de datum van het oordeel of de uitspraak welke heeft geleid tot toepassing van het depositogarantiestelsel is overleden en de nalatenschap van de depositohouder is verdeeld of er is een enig erfgenaam, is (ieder van) de erfgena(a)m(en) aan wie het deposito van de overleden depositohouder is toegedeeld of de enig erfgenaam, al naargelang het geval, individueel aan te merken als depositohouder van het betreffende (deel van het) deposito.

  • 3. Indien de overleden depositohouder ná de datum van het oordeel of de uitspraak welke heeft geleid tot toepassing van het depositogarantiestelsel is overleden en de nalatenschap van de depositohouder is verdeeld of er is een enig erfgenaam, volgen de erfgena(a)m(en) of volgt de enig erfgenaam, al naargelang het geval, de overleden depositohouder op in het recht van de overleden depositohouder op de vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel. Indien er meerdere erfgenamen zijn die ieder een deel van de deposito’s van de overleden depositohouder toegedeeld hebben gekregen, zal een pro rata deel van de vergoeding aan de erfgenamen worden toegekend. De vergoeding uit hoofde van het voorgaande staat los van en zal geen invloed hebben op de hoogte van een eventuele vergoeding van de betreffende erfgena(a)m(en) in verband met één of meer andere door de betreffende erfgenaam bij de bank aangehouden deposito’s.

  • 4. Indien en zolang de nalatenschap van de overleden depositohouder nog niet is verdeeld, zijn de erfgenamen de gezamenlijke rechtsopvolgers van de overleden depositohouder voor wat betreft de gerechtigdheid tot een vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel. De vergoeding zal worden toegekend aan de erfgenamen gezamenlijk en worden uitbetaald op één door of namens de gezamenlijke erfgenamen op te geven bankrekening. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel die wordt toegekend aan de gezamenlijke erfgenamen wordt gekeken naar de vergoeding die aan de overleden depositohouder zou zijn toegekend ware deze nog in leven. Deze vergoeding staat los van en zal geen invloed hebben op de hoogte van een eventuele vergoeding van de betreffende erfgena(a)m(en) in verband met één of meer andere door de betreffende erfgenaam bij de bank aangehouden deposito’s.

C. Definiëring werkdag

Na artikel 3.7 het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 3.8

Bij het vaststellen van de uitkeringstermijn classificeert DNB als werkdag alle dagen van maandag tot en met vrijdag die niet zijn aangemerkt als feestdag conform de cao van DNB.

D. Wijziging in verband met een wijziging in de Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017

In artikel 3.7, eerste lid, wordt ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel j’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel i’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 28 november 2022

De Nederlandsche Bank N.V. N.C. Stolk-Luyten, directeur

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijzigingen van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel geeft DNB nadere duidelijkheid richting banken en depositohouders over de reikwijdte van de bescherming door het depositogarantiestelsel (DGS) en hoe wordt omgegaan met een aantal situaties die zich kunnen voordoen tijdens een DGS-uitkering. De wijzigingen betreffen (i) het laten vervallen van de mogelijkheid om gebruik te maken van de administratie van de curator als bedoeld in artikel 1:383 van het Burgerlijk Wetboek om derden te identificeren, (ii) de introductie van een bepaling inzake de behandeling van rekeningen van overleden rekeninghouders en (iii) de introductie van een specificatie van de definitie van een werkdag. Verder wordt er een verwijzing naar de Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017 aangepast in verband met een wijziging in laatstgenoemde beleidsregel.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A. Kwalificatie derdenrekening

In het derde lid van artikel 29.02 het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Bbpm) is bepaald dat, indien een depositohouder een deposito aanhoudt op eigen naam doch ten behoeve van een derde krachtens overeenkomst of wettelijk voorschrift, de depositogarantie in dit geval voor de derde geldt. Deze garantie geldt echter alleen in het geval dat de identiteit kan worden vastgesteld voorafgaand aan het tijdstip waarop besloten is tot toepassing van het depositogarantiestelsel. In artikel 2.1, sub b, van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel wordt hierop voortgebouwd door een door de rekeninghouder gevoerde professionele administratie te gebruiken voor het vaststellen van de identiteit van de derde. De bestaande verwijzing naar de curator als bedoeld in artikel 1:383 van het Burgerlijk Wetboek komt te vervallen, omdat deze curator geen derdenrekening aanhoudt.

B. Overleden rekeninghouders

Artikel 2.3 geeft weer op welke wijze wordt omgegaan met de deposito’s van overleden depositohouders voor wat betreft de toekenning van een vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel. Het is voor de uitvoering van het depositogarantiestelsel van uiterst belang dat banken een gedegen administratie voeren waarin wijzigingen ten aanzien van de tenaamstelling van een deposito in verband met het overlijden van de depositohouder zo spoedig mogelijk en correct worden verwerkt. Voor zover het IKB-bestand een of meer deposito’s op naam van een overleden persoon of zogenoemde ‘ervenrekeningen’ bevat, zal DNB op basis van het erfrecht en relevante jurisprudentie bepalen aan wie de vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel in dat geval dient te worden toegekend en op welke wijze deze vergoeding zal worden betaald. DNB zal hiervoor informatie nodig hebben. Welke documentatie nodig is om DNB van voldoende informatie te voorzien, kan per geval verschillen. Het is daarom in artikel 2.3 aan DNB overgelaten om per geval te bepalen welke documentatie benodigd is.

Leden 2 en 3 betreffen de situatie waarbij een nalatenschap al is verdeeld of er sprake is van een enig erfgenaam. Voor deze situatie is ten aanzien van de toekenning van de vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel een onderscheid te maken tussen het geval dat de betreffende depositohouder is overleden vóór de datum van het faillissement van de bank (of oordeel van DNB tot toepassing van het depositogarantiestelsel), en het geval dat de betreffende depositohouder is overleden ná die datum. In het eerste geval is het voor de toekenning van de vergoeding relevant dat de vordering van de overleden depositohouder op de bank is vererfd, terwijl in het tweede geval het voor de toekenning van de vergoeding relevant is dat de vordering uit hoofde van het depositogarantiestelsel is vererfd. Dit verschil uit zich in de hoogte van de vergoeding die aan de betreffende erfgenamen wordt toegekend. Indien de depositohouder reeds voor het faillissement van de bank (of oordeel van DNB tot toepassing van het depositogarantiestelsel) is overleden en de nalatenschap al is verdeeld, tellen de betreffende deposito’s mee bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding waar de erfgenaam aanspraak op kan maken. De maximale vergoeding van de erfgenaam is dan 100.000 euro voor alle deposito’s aangehouden bij de bank, inclusief de deposito’s die nog op naam staan van de overleden depositohouder en die de erfgenaam zijn toegedeeld. Indien de depositohouder na het faillissement van de bank (of oordeel van DNB tot activering van het DGS) is overleden, vererft de aanspraak van de overleden depositohouder op het DGS, voor zover de overleden depositohouder deze nog niet heeft ontvangen op het moment van overlijden. Deze vergoeding staat daarom los van een eventuele vergoeding waar de erfgenamen zélf recht op hebben in verband met andere deposito’s die zij aanhouden bij de failliete bank.

Het is voor wat betreft leden 2 en 3 goed om te noemen dat onder ‘verdeeld’ tevens dient te worden begrepen de situaties waar sprake is van een wettelijke verdeling van een nalatenschap of een verdeling bij testament. Waar wordt gesproken over enig erfgenaam, wordt bedoeld de situatie waar de enig erfgenaam ook daadwerkelijk erft en er bijvoorbeeld geen sprake is van verwerping van de nalatenschap.

Lid 4 betreft de situatie waar een nalatenschap nog niet is verdeeld en er meerdere erfgenamen zijn. Voor de uitvoering van het depositogarantiestelsel maakt het voor een dergelijk geval niet uit of het overlijden heeft plaatsgevonden voor of na het faillissement (of oordeel van DNB tot activering van het DGS).

C. Definiëring werkdag

De toevoeging van artikel 3.8 specificeert de definiëring van een ‘werkdag’ als alle dagen van maandag tot en met vrijdag die niet zijn aangemerkt als feestdag conform de cao van DNB. Met deze precisering van de definitie van een werkdag geeft DNB duidelijkheid richting depositohouders welke dagen binnen de gestelde uitkeringstermijn vallen.

D. Wijziging in verband met een wijziging in de Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017

De wijziging in artikel 3.7 houdt verband met een wijziging in Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017 waardoor een verlettering plaatsvindt in artikel 6, eerste lid, van laatstgenoemde beleidsregel. Als gevolg van deze verlettering dient de verwijzing in artikel 3.7 van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel te worden aangepast.

Artikel II

Bij de inwerkingtreding kan het volgende worden opgemerkt. Artikel II bepaalt dat de regeling in werking treedt op de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Naar boven