De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
Gelet op de artikelen 16, tweede lid, 22, tweede lid, en 56, tiende lid, van het Besluit
toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;
Besluit:
ARTIKEL I
Het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, eerste lid, wordt ‘€ 40.765’ vervangen door ‘€ 44.035’ en wordt ‘€ 45.014’
vervangen door ‘€ 48.625’.
B
In artikel 22, tweede lid, wordt ‘€ 45.482’ vervangen door ‘€ 49.130’.
ARTIKEL II
De Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 22, elfde lid, wordt ‘1,0185’ vervangen door ‘1,0802’ en wordt ‘1,0438’
vervangen door ‘1,1002’.
B
Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 1 die is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
BIJLAGE BIJ ARTIKEL II, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING
EN RUIMTELIJKE ORDENING VAN 29 NOVEMBER 2022, NR. 2022-0000633522, TOT WIJZIGING VAN
HET BESLUIT TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING 2015 EN DE REGELING TOEGELATEN
INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING 2015 (INDEXERING BEDRAGEN PER 1 JANUARI 2023)
BIJLAGE 1. BIJ DE ARTIKELEN 11, ZESDE LID, EN 22, TIENDE LID, VAN DE REGELING TOEGELATEN
INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING 2015
Aan de hand van de volgende twee stroomschema’s kan de toegelaten instelling het huishoudinkomen
bepalen, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef, en onder b, en artikel 22,
eerste lid, aanhef, en onder b, van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting
2015 (verkoop met korting, respectievelijk woningtoewijzing in het kader van de DAEB).
Het vaststellen van het huishoudinkomen aan de hand van een inkomensverklaring van
de Belastingdienst of een (voorlopige) aanslag IB van de Belastingdienst is verplicht,
tenzij de uitzonderingsgevallen zoals omschreven in artikel 22, derde en vierde lid,
van de ministeriële regeling zich voordoen (zie ook hierna).
Schema A. betreft toetsing aan de hand van gegevens van de Belastingdienst.
Schema B. moet worden toegepast indien gegevens van de Belastingdienst ontbreken.
Ter bepaling van het huishoudinkomen (in 2023) worden de verzamelinkomens uit het
jaar 2022 respectievelijk 2021 geïndexeerd met index I1 (=1,0802) respectievelijk
index I2 (=1,1002). Deze indices betreffen de factor waarmee het verzamelinkomen zoals
dat door de Belastingdienst wordt vastgesteld dient te worden vermenigvuldigd gelet
op de gemiddelde inkomensstijging in 2022, respectievelijk 2021.
De hoogten van I1 en I2 worden jaarlijks bij ministeriële regeling gepubliceerd.
A. Toetsing huishoudinkomen op basis van inkomensverklaring/aanslag IB
Bepaal de samenstelling van het huishouden (woningzoekende en eventuele medebewoners,
inclusief eventuele kinderen), en bepaal aan de hand daarvan of het huishoudinkomen
moet worden getoetst. * (zie uitzonderingen)
|
|
Toets huishoudinkomen van woningzoekende en overige leden huishouden (indien van toepassing;
exclusief het inkomen van de eventuele kinderen) o.b.v. (voorlopige) aanslag IB of
inkomensverklaring van de Belastingdienst. ** (zie uitzonderingen)
|
|
N.b. de aanwezigheid van kinderen in het huishouden dient te worden opgegeven om de
voor het huishouden toepasselijke aftoppingsgrens voor de huurtoeslag te bepalen.
Het inkomen van deze kinderen telt niet mee voor de toets.
|
|
|
Huishoudinkomen =
|
|
Verzamelinkomen als door Belastingdienst vastgesteld over 2022 x 1,0802, of
|
|
Verzamelinkomen als door Belastingdienst vastgesteld over 2021 x 1,1002
|
|
|
Bepaal of het huishoudinkomen:
– lager of gelijk is dan/aan de inkomensgrens voor het op grond van artikel 48, eerste
lid, derde zin, van de wet geldende percentage toewijzingen aan de doelgroep van € 44.035
voor eenpersoonshuishoudens of de tijdelijk verhoogde inkomensgrens van € 48.625 voor
meerpersoonshuishoudens (in 2023);
– hoger is dan de inkomensgrens voor het op grond van artikel 48, eerste lid, derde
zin, van de wet geldende percentage toewijzingen aan de doelgroep € 44.035 voor eenpersoonshuishoudens
of de tijdelijk verhoogde inkomensgrens van € 48.625 voor meerpersoonshuishoudens
(in 2023).
|
|
N.b. de laatstbedoelde inkomensgrens is tevens de grens die geldt bij verkoop onder
voorwaarden met korting als bedoeld in artikel 11, aanhef, van deze regeling.
|
B. Toetsing huishoudinkomen op basis van een inkomensverklaring en bijbehorende bewijsstukken
Toets huishoudinkomen o.b.v. een door woningzoekende opgestelde en ondertekende inkomensverklaring
en onderliggende bewijsstukken
|
|
|
Woningzoekende stelt een inkomensverklaring op en ondertekent deze. Deze verklaring
dient minimaal de volgende elementen te bevatten:
• In geval van een lager inkomen dan volgens de Belastingdienst: de oorzaak van de
inkomensverandering (bijv. andere baan, pensioen, ontslag)
• De geschatte omvang van het actuele huishoudinkomen, gebaseerd op:
– inkomen uit arbeid
– inkomen uit vermogen. Indien onveranderd, kan de woningzoekende verwijzen naar het
inkomen uit vermogen (box 3), aangegeven op de inkomensverklaring van de Belastingdienst
of naar de (voorlopige) aanslag IB
– vakantiegeld (eventueel hoogte)
– evt. 13e maand/eindejaarsuitkering
– evt. inkomen uit onderneming of freelance-activiteiten.
|
|
|
Controleer het door de woningzoekende geschatte actuele huishoudinkomen o.b.v. overgelegde
bescheiden:
|
|
1. Jaaropgaven werkgever(s)/uitkeringsinstanties 2022:
|
|
Huishoudinkomen = het loon voor loonheffing (vermeld op de opgave als ‘fiscaal loon’,
‘loonheffing loon’, ‘LH-loon’, ‘heffingsloon’ of ‘loon voor loonbelasting/premies’)
x 1,0802.
|
|
of,
|
|
2. Recente loonstrook/uitkeringsspecificatie (1 loonstrook/specificatie is voldoende):
|
|
Stap 1:
– Het loon voor loonheffing (zie uitleg vorige bullit) x 12 (indien loon/uitkering
maandelijks wordt uitbetaald), of
– Het loon voor loonheffing (zie uitleg vorige bullit) x 13 (indien loon/uitkering
per 4 weken wordt uitbetaald).
|
|
N.b.: Indien op een loonstrook incidentele beloningen of andere variabele inkomenscomponenten
zijn aangegeven, bijv. overwerk, dan dienen deze niet te worden meegerekend. Bij twijfel kan de toegelaten instelling meerdere loonstroken
van de woningzoekende verlangen.
|
|
Stap 2:
|
|
Indien het vakantiegeld niet maandelijks wordt uitgekeerd: uitkomst stap 1 x 1,08.
|
|
3. Bij inkomen uit onderneming dient een schatting te worden gemaakt van het belastbaar jaarinkomen (de winst, eventueel
verminderd met de fiscaal toepasbare aftrekposten zoals zelfstandigenaftrek, startersaftrek
of MKB-vrijstelling).
Voor het lopende jaar (2023) kan dit jaarinkomen vastgesteld worden aan de hand van
de laatste winst- en verliesrekening, waarbij het aldus vastgesteld belastbaar inkomen
(over 2022) vermenigvuldigd dient te worden met 1,0802. Voor het lopende jaar kan
de verwachte winst bepaald worden op basis van een prognose.
|
|
Bij inkomen uit overige werkzaamheden (niet in loondienst en geen inkomen uit onderneming) wordt een schatting gemaakt
van het belastbaar jaarinkomen uit de opbrengsten van die werkzaamheden minus de daarvoor
gemaakte kosten.
Voor het lopende jaar (2023) kan dit jaarinkomen vastgesteld worden door het belastbaar
jaarinkomen van 2022 te vermenigvuldigen met 1,0802. Voor het lopende jaar kan het
betreffende belastbaar jaarinkomen bepaald worden op basis van een prognose.
|
|
|
Zie voor de inkomensgrenzen waaraan het huishoudinkomen moet worden getoetst: de bedragen
bij laatste stap van toetsingsschema A.
|
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling voorziet in de jaarlijks voorgeschreven wijziging van enkele bedragen
en indexen in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: BTIV
2015), van enkele bedragen in de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting
2015 (hierna: RTIV 2015) en bijlage 1.
BTIV 2015
De indexering van de bedragen in artikel 16, eerste lid, van het BTIV 2015 ziet op
de aanpassing van de inkomensgrens die toegelaten instellingen moeten hanteren bij
de toewijzing van de vrijkomende sociale huurwoningen aan de doelgroep. De inkomensgrenzen
worden op grond van artikel 16, tweede lid, van het BTIV 2015 jaarlijks bij ministeriële
regeling gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag, genoemd in artikel 18, eerste
lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag (het referentie-inkomensijkpunt voor
een meerpersoonsouderenhuishouden) wordt gewijzigd.
De inkomensgrens is eveneens geïndexeerd voor de toepassing van artikel 22, tweede
lid, van het BTIV 2015. Hierin is geregeld wat wordt verstaan onder vervreemding onder
voorwaarden van een woning door een toegelaten instelling aan een natuurlijke persoon.
De hierin opgenomen inkomensgrens wordt, op grond van artikel 22, tweede lid, van
het BTIV 2015 eveneens jaarlijks gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag,
genoemd in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag (het
referentie-inkomensijkpunt voor een meerpersoonsouderenhuishouden) wordt gewijzigd.
RTIV 2015
Omrekenfactoren index i1 en index i2
In bijlage 4 bij het BTIV 2015 worden twee indexen genoemd, index l1 en index l2.
In die bijlage is vastgelegd hoe de toegelaten instelling voor de toepassing van artikel
46, tweede lid, van de Woningwet, het huishoudinkomen van de potentiële huurder moet
bepalen (passend toewijzen). Artikel 56, tiende lid, van het BTIV 2015 bepaalt dat
die indexen bij ministeriële regeling worden vastgesteld en jaarlijks worden aangepast
aan het percentage waarmee het bedrag, genoemd in artikel 18, eerste lid, onderdeel
d, van de Wet op de huurtoeslag (het referentie-inkomensijkpunt voor een meerpersoonsouderenhuishouden)
wordt gewijzigd.
In bijlage 1 bij de RTIV 2015 wordt verwezen naar de indexen l1 en l2 en de inkomensgrenzen
in het BTIV 2015. Om deze reden is ook deze bijlage gewijzigd. Voor de overzichtelijkheid
is de bijlage opnieuw vastgesteld.
Administratieve lasten
Deze regeling brengt geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en
bedrijven met zich mee. De regeling bevat slechts aanpassing van bedragen en indexen
en een technische wijziging.
Inwerkingtredingsdatum
De datum van inwerkingtreding, 1 januari 2023, is één van de vaste verandermomenten.
De artikelen zullen derhalve op die datum in werking treden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge