Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 november 2022, kenmerk 3464203-1039239-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2023

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2022, worden met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 10,15%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2023 vastgesteld als volgt:

A

 

B

 

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2023

van

tot en met

   

1.225,21

1.356,79

31.962,00 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioengrondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

22,3814

252,00

1.404,45

1.446,64

22,4161

252,00

1.446,65

2.021,13

22,4752

252,00

2.021,14

2.066,96

22,4980

252,00

2.066,97

2.113,24

22,5001

252,00

2.113,25

2.158,62

22,5017

252,00

2.158,63

2.204,45

22,5046

252,00

2.204,46

2.248,92

22,5068

252,00

2.248,93

2.294,76

22,5089

252,00

2.294,77

2.385,51

22,5114

252,00

2.385,52

2.485,34

22,5164

252,00

2.485,35

2.583,36

22,5203

252,00

2.583,37

2.678,65

22,5252

252,00

2.678,66

2.679,11

22,5671

252,00

2.679,12

2.726,30

22,5715

252,00

2.726,31

2.773,49

22,5740

252,00

2.773,50

2.820,23

22,5809

252,00

2.820,24

2.867,88

22,5828

252,00

2.867,89

2.914,62

22,5904

252,00

2.914,63

2.961,36

22,5928

252,00

2.961,37

2.961,81

22,5937

252,00

2.961,82

3.004,92

22,5982

253,00

3.004,93

3.048,94

22,5997

253,00

3.048,95

3.092,96

22,6051

253,00

3.092,97

3.136,07

22,6062

253,00

3.136,08

3.136,52

22,6111

253,00

3.136,53

3.180,08

22,6124

253,00

3.180,09

3.223,19

22,6134

253,00

3.223,20

3.223,64

22,6180

253,00

3.223,65

3.267,21

22,6191

253,00

3.267,22

3.310,32

22,6200

253,00

3.310,33

3.353,88

22,6272

253,00

3.353,89

3.397,44

22,6414

253,00

3.397,45

3.441,01

22,6450

253,00

3.441,02

3.484,57

22,6466

253,00

3.484,58

3.528,13

22,6528

253,00

3.528,14

3.571,69

22,6537

253,00

3.571,70

3.615,26

22,6606

253,00

3.615,27

3.658,82

22,6621

253,00

3.658,83

3.659,27

22,6635

253,00

3.659,28

3.713,73

22,6677

253,00

3.713,74

3.768,18

22,6691

253,00

3.768,19

3.822,63

22,6758

253,00

3.822,64

3.823,09

22,6951

253,00

3.823,10

3.877,54

22,6971

253,00

3.877,55

3.932,00

22,7014

253,00

3.932,01

3.986,45

22,7034

253,00

3.986,46

4.040,90

22,7096

253,00

4.040,91

4.084,02

22,7118

253,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2022, worden met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 10,15%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2023 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in de aanhef, op € 31.965,88

  • b. de overige bedragen op achtereenvolgens:

    € 66.682,41;

    € 41.179,65;

    € 21.671,19;

    € 21.997,19;

    € 21.730,74;

    € 43.324,84.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, zoals zij golden op 1 juli 2022, worden met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 10,15%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, worden met ingang van 1 januari 2023 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.663,50;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 5.529,45;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 3.613,26;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 3.362,12.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, zoals zij golden op 1 juli 2022, worden met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 10,15%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, worden met ingang van 1 januari 2023 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.663,50;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 5.529,45.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd van de indexering van het wettelijk minimumloon.

Bij het Besluit van 3 oktober 2022 tot vaststelling van het wettelijke minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vanwege een bijzondere verhoging van 8,05% en de halfjaarlijkse indexatie en tot wijziging van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers teneinde de inkomensondersteuning te verlagen (Stb. 2022, 381) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 10,15%. Door genoemd besluit wordt het wettelijke minimumloon verhoogd met 8,05% en vervolgens regulier geïndexeerd. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2023 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgestelde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven