Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2022, 32251 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2022, 32251 | overige overheidsinformatie |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gelet op artikel 2:8, tweede lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, artikel 13, tweede, derde en achtste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, artikel 2, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 9, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 2.1:1, vierde lid, van het Arbeidstijdenbesluit, artikel 60, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de artikelen, 5, tweede lid, en 6, tweede lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag, artikel 2, artikel 2, tweede en derde lid, van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers, de artikelen 2.1, vijfde lid, 2.2, derde lid en 2.7, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, de artikelen 37, vierde lid, 38, eerste tot en met derde lid en vijfde en zesde lid, en 39, eerste en tweede lid, van de Participatiewet, artikel 15a, tweede lid van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ, artikel 19 van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014, artikel 2, vijfde lid van de Regeling tegemoetkoming Wajongers, artikel 12 van de Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE, artikel 5, derde lid, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, de artikelen 3, zesde lid, en 8, vierde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, artikel 9, tweede lid, van de Toeslagenwet, artikel 1b, zevende en achtste lid, van de Werkloosheidswet, artikel 67i, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de artikelen 5, vierde, vijfde, zesde en negende lid, en 8, vijfde, achtste, tiende en twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de artikelen 5, derde, vierde, zevende en tiende lid, en 8, vierde, zesde en achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 15, eerste en tweede lid, en artikel 65l, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 14, eerste en tweede lid, en artikel 63a, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 16, eerste en tweede lid, van de Ziektewet en artikel 5b, tweede lid, Wet ongevallenverzekering BES;
Delen mede:
dat met ingang van 1 januari 2023 in de hierna genoemde regelgeving de bedragen zijn gewijzigd en als volgt komen te luiden:
De premie, genoemd in artikel 2:8, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, bedraagt: € 2.934,00.
1. Het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedraagt: € 2.687,38.
2. Het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedraagt: € 385,37.
3. De kinderbijslagbedragen, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedragen:
a. voor een kind dat jonger is dan 6 jaar: € 269,76;
b. voor een kind dat 6 jaar of ouder is, maar jonger is dan 12 jaar: € 327,56; en
c. voor een kind dat 12 jaar of ouder is, maar jonger is dan 18 jaar: € 385,37.
1. De brutonabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17 van de Algemene nabestaandenwet, bedraagt:
a. in het eerste lid: € 1.398,11;
b. in het tweede lid: € 881,58;
c. in het vijfde lid: € 881,58.
2. De brutowezenuitkering, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 447,40;
b. in onderdeel b: € 671,09;
c. in onderdeel c: € 894,79.
Het brutoouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 1.425,8; en
b. in onderdeel b: € 968,86.
Het bedrag van het jaarlijks in geld vastgestelde loon, bedoeld in artikel 2.1:1, eerste lid, onderdeel a, van het Arbeidstijdenbesluit, bedraagt: € 75.150,00.
1. De bedragen, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, bedragen:
a. in het eerste lid, onderdeel a: € 238.737,00;
b. in het eerste lid, onderdeel b: € 56.809,00, respectievelijk € 238.737,00;
c. in het tweede lid: € 167.116,00.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 20, eerste lid, bedraagt: € 248.064,00.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 22, bedraagt: € 12.403,00.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 24, bedraagt: € 45.670,00.
5. Het bedrag, genoemd in artikel 25, bedraagt: € 9.852,00.
6. Het bedrag, genoemd in artikel 26, bedraagt: € 12.403,00.
1. Het bedrag, genoemd in artikel 5, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag, bedraagt: € 488,00.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 6, eerste en vierde lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag, bedraagt: € 1.294,00.
Het in artikel 5b, eerste lid, van de Wet ongevallenverzekering BES genoemde bedrag voor het loon per dag waarnaar de uitkering ongevallengeld voor de werknemer als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van wie het dienstverband is geëindigd, wordt berekend, wordt per 1 januari 2023 geïndexeerd met het percentage waarmee het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet minimumlonen BES wordt herzien. Dit is 18,2% voor Bonaire, 14,3% voor Sint Eustatius en 15,0% voor Saba.
Het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers, bedraagt: € 19,03.
1. De bedragen, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedragen:
a. onder 1°: € 3.672,00, respectievelijk € 5.008;
b. onder 2°: € 2.631.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedraagt: € 5.867.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedraagt: € 2.631.
1. De bedragen, genoemd in artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet, bedragen:
a. onder 2°: € 321.178,00.
b. onder 3°: € 7.708,00.
2. De bedragen, genoemd in artikel 20 van de Participatiewet, bedragen:
a. in het eerste lid, onderdeel a: € 295,20;
b. in het eerste lid, onderdeel b: € 590,40;
c. in het eerste lid, onderdeel c: € 1.149,24;
d. in het tweede lid, onderdeel a: € 295,20;
e. in het tweede lid, onderdeel b: € 932,02;
f. in het tweede lid, onderdeel c: € 1.490,86.
3. De bedragen, genoemd in artikel 21 van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 1.195,66;
b. in onderdeel b: € 1.708,08.
4. De bedragen, genoemd in artikel 22 van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 1.330,67;
b. in onderdeel b: € 1,807,20;
c. in onderdeel c: € 1.807,20.
5. De bedragen, genoemd in artikel 22a, derde lid, van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 636,82;
b. in onderdeel b: € 295,20.
6. De bedragen, genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, bedragen:
a. in het eerste lid, onderdeel a: € 378,62;
b. in het eerste lid, onderdeel b: € 588,93;
c. in het tweede lid, onderdeel a: € 3,00;
d. in het tweede lid, onderdeel b: € 50,00;
7. De bedragen, genoemd in artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel j: € 2.934,00;
b. in onderdeel n: € 246,00;
c. in onderdeel r: € 153,38;
d. in onderdeel y: € 155,56.
8. De bedragen, genoemd in artikel 33, vijfde lid, van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 25,15;
b. in onderdeel b: € 50,30.
9. De bedragen, genoemd in artikel 34, van de Participatiewet, bedragen:
a. in het tweede lid, onderdeel d: € 64.100,00;
b. in het derde lid, onderdeel a: € 7.605,00;
c. in het derde lid, onderdeel b: € 15.210,00;
d. in het derde lid, onderdeel c: € 15.210,00.
10. Het bedrag, genoemd in artikel 35, tweede lid, van de Participatiewet, bedraagt: € 167,00.
11. Het percentage, genoemd in artikel 37, tweede lid, van de Participatiewet, bedraagt: 160,0%.
De bedragen, genoemd in artikel 15a, eerste lid, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ bedragen:
a. in onderdeel a: € 3.305,00, respectievelijk € 1.953,00;
b. in onderdeel b: € 1.201,00.
Het bedrag, genoemd in de artikelen 3, onderdeel b, 5, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, 6, eerste en tweede lid, 9, 10, onderdeel b, 12, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, en 13, eerste en tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014, bedraagt: € 22.839,-.
Het bedrag, genoemd in de artikelen 3, eerste lid, onder d, 5 en 6, eerste en tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE, bedraagt: € 22.839,-.
De tegemoetkoming, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming Wajongers, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 20,48;
b. in onderdeel b: € 19,67; en
c. in onderdeel c: € 11,80.
De bedragen, genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAW, bedragen:
a. in het eerste lid: € 1.892,86;
b. in het tweede lid: € 946,43;
c. in het derde lid: € 1.489,06.
De bedragen, genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAZ, bedragen:
a. in het eerste lid: € 1.892,86;
b. in het tweede lid: € 946,43;
c. in het derde lid: € 1.489,06.
Het bedrag, genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, bedraagt: € 149.002,00.
1. Het bedrag, genoemd in artikel 3, derde lid, onderdeel d, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 149.002,00.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 1.378,76.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 876,32.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 8, derde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 876,32.
1. Het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet, bedraagt: € 88,94.
2. De bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet, bedragen:
a. onder 1°: € 63,40;
b. onder 2°: € 48,99;
c. onder 3°: € 35,70;
d. onder 4°: € 29,22.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 2, zevende lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet, bedraagt: € 40,30.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Toeslagenwet, bedraagt: € 88,94.
Het percentage, bedoeld in artikel 1b, zevende en achtste lid, van de Werkloosheidswet, artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 16, eerste en tweede lid, van de Ziektewet, bedraagt: 10,15%.
Het bedrag, genoemd in artikel 67i, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65l, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en artikel 63a, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, bedraagt: € 197,72.
1. De bedragen, genoemd in artikel 5, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, bedragen:
a. in het tweede lid, onderdeel 2: € 27.493,00;
b. in het tweede lid, onderdeel 3: € 30.854,00;
c. in het vierde lid, onderdeel a: € 854,04;
d. in het vierde lid, onderdeel b: € 1.195,66;
e. in het vierde lid, onderdeel c: € 854,04.
2. De bedragen, genoemd in artikel 8, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, bedragen:
a. in het tweede lid: € 167.116,00;
b. in het derde lid: € 389,66;
c. in het negende lid: € 243,11;
d. in het elfde lid: € 247,07.
1. Het bedrag, genoemd in artikel 5, derde lid, onderdelen a en b, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedraagt: € 854,04.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 5, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedraagt: € 1.195,66.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedraagt: € 389,66.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 8, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedraagt: € 243,11.
5. Het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedraagt: € 247,07.
Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Per 1 januari 2023 zijn allerlei bedragen in de SZW-regelgeving herzien. Via deze mededeling zijn de nieuwe bedragen gepubliceerd, zoals voorgeschreven door de genoemde wetten, besluiten en regelingen. De wijzigingen van alle bedragen zijn zo veel mogelijk gebundeld. De bedragen per 1 januari 2022 waren op soortgelijke wijze opgenomen.1
Deze verzameling is het eerste deel van de mededeling. Een tweede verzamelmededeling zal volgen. Tevens zal er een kleine regeling volgen met daarin de vaststelling van enkele bedragen en percentages. Niet alle bedragen kunnen namelijk door middel van een mededeling worden geïndexeerd: voor sommige is een ministeriële regeling vereist.
De herziening van de bedragen is gekoppeld aan verschillende bronnen. Onderstaand is per bron toegelicht wat er is gewijzigd en welke bedragen dientengevolge zijn aangepast.
Bij Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 3 oktober 2022 tot vaststelling van het wettelijk minimumloon vanwege een bijzondere verhoging van 8,05% en de halfjaarlijkse indexatie (Stb. 2022, 381) is het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vastgesteld op € 1.934,40 bruto per maand.
De bedragen in de betreffende regelingen zijn aangepast aan de ontwikkeling van het minimumloon. Per regeling is, waar nodig, onderstaand een nadere toelichting gegeven.
• Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Het bedrag is gewijzigd overeenkomstig de wijze waarop het bedrag, genoemd in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet is gewijzigd.
• Algemene nabestaandenwet
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet zijn de bedragen, bedoeld in de artikelen 17 (bruto nabestaandenuitkering) en 29 (bruto wezenuitkering) van die wet aangepast aan de wijziging van het netto-minimumloon. Bij de berekeningen is rekening gehouden met de temporisering van de afbouw van de dubbele heffingskorting, zoals opgenomen is in de Verzamelwet SZW 2022. Per 1 januari 2023 is sprake van een afbouw van deze korting met 2,5 procentpunt per halfjaar.
• Algemene Ouderdomswet
Op grond van artikel 9, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet zijn de bedragen bedoeld in artikel 9, vijfde lid (bruto ouderdomspensioen) aangepast aan de wijziging van het netto-minimumloon.
• Gelet op artikel 60, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) worden de in de artikelen 3, 20, 22, 24, 25 en 26 van dit besluit genoemde bedragen herzien met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar, met de procentuele stijging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2022 t.o.v. oktober 2021 is 16,93%.
• Participatiewet
Als gevolg van de verhoging van het wettelijk minimumloon bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet waarbij rekening wordt gehouden met het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting in artikel 37, tweede lid, van de Participatiewet, zijn de bedragen in de Participatiewet aangepast. Daarnaast zijn enkele bedragen aangepast met de procentuele stijging van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2022 t.o.v. oktober 2021 is 16,93%.
Voor artikel 31, tweede lid, zijn onderdeel z en aa nog onderdeel van het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief). Op moment van publicatie van deze mededeling wordt dit wetsvoorstel nog behandeld door de Eerste Kamer. De beoogde invoering van deze onderdelen is 1 januari 2023. De indexatie van de bedragen in deze onderdelen is geregeld in de Vijfde nota van wijziging bij het wetsvoorstel, waarmee de hoogte van de bedragen bij invoering wordt gesteld op het bedrag genoemd in onderdeel y van hetzelfde artikel en lid.
• Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ, Bbz 2004
In de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 zijn in artikel 5 de bedragen vastgesteld voor de vergoeding door het Rijk aan gemeenten van de in artikel 56, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), bedoelde bedragen.
Het gaat hierbij om:
1. verlening van bijstand aan ondernemers in de binnenvaart ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal (artikel 5, eerste lid), en
2. vergoeding van kosten van aan derden opgedragen onderzoek inzake verlening van bijstand aan zelfstandigen (artikel 5, tweede lid).
De bedragen worden jaarlijks herzien met de procentuele stijging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2022 t.o.v. oktober 2021 is 16,93%.
• Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014
De indexering heeft zowel betrekking op de hoogte (artikel 6, eerste en tweede lid), voorwaarden (artikel 3, onderdeel b) en de beperking van het recht (artikel 5, eerste en tweede lid) met betrekking tot het voorschot in geval van maligne mesothelioom, als op de hoogte (artikel 13, eerste en tweede lid), voorwaarden (artikel 10, onderdeel b) en de beperking van het recht (artikel 12, eerste en tweede lid) met betrekking tot het voorschot in geval van asbestose.
• Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE
De indexering heeft zowel betrekking op de hoogte (artikel 6, eerste en tweede lid), voorwaarden (artikel 3, onderdeel d) en beperking van het recht (artikel 5) met betrekking tot het voorschot in geval van de aandoening CSE.
• Regeling tegemoetkoming Wajongers
Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Regeling tegemoetkoming Wajongers wordt de hoogte van de tegemoetkoming aangepast met het percentage van de verhoging van het bruto wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023.
• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Regeling vaststelling grondslagen IOAW en Regeling vaststelling grondslagen IOAZ en de regeling vermogenswaardering IOAW
In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) zijn de netto bedragen opgenomen waaraan de op grond van artikel 5 van de IOAW en IOAZ vast te stellen grondslagen netto gelijk dienen te zijn. De genoemde bedragen dienen te worden herzien met ingang van de dag waarop en met het percentage waarmee het netto-minimumloon wordt herzien. Aangezien met ingang van 1 januari 2023 het netto-minimumloon wijzigt, dienen de in de IOAW en de IOAZ en in de regeling vaststelling grondslagen IOAW en de regeling vaststelling grondslagen IOAZ genoemde bedragen eveneens te worden gewijzigd. Ook een bedrag genoemd in de Regeling vermogenswaardering Ioaz wordt gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het netto-minimumloon.
• Toeslagenwet
De bedragen zijn gewijzigd overeenkomstig de wijze waarop de bedragen, genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet zijn gewijzigd.
Daglonen werknemersverzekeringen Werkloosheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en Ziektewet
Het dagloon wordt geïndexeerd met de stijging van het wettelijk minimumloon per dag.
• Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
Het bedrag, genoemd in artikel 3, derde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW wordt herzien in verband met een wijziging van het netto-minimumloon zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag. Het bruto wettelijk minimumloon is met ingang van 1 januari 2023 gewijzigd.
De tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, bedraagt voor het kalenderjaar 2023 1,063%. De bedragen in de onderstaande regelingen zijn aangepast aan de ontwikkeling van de tabelcorrectiefactor. Per regeling is onderstaand een nadere toelichting gegeven.
• Besluit tegemoetkoming Anw-ers
De jaarlijkse indexering van de tegemoetkoming voor nabestaanden is gebaseerd op artikel 2, tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers. De tegemoetkoming is een structurele tegemoetkoming waarmee het koopkrachtbeeld voor nabestaanden die een nabestaandenuitkering ontvangen, wordt verbeterd. In dit artikellid is bepaald dat het bedrag van de tegemoetkoming jaarlijks wordt aangepast overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
• Besluit inkomensondersteuning AOW
Als dekking voor het koppelen van de AOW aan de verhoging van het WML heeft kabinet eerder besloten om het bedrag voor de inkomensondersteuning AOW per 1 januari 2023 te verlagen tot een bedrag van € 5 bruto per maand. Deze verlaging is geregeld in het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 3 oktober 2022 tot vaststelling van het wettelijk minimumloon vanwege een bijzondere verhoging van 8,05% en de halfjaarlijkse indexatie ( Stb. 2022, 381 ) Aangezien de bekendmaking van het bedrag voor de inkomensondersteuning AOW per 1 januari 2023 reeds heeft plaatsgevonden, is een afzonderlijke vermelding in deze mededeling is niet meer nodig.
• Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Arbeidsongeschiktheidstegemoetkoming of AO-tegemoetkoming)
Het bedrag, genoemd in artikel 67i, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65l, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en artikel 63a, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is gewijzigd in overeenstemming met respectievelijk artikel 67i, derde lid van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65l, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 63a, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Jaarlijks worden met ingang van 1 januari op grond van artikel 2.1, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen de bedragen van het loon, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, van dat artikel, dat ten minste moet worden betaald om als kennismigrant in Nederland tewerkgesteld te kunnen worden, gewijzigd aan de hand van het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand zoals gepubliceerd door het CBS, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. Op basis van de CBS gegevens worden de bedragen met ingang van 1 januari 2023 met 3,47% verhoogd. De maandbedragen zijn exclusief vakantiebijslag.
Op grond van artikel 2.2, derde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt het brutoloon dat ten minste moet worden betaald aan vreemdelingen die houder zijn van een Europese blauwe kaart dan wel van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, met hetzelfde percentage gewijzigd. Ook dit bedrag is exclusief vakantiebijslag.
Op grond van artikel 2.7, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder a, jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd.
Deze mededeling ziet op de indexering van het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW) voor het kalenderjaar 2023 en indexering van het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de AKW voor het eerste halfjaar van 2023.
Op grond van artikel 13, tweede lid, van de AKW wordt het extra bedrag aan kinderbijslag ieder jaar met ingang van 1 januari aangepast. Het basiskinderbijslagbedrag wordt op grond van artikel 13, derde lid, van de AKW twee keer per jaar op 1 januari en per 1 juli aangepast aan de ontwikkeling van het algemene prijsniveau. Dit gebeurt aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in een vooraf bepaalde periode.
Het percentage waarmee het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid is geïndexeerd, bedraagt 16,93% en het bedrag genoemd in artikel 12, eerste lid, van de AKW is geïndexeerd met 8,2%.
Op grond van artikel 13, achtste lid, van de AKW worden de uit de toepassing van artikel 12, derde lid, voortvloeiende kinderbijslagbedragen voor kinderen jonger dan 6 jaar, voor kinderen van 6 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en voor kinderen van 12 jaar of ouder, maar jonger dan 18 jaar, eveneens samen met de dag waarop de wijziging ingaat, door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid medegedeeld in de Staatscourant.
Deze mededeling voorziet in aanpassing van de in de artikelen 5 en 6 genoemde bedragen (bedrag inkomen kind, inkomen uit vakantiewerk, onderhoudsbijdrage voor enkele kinderbijslag en onderhoudsbijdrage voor dubbele kinderbijslag). De aanpassing vindt plaats aan de hand van de ontwikkeling van het basiskinderbijslagbedrag tussen 2 juli 2021 en 1 juli 2022. De aanpassing van de bedragen heeft geleid tot een verhoging van de onderhoudsbedragen, genoemd in de artikelen 5 en 6.
Met ingang van 1 januari 2023 is het onderhoudsbedrag voor enkelvoudige kinderbijslag, genoemd in artikel 5, eerste lid, vastgesteld op € 488,00 en het bedrag voor dubbele kinderbijslag, genoemd in artikel 6, eerste en vierde lid, op € 1.294,00.
Per 1 januari 2022 is de bepaling over een toeslag vervangen door een bepaling over indexering van het loon per dag waarnaar de uitkering ongevallengeld is berekend. De grondslag voor de indexering is indirect de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer, doordat wordt aangesloten bij de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Het wettelijk minimumloon wordt per 1 januari 2023 verhoogd met 18,2% voor Bonaire, 14,3% voor Sint Eustatius en 15,0% voor Saba. Het bedrag voor het loon per dag waarnaar de uitkering ongevallengeld is vastgesteld voor de werknemers als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het wie het dienstverband is geëindigd, wordt overeenkomstig deze verhoging van het wettelijk minimumloon berekend.
Er wordt geen extra regeldruk voorzien als gevolg van de mededeling. Er zijn geen extra handelingen vereist van burgers of bedrijven, er worden alleen bedragen medegedeeld.
De Minister van Sociale Zake en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Mededeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 december 2021, 2021-0000161502, over per 1 januari 2022 gewijzigde bedragen in enkele wetten, besluiten en regelingen (Stcrt. 2021, 49166).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-32251.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.