Besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen van 18 november 2022, tot wijziging van de Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022

Gelet op artikel 10 van de Tijdelijke wet Groningen,

Besluit:

ARTIKEL I

De Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.6, tweede tot en met derde lid, komt te luiden:

2. Het Instituut maakt voor het volgende nadeel gebruik van een forfaitaire vergoeding:

a

thuis blijven tijdens de schadeopname

€ 100 per dagdeel

b

thuis blijven tijdens het schadeherstel

€ 100 per dagdeel

c

schoonmaakkosten

€ 175 per schademelding

d

Reiskosten

Kilometervergoeding, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in samenhang met artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken.

3. Het Instituut kent voor het volgende nadeel een vergoeding toe, die afhankelijk is van de werkelijke kosten zoals door de aanvrager gemaakt en voor de advies- en begeleidingskosten niet hoger is dan het gestelde maximum:

a.

inboedel- en tuinschade

 

b.

verhuiskosten

 

c.

opslagkosten

 

d.

overnachtingskosten

 

e.

advieskosten

maximaal de vergoeding per uur, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in samenhang met artikel 6 Besluit tarieven in strafzaken, naar boven afgerond in hele euro’s, excl. BTW

f.

juridische begeleidingskosten

maximaal € 175 per uur, excl. BTW

g.

andere begeleidingskosten

maximaal de vergoeding per uur, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in samenhang met artikel 6 Besluit tarieven in strafzaken, naar boven afgerond in hele euro’s, excl. BTW

B

In artikel 2.6, vierde lid wordt de volzin ‘In het kader van de behandeling van een bezwaar geeft het Instituut toepassing aan artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht, met overeenkomstige toepassing van de tarieven genoemd in het derde lid.’ vervangen door: ‘In het kader van de behandeling van een bezwaar geeft het Instituut voor wat betreft de juridische begeleidingskosten toepassing aan artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht’.

C

Artikel 2.7, derde en vierde lid, komt te luiden:

  • 3. De overlastvergoeding wordt voor de eigenaren gezamenlijk vastgesteld op een bedrag van € 300 indien de vergoeding voor de fysieke schade een bedrag tot € 10.000 beloopt en op € 600 indien de fysieke schade genoemd bedrag te boven gaat. De overlastvergoeding wordt verhoogd met een bedrag van € 300 indien, buiten de schuld van de aanvrager, na meer dan één jaar sinds de dag waarop de aanvraag is ingediend daarop wordt beslist of met € 600 indien dit meer dan twee jaar in beslag heeft genomen.

  • 4. Indien het gebouw wordt verhuurd ten behoeve van bewoning dan kan aan de huurders gezamenlijk een overlastvergoeding van € 300 worden toegekend.

D

Na artikel 2.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.7a

  • 1. De bedragen, bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, onderdelen a en b, kunnen jaarlijks geïndexeerd worden aan de hand van de stijging van het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, uitgaande van een werkweek van 36 uur, waarbij de hoogte wordt vastgesteld aan de hand van tweemaal het wettelijk bruto minimumloon.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.6, derde lid, onderdeel f, kan jaarlijks worden geïndexeerd overeenkomstig de wijze waarop de vergoeding, bedoeld in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken wordt geïndexeerd.

  • 3. De indexatie vindt plaats op 1 januari van het betreffende kalenderjaar. Het Instituut publiceert de geïndexeerde vergoedingen op zijn website en kan daarbij de bedragen naar boven afronden.

  • 4. Indien gedurende het kalenderjaar de vergoeding, bedoeld in artikel 6, of artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken wordt gewijzigd, gaat die wijziging voor de toepassing van artikel 2.6, tweede en derde lid, in op 1 januari van het komende kalenderjaar.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.

Deze wijziging zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Groningen, 18 november 2022

S.C.J.J. Kortmann Voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

M.Tj. Bouwes Plaatsvervangend voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

P.B.M.J. van der Beek-Gillessen Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

C.M. van Schie Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

B.J. Wierenga Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

TOELICHTING

Met de wijziging worden de vergoeding voor thuisblijven, de schoonmaakvergoeding, de overlastvergoeding, reiskostenvergoeding en vergoeding voor advieskosten en begeleidingskosten verhoogd. Het doel van deze wijziging is ook voor een aantal vergoedingen de wijze waarop de vergoedingen kunnen worden geïndexeerd vast te leggen in de werkwijze. Daarnaast is bepaald dat de actuele vergoedingen op de website worden gepubliceerd. Dit voorkomt dat de werkwijze jaarlijks vanwege de indexering van de vergoedingen voor bijkomende kosten moet worden aangepast.

Hieronder wordt toegelicht hoe de indexering zal plaatsvinden.

Vergoeding voor thuisblijven

De vergoeding voor thuisblijven bij schadeopname en thuisblijven bij herstel stijgt mee met tweemaal het bruto minimumloon voor 21 jarige of ouder bij een werkweek van 36 uur of hoger. Dit is een objectieve maatstaf aan de hand waarvan bepaald kan worden of hoe de thuisblijfvergoeding moet stijgen. De hoogte van deze vergoeding wordt dus omhoog aangepast, als het minimumloon stijgt en met hetzelfde percentage als het minimumloon stijgt. Er is gekozen om de indexatie van het minimumloon te volgen omdat de thuisblijfvergoeding een compensatie is voor het niet kunnen werken tijdens het thuisblijven. Per 1 januari 2023 bedraagt deze vergoeding € 100,–. Wanneer het minimumloon nadien verder stijgt, kan de thuisblijfvergoeding later verder verhoogd worden. Een verhoging gaat steeds in op 1 januari en wordt bekend gemaakt op de website van het Instituut.

Schoonmaakvergoeding

De schoonmaakvergoeding wordt verhoogd. Per 1 januari 2023 bedraagt deze € 175,–.

Overlastvergoeding

De overlastvergoedingen worden verhoogd. Per 1 januari 2023 bedragen deze vergoedingen € 300,– (in plaats van € 250,–) en € 600,– (in plaats van € 500,–).

Reiskosten, advieskosten en begeleidingskosten

Voor de indexering van de vergoedingen voor reiskosten, advieskosten en andere begeleidingskosten wordt aangesloten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Voor reiskosten wordt in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht verwezen naar artikel 11, eerste lid en onder d van het Besluit tarieven in strafzaken. Daar is de vergoeding per kilometer bepaald. Deze bedraagt op dit moment € 0,28 per kilometer. Deze vergoeding per kilometer zal door het Instituut ook worden gehanteerd en bij verhoging van deze vergoeding, zal het Instituut deze volgen. Dit is geregeld door naar het Besluit proceskosten bestuursrecht in samenhang met het Besluit tarieven in strafzaken te verwijzen. Een verhoging van het bedrag gaat steeds in per 1 januari.

Ook voor de advieskosten en begeleidingskosten sluit het Instituut aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de kosten van een deskundige wordt in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht verwezen naar de Wet tarieven in strafzaken. Hierin is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur tarieven worden vastgesteld, dit is het Besluit tarieven in strafzaken. In artikel 6 van dat besluit is het maximumtarief vastgesteld voor vergoeding van werkzaamheden die van niet, of in meer of mindere mate, van wetenschappelijke aard zijn. Dit tarief bedraagt op dit moment € 136,19. Het Instituut sluit aan bij deze maximumvergoeding en rond deze naar boven af op € 137,–. Bij toekomstige verhogingen is de geldende vergoeding vermeld op de website van het IMG.

Voor de indexering van deze maximumvergoeding wordt ook aangesloten bij de indexering van dit tarief uit het Besluit tarieven in strafzaken. De indexeringspercentages van dit tarief zijn gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector (Centraal Bureau voor de Statistiek, loonontwikkeling cao-sector overheid).

Uitzondering hierop zijn de juridische begeleidingskosten, hiervoor geldt in de primaire fase een hogere vergoeding van € 175,– per uur. In de bezwaarprocedure is 7:15 Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing en worden de vergoedingen die daarin zijn bepaald gehanteerd.

Vaste datum voor indexering (1 januari)

Indien de vergoedingen voor bijkomende kosten worden geïndexeerd, gaat de verhoging altijd in per 1 januari van het betreffende jaar. Indien de vergoeding genoemd in artikel 6 (advieskosten), of artikel 11 (kilometervergoeding) van het Besluit tarieven in strafzaken wordt verhoogd gedurende het kalenderjaar, gaat die wijziging ook per 1 januari in. Dit betekent dat als er een indexering plaatsvindt van die algemene maatregel van bestuur, in alle besluiten die genomen worden vanaf 1 januari de geïndexeerde bedragen worden gehanteerd.

Groningen, 18 november 2022

S.C.J.J. Kortmann Voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

M.Tj. Bouwes Plaatsvervangend voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

P.B.M.J. van der Beek-Gillessen Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

C.M. van Schie Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

B.J. Wierenga Bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen

Naar boven