Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 december 2022, nummer WBV 2022/29, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/2 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2. Zelfstandig vertrek

De IND, politie, KMar en ZHP starten een terugkeerprocedure op die gericht is op de terugkeer naar het land van herkomst van de vreemdeling, nadat zij de vreemdeling een terugkeerbesluit hebben uitgereikt. De politie, KMar en ZHP kunnen hierbij gebruik maken van model M107-A.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen mag de vreemdeling op grond van artikel 4.38 Vb vorderen om te verschijnen om gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van het vertrek uit Nederland. Hieronder vallen in ieder geval de biometrische gegevens van de vreemdeling.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen moet de vreemdeling uitleggen welke gegevens de vreemdeling moet verstrekken om het vertrek van de vreemdeling uit Nederland mogelijk te maken. De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen registreert de vordering tot het verstrekken van gegevens in de vreemdelingenadministratie.

De DT&V kan een vreemdeling bij de feitelijke terugkeer begeleiden. De DT&V kan dit bijvoorbeeld doen bij:

  • een alleenstaande minderjarige vreemdeling; of

  • een vreemdeling waarbij sprake is van een medische overdracht.

Naast deze begeleiding door de DT&V kunnen andere vormen van begeleiding plaatsvinden, zoals begeleiding:

  • door de KMar in het kader van veiligheid van de vlucht; of

  • door derden, zoals psychiatrisch geschoolde verpleegkundigen, ter vervulling van de reisvoorwaarden opgenomen in het BMA-advies.

Vreemdeling met verblijfsrecht in een andere lidstaat van de Europese Unie (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland

Bevel tot terugkeer en terugkeerbesluit bij vreemdelingen met regulier verblijfsrecht

In het geval de vreemdeling in één van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland een geldige reguliere verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf heeft, wordt in de regel geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Ingevolge artikel 62a, derde lid, Vw wordt aan de vreemdeling in beginsel eerst het bevel gegeven zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven (model M106-B). Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling is vereist, wordt tegen de vreemdeling wel een terugkeerbesluit uitgevaardigd door de IND, KMar, politie of ZHP.

Vreemdeling met regulier verblijfsrecht die zwaar inreisverbod krijgt: consultatie

Als een vreemdeling met een regulier verblijfsrecht in een andere lidstaat een terugkeerbesluit krijgt uitgereikt door de IND, dat tevens een zwaar inreisverbod inhoudt, moet de consultatieprocedure, zoals hieronder is beschreven, worden opgestart. Overeenkomstig paragraaf A4/2.2 Vc kan een zwaar inreisverbod worden opgelegd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vw, ongeacht of het verblijfsrecht in de andere lidstaat wordt ingetrokken naar aanleiding van de consultatie. Het inreisverbod met de rechtsgevolgen als bedoeld in artikel 66a, zevende lid, Vw, kan al worden opgelegd terwijl de consultatieprocedure nog niet volledig is doorlopen.

Opname in E&S volgt totdat zekerheid is omtrent de intrekking van het verblijfsrecht in de andere lidstaat; na intrekking van het verblijfsrecht volgt signalering in (N)SIS.

Vreemdeling met regulier verblijfsrecht die licht inreisverbod krijgt: consultatie

Als wordt overwogen aan een vreemdeling met een regulier verblijfsrecht in een andere lidstaat die een terugkeerbesluit uitgereikt krijgt een licht inreisverbod op te leggen, moet de IND, politie, KMar of ZHP contact opnemen met de lidstaat door wie de verblijfsvergunning is afgegeven om nadere informatie te verkrijgen over de aard van het verblijf in die lidstaat en de vraag of zij naar aanleiding van het eventuele inreisverbod over gaan tot intrekking van het verblijfsrecht. Dit kan onder meer via Bureau SIRENE; Bureau SIRENE kan daarbij aan de andere lidstaat informatie verstrekken die relevant kan zijn voor de beoordeling van de intrekking van het verblijfsrecht in de andere lidstaat.

Bij intrekking regulier verblijfsrecht door andere lidstaat: eventueel een terugkeerbesluit, inreisverbod en signalering door Nederland

Als de lidstaat van de Unie waar de vreemdeling een regulier verblijfsrecht heeft op basis van de door de ambtenaar verstrekte informatie over gaat tot intrekking van de verblijfsvergunning van de vreemdeling, bestaat aanleiding om een terugkeerbesluit uit te reiken en overeenkomstig paragraaf A4/2.1 Vc een inreisverbod op te leggen. De vreemdeling wordt overeenkomstig paragraaf A2/12.2 Vc in het SIS gesignaleerd. De IND, KMar, politie of ZHP kan alleen een licht inreisverbod opleggen als een verblijfsrecht door een andere lidstaat is ingetrokken.

Bij zwaar inreisverbod en niet intrekken verblijfsrecht door andere lidstaat: eventuele SIS-signalering vanwege zwaar inreisverbod wissen (wel in E&S signaleren)

Als uit de consultatie van de andere lidstaat blijkt dat het verblijfsrecht niet wordt ingetrokken en overeenkomstig paragraaf A4/2.2 Vc een zwaar inreisverbod met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vw wordt opgelegd, staat dat in de weg aan een SIS-signalering. Signalering (of het laten voortduren van signalering) in E&S kan wel.

Geen terugkeerbesluit bij vreemdeling met internationale bescherming: wel bevel tot terugkeer, ongewenstverklaring en consultatie

In het geval de vreemdeling in één van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland internationale bescherming geniet, wordt in de regel geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Ingevolge artikel 62a, derde lid, Vw wordt aan de vreemdeling in beginsel eerst het bevel gegeven zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven (model M106-B). Een terugkeerbesluit wordt niet uitgevaardigd aan een vreemdeling met internationale bescherming in één van de lidstaten van de EU (zonder Ierland), Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland. Om die reden kan ook geen inreisverbod worden opgelegd (zie ook A4/2.2 Vc). De IND kan deze vreemdelingen ongewenst verklaren, naast het geven van een bevel tot terugkeer. Om de andere lidstaat hierover te informeren, vindt er een consultatie plaats zoals hieronder beschreven. De vreemdeling kan ongewenst worden verklaard en in E&S worden gesignaleerd, terwijl de consultatie nog niet volledig is doorlopen.

Begeleiding terugkeer door DT&V naar lidstaat met regulier verblijfsrecht of internationale bescherming

In afwijking van de richtlijn 2008/115/EG wordt een vreemdeling die voldoet aan alle volgende kenmerken door de DT&V begeleid in de terugkeer naar de lidstaat die hem een verblijfsvergunning heeft verleend:

  • de vreemdeling is afkomstig uit een derde land;

  • de vreemdeling heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland;

  • de vreemdeling is in het bezit van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf;

  • de vreemdeling is na het ontvangen van een terugkeerbesluit alsnog bereid en in staat terug te keren naar de lidstaat die hem een verblijfsvergunning heeft verleend.

B

Paragraaf B1/8.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

8.2.1. Gegevens en bescheiden uit aangewezen administraties

Op grond van artikel 2d Vw, juncto artikel 1.16 VV vraagt de IND voor de beoordeling van de aanvraag tot erkenning als referent de volgende gegevens en bescheiden in beginsel op bij de aangewezen administraties:

  • een (uitgebreid) uittreksel uit het handelsregister;

  • bekendmakingen van rechtbanken van surseance van betaling of faillissement;

  • bewijs van het nastreven van een culturele doelstelling;

  • bewijs van inschrijving van een onderwijsinstelling in het register van onderwijsinstellingen die de gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs hebben ondertekend;

  • bewijs van inschrijving van een opleiding in het CROHO-register;

  • bewijs van inschrijving in het register van toegelaten onderwijsinstellingen voor het verzorgen van opleidingen in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van BuZa;

  • bewijs van inschrijving in het register van toegelaten onderwijsinstellingen die opleidingen faciliteren in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

  • bewijs dat voortgezet onderwijs wordt aangeboden als bedoeld in artikel 1.4 Wet op het voortgezet onderwijs 2020;

  • bewijs dat beroepsonderwijs wordt aangeboden als bedoeld in artikel 1.2.1 Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • bewijs van vermelding in het NARCIS;

  • bewijs van vermelding in het Register Normering Arbeid; en

  • beschikbare bewijsmiddelen/informatie uit het Informatiesysteem Interne Markt (IMI), als het gaat om een au-pairbureau gevestigd in een lidstaat van de EU of EER.

De IND neemt een beslissing op basis van gegevens van andere overheden.

C

Paragraaf B8/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.3. Bewijsmiddelen

Eergerelateerd geweld

De IND beschouwt het schriftelijke advies van het LEC EGG als bewijsmiddel waaruit blijkt dat sprake is van een reële dreiging met eergerelateerd geweld in Nederland en in het land van herkomst, waarbij deze dreiging niet op korte termijn kan worden weggenomen en waarbij de uitingsvorm voldoende ernstig is om voor vergunningverlening in aanmerking te komen.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat er familieleden in het land van herkomst wonen, welke familieleden dat zijn en waar zij woonachtig zijn, bijvoorbeeld bewijsmiddelen als een familieboekje, een uittreksel uit de burgerlijke stand of een notariële akte waaruit de gezinssamenstelling en de woonplaats blijkt.

Huiselijk geweld

De IND beschouwt als bewijsmiddel van huiselijk geweld:

  • recente bescheiden van de politie, zoals een aangifte of een melding huiselijk geweld; of

  • een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld.

Bij deze bewijsmiddelen dient ook recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron te worden overgelegd, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.

De IND beoordeelt op basis van de inhoud van alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen de aannemelijkheid van het gestelde huiselijk geweld.

Daarnaast beschouwt de IND ook als bewijsmiddel van huiselijk geweld:

  • de beschikking waaruit blijkt dat het huwelijk door de Nederlandse rechter nietig is verklaard omdat het huwelijk onder dwang is gesloten zoals bedoeld in artikel 1:71, eerste lid, BW.

D

Paragraaf B8/9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

9.2. Beperking, arbeidsmarktaantekening, en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder p, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B8/9.1.1 Vc onder de beperking: ‘medische behandeling’.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, onder l, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘arbeid niet toegestaan’.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder p, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning voor de duur van de medische behandeling voor maximaal één jaar.

De IND kan de verblijfsvergunning voor de duur van vijf jaar verlenen als:

  • het BMA vijf jaar achtereen heeft geconcludeerd dat de beschikbaarheid van de medische behandeling ongewis is in het land van herkomst. Ongewis houdt in dat er geen actuele landeninformatie beschikbaar is over de beschikbaarheid van medische behandeling. De behandelmogelijkheden zijn daardoor onbekend; of

  • het BMA in een op de vreemdeling betrekking hebbend advies drie jaar achtereen heeft geconcludeerd dat de voor de betrokken vreemdeling noodzakelijke medische behandeling niet beschikbaar is in het land van herkomst.

E

Paragraaf B10/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.2. Beleidsregels

Een familielid van een burger van de Unie verliest niet de rechten die al aan het EU-recht werden ontleend als de burger van de Unie naturaliseert tot Nederlander (al dan niet met verlies van de oorspronkelijke nationaliteit).

Verblijfsrecht familielid bij terugkeer Nederlander na gebruik van recht op vrij verkeer

Voor het uit een derde land afkomstige familielid van een Nederlander ontstaat een afgeleid verblijfsrecht op basis van artikel 21, eerste lid, VWEU als de Nederlander en het familielid:

  • daadwerkelijk hebben verbleven in een andere lidstaat van de EU; en

  • gedurende ten minste drie maanden van daadwerkelijk verblijf in de andere lidstaat voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken hebben voldaan aan de voorwaarden genoemd in lid 1 of lid 2 van artikel 7 of artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG en tijdens dat daadwerkelijke verblijf een gezinsleven hebben opgebouwd of bestendigd.

Verblijfsrecht familielid bij terugkeer Nederlander uit het Verenigd Koninkrijk na gebruik van recht op vrij verkeer

Voor een uit het derde land afkomstige familielid van een Nederlander ontstaat bij terugkeer uit het Verenigd Koninkrijk een afgeleid verblijfsrecht op basis van artikel 21, eerste lid, VWEU als:

  • de Nederlander en het uit een derde land afkomstige familielid voldoen aan de voorwaarden genoemd onder ‘Verblijfsrecht familielid bij terugkeer Nederlander na gebruik van recht op vrij verkeer’;

  • de Nederlander vóór of op 31 december 2020 in het Verenigd Koninkrijk woonachtig was; en

  • het uit een derde land afkomstige familielid vóór of op 31 december 2020 reeds familielid is met de Nederlander en ook daarna (op het moment dat het uit een derde land afkomstige familielid zich bij de Nederlander in het Verenigd Koninkrijk voegt én na terugkeer in Nederland) sprake is van een bestendigde familierechtelijke relatie met de Nederlander.

De IND verstrekt een document EU/EER (bijlage 7e, VV) aan het uit een derde land afkomstige familielid van een Nederlander als aan voornoemde vereisten is voldaan.

De IND past bij het familielid van een Nederlander hoofdstuk 8, afdeling 2, paragraaf 2, van het Vb naar analogie toe.

Rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn

In aanvulling op artikel 8.7, tweede lid, Vb stelt de IND adoptiefkinderen gelijk met rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn.

Ten laste zijn van

Als een familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c en d, Vb en artikel 8.7, derde lid, Vb stelt ten laste te zijn van een burger van de Unie, dan beoordeelt de IND of dit familielid, op het moment dat dit familielid verzoekt om hereniging met de burger van de Unie, in het land van herkomst of het land vanwaar het familielid kwam (dat wil zeggen niet in Nederland) materieel wordt ondersteund door de burger van de Unie. Deze materiële ondersteuning moet noodzakelijk en reëel zijn.

Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c en d, Vb neemt de IND in ieder geval aan dat de materiële ondersteuning noodzakelijk is als het familielid vanwege zijn economische en sociale toestand niet (volledig) in zijn basisbehoeften voorziet. Waarom het familielid een beroep doet op materiële ondersteuning is niet van belang.

Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, derde lid, Vb neemt de IND slechts aan dat de materiële ondersteuning noodzakelijk is, als het familielid vanwege zijn economische en sociale toestand niet (volledig) in zijn basisbehoeften voorziet. Waarom het familielid een beroep doet op materiële ondersteuning is niet van belang.

Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c en d, Vb neemt de IND in ieder geval aan dat de materiële ondersteuning reëel is als de burger van de Unie aan het familielid ten minste één jaar ononderbroken regelmatig een som geld heeft betaald welke voor het familielid noodzakelijk is om in zijn basisbehoeften te voorzien in zijn land van herkomst.

Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, derde lid, Vb neemt de IND slechts aan dat de materiële ondersteuning reëel is als de burger van de Unie aan het familielid ten minste één jaar ononderbroken regelmatig een som geld heeft betaald welke voor het familielid noodzakelijk is om in zijn basisbehoeften te voorzien in zijn land van herkomst.

Duurzame relatie

De IND neemt in aanvulling op artikel 8.7, vierde lid, Vb aan dat een burger van de Unie en de ongehuwde partner een duurzame relatie hebben, als zij voorafgaand aan het moment van de aanvraag of op het moment van beslissen gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voerden, waarbij in ieder geval gedurende die termijn feitelijk is samengewoond.

De IND kan op grond van de persoonlijke omstandigheden van het geval een relatie als duurzaam aanmerken als de burger van de Unie en de ongehuwde partner:

  • nog geen zes maanden feitelijk hebben samengewoond; en

  • gedurende tenminste zes maanden een duurzame relatie onderhouden.

De IND betrekt bij die beoordeling de redenen, waarom de burger van de Unie en de ongehuwde partner (tijdelijk) niet samenwonen.

Verder kan de IND daarbij in ieder geval de volgende relevante aspecten betrekken die aan kunnen tonen dat er emotionele en affectieve banden zijn aangegaan, die maken dat sprake is van een duurzame relatie als hier bedoeld:

  • de duur van de gezamenlijke huishouding;

  • het dragen van zorg voor elkaar;

  • het hebben van een gezamenlijk kind en daar de gezamenlijke zorg voor dragen;

  • het hebben van gezamenlijke financiële verplichtingen of banden (hypotheek, gezamenlijke schulden of gezamenlijke bankrekeningen) of gezamenlijk grote aankopen of eigendommen;

  • samenwoning in het verleden (in Nederland of in het buitenland); en/of

  • de frequentie van het contact en elkaar zien.

In alle gevallen moet het gaan om een bestaande duurzame relatie.

Reële en daadwerkelijke arbeid

In aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, Vb beschouwt de IND een burger van de Unie als werknemer of zelfstandige als deze reële en daadwerkelijke arbeid verricht.

Van reële en daadwerkelijke arbeid is in ieder geval sprake als:

  • de inkomsten uit arbeid meer bedragen dan 50% van de toepasselijke bijstandsnorm; of

  • de burger van de Unie ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd werkt.

EU-grensarbeid

De IND verstrekt een sticker ’verblijfsaantekening gemeenschapsonderdaan’ (bijlage 7h, VV) met de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist’ aan de uit een derde land afkomstige vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb, als:

  • hij verblijft in een andere EU-lidstaat, én;

  • hij arbeid verricht in Nederland, én;

  • de burger van de Unie op dat moment eveneens zijn rechten van vrij verkeer in Nederland uitoefent (door in Nederland arbeid te verrichten).

In de overige gevallen geldt dat het uit een derde land afkomstige familielid van een burger van de Unie die op grond van het EU-recht verblijft in een andere EU-lidstaat alleen in Nederland arbeid mag verrichten als de werkgever beschikt over een geldige tewerkstellingsvergunning, tenzij de Wav anders bepaalt.

Beroepsopleiding

In aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder c, Vb verstaat de IND onder ‘beroepsopleiding’ iedere onderwijsvorm (inclusief stage) die opleidt voor een:

  • speciaal beroep;

  • vak;

  • betrekking; of

  • bijzondere bekwaamheid om een beroep uit te oefenen.

Onvrijwillige werkloosheid

In aanvulling op artikel 8.12, tweede lid, Vb gaat de IND uit van onvrijwillige werkloosheid tenzij door de gemeentelijke sociale dienst of het UWV genoegzaam is vastgesteld dat hier geen sprake van is.

Voldoende middelen van bestaan voor de vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, Vb en familieleden

De IND willigt de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht van een familielid in als blijkt dat de vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, Vb op het moment dat op die aanvraag wordt beslist reële en daadwerkelijke arbeid verricht of voor zichzelf en zijn familieleden beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Aanvraag ‘Toetsing aan EU-recht’ van het uit een derde land afkomstige familielid van de burger van de Unie, als bedoeld in artikel 8.7 Vb

  • Wijze van indiening aanvraag, beoordeling en verlening verblijfsdocument

Het uit een derde land afkomstige familielid dient de aanvraag als bedoeld in artikel 8.13, tweede lid Vb, in:

  • bij een door de IND aangegeven postadres met een door de IND vastgesteld formulier dat op de IND website te verkrijgen is; of

  • via de website van de IND digitaal via een ‘online aanvraag’

De aanvraag om afgifte van een document waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, wordt hierna aangeduid als de aanvraag om toetsing aan EU-recht. De aanvrager (het uit een derde land afkomstige familielid) overlegt bij zijn aanvraag de gegevens, als bedoeld in artikel 8.13, derde lid, Vb. Uitzondering hierop is de verklaring van inschrijving van de burger van de Unie bij wie hij verblijft. De IND toetst bij de aanvraag van het familielid of de mogelijk verblijfgevende burger van de Unie aan de inschrijvingsvoorwaarden (als bedoeld in artikel 8.12 Vb) voldoet.

In het geval tijdens de behandeling van de aanvraag van het familielid wordt vastgesteld dat de burger van de Unie (de verblijfgever) over duurzaam verblijfsrecht als bedoeld in artikel 8.17, eerste lid, onder a, Vb en over een geldig verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.19 Vb (duurzaam verblijfsrecht) beschikt, blijft toetsing aan artikel 8.13, derde lid, onder b, Vb achterwege. In dat geval is immers al vastgesteld dat de burger van de Unie verblijfsrecht heeft op grond van richtlijn 2004/38/EG.

Het uit een derde land afkomstige familielid maakt na de indiening van zijn aanvraag als bedoeld in artikel 8.13, tweede lid, Vb, zelf een afspraak bij een IND-loket voor het afnemen van de voor het verblijfsdocument benodigde biometrie. Bij het IND-loket ontvangt het uit een derde land afkomstige familielid ook het ‘bewijs van rechtmatig verblijf en recht op arbeid hangende de procedure’ (zie in paragraaf B10/2.2 Vc onderdeel ‘Bewijs van rechtmatig verblijf en recht op arbeid hangende de procedure’). Het uit een derde land afkomstige familielid moet bij het bezoek aan het IND-loket vergezeld zijn van de verblijfgevende burger van de Unie. Bij dit loket bezoek kan ook de burger van de Unie (de voor de verklaring van inschrijving benodigde) biometrie afgeven.

De IND verstrekt het uit een derde land afkomstige familielid van een burger van de Unie een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.13, vijfde lid, Vb, als hij voldoet aan de voorwaarden van de artikel 8.13, derde lid, Vb.

De IND verstrekt de verblijfgevende burger van de Unie zo nodig een verklaring van inschrijving als bedoeld in artikel 8.12, zesde lid, Vb.

Bewijs van rechtmatig verblijf en recht op arbeid gedurende de procedure

In aanvulling op artikel 8.13, vierde lid, Vb verstrekt de IND aan een uit een derde land afkomstig familielid van een burger van de Unie na indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 8.13, tweede lid, Vb de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen’ (bijlage 7h, VV) met de aantekening ‘arbeid toegestaan’ en ‘tewerkstellingsvergunning is niet vereist’.

Arbeidsmarktpositie van burgers van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt

De IND stelt een burger van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt als gevolg van een overgangsmaatregel in het bezit van een verblijfsdocument met de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’ als:

  • de burger van de Unie ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft beschikt over een verblijfsdocument met de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’;

  • aan de werkgever van de burger van de Unie een TWV is verleend met een onafgebroken geldigheidsduur van ten minste twaalf maanden en gedurende de geldigheidsduur van de TWV ten minste twaalf maanden onafgebroken reële en daadwerkelijke arbeid is verricht bij die werkgever; of

  • de burger van de Unie ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft beschikt over een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’.

In alle overige gevallen wordt de burger van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt door de IND in het bezit gesteld van een verblijfsdocument met de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV' of in geval dat werkzaamheden worden verricht in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening: 'TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend’.

De IND telt bij de beoordeling of de burger van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt inmiddels volledige toegang heeft tot de arbeidsmarkt de geldigheidsduur van TWV’s die zijn verleend voor de duur van minder dan twaalf maanden bij elkaar op, op voorwaarde dat sprake is van een aaneengesloten periode.

In aanvulling op artikel 8.13, vierde lid, Vb verstrekt de IND aan een familielid dat wil verblijven bij een burger van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt onmiddellijk na indiening van de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht de sticker ‘Verblijfsaantekeningen algemeen’ (bijlage 7g, VV) met dezelfde aantekening als de verblijfgever.

Verblijf van verzorgende ouder bij Nederlands minderjarig kind

Een vreemdeling heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, Vw als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken door het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding of een geldige identiteitskaart. Als de vreemdeling hieraan niet kan voldoen, moet hij zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aantonen met andere middelen;

  • b. de vreemdeling heeft een minderjarig kind (dat wil zeggen: beneden de achttien jaar) dat in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit;

  • c. de vreemdeling verricht al dan niet gezamenlijk met de andere ouder daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind; en

  • d. tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.

De IND kan niet vaststellen dat sprake is van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, Vw als de vreemdeling onvoldoende gegevens verschaft waarmee wordt aangetoond dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

Ad c.

  • De IND verstaat onder zorgtaken ook opvoedingstaken.

  • De IND merkt zorg- en/of opvoedingstaken met een marginaal karakter niet aan als daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind, tenzij het marginale karakter van de zorg- en/of opvoedingstaken de vreemdeling niet is aan te rekenen. Dit wordt de vreemdeling niet aangerekend als hij/zij kan aantonen dat de andere ouder de omgang met het kind frustreert.

Ad d.

Bij de beoordeling of sprake is van een zodanig afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd, betrekt de IND, in het hogere belang van het kind, alle relevante omstandigheden, meer in het bijzonder:

  • de leeftijd van het kind;

  • zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling; en

  • de mate van zijn affectieve relatie zowel met de Nederlandse ouder als met de vreemdeling, evenals het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan als het van deze laatste zou worden gescheiden.

De IND verstrekt aan de vreemdeling die verblijf beoogt als verzorgende ouder van een minderjarig Nederlands kind onmiddellijk na indiening van de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht de sticker ‘verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen’ (bijlage 7h, VV) met de aantekening dat het familielid mag werken.

In de volgende gevallen wordt geen sticker ‘verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen’ (bijlage 7h, VV) afgegeven, maar een sticker ‘verblijfsaantekeningen algemeen’ (bijlage 7g, VV):

  • de Nederlandse nationaliteit van het minderjarige kind is niet aangetoond met een geldig Nederlands paspoort;

  • het Nederlandse kind is meerderjarig;

  • de familierechtelijke relatie met het minderjarige Nederlandse kind is niet aangetoond;

  • de vreemdeling is een stief-, pleeg- of opvangouder van het minderjarige Nederlandse kind;

  • er zijn indicaties van een schijnerkenning;

  • er is geen bewijs geleverd van opvoedings- en/of verzorgingstaken door de vreemdeling;

  • de vreemdeling heeft verblijfsrecht in een andere EU-lidstaat;

  • de vreemdeling kan niet op ondubbelzinnige wijze zijn identiteit en nationaliteit aantonen;

  • er bestaan aanwijzingen dat het persoonlijke gedrag van de vreemdeling een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt; of

  • het minderjarige Nederlandse kind staat niet ingeschreven in de BRP.

Op de sticker ‘verblijfsaantekeningen algemeen’ wordt aangetekend dat arbeid niet is toegestaan. Wordt het de vreemdeling echter op een andere grond toegestaan.

F

Paragraaf C1/4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

4.1. Volgorde van toetsing

De IND hanteert voor het beoordelen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd de volgende toetsingsvolgorde:

  • 1. De IND toetst de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan artikel 30 Vw. Als de IND de aanvraag op grond van artikel 30 Vw niet in behandeling neemt, toetst de IND de aanvraag niet verder;

  • 2. Als de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in behandeling neemt, onderzoekt de IND of de aanvraag ontvankelijk is op grond van artikel 30a Vw. Als de IND de aanvraag op grond van artikel 30 Vw niet-ontvankelijk verklaart, toetst de IND de aanvraag niet verder;

  • 3. Indien de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt de IND of de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf of handeling zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag;

  • 4. Als de IND concludeert dat de vreemdeling zich niet schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf of handeling zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, toetst de IND de aanvraag aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw;

  • 5. In het kader van de toets aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw beoordeelt de IND de geloofwaardigheid van de relevante elementen, tenzij de IND reden ziet de relevante elementen enkel te beoordelen op zwaarwegendheid. In dat geval laat de IND kenbaar de geloofwaardigheid van de relevante elementen in het midden, met uitzondering van de relevante elementen die betrekking hebben op de identiteit, nationaliteit en herkomst;

  • 6. In het kader van de toets aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw beoordeelt de IND de zwaarwegendheid van de geloofwaardig geachte relevante elementen of de zwaarwegendheid van de relevante elementen waarvan de geloofwaardigheid in het midden is gelaten;

  • 7. De IND kan bij de inhoudelijke beoordeling tot de conclusie komen dat de aanvraag gegrond, ongegrond of kennelijk ongegrond is;

  • 8. Als de IND de eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afwijst, beoordeelt de IND op grond van artikel 3.6a Vb ambtshalve, of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

  • 9. Als de IND ambtshalve geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleent, beoordeelt de IND op grond van artikel 6.1e Vb ambtshalve, of de vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw (zie ook A3/7.3 Vc).

  • 10. Als de IND de asielaanvraag van een amv afwijst, beoordeelt de IND ambtshalve of de amv in aanmerking komt voor uitstel van vertrek zoals bedoeld in paragraaf A3/6.1.1 Vc.

Deze toetsingsvolgorde is ook van toepassing op vreemdelingen die behoren tot een door de IND in het landgebonden asielbeleid aangewezen risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep.

G

Paragraaf C1/4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

4.4. De geloofwaardigheid

De IND beoordeelt de geloofwaardigheid van de relevante elementen, tenzij de IND reden ziet de relevante elementen enkel op basis van zwaarwegendheid te beoordelen. In dat geval laat de IND kenbaar de geloofwaardigheid van de relevante elementen in het midden. Relevante elementen zijn feiten en omstandigheden die in de volgende twee categorieën worden onderscheiden:

  • a. de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling;

  • b. de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde gebeurtenissen.

Ad a.

Gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling zijn in ieder geval:

  • de identiteit van de vreemdeling;

  • de nationaliteit van de vreemdeling;

  • de etniciteit van de vreemdeling;

  • (indien relevant) de seksuele geaardheid van de vreemdeling; en

  • (indien relevant) de geloofsovertuiging van de vreemdeling.

Ad b.

Onder gestelde gebeurtenissen worden ook de ‘veronderstellingen’ van de vreemdeling verstaan. Onder ‘veronderstellingen’ verstaat de IND aannames van de vreemdeling die deel uitmaken van de door hem gestelde gebeurtenissen in het verleden.

H

Paragraaf D1/2.6 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

2.6. Intrekking EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen

Voor het aannemen van frauduleuze verkrijging als bedoeld in artikel 45d, derde lid, aanhef en onder b, Vw en artikel 3.127, tweede lid, Vb is als regel opzet vereist. Hierbij is niet van belang of de gegevens door de aanvrager persoonlijk zijn verstrekt.

De IND trekt de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in wegens verblijf buiten het grondgebied van de EU dan wel buiten Nederland als is voldaan aan artikel 45d, eerste lid, onder a, Vw tenzij artikel 3.127, eerste lid, Vb hierop een uitzondering maakt.

De IND trekt de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in wegens gevaar voor de openbare orde dan wel de nationale veiligheid als is voldaan aan het gestelde in artikel 45d, eerste lid onder b, Vw en artikel 3.127, derde lid, Vb.

De IND trekt de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in wegens handelen in strijd met artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag als is voldaan aan het gestelde in artikel 45d, tweede lid, onder a, Vw.

De IND trekt de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in wegens het verkeerd weergeven of achterhouden van feiten dan wel het gebruik van valse documenten als is voldaan aan het gestelde in artikel 45, tweede lid, onder b, Vw.

I

De afkortingenlijst is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 december 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, H. Paul waarnemend directeur-generaal Migratie

BIJLAGE 1

Afkortingenlijst

ABRvS

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

AC

aanmeldcentrum

ACRU

aanvullende Cao Rijk uitzendingen

ACVZ

Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

amv

alleenstaande minderjarige vreemdeling

Anw

Algemene nabestaandenwet

AOW

Algemene Ouderdomswet

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

AVG

Algemene verordening gegevensbescherming

AVIM

Afdeling Vreemdelingpolitie, Identificatie en Mensenhandel

awb

Algemene wet bestuursrecht

B&W

college van burgemeester en wethouders

Benelux

België, Nederland, Luxemburg

BIG-register

Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

BMA

Bureau Medische Advisering

BRP

basisregistratie personen

BuPo

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

BuWav

Besluit uitvoering wet arbeid vreemdelingen 2022

BuZa

(Minister/Ministerie van) Buitenlandse Zaken

bv

besloten vennootschap

BVID

Basisvoorziening Identiteitsvaststelling

BVV

Basisvoorziening vreemdelingensysteem

BW

Burgerlijk Wetboek

BZK

(Minister/Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Cao

collectieve arbeidsovereenkomst

CIR

Centraal Insolventieregister

COA

Centraal Orgaan opvang asielzoekers

COVOG

Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag

Crebo

Centraal register beroepsopleidingen

CROHO

Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

cv

commanditaire vennootschap

DBIN

Directie Buitenlandse Investeringen in Nederland

DGPJS

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

DLOS

Dienst Landelijke Operationele Samenwerking

DNA

deoxyribonucleic acid (desoxyribonucleïnezuur)

DT&V

Dienst Terugkeer en Vertrek

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs, voorheen IB-Groep en CFI

EBV

Elektronisch Berichtenverkeer

EER

Europese Economische Ruimte

EEG

Europese Economische Gemeenschap

EG

Europese Gemeenschap

EHRM

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EU

Europese Unie

EVRM

Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden

EZ

(Minister/Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat

E&S

Executie en Signalering systeem

Flexwet

Wet Flexibiliteit en Zekerheid

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GG&GD

Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in de gemeente Utrecht

GVVA

Gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid

HAV

Haags Adoptieverdrag

hbo

hoger beroepsonderwijs

HKS

Herkenningsdienstsysteem

HKBV

Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996

HvJ EG

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

IBDP

Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

IPS

Insurance Passport For Students

IVA regeling

Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

IVBPR

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

IVRK

Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind

J&V

(Minister/Ministerie) Justitie en Veiligheid

JDS

Justitieel Documentatie Systeem

jo

juncto/junctis

JustID

Justitiële Informatiedienst

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij

KMar

Koninklijke Marechaussee

KNAW

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen

KNIL

Koninklijk Nederlands-Indisch Leger

LEC EGG

Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MSV

Melding Sociale Verzekeringen

MTV

Mobiel Toezicht Veiligheid

MvT

Memorie van toelichting

Mvv

machtiging tot voorlopig verblijf

NARCIS

National Academic Research and Collaborations Information System

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

ngo

non-gouvermentele organisatie

NIP

Nederlands Instituut van Psychologen

NJi

Nederlands Jeugdinstituut

NOD

Nederlandse Onderzoek Databank

NSIS

Nationaal Schengen Informatie Systeem

Nuffic

Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs

nv

naamloze vennootschap

NvT

Nota van Toelichting

NVVB

Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken

OCW

(Ministerie/Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OM

Openbaar Ministerie

Pb.

Publicatieblad

PIL

Protocol Identificatie en Labeling

PTSS

posttraumatische stressstoornis

Pw

Participatiewet

RANOV

Regeling ter Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet

Rbtv

Register beëdigde tolken en vertalers

REAN

Return and Emigration of Aliens from the Netherlands

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

RuWav

Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022

Rva

Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

Rvb

Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

rvc

raad van commissarissen

RvR

Raad voor Rechtsbijstand

RWN

Rijkswet op het Nederlanderschap

SBB

stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

SGC

Verordening (EU) nr. 2016/399 van het Europees parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

SIRENE

Supplementary Information Request at the National Entries

SIS

Schengen Informatiesysteem

Stb.

Staatsblad

Stcrt.

Staatscourant

SUO

Schengen Uitvoeringsovereenkomst

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SZW

(Minister/Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

tbc

tuberculose

tbs

terbeschikkingstelling

TEV

Toegang en Verblijf

Trb.

Tractatenblad

TWV

tewerkstellingsvergunning

UNDP

United Nations Development Programme

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

Vb

Vreemdelingenbesluit

vbl

vrijheidsbeperkende locatie

Vc

Vreemdelingencirculaire

VIS

Verificatie Informatie Systeem

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

vo

voortgezet onderwijs

vof

vennootschap onder firma

VOG

Verklaring Omtrent het Gedrag

VOG-NP

VOG natuurlijke personen

VOG-RP

VOG rechtspersonen

VRIS

Vreemdelingen in de Strafrechtketen

VV

Voorschrift Vreemdelingen

Vw

Vreemdelingenwet

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

WAO

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wav

Wet arbeid vreemdelingen

WAZ

regeling Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

WBV

Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire

WGA

Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten

WHP

Working Holiday Program

WHS

Working Holiday Scheme

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Wi

Wet inburgering

WIA

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

WIN

Wet inburgering nieuwkomers

WML

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

wo

wetenschappelijk onderwijs

Wobka

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

WSF

Wet op de Studiefinanciering

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

WvSr

Wetboek van Strafrecht

WvSv

Wetboek van Strafvordering

WW

Werkloosheidswet

ZHP

Zeehavenpolitie

Zvw

Zorgverzekeringswet

ZW

Ziektewet

TOELICHTING

Algemeen

Dit verzamel-WBV strekt tot aanpassing van de Vreemdelingencirculaire 2000 en bevat verbeteringen en verduidelijkingen van bestaande beleidsregels, redactionele aanpassingen en verwerking van jurisprudentie.

Artikelsgewijs

A

Paragraaf A3/2 Vc is aangepast om te verduidelijken dat onder de gegevens die verstrekt moeten worden voor de voorbereiding van het vertrek uit Nederland in ieder geval ook de biometrische gegevens van de vreemdeling vallen. Het komt nog regelmatig voor dat deze gegevens niet compleet zijn, wat de uitvoering onnodig belast.

B

De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) is per 1 augustus 2022 vervangen door een nieuwe wet: de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 (zie Staatsblad 2020, 379). In deze nieuwe wet is artikel 2 uit de oude wet omgezet naar artikel 1.4. Inhoudelijk zijn er geen aanpassingen doorgevoerd. De tekst van paragraaf B1/8.2.1 Vc is hierop aangepast.

C

De aangebrachte taalkundige wijzigingen in B8/2.3 Vc maken de tekst beter leesbaar voor de gebruiker. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.

D

De wijziging in B8/9.2 Vc maakt het mogelijk een reguliere medische vergunning in specifieke gevallen te verlenen voor de duur van 5 jaar. Dit is het geval als het BMA vijf jaar achtereen heeft geconcludeerd dat de beschikbaarheid van de medische behandeling ongewis is. Daarnaast is dit het geval als het BMA drie jaar achtereen concludeert dat de voor de vreemdeling noodzakelijke medische behandeling niet beschikbaar is in het land van herkomst.

Deze optie komt naast de optie voor het verlenen van een reguliere medische vergunning voor de duur van 1 jaar.

Hiermee wordt de Vc in lijn gebracht met artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder p, Vb en met de uitspraak van de ABRvS van 1 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:193).

E

Met de wijziging van paragraaf B10/2.2 Vc wordt het onderdeel ‘Aanvraag toetsing aan EU-recht’ toegevoegd. Door toevoeging van dit onderdeel zijn de volgende wijzigingen/actualiseringen aangebracht.

Wijze van indiening aanvraag ’Toetsing aan EU-recht’

Beleidsmatig is er voor gekozen om de indiening van aanvragen om toetsing aan EU-recht per post of online te laten plaatsvinden, in plaats van (zoals voorheen) via een IND-loket. Deze wijze van indiening was, als gevolg van omstandigheden die waren gelegen in de Covid pandemie, al enige tijd staande praktijk. Uit die praktijkervaring is naar voren gekomen dat de aanvraag per post dan wel de online aanvraag de IND in staat stelt om de procedurele afhandeling van de aanvraag voor de aanvrager eenvoudiger en sneller te laten verlopen.

Beoordeling van de verklaring van inschrijving

De burger van de Unie (de verblijfgever) hoeft niet langer zelf bij de IND een verklaring van inschrijving aan te vragen als het familielid een aanvraag om toetsing aan EU-recht indient. De IND gaat er van uit dat aan het bepaalde in artikel 8.13, derde lid, onder b, Vb (overlegging van de verklaring van inschrijving burger van de Unie) wordt voldaan, als ten tijde van de toetsing van de door het familielid ingediende aanvraag ‘Toetsing aan EU-recht’ blijkt dat de burger van de Unie aan de voorwaarden voor inschrijving voldoet.

Naast het voordeel dat de burger van de Unie geen verzoek om inschrijving meer bij de IND hoeft in te dienen, heeft deze toetsing voor het familielid (en de verblijfgever) als voordeel dat deze werkwijze er voor zorgt dat de IND (als gevolg van meer efficiency in het werkproces) sneller op de aanvraag ‘Toetsing aan EU-recht’ kan beslissen.

Verstrekking informatie burger van de Unie

Voor de beoordeling of de burger van de Unie aan de voorwaarden voor inschrijving voldoet, is het noodzakelijk dat het familielid bij de aanvraag gegevens verstrekt die aantonen dat de burger van de Unie (de verblijfgever) aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf voldoet. Het op de IND-website voor deze aanvraag vastgestelde aanvraagformulier wordt daarop aangepast.

De IND maakt de aanvraagprocedure zo eenvoudiger. Voorheen moest de burger van de Unie eerst informatie aanleveren ten behoeve van de verklaring van inschrijving en op een later moment was opnieuw geactualiseerde informatie van de burger van de Unie nodig ten behoeve van de aanvraag van het familielid. Met de nieuwe werkwijze is er alleen nog informatie van de burger van de Unie nodig ten behoeve van de aanvraag van het familielid.

Na de indiening van de aanvraag stelt de IND het familielid en de burger van de Unie in de gelegenheid een afspraak te maken voor een bezoek aan het IND-loket. Dit loket bezoek is nodig voor de afname van biometrie en voor de situatie dat een verblijfsdocument respectievelijk verklaring van inschrijving (EU-registratiekaart) wordt verstrekt.

Bewijs van rechtmatig verblijf en recht op arbeid hangende de procedure

Dit bewijs wordt eveneens, na indiening van de aanvraag toetsing aan EU-recht, via het IND-loket verstrekt. Ook hiervoor geldt als uitgangspunt dat de IND het familielid in de gelegenheid stelt om daartoe bij de IND een afspraak te maken. Het eerdere uitgangspunt van de ‘onmiddellijke’ verstrekking (na indiening aanvraag ‘Toetsing aan EU-recht’) is geschrapt, nu het familielid zelf het moment bepaalt voor het maken van de afspraak bij het IND-loket. Tevens is in dit onderdeel de tekst verwijderd die gaat over de gevallen waarin geen sticker. ‘Verblijfsaantekening gemeenschapsonderdaan (bijlage 7h, VV)’ wordt afgegeven. De reden daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat uit recente jurisprudentie volgt dat een vreemdeling die een aanvraag toetsing aan EU-recht indient onder de werking van artikel 8, aanhef en onder e, Vw valt. Op grond daarvan komt de vreemdeling het recht toe om gedurende de procedure arbeid te verrichten.

F, G

De IND heeft van maart 2020 tot en met eind oktober 2020 de pilot ‘zwaarwegendheid’ gedraaid waarbij 20 asielaanvragen zijn afgedaan op zwaarwegendheid zonder dat voorafgaand daaraan de geloofwaardigheid van alle relevante elementen is beoordeeld. De verklaringen over de relevante elementen – of deze nu als geloofwaardig zouden zijn beoordeeld of niet – vormden daarmee het uitgangspunt voor de beoordeling of internationale bescherming moest worden verleend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraken van 17 augustus 2022 geconcludeerd dat de staatssecretaris niet verplicht is altijd eerst een geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten en dat deze pilotwerkwijze in algemene zin niet leidt tot onzorgvuldige besluitvorming (ECLI:NL:RVS:2022:2333 en ECLI:NL:RVS:2022:2332). Daarom wil de IND de mogelijkheid om deze werkwijze toe te passen, vastleggen in het beleid. Gelet hierop is een beleidswijziging doorgevoerd in C1/4.1 en C1/4.4 Vc.

H

Paragraaf D1/2.6 Vc is aangepast in verband met de uitspraak van het Hof van Justitie (HvJEU) in de zaak C-432/20.

In deze zaak is geoordeeld dat artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, richtlijn 2003/109/EG zo moeten worden uitgelegd dat elke fysieke aanwezigheid van een langdurig ingezetene op het grondgebied van de Europese Unie binnen een aaneengesloten periode van twaalf maanden volstaat om te voorkomen dat de ingezetene op grond van deze bepaling zijn recht op de status als langdurig ingezetene verliest.

Gelet op het voorgaande is de laatste zin van de tweede alinea geschrapt. Voor alle langdurig ingezetenen geldt dat enkele dagen fysieke aanwezigheid op het grondgebied van de Europese Unie genoeg is om de termijn van twaalf maanden opnieuw te laten beginnen en dat daarom de status van de langdurig ingezetene niet vanwege verblijf buiten het grondgebied van de EU dan wel buiten Nederland kan worden ingetrokken.

I

De afkortingen AVIM en NARCIS, die in de Vreemdelingencirculaire gebruikt worden, zijn toegevoegd aan de Afkortingenlijst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, H. Paul waarnemend directeur-generaal Migratie

Naar boven