Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 22 november 2022, nr. WJZ/ 22543722, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen in verband met de realisatie van provinciale versnellingsvoorstellen voor de gebiedsgerichte aanpak voor natuur, inclusief stikstof, water en klimaat (Regeling specifieke uitkering provinciale versnellingsvoorstellen transitie landelijk gebied)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op de artikelen 2a, eerste lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister voor Natuur en Stikstof;

provinciaal versnellingsvoorstel:

in de bijlage genoemd voorstel dat door een provincie is ingediend naar aanleiding van de bij brief van 5 april 2022 gedane uitvraag aan de provincies voor voorstellen om de gebiedsgerichte aanpak voor natuur, inclusief stikstof, water en klimaat, te versnellen;

provincie:

provincie of het samenwerkingsverband Noord-Nederland;

restwaarde:

economische waarde die de bij de aankoop door de provincie verkregen vermogensbestanddelen hebben na realisatie van het betreffende versnellingsvoorstel, zoals bepaald door een onafhankelijk taxateur;

vermogensvorming:

opbrengsten van de bij de aankoop door de provincie verkregen vermogensbestanddelen en de restwaarde van die vermogensbestanddelen.

Artikel 2. Specifieke uitkering

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie die wordt aangewend voor de realisatie van één of meerdere provinciale versnellingsvoorstellen.

  • 2. Per provincie wordt één specifieke uitkering verstrekt.

  • 3. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor kosten gemaakt in de periode 5 april 2022 tot en met 31 december 2024.

  • 4. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor kosten welke reeds uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 3. Aankoop bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgrond

Voor zover de specifieke uitkering wordt aangewend voor de aankoop van bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgrond, verstrekt de provincie uiterlijk ten tijde van de in artikel 10, eerste lid, bedoelde verantwoording een vergoeding van 100% van de vermogensvorming aan de minister.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste de som van de bedragen, per provincie, genoemd in de bijlage bij deze regeling.

  • 2. De betaling wordt verminderd met de kosten waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

  • 1. De specifieke uitkering kan worden aangevraagd tot 1 december 2022, 17:00.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van de provinciale versnellingsvoorstellen en de tijdsplanning voor de realisatie van de provinciale versnellingsvoorstellen;

    • b. de met de provinciale versnellingsvoorstellen nagestreefde doelen;

    • c. een beschrijving van de risico’s en beheersmaatregelen;

    • d. een gespecificeerde begroting van het gevraagde bedrag met afzonderlijke vermelding van de BTW.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

Artikel 6. Beslistermijn

De minister verleent de specifieke uitkering uiterlijk 31 december 2022.

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1. De provincie spant zich ervoor in de specifieke uitkering zodanig aan te wenden dat de meest doelmatige en doeltreffende bijdrage wordt geleverd aan de doelen in de gebiedsgerichte aanpak voor natuur, inclusief stikstof, water en klimaat.

  • 2. De provincie waarborgt dat een reductie van stikstofemissie uitsluitend ten goede komt aan de in het eerste lid genoemde doelen.

  • 3. De provincie wendt de specifieke uitkering zodanig aan dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

  • 4. De minister kan in de beschikking tot verlening aanvullende verplichtingen opleggen die bijdragen aan de doelen van de gebiedsgerichte aanpak voor natuur, inclusief stikstof, en water en klimaat.

Artikel 8. Voorschot

De minister verleent de provincie binnen zes weken na de verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag.

Artikel 9 Verlenging periode

Indien volledige besteding van de specifieke uitkering in de periode, bedoeld in artikel 2, derde lid, niet mogelijk is, kan de minister deze periode op verzoek van de provincie eenmalig verlengen met een periode van ten hoogste vier jaar.

Artikel 10. Verantwoording en vaststelling

  • 1. De provincie legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Nadat de minister de relevante verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, stelt de minister binnen 22 weken na die ontvangst de uitkering vast.

  • 3. De provincie rapporteert jaarlijks voor 1 mei over het voorgaande jaar aan de minister over de voortgang van voorstellen. De rapportage bevat in ieder geval de in de beschikking tot verlening opgenomen elementen.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 24 november 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op voordien ingediende aanvragen.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering provinciale versnellingsvoorstellen transitie landelijk gebied.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 november 2022

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4

Maximale rijksbijdrage Groningen

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Pilot meetnet stikstof Lieftinghsbroek

€ 332.750

€ 272.250

Maximale rijksbijdrage Fryslân

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

N2000 Fochteloerveen

€ 1.500.000

Versnelling Aldeboarn- De Deelen

€ 21.846.750

Van middelenbeleid naar doelenbeleid

€ 500.000

€ 500.000

Maximale rijksbijdrage Drenthe

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Overgangsgebieden

€ 37.400.000

Versnelling landbouw gerelateerde maatregelen

€ 2.505.000

€ 3.115.000

Hydrologisch systeemherstel

€ 1.750.000

€ 5.500.000

Maximale rijksbijdrage Noord Nederland

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Noord Nederlandse stikstofaanpak

€ 20.000.000

€ 35.235.000

De route naar een waarde(n)volle landbouw

€ 4.750.000

€ 9.000.000

Maximale rijksbijdrage Overijssel

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Baarlingerpolder

€ 6.000.000

Gebiedsproces landgoed Junne

€ 4.000.000

Sociaaleconomische impact als uitgangspunt voor een versnellingsmaatregel op wsn gebiedsplan

€ 700.000

€ 1.500.000

Uitvoering en versnelling transitie Agro&Food – Praktijkleernetwerken en KPI's in de praktijk

€ 550.000

Eerlijk verdienmodel voor de melkveehouderij – Ontwikkelen gebiedsgerichte biodiversiteitsmonitor

€ 500.000

Maximale rijksbijdrage Gelderland

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Vrijwillige opkoop agrarische bedrijven

€ 50.000.000

€ 80.000.000

Innovatie landbouw plus op Gelderse regeling

€ 14.000.000

€ 6.000.000

Managementmaatregelen melkveehouders Gelderland

€ 5.000.000

€ 15.000.000

Van productiebos naar natuurbos

€ 10.000.000

€ 30.000.000

Vergroten en vergoeden landschapselementen in agrarisch gebied

€ 1.000.000

€ 1.500.000

Drukfactoren aanpak anders dan stikstof buiten N2000

€ 1.000.000

€ 4.000.000

Versnelling gebiedsprocessen/proeftuinen

€ 3.000.000

€ 4.000.000

Maximale rijksbijdrage Flevoland

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Praktijkproeven perceelafspoeling

€ 160.000

€ 160.000

Versnelling implementatie verschonende maatregelen melkrundveehouderij in gebiedsproces Flevoland

€ 1.660.000

€ 900.000

Versnelling aanleg en herstel erfsingels in gebiedsproces

€ 350.000

€ 400.000

Maximale rijksbijdrage Noord-Holland

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Integrale aanpak stikstofreductie Rondehoep

€ 377.391

€ 561.171

Maximale rijksbijdrage Zuid-Holland

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Kwaliteitsbaggeren in natuurgebied Veenweiden Krimpenerwaard

€ 1.250.000

€ 1.250.000

Omhoog met het veen Krimpenerwaard

€ 68.000

€ 5.000

Onderzoek smart grids energiemaatregelen

€ 200.000

Maximale rijksbijdrage Noord-Brabant

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Aankoop en afwaardering gebouwen in het kader van grondverwerving buitengebied

€ 17.500.000

Innovatie en stimuleren natuurinclusieve landbouw

€ 45.000.000

Faciliteren planvormingsproces: Kennisontwikkeling/onderzoek binnen gebiedsvisie

€ 2.625.000

€ 3.750.000

Opschalen BodemUp en BBWP

€ 750.000

€ 1.250.000

Maximale rijksbijdrage Limburg

Voorstel

Maximale bijdrage 2022 (inclusief BTW)

Maximale bijdrage 2023 (inclusief BTW)

Aanleg voedselbossen

€ 500.000

€ 500.000

Aankoop bedrijven/gronden

€ 22.500.000

Gebiedsproces glastuinbouw

€ 200.000

Pilot Nereda Verdygo package plant

€ 2.000.000

TOELICHTING

1. Inleiding

In de Kamerbrief van 10 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/2022, 34 682, nr. 96) met daarin de gepubliceerde startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), zijn de uitgangspunten, ambities en context van het NPLG geschetst. Het NPLG is een belangrijke drager voor de integrale en gebiedsgerichte aanpak waarover de Tweede Kamer eerder in de hoofdlijnenbrief van 1 april 2022 is geïnformeerd. De startnotitie NPLG geeft uitwerking aan de ambitie om de grote opgaven voor natuur, stikstof, water en klimaat aan te pakken.

Onder de integrale en gebiedsgerichte aanpak werken de rijksoverheid en andere overheden, bedrijven en organisaties samen aan oplossingen om in een specifiek gebied de doelen te realiseren bijvoorbeeld door de waterkwaliteit te verbeteren, aan de slag te gaan met de klimaatopgave, positief bij te dragen aan het klimaat, een verandering van het voedselproductiesysteem te realiseren en de natuur te versterken. Reductie van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden maakt deel uit van deze integrale aanpak. Voor de integrale en gebiedsgerichte aanpak heeft het kabinet 24,3 miljard euro beschikbaar gesteld, bovenop bestaande middelen die er voor de structurele aanpak stikstof al waren (7 miljard euro). Gewerkt wordt aan wetgeving voor de instelling van een begrotingsfonds ‘Transitiefonds landelijk gebied en natuur’.

Uiterlijk in juli 2023 moeten de plannen voor de integrale en gebiedsgerichte aanpak af zijn. Vooruitlopend op juli 2023 heeft de Minister voor Natuur en Stikstof de provincies gevraagd naar versnellingsvoorstellen (brief van 5 april 2022), welke ervoor moeten zorgen dat de zogeheten gebiedsprocessen sneller kunnen starten. Daarop zijn door de provincies, veelal in samenspraak met waterschappen en terreinbeheerders, 90 voorstellen ingediend. Deze zijn door het kabinet beoordeeld aan de hand van vier criteria:

  • de maatregelen zijn no-regret;

  • de maatregelen dragen doelmatig, duurzaam bij aan één of meer van de doelen van de aanpak;

  • de maatregelen leiden tot zo min mogelijk lock-in effecten;

  • de maatregelen hebben voldoende draagvlak in de regio.

Uiteindelijk heeft het kabinet 45 voorstellen ter vermindering van stikstof en verbetering van de kwaliteit van natuur en water, geselecteerd. Voor deze voorstellen heeft het kabinet 504 miljoen euro naar voren gehaald uit de middelen bestemd voor het Transitiefonds landelijk gebied en natuur. Ook Wageningen Economic Research (WEcR) dat om een extern oordeel is gevraagd, beoordeelde de 45 voorstellen als positief (zie het op www.aanpakstikstof.nl gepubliceerde rapport ‘Quick scan versnellings- en perspectiefmaatregelen transitie landbouw en landelijk gebied’).

Met deze regeling wordt een deel van de 504 miljoen euro benut voor de verstrekking van specifieke uitkeringen voor de realisatie van aangewezen voorstellen aan de provincies. Het overige deel van de 504 miljoen euro wordt benut voor een opdracht aan Staatsbosbeheer.

2. Aankoop bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgrond

Voor zover een specifieke uitkering wordt aangewend voor de aankoop van bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgronden is deze bedoeld voor het dekken van afwaardering. In de regeling is derhalve bepaald dat als provincies een specifieke uitkering aanwenden voor de aankoop van bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgrond, ze uiterlijk ten tijde van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde verantwoording een vergoeding van 100% van de vermogensvorming aan de Minister voor Natuur en Stikstof verstrekken. Daarbij wordt onder ‘vermogensvorming’ verstaan: opbrengsten van de bij aankoop door de provincie verkregen vermogensbestanddelen en de restwaarde van die vermogensbestanddelen. Onder ‘restwaarde’ wordt verstaan: economische waarde die de bij de aankoop door de provincie verkregen vermogensbestanddelen hebben na realisatie van het betreffende versnellingsvoorstel, zoals bepaald door een onafhankelijk taxateur.

Het voorgaande betekent dat niet wordt afgewacht tot een verkregen vermogensbestanddeel te gelde is gemaakt. In veel gevallen kan het jaren duren voordat gekochte bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen of landbouwgrond weer te gelde worden gemaakt en dit zal in sommige gevallen in het geheel niet gebeuren. Het is niet wenselijk vanuit de optiek van uitvoeringslasten en rechtszekerheid om de afwikkeling van de uitkeringsverstrekking (verantwoording en vaststelling) jaren lang op te schorten. Ook vanuit het doel van de regeling verdient het de voorkeur dat de voor de regeling beschikbare gelden niet tijdelijk worden ‘belegd in restwaarde’ omdat dit ten koste gaat van andere mogelijkheden.

Opgemerkt wordt dat het niet de bedoeling is om met deze regeling waarin grondaankopen door de provincies het uitgangspunt is, een precedent te scheppen voor grondaankopen in de toekomst.

3. Verplichtingen bij besteding van de uitkering

Provincies moeten zich ervoor inspannen de specifieke uitkering zodanig aan te wenden dat de meest doelmatige en doeltreffende bijdrage wordt geleverd aan de doelen in de gebiedsgerichte aanpak voor natuur, inclusief stikstof, water en klimaat. Lock-in effecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Met lock-in wordt de situatie bedoeld dat er investeringen worden gedaan door een ondernemer (bijvoorbeeld een veehouder), die later kunnen botsen met besluitvorming uit de gebiedsgerichte aanpak en daardoor ondoelmatig zijn. In de beschikking tot verlening kunnen aanvullende verplichtingen worden opgelegd die bijdragen aan de genoemde doelen, zoals nadere verplichtingen die bijdragen aan het voorkomen van lock-in effecten en verplichtingen gericht op integrale en brongerichte reductie van emissies (ammoniak, methaan, geur, fijnstof).

Tegelijkertijd dienen de provincies te waarborgen dat reductie van stikstofemissie uitsluitend ten goede komt aan de doelen in de gebiedsgerichte aanpak voor natuur, inclusief stikstof, water en klimaat. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat stikstofreductie wordt ingezet voor het legaliseren van PAS-melders. Voor de legalisatie van PAS-melders is een aparte specifieke uitkering in voorbereiding.

Tot slot dienen de provincies de specifieke uitkering zodanig aan te wenden dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun. Indien sprake is van staatssteun, zorgt de provincie zelf voor melding of notificatie bij de Europese Commissie, al naar gelang wat is vereist. Als bijvoorbeeld de middelen worden aangewend voor het doen sluiten van productiecapaciteit op vrijwillige basis, ziet de Europese Commissie dat in de context van de landelijke beëindigingsregeling veehouderij als staatssteun en is notificatie nodig, zo is gebleken uit overleg tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Europese Commissie. Ook kunnen de staatssteunregels ertoe dwingen om voorwaarden te stellen, zoals een doorstartverbod. En een overheidsbijdrage voor innovatieve maatregelen mag op grond van de Landbouwvrijstellingsverordening in principe niet meer bedragen dan 40% van de kosten.1

4. Uitvoeringsaspecten

Budgetverdeling

De specifieke uitkeringen worden op aanvraag verstrekt. In de bijlage bij de regeling zijn per provincie en per jaar de beschikbare budgetten weergeven. De in de bijlage genoemde bedragen zijn de beschikbare bedragen, inclusief BTW.

Op basis van de aanvraag zal worden bepaald welk deel van het bedrag wordt overgemaakt naar het BTW-compensatiefonds (van waaruit de provincie dat deel dan ontvangt). De daadwerkelijke betaling aan de provincie wordt verminderd met dit bedrag aan compensabele BTW. Op deze wijze wordt overcompensatie van de provincie voorkomen.

Verlenging

De specifieke uitkering is bedoeld voor kosten gemaakt in de periode 5 april 2022 tot en met 31 december 2024. Indien volledige besteding van de specifieke uitkering in de hiervoor genoemde periode niet mogelijk is, kan de minister deze periode op verzoek van de provincie eenmalig verlengen met een periode van ten hoogste vier jaar. De minister zal het verzoek van de provincie toetsen aan de dan geldende voorwaarden van het Transitiefonds landelijk gebied en natuur. Slechts indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, wijst zij het verzoek tot verlenging toe.

Verantwoording en vaststelling

De besteding van de specifieke uitkering wordt uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verantwoord, zoals geregeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. De financiële verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit, zoals bepaald in de Regeling informatieverstrekking SiSa.

De Minister voor Natuur en Stikstof stelt de uitkering vast binnen 22 weken nadat zij de relevante eindverantwoordingsinformatie heeft ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In beginsel stelt de minister de uitkering overeenkomstig de verlening vast. De uitkering kan lager worden vastgesteld als:

  • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b. de provincie niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;

  • c. de provincie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening zou hebben geleid, of

  • d. de verlening anderszins onjuist was en de provincie dit wist of behoorde te weten.

Voordat de uitkering lager wordt vastgesteld, zal navraag bij de provincie worden gedaan. Verder zijn in principe de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht voor de vaststelling van subsidies van toepassing. Dat betekent onder meer dat zo nodig kan worden overgegaan tot terugvordering van verleende uitkeringen. Volledigheidshalve wordt gewezen op artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

5. Regeldruk

De regeling is gericht op een financiële relatie tussen overheden en heeft daarom geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van deze regeling op de dag na de publicatie in de Staatscourant wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Er is een groot belang gemoeid bij snelle inwerkingtreding. Het is zeer wenselijk dat de provincies zo spoedig mogelijk met hun versnellingsvoorstellen, welke ervoor moeten zorgen dat de zogeheten gebiedsprocessen sneller kunnen starten, aan de gang kunnen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Zie artikel 14, dertiende lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening voor uitzonderingen.

Naar boven