Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 22 november 2022, nr. WJZ/ 22514102, houdende specifieke uitkeringen aan provincies in verband met de regievoering ontwikkeling en ondersteuning van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (Regeling specifieke uitkering voorbereidingskosten landelijk gebied, versnellingsvoorstellen en PAS-melders)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op de artikelen 2a, eerste lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister voor Natuur en Stikstof;

Nationaal Programma Landelijk Gebied:

programma waarin gebiedsgerichte opgaven en maatregelen voor natuur, stikstof, landbouw, water, bodem en klimaat zijn opgenomen, zoals beschreven in de startnotitie van 10 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 34 682, nr. 96).

uitvoeringskosten:

door de provincie gemaakte of nog te maken:

  • a. kosten voor de ontwikkeling en ondersteuning van de Realisatie Transitie Landelijk Gebied op basis van het Nationaal Programma Landelijk Gebied;

  • b. kosten voor de voorbereiding van de versnellingsvoorstellen waarvoor op grond van de Regeling specifieke uitkering provinciale versnellingsvoorstellen transitie landelijk gebied een specifieke uitkering is of wordt verstrekt, en de operationele kosten die zijn verbonden aan de realisatie van die versnellingsvoorstellen; of

  • c. kosten voor de voorbereiding van maatregelen ten behoeve van PAS-melders waarvoor een specifieke uitkering is of wordt verstrekt ingevolge de aankondiging in de brief van 15 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 35 925-XIV, nr. 161) om € 250 miljoen aan de provincies beschikbaar te stellen ter versnelling van het legalisatieprogramma, en de operationele kosten die zijn verbonden aan de realisatie van die maatregelen.

Artikel 2 Specifieke uitkering

  • 1. De minister verstrekt aan de provincies op aanvraag een specifieke uitkering om bij te dragen in de uitvoeringskosten.

  • 2. Per provincie wordt één specifieke uitkering verstrekt.

  • 3. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor kosten die zijn of worden gemaakt in de periode 5 april 2022 tot en met 31 december 2023.

  • 4. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 3 Hoogte van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering bedraagt € 1.200.000 per kalenderjaar, inclusief BTW.

  • 2. De betaling wordt verminderd met de kosten waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt.

Artikel 4. Aanvraag tot verlening

  • 1. De specifieke uitkering kan worden aangevraagd tot 1 december 2022, 17:00.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de beschrijving van de activiteiten en de opgave van de omvang van de kosten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • b. de opgave van de omvang van de kosten waarvoor de provincie in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 5 Beslistermijn

De minister verleent de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2022.

Artikel 6 Verplichtingen

De provincie wendt de specifieke uitkering zodanig aan dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

Artikel 7 Voorschot

De minister verleent de provincie in de beschikking tot de verlening een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag.

Artikel 8 Verantwoording en vaststelling

  • 1. De provincie legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Nadat de minister de relevante verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, stelt de minister binnen 22 weken na die ontvangst de uitkering ambtshalve vast.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 24 november 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op voordien ingediende aanvragen.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering voorbereidingskosten landelijk gebied, versnellingsvoorstellen en PAS-melders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 november 2022

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

In de startnotitie voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG) heeft het kabinet de transitieopgave van het NPLG aangekondigd (Kamerstukken II 2021/22, 34 682, nr. 96). Naast de reeds beschikbare budgetten, wordt er een transitiefonds opgericht van € 24,3 miljard om tot en met 2035 financieel bij te dragen aan de genoemde internationale verplichtingen. De middelen zijn specifiek bedoeld om invulling te geven aan de nationaal wettelijk verplichte doelstellingen op het gebied van natuur, inclusief stikstof, klimaat en water. Provincies zijn aan de slag gegaan met de ontwikkeling van gebiedsplannen. De regievoering van voorbereiding en uitvoering daarvan betekent een taakverzwaring voor de provincies. Hierdoor maken zij voorafgaand aan de instelling van het Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur (beoogd per 1 januari 2024, hierna: het Transitiefonds) in 2022 en 2023 al voorbereidingskosten.

Met de eenmalige specifieke uitkering voor de uitvoeringskosten van het NPLG worden provincies in staat gesteld aanvullend op hun bestaande taken extra inzet te plegen. De uitkering kan worden besteed aan de uitvoeringskosten die zijn gemaakt in de periode van 5 april 2022 tot en met 31 december 2023. Tegelijkertijd wordt er een onderzoek conform artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet gestart om te bepalen welke middelen uit het Transitiefonds kunnen worden aangewend ter dekking van onder andere de eventuele extra uitvoeringskosten van de provincies voor de periode 2022 en 2023. De startdatum van 5 april 2022 houdt verband met de in de brief van 5 april 2022 aan de provincies gedane uitvraag voor provinciale versnellingsvoorstellen.

De uitvoeringskosten die vallen onder deze regeling zijn de gemaakte of nog te maken kosten ter ontwikkeling en ondersteuning van de Realisatie Transitie Landelijk Gebied op basis van het NPLG. Daarnaast zijn dit ook voorbereidings- en operationele kosten voor de versnellingsopgaven van de provinciale uitvraag. De operationele kosten voor de realisatie van de provinciale versnellingsvoorstellen vallen namelijk niet onder de Regeling specifieke uitkering provinciale versnellingsvoorstellen transitie landelijk gebied. Operationele kosten betreffen de kosten om een ‘operatie’ (hier: de realisatie van de versnellingsvoorstellen) draaiende te houden en worden ook wel bedrijfsvoeringskosten genoemd. Tot slot behoren tot deze uitvoeringskosten ook de reeds gemaakte of nog te maken voorbereidings- en operationele kosten ten behoeve van de PAS-melders. In het algemeen geldt dat het gaat om kosten die gemaakt zijn en worden ten behoeve van de hiervoor genoemde onderdelen en het geen reguliere kosten van de provincies betreft. Concreet kan gedacht worden aan proces-gerelateerde kosten, onderzoekskosten, out-of-pocketkosten en personeelskosten. Bij personeelskosten kan gedacht worden aan extra fte’s, inhuur van personeel, en kosten van personeel dat vrijgespeeld wordt om te werken aan bovengenoemde onderdelen.

2. Budget en kosten

De specifieke uitkering wordt op aanvraag aan de provincies verstrekt, en bij beschikking verleend. De specifieke uitkering per provincie bedraagt € 1,2 miljoen per kalenderjaar, inclusief de BTW. Voor het indienen van de aanvraag stelt de minister een aanvraagformulier beschikbaar dat gebruikt kan worden. Op basis van de aanvraag zal worden bepaald welk deel van het bedrag wordt overgemaakt naar het BTW-compensatiefonds (van waaruit de provincie dat deel dan ontvangt). De daadwerkelijke betaling aan de provincie wordt verminderd met dit bedrag. Op deze wijze wordt overcompensatie van de provincie voorkomen.

De specifieke uitkering wordt als voorschot in één keer verleend, en in twee delen uitbetaald. Het bedrag voor 2022 zal nog in 2022 worden uitgekeerd en het bedrag voor 2023 in het eerste kwartaal van 2023.

3. Staatssteun

Hoewel er naar verwachting niet snel sprake zal zijn van steun aan ondernemingen, is wel van belang dat er aandacht is voor de vraag of sprake is van al dan niet ongeoorloofde staatssteun. Daarom is hierover een verplichting in de regeling opgenomen. Provincies dienen de specifieke uitkering zodanig aan te wenden dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun. Als sprake is van staatssteun, zorgt de provincie zelf voor melding of notificatie bij de Europese Commissie, al naar gelang wat is vereist.

4. Financiële verantwoording en vaststelling

De besteding van de specifieke uitkering wordt uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verantwoord, zoals geregeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. Dat betekent dat er twee verantwoordingsmomenten zijn, te weten op 15 juli 2023 en 15 juli 2024. De financiële verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit (sisa), zoals bepaald in de Regeling informatieverstrekking sisa.

De minister stelt de uitkering vast binnen 22 weken nadat zij in 2024 de relevante eindverantwoordingsinformatie heeft ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In beginsel stelt de minister de uitkering overeenkomstig de verlening vast. De uitkering kan lager worden vastgesteld als:1

  • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b. de provincie niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;

  • c. de provincie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening zou hebben geleid, of

  • d. de verlening anderszins onjuist was en de provincie dit wist of behoorde te weten.

Voordat de uitkering lager wordt vastgesteld, zal navraag bij de provincie worden gedaan. Verder zijn in principe de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht voor de vaststelling van subsidies van toepassing. Dat betekent onder meer dat zo nodig kan worden overgegaan tot terugvordering van verleende uitkeringen. Volledigheidshalve wordt nog gewezen op artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

5. Regeldruk

De regeling is gericht op een financiële relatie tussen overheden en heeft daarom geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van deze regeling op de dag na de publicatie in de Staatscourant wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.2 Deze afwijking is gerechtvaardigd vanwege onder meer de wens dat provincies zo snel mogelijk met de ontwikkeling van de gebiedsplannen aan de slag kunnen. De betrokken provincies zijn voldoende voorbereid.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Zie artikel 4:46 Awb, in samenhang met artikel 3, vierde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

X Noot
2

Zie aanwijzing 4.17, tweede en vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven