Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 20 november 2022, nr. WJZ/22550842, tot wijziging van titel 3.22 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022, met het oog op subsidieverstrekking voor de uitvoering van een technology transferplan gericht op pandemische paraatheid, en tot wijziging van artikel 3.14.13 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, 4, 5, 16, 17, 19 en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.14.13 wordt ‘juli 2025’ vervangen door ‘1 juli 2025’.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van de begripsomschrijving van ‘validatieproject’ door een puntkomma, worden in artikel 3.22.1 in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd, respectievelijk aan artikel 3.22.1 toegevoegd:

micro-organisme:

bacterie, schimmel of virus;

ziekteverwekker:

micro-organisme dat of parasiet die een infectieziekte kan veroorzaken;

ziekteverwekkers met pandemisch potentieel:

ziekteverwekkers die zich snel verspreiden en wereldwijd een groot aantal mensen kunnen treffen.

C

Na artikel 3.22.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.22.2a. Thematisch technology transferplan pandemische paraatheid

  • 1. Indien sprake is van een specifieke openstelling voor het indienen van aanvragen voor subsidie voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op pandemische paraatheid, verstrekt de minister op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een TTT-samenwerkingsverband voor het uitvoeren van dat thematisch technology transferplan.

  • 2. Een thematisch technology transferplan wordt slechts geacht op pandemische paraatheid te zijn gericht als bedoeld in het eerste lid, indien dit plan gericht is op ontwikkelingen die bijdragen aan het bestrijden van infectieziekten die worden veroorzaakt door ziekteverwekkers met een pandemisch potentieel.

  • 3. Tot de in het tweede lid bedoelde ontwikkelingen waarop een thematisch technology transferplan voor pandemische paraatheid gericht dient te zijn, worden voor de toepassing van dit artikel uitsluitend de volgende ontwikkelingen gerekend:

    • a. de ontwikkeling van nieuwe, respectievelijk doorontwikkeling van bestaande therapieën die inzetbaar zijn bij mensen en die zich richten op het verkleinen van de medische schade veroorzaakt door de in het tweede lid bedoelde infectieziekten;

    • b. de ontwikkeling van nieuwe, respectievelijk doorontwikkeling van bestaande, breed inzetbare technologieën die kunnen bijdragen aan of leiden tot een snelle, duurzame en flexibele ontwikkeling van de onder a bedoelde therapieën.

  • 4. De in het derde lid bedoelde therapieën kunnen onder meer bestaan uit geneesmiddelen en vaccins die profylactisch of therapeutisch kunnen worden ingezet.

  • 5. In het in het eerste lid bedoelde thematisch technology transferplan, gericht op pandemische paraatheid, wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de opschaalbaarheid van de te ontwikkelen therapieën, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, alsook met de beschikbaarheid voor de Europese Unie van de grondstoffen die benodigd zijn voor deze therapieën en voor de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde technologieën.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 wordt na de tweede rij betreffende titel 3.19, Duurzame innovatieve scheepsbouw, artikel 3.19.2, een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.22: Thematische Technology Transfer

3.22.2a, eerste lid

 

Thematisch technology transferplan gericht op pandemische paraatheid

01-12-2022 t/m 31-03-2023

€ 8.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 november 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Met deze regeling is een wijziging aangebracht in titel 3.22 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES), waarin de zogenoemde Thematische Technology Transfer-subsidiemodule (hierna: TTT-subsidiemodule) is opgenomen. In het verlengde hiervan is ook de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 gewijzigd. Langs deze weg is het mogelijk gemaakt om vanaf 1 december 2022 subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van een zogenoemd thematisch technology transferplan dat is gericht op het thema pandemische paraatheid. Daarnaast is in artikel 3.14.13 van de RNES een abusievelijke omissie gecorrigeerd.

1.1 Thematische Technology Transfer-subsidiemodule

Nederland heeft kennisinstellingen van wereldformaat. Het is de ambitie van het kabinet om het excellente wetenschappelijk onderzoek in de kennisinstellingen te laten renderen. De kennis kan worden benut om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken en (tegelijkertijd) de economie te versterken.

Tegen deze achtergrond is enkele jaren geleden, als onderdeel van het instrumentarium van het Toekomstfonds, de TTT-subsidiemodule tot stand gekomen. Hiermee wordt de thematische samenwerking van onderzoeksorganisaties op het gebied van kennisoverdracht gestimuleerd en worden ook investeerders gestimuleerd om vroegefase-investeringen te doen in startups die gebruik maken van kennis van onderzoeksorganisaties binnen datzelfde thema (de ‘kennisstarters’).

De TTT-subsidiemodule kent twee pijlers: een subsidie voor onderzoeksorganisaties voor gezamenlijke kennisoverdrachtactiviteiten rondom een bepaald thema (pijler 1) en een subsidie in de vorm van een geldlening aan een thematisch technology transferfonds (hierna: TTT-fonds) voor het doen van investeringen in kennisstarters (pijler 2). De subsidies moeten gebundeld aangevraagd worden. Hiertoe dienen de subsidieaanvragers, te weten het TTT-fonds en de onderzoeksorganisaties, een samenwerkingsverband aan te gaan: een zogenoemd TTT-samenwerkingsverband. Het TTT-samenwerkingsverband dient bij de aanvraag een thematisch technology transferplan (hierna: TTT-plan) in, dat bestaat uit een kennisoverdrachtplan voor pijler 1 en een fondsplan voor pijler 2 met dezelfde thematische focus, en waarin de samenhang tussen de beide plannen omschreven wordt.

1.2 Thema pandemische paraatheid

De COVID-19-pandemie heeft de noodzaak onderstreept van het beschikbaar komen van nieuwe therapieën die kunnen worden ingezet bij een pandemie. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zet daarom in op het in algemene zin bevorderen van innovatie en netwerkvorming tussen innoverende partijen op het domein van pandemische paraatheid. Bij innovatie gaat het hier om (infrastructuur voor de ontwikkeling van) therapieën en platformtechnologieën die tijdens een volgende pandemie een rol kunnen spelen in de bestrijding van een pandemie en het verkleinen van de medische schade die een pandemie veroorzaakt. Omdat onbekend is hoe een volgende pandemie eruitziet, is het van belang om de kans op de aanwezigheid van de juiste therapieën te vergroten en ervoor te zorgen dat nieuwe of aangepaste therapieën sneller worden ontwikkeld, getest en veilig kunnen worden toegepast.

Gelet hierop is, op initiatief van en in nauw overleg met het Miniserie van VWS, besloten om per 1 december 2022 de TTT-subsidiemodule open te stellen voor (uitsluitend) aanvragen voor subsidie voor de uitvoering van een TTT-plan dat is gericht op het thema pandemische paraatheid, zoals dat in de TTT-module nader is omschreven. Dit specifieke ‘luik’ in de TTT-module is derhalve (enkel) gericht op partijen die voor therapieontwikkeling in het kader van pandemische paraatheid financiering nodig hebben om hun plannen te valoriseren en verder te ontwikkelen tot commerciële producten.

Het doel van het luik ‘pandemische paraatheid’ binnen de TTT-subsidiemodule is om in de niet-crisisfase (koude fase) de innovatiekracht op het gebied van therapieontwikkeling ter (preventieve) behandeling van infectieziekten met pandemisch potentieel een impuls te geven. Een ecosysteem voor innovatie gericht op pandemische paraatheid met sterke multidisciplinaire samenwerking tussen verschillende partijen en verschillende expertises draagt bij aan het paraat staan voor het geval een pandemie uitbreekt. De versterking van het ecosysteem vergroot de kans op het snel tot stand komen van passende innovatieve oplossingen als een pandemie uitbreekt (warme fase), door samenwerkingen tussen de veldpartijen (onderzoeksorganisaties en bedrijven). De TTT-subsidiemodule met het thema pandemische paraatheid vormt een katalysator voor innovaties die kunnen worden gevaloriseerd en een stimulans voor samenwerking van partijen binnen het ecosysteem.

Enkel met het oog op dit thema pandemische paraatheid wordt deze TTT-module per 1 december 2022 opengesteld; deze openstelling geldt derhalve niet voor andere thema’s. Op deze gehele procedure van aanvraag, behandeling en beoordeling van de subsidieaanvraag zijn alle reeds bestaande criteria, vereisten en verplichtingen die vervat zijn in de TTT-subsidiemodule onverkort van toepassing.

2. Staatssteun

Wat betreft de pijler 1-subsidie binnen de TTT-subsidiemodule (aan samenwerkende onderzoeksorganisaties of een thematisch consortium) is geen sprake van staatssteun, nu het gaat om overheidsfinanciering van niet-economische activiteiten (kennisoverdracht en onafhankelijke O&O-activiteiten) verricht door onderzoeksorganisaties als bedoeld in paragraaf 1.3, onderdeel 15, onder ee, van het O&O&I-steunkader1.

De TTT-subsidiemodule bevat wat betreft de pijler 2-subsidie binnen de TTT-subsidiemodule staatssteun die blijkens artikel 3.22.12 van de RNES wordt gerechtvaardigd door artikel 21 van de algemene groepsvrijstellingsverordening2 (voor wat betreft de subsidie voor een thematisch technology transferfonds voor het verkrijgen van participaties in het kader van het uitvoeren van een fondsplan3) en de algemene de-minimisverordening4 (voor wat betreft de in het kader van het fondsplan gemaakte managementkosten).

De hierboven beschreven wijziging in de TTT-subsidiemodule heeft echter geen gevolgen voor de staatssteunrechtvaardiging. Het feit dat nu een specifieke mogelijkheid is geopend voor deelnemers in een TTT-samenwerkingsverband om subsidie aan te vragen voor een TTT-plan gericht op het thema pandemische paraatheid, leidt niet tot een andere groep begunstigden dan voorheen. Ook toen had een dergelijke groep begunstigden deze TTT-subsidiemodule kunnen gebruiken. De reden dat deze groep begunstigden nu uitdrukkelijk in de regeling is benoemd, houdt enkel verband met het feit dat voor deze TTT-module als zodanig de afgelopen jaren geen overheidsmiddelen beschikbaar waren, en er dus geen openstelling kon plaatsvinden (voor geen enkel thema), terwijl er nu uitsluitend ten aanzien van het thema pandemische paraatheid budget beschikbaar is. Om te voorkomen dat dit budget ook aangesproken kan worden door andere potentieel begunstigden onder de TTT-regeling die activiteiten verrichten gericht op andere thema’s, heeft de subsidie aan deze groep van begunstigden die actief is binnen het specifieke thema pandemische paraatheid een uitdrukkelijke plek in de TTT-module verkregen en is de openstelling voor het indienen van subsidieaanvragen ook enkel op dit specifieke thema gericht.

Tegen deze achtergrond omvat deze wijzigingsregeling ook geen wijziging of uitbreiding van de activiteiten waarvoor steun wordt verleend (voorheen had de subsidie immers ook op activiteiten binnen dit thema betrekking kunnen hebben). Evenmin is deze wijziging van invloed op de steunintensiteit.

De wijziging in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 (zie artikel II van deze wijzigingsregeling) heeft evenmin gevolgen voor de staatssteunrechtvaardiging. De wijziging die strekt tot openstelling van de aanvraagperiode voor TTT-subsidies, en de vaststelling van het daarbij toepasselijke subsidieplafond, past immers binnen de toepasselijke steunkaders, ook wat betreft steunintensiteit5.

3. Regeldruk

De wijzigingen van de RNES leiden niet tot wijziging van informatieverplichtingen of toevoeging van aanvullende informatieverplichtingen. Er is binnen de TTT-subsidiemodule immers enkel een specifieke mogelijkheid gecreëerd voor het indienen van subsidieaanvragen betreffende het thema pandemische paraatheid. Bij die indiening zijn dezelfde informatieverplichtingen van toepassing als die voorheen ook van toepassing waren. Derhalve leidt deze wijziging ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de TTT-subsidiemodule, ook niet voor wat betreft dit thema pandemische paraatheid.

Naar schatting zijn de regeldrukkosten per subsidieaanvraag voor de uitvoering van een TTT-plan, gericht op het thema pandemische paraatheid, circa € 7.535 voor het tot stand brengen en indienen van de aanvraag, circa € 27.176 voor rapportages omtrent de uitvoering en circa € 7.052 voor (indiening verzoek tot) vaststelling en afwikkeling. Er vooralsnog van uitgaande dat er wat betreft dit specifieke thema hooguit twee aanvragen worden ingediend door TTT-samenwerkingsverbanden (pijlers 1 en 2 gecombineerd), bedraagt de totale regeldruk daarmee (afgerond) hooguit 2 procent van het beschikbare budget van € 8.000.000. De voorgaande keer dat de TTT-subsidiemodule was opengesteld6, bedroeg de regeldruk (afgerond) ook 2 procent.

Het herstellen van de omissie in artikel 3.14.13 van de RNES betreft puur een redactionele wijziging en heeft dus geen gevolgen voor de regeldruk.

Ook de wijziging in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 leidt niet tot wijzigingen in de regeldruk. Die wijziging omvat immers niet meer en niet minder dan de feitelijke openstelling van de aanvraagperiode voor het indienen van subsidieaanvragen van TTT-subsidie en de vaststelling van het subsidieplafond voor TTT-subsidies. Zij raken derhalve de informatieverplichtingen als zodanig, die ook enkel vervat zijn in de RNES zelf, in het geheel niet.

4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2022. Met deze datum wordt afgeweken van het kabinetsbeleid omtrent de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voor de inwerkingtreding worden bekendgemaakt. De afwijking van dit beleid kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, zodat aanspraak kan worden gemaakt op de desbetreffende TTT-subsidie. De desbetreffende doelgroep, voor zover in beeld, is informeel al op de hoogte gesteld waardoor tot op zekere hoogte al voorbereidingen konden worden getroffen, en is er daarnaast sprake van een voldoende ruime openstellingstermijn waarbinnen men nog aanvragen kan indienen.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

In dit artikel is een omissie gecorrigeerd in artikel 3.14.13 van de RNES, waarin de vervaldatum van titel 3.14 (Garantstelling gericht op bankgaranties) is opgenomen. Per abuis is bij de recente wijziging van de vervaldatum van deze titel de dag van de maand waarop de titel vervalt, niet opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt dat gecorrigeerd met het toevoegen van de eerste dag van de maand aan de vervaldatum; de vervaldatum is nu derhalve 1 juli 2025.

Artikel I, onderdeel B (wijziging artikel 3.22.1 van de RNES)

In artikel 3.22.1 van de RNES zijn drie nieuwe definities opgenomen. Het gaat in de eerste plaats om de omschrijving van het begrip ‘micro-organisme’. Voor de toepassing van deze titel wordt daartoe niet alleen gerekend een bacterie of een schimmel, maar óók een virus.

In de tweede plaats is het begrip ‘ziekteverwekker’ gedefinieerd. Uit deze omschrijving volgt onverkort dat het hier niet alleen gaat om een micro-organisme dat, of een parasiet die een infectieziekte kan veroorzaken die overdraagbaar is van mens op mens, maar ook om infectieziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens (zoönosen).

Ten derde is een omschrijving opgenomen ter verduidelijking van het begrip ‘ziekteverwekkers met pandemisch potentieel’.

Artikel I, onderdeel C (invoeging artikel 3.22.2a van de RNES)

Artikel 3.22.2a, eerste lid, van de RNES

Door middel van artikel I, onderdeel C, is een nieuw artikel ingevoegd in titel 3.22 van de RNES, zijnde artikel 3.22.2a. In het eerste lid van dit nieuwe artikel is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat om een subsidie te verstrekken voor het uitvoeren van een TTT-plan dat gericht is op pandemische paraatheid, wanneer een deelnemer in een TTT-samenwerkingsverband daarom verzoekt. Uiteraard vindt subsidieverstrekking enkel plaats indien daartoe ook budget beschikbaar is gesteld in de vorm van een subsidieplafond en er een periode voor het indienen van subsidieaanvragen is opengesteld (zie in dat verband artikel II van deze wijzigingsregeling).

Artikel 3.22.2a, tweede lid, van de RNES

Pandemische paraatheid is een breed begrip, maar voor de toepassing van deze subsidiemodule wordt het TTT-plan blijkens dit tweede lid enkel beschouwd als TTT-plan dat gericht is op pandemische paraatheid, indien dit plan gericht is op ontwikkelingen die bijdragen aan het bestrijden van infectieziekten die worden veroorzaakt door ziekteverwekkers met een pandemisch potentieel. Een TTT-plan dat op andere aspecten van pandemische paraatheid ziet, valt buiten het toepassingsbereik van deze subsidiemodule, dus daarvoor kan op basis van deze subsidiemodule geen subsidie worden verkregen.

Artikel 3.22.2a, derde lid, van de RNES

In derde lid is nader uitgewerkt wanneer sprake is van het in het eerste en tweede lid bedoelde plan dat gericht is op ontwikkelingen die bijdragen aan het bestrijden van infectieziekten die worden veroorzaakt door ziekteverwekkers met een pandemisch potentieel. Tot die ontwikkelingen worden enkel gerekend (i) de ontwikkeling van de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde nieuwe therapieën, en (ii) de ontwikkeling van de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde nieuwe technologieën. Ook de doorontwikkeling van dergelijke bestaande therapieën en technologieën wordt hiertoe gerekend.

Wat betreft de ontwikkeling of doorontwikkeling van therapieën stelt dit derde lid wel als voorwaarde dat het moet gaan om therapieën die (in ieder geval) bij mensen inzetbaar zijn en die zich richten op het verkleinen van de medische schade die wordt veroorzaakt door ziekteverwekkers met een pandemisch potentieel. Die verkleining van de medische schade (dus die verkleining van de schadelijke gevolgen die bij mensen kunnen optreden door een pandemische infectieziekte) wordt gezien als onderdeel van de bestrijding van infectieziekten met pandemisch potentieel.

Daarnaast geldt wat de in dit derde lid, onderdeel b, bedoelde ontwikkeling of doorontwikkeling van technologieën betreft, dat deze moeten kunnen bijdragen aan de snelheid, de duurzaamheid of flexibiliteit van de ontwikkeling van de in onderdeel a bedoelde therapieën. Daaronder vallen onder meer technologieën ter bevordering van productieprocessen (met name de snelheid en flexibiliteit daarvan) en ter bevordering van de opschaalbaarheid van therapieën. Benadrukt wordt dat het hier dus niet gaat om technologieën die gericht zijn op (verkleining van) maatschappelijke schade van een pandemie. Dit betekent onder meer dat technologieën die – met het oog op pandemische paraatheid – bijvoorbeeld gericht zijn op ventilatie, en die aldus tot beperking van maatschappelijke schade van een pandemie kunnen leiden, niet binnen het toepassingsbereik van deze regeling vallen. Het moet steeds gaan om (platform)technologieën die bijdragen aan de ontwikkeling van therapieën (die inzetbaar zijn bij mensen, ter verkleining van medische schade bij mensen door ziekteverwekkers met pandemisch potentieel).

Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat het voorgaande derhalve ook impliceert dat bijvoorbeeld de ontwikkeling van technologieën, primair met het oog op diagnostiek (bijvoorbeeld in de vorm van Covid 19-testen), of de opbouw van infrastructuur voor het uitvoeren van studies, niet onder het toepassingsbereik van dit derde lid, onderdeel b, valt en dat het TTT-plan zich daarop dus niet (primair) mag richten (het mag uiteraard wel een nevengeschikt onderdeel daarvan zijn, mits het plan zelf in de kern in ieder geval gericht is op ontwikkeling van de in het derde lid van dit artikel bedoelde therapieën of technologieën). De ontwikkeling van medische hulpmiddelen die bijdragen aan de ontwikkeling van therapieën, of die deze therapieën effectiever maken of anderszins verbeteren (zoals inhalatoren) valt bijvoorbeeld wél onder het toepassingsbereik van dit derde lid, onderdeel b.

Artikel 3.22.2a, vierde lid, van de RNES

In dit lid is ter verduidelijking aangegeven wat (onder meer) onder de in artikel 3.22.2a, derde lid, bedoelde therapieën wordt verstaan.

Artikel 3.22.2a, vijfde lid, van de RNES

Artikel 3.22.2a, vijfde lid, van de RNES benoemt, kort gezegd, opschaalbaarheid en de beschikbaarheid voor de Europese Unie van grondstoffen als factoren waarmee in het TTT-plan uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden. Dit betekent dat in het TTT-plan concreet toegelicht moet worden of, in welke mate en in welke zin die factoren een rol spelen in het TTT-plan. Ook als een bepaalde factor om welke reden ook niet meegenomen kon worden in het TTT-plan (omdat daarover bijvoorbeeld geen informatie beschikbaar is en ook niet verkregen kan worden, of omdat bepaalde ontwikkelingen nog niet zo ver zijn), dient dit in het TTT-plan kenbaar gemaakt te worden en zoveel mogelijk nader te worden toegelicht.

Wat betreft de factor opschaalbaarheid is het van belang dat in het TTT-plan wordt gemotiveerd in hoeverre de therapie of technologie opschaalbaar is naar een (commercieel) productieproces zodat de therapie of technologie uiteindelijk ook daadwerkelijk toepasbaar is als een pandemie uitbreekt. In dat kader kan ook aangegeven worden of en in hoeverre die opschaling ook op duurzame wijze kan plaatsvinden, ook met toepassing van principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). MVO houdt in dat bedrijven rekening houden met mens en milieu in hun (inter)nationale activiteiten. Dit geldt voor de eigen activiteiten én die van ketenpartners. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de United Nations Guiding Principles for business and Human Rights vormen hiervoor de uitgangspunten7.

Wat betreft de beschikbaarheid van grondstoffen voor de Europese Unie, waar in het TTT-plan uitdrukkelijk aandacht aan moet worden besteed, wordt opgemerkt dat het dus niet noodzakelijk is dat de grondstoffen uit een of meer van de landen binnen de Europese Unie zelf afkomstig zijn. Van belang is dat de grondstoffen in ieder geval te verkrijgen zijn door de Europese Unie in tijden van schaarste. Beschikbaarheid van grondstoffen is van belang omdat door een pandemie schaarste van grondstoffen kan ontstaan door piekverbruik of onderbrekingen in de productie- en toeleveringsketen. Het gaat er uiteindelijk om dat tijdens een pandemie de therapie in Nederland beschikbaar komt. Het kunnen verkrijgen van de daartoe benodigde grondstoffen, in tijden van schaarste, om ze vervolgens ook daadwerkelijk daar te krijgen waar de daadwerkelijke productie van de ontwikkelde therapie plaatsvindt, is daartoe essentieel. Aan de (on)mogelijkheden hiertoe dient in het TTT-plan aandacht te worden besteed.

Artikel II (wijziging Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022)

Dit artikel wijzigt de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022. Voor de subsidies op grond van artikel 3.22.2a van de RNES loopt de openstellingsperiode van 1 december 2022 tot en met 31 maart 2023, met een subsidieplafond van € 8.000.000. Daarbij zijn de subsidiemaxima per aanvraag, als vervat in artikel 3.22.3 van de RNES, onverkort van toepassing.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2014/C 198/01 (PbEU 2014, C 198).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187).

X Noot
3

Melding nummer SA.60465, met een looptijd tot 1 april 2024.

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

X Noot
5

Zie ook de eerdergenoemde melding met nummer SA.60465.

X Noot
6

Zie Stcrt. 2019, nr. 5087 (paragraaf 1.6 van het algemeen deel van de toelichting; het ging hier om een openstelling voor aanvragen voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan (zonder specificaties wat betreft het thema zoals in het onderhavige geval), met een budget van € 24.000.000).

Naar boven