Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 17 november 2022, 2022-0000217457, tot wijziging van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 30 juni 2022, 2022-0000134921, tot vaststelling van de Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen en voor het Ouderdomsfonds 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Gelet op de artikelen 14, eerste lid, en 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 30 juni 2022, 2022-0000134921, tot vaststelling van de Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen en voor het Ouderdomsfonds 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘€ 54.240.600.000’ vervangen door ‘€ 54.472.400.000’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 2.410.400.000’ vervangen door ‘€ 2.420.700.000’.

2. In onderdeel c wordt ‘€ 4.216.000.000’ vervangen door ‘€ 4.234.000.000’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

Deze regeling voorziet in een aanpassing van de geraamde totale kosten voor de heffingskortingen voor het jaar 2022 ten opzichte van de bij ministeriële regeling van 30 juni 2022 vastgestelde bedragen. De cijfers sluiten aan bij de ramingen van het Centraal Planbureau in de Macro Economische Verkenning 2023.1 De totale kosten van de heffingskortingen zijn berekend op € 54.472.400.000. Dit bedrag is gecorrigeerd in artikel I, onderdeel A, en valt in twee delen uiteen: € 45.289.900.000 (categorie 65-) en € 9.182.500.000 (categorie 65+). Met toepassing van de formule, zoals neergelegd in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, zijn vervolgens de bijdragen per fonds vastgesteld. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in artikel I, onderdeel B, van deze ministeriële regeling. De rijksbijdragen heffingskortingen AOW (Ouderdomsfonds) en WLZ (Fonds langdurige zorg) zijn derhalve bij deze regeling opnieuw vastgesteld.

In afwijking van de vaste verandermomenten en de minimum invoeringstermijn is gekozen voor onmiddellijke inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022. Dit is mogelijk omdat er sprake is van reparatieregelgeving. In de resterende betalingen van het jaar 2022 zullen de met terugwerkende kracht nog verschuldigde bedragen worden verrekend.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Macro Economische Verkenning (MEV) 2023, Centraal Planbureau.

Naar boven