Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 december 2022, houdende wijziging van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP in verband met de inwerkingtreding van de cao Aan de slag

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Handelende in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP;

Gelet op artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de Wet privatisering ABP;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 1 van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel o wordt ‘en’ vervangen door een puntkomma.

2. Aan het slot van onderdeel p wordt de punt vervangen door ‘en;’.

3. Een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

  • q. personen:

    ten behoeve van wie loonkostensubsidie wordt verstrekt op grond van artikel 10d van de Participatiewet of die werkzaam zijn met loondispensatie als bedoeld in artikel 2:20 of artikel 3:63 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en die tevens:

    • 1. hetzij arbeidsbeperkte zijn als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen of daarmee gelijkgesteld op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet, hetzij werkzaam zijn in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet; en

    • 2. in dienstbetrekking zijn bij een gemeente of een openbaar lichaam dat op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen is ingesteld, bij welke indienstneming het college van burgemeester en wethouders van die gemeente of het bestuur van dat openbaar lichaam uitvoering geeft aan de opdracht, bedoeld in artikel 7, eerste, onderdeel a, of zevende lid, van de Participatiewet.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

Algemeen

Een overheidswerknemer is op grond van artikel 21 Wet privatisering ABP (WPA) verplicht om deel te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP, zodat hij daar verplicht pensioen opbouwt. Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de WPA zijn overheidswerknemers onder meer degenen die bij een gemeente of gemeenschappelijke regeling zijn aangesteld of in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en die rechtstreeks ten laste van een publiekrechtelijk lichaam worden bezoldigd of beloond. Deze regeling heeft als doel werknemers die vallen onder de cao ’Aan de slag’ en die in dienst zijn van een gemeente of een gemeentelijk samenwerkingsverband op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) uit te zonderen van het begrip overheidswerknemer in de WPA.

De Wet sociale werkvoorziening (WSW) is bedoeld voor mensen die door een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap uitsluitend onder aangepaste omstandigheden kunnen werken. In de sociale werkvoorziening wordt het werk aangepast aan de mogelijkheden van betrokkenen. Sinds 1 januari 2015 is de Participatiewet inwerking getreden en kunnen er geen mensen meer instromen in de WSW.

Op grond van de Participatiewet hebben gemeenten de taak om mensen met een arbeidsbeperking te ondersteunen richting werk. Verder hebben gemeenten op grond van die wet de taak om het inkomen van mensen in Nederland aan te vullen tot het relevante sociaal minimum wanneer zij niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor mensen met een arbeidsbeperking. De gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk om, al dan niet in een regionaal samenwerkingsverband, personen te activeren en naar werk toe te geleiden. Daartoe biedt de Participatiewet de gemeenten specifiek voor mensen met een arbeidsbeperking een aantal instrumenten, waarvan loonkostensubsidie en beschut werk de belangrijkste zijn.

Met ingang van 1 juli 2021 is de cao ‘Aan de slag’ inwerking getreden. Deze cao geldt voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen, behoren tot de doelgroep banenafspraak en:

  • werken met behulp van loonkostensubsidie of loondispensatie of werken in een veilige, aangepaste omgeving (beschut werk); en

  • in dienst zijn bij een (onderdeel van een) gemeente, een samenwerkingsverband op grond van de Wgr of een andere organisatie die belast is met de uitvoering van de Participatiewet of van daaruit worden gedetacheerd.

Sociale partners geven aan met deze cao mensen te willen laten groeien in hun persoonlijke ontwikkeling en loopbaan door vanuit het sociaal (ontwikkel)bedrijf opleiding, begeleiding en stimulering te bieden. Het bedrijf biedt daarmee een springplank naar regulier werk, bij voorkeur bij een reguliere werkgever met een vast contract. De cao is tevens een vangnet voor het geval er geen passend werk is bij een reguliere werkgever.

In de cao is opgenomen dat de werknemers die het betreft in dienst kunnen zijn bij een gemeente, een samenwerkingsverband op grond van de Wgr of een private rechtspersoon die aan bepaalde voorwaarden voldoet. In de cao is tevens opgenomen dat de werknemers pensioen opbouwen bij het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI). Werknemers van publiekrechtelijke organisaties zijn echter op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de WPA verplicht om deel te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP, zodat zij daar pensioen opbouwen. Wel kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP) in afwijking van deze hoofdregel personen of groepen van personen aanwijzen die op grond van hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werkzaamheden géén overheidswerknemer in de zin van de WPA zullen zijn (artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de WPA). De onderhavige regeling strekt ertoe de werknemers die onder de cao Aan de slag vallen en in dienst zijn van een gemeente of een samenwerkingsverband op grond van de Wgr uit te zonderen van de verplichte pensioenopbouw bij ABP.

Deze aanwijzing op grond van artikel 2, tweede lid, onder j, van de WPA wordt als volgt gemotiveerd.

De uitgezonderde doelgroep betreft werknemers die – evenals werknemers in de sociale werkvoorziening – een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Veel van deze werknemers hebben moeite met lezen en schrijven. PWRI heeft als pensioenfonds voor de sociale werkvoorziening ervaring met het informeren van en communiceren met deze doelgroep. De pensioenregeling van PWRI houdt rekening met specifieke kenmerken van deze doelgroep, zoals de parameters voor pensioenopbouw en levensverwachting. De regeling is erop gericht om de deelnemers een zo optimaal mogelijk pensioen te laten opbouwen bij relatief lage inkomens.

De werknemer die onder de cao ‘Aan de slag’ valt, zal in hoge mate hetzelfde werk doen als een werknemer in de sociale werkvoorziening. Vaak zijn het directe collega's. Vanuit dat oogpunt is het wenselijk dat zij dezelfde pensioenregeling hebben.

De bij de deze regeling gemaakte uitzondering levert in de praktijk voor Apg (de uitvoerder van ABP) geen problemen op. De gemeente maakt als werkgever keuze onder welke voorwaarden zij een werknemer in dienst neemt; Apg kan dat als vaststaand beschouwen.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel I

De aanwijzing van de groep werknemers met een arbeidsbeperking betreft alleen werknemers in dienst van een gemeente of een samenwerkingsverband op grond van de Wgr. Aanwijzing van werknemers in dienst van een privaatrechtelijke organisatie vallen immers niet onder de verplichtstelling van de WPA en hoeven dus niet te worden aangewezen als van de verplichting uitgezonderde personen.

Alleen een intergemeentelijk samenwerkingsverband dat rechtspersoonlijkheid heeft kan als werkgever personen in dienst nemen. Een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) heeft rechtspersoonlijkheid (artikel 8, eerste lid, Wgr); een gemeenschappelijk orgaan (artikel 8, tweede lid, Wgr) heeft dat niet. Daarom is in de toegevoegde bepaling in de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP alleen sprake van een ‘openbaar lichaam’.

Werknemers worden alleen uitgezonderd voor zover de gemeente of het samenwerkingsverband bij de indienstneming uitvoering geeft aan de opdracht, bedoeld in artikel 7, eerste of zevende lid, van de Participatiewet. Werknemers die op andere gronden (dan bij die uitvoering) in dienst zijn, vallen dus niet onder deze uitzondering van het begrip overheidswerknemer. In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet wordt de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van een aantal groepen geregeld. In het zevende lid wordt de mogelijkheid geregeld dat UWV en gemeente afspraken maken over ondersteuning door de gemeente van personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt.

Door de verwijzing naar de artikelen 38b en 38f van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 10b van de Participatiewet wordt geregeld dat alleen werknemers die behoren tot de doelgroep banenafspraak en werknemers die werken in een dienstbetrekking beschut werk worden uitgezonderd van het begrip overheidswerknemer.

Artikel II

Deze regeling treedt, overeenkomstig het systeem van vaste verandermomenten, in werking met ingang van 1 januari 2023. Dit is ook de datum waarop het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot de verplichtstelling van de deelneming in het PWRI in werking treedt. Hoewel de cao ‘Aan de slag’ op 1 juli 2021 inwerking is getreden, was eerdere inwerkingtreding van de onderhavige regeling dan die van die verplichtstelling onwenselijk vanwege de daarmee gepaard gaande risico’s voor de (kwetsbare) doelgroep van de cao. Uit artikel 14 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst volgt dat de aan een cao gebonden werkgever deze cao ook moet toepassen op de ongebonden werknemer. Deze plicht tot toepassing van de cao geldt eenzijdig voor de gebonden werkgever. De niet bij de cao-sluitende werknemersorganisatie aangesloten (hierna: ongebonden) werknemer hoeft de cao echter niet te aanvaarden. Zonder verplichtstelling van deelneming aan het PWRI, zou de ongebonden werknemer die het cao-aanbod niet aanvaardt, alsnog geen pensioen opbouwen bij PWRI. Onder die omstandigheden was de uitzondering van verplichte deelneming in het ABP waarin de onderhavige regeling voorziet derhalve niet wenselijk en is ervoor gekozen dat de onderhavige regeling en de inwerkingtreding van de verplichtstelling naadloos in tijd op elkaar aansluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven