TOELICHTING
1. Aanleiding en probleemstelling
Het is belangrijk dat iedereen in Nederland prettig en betaalbaar kan wonen. Hiervoor
zijn voldoende goede woningen op de juiste plek nodig, passend bij de wensen en financiële
mogelijkheden van mensen. Er is, op dit moment, echter een groot woningtekort en steeds
meer mensen hebben moeite met het vinden van een passende woning. Er is urgentie om
tot een structurele oplossing te komen. Hiervoor is het nodig sneller woningen te
bouwen.
Ondanks het grote woningtekort en de urgentie om meer woningen te realiseren, blijkt
het moeilijk om woningbouwprojecten financieel van de grond te krijgen. Dit is onder
meer vanwege de wens om kwalitatief goede, betaalbare, woningen te realiseren in toekomstbestendige
en hoogwaardige woonmilieus. Deze wens om betaalbare woningen te realiseren, gepaard
met de urgentie en benodigde versnelling maken dat woningbouwprojecten in Nederland
financieel onder druk staan.
Ook de Waddengemeenten kennen een woningtekort. De Waddengemeenten zijn voornemens
om ten minste 200 woningen netto toe te voegen aan de woningvoorraad. Bij de bouw
van woningen bestaat in diverse situaties een financieel tekort per woning; de onrendabele
top. Mede hierdoor komen woningbouwprojecten niet van de grond. Woningbouw in de Waddengemeenten
kent extra uitdagingen ten opzichte van de bouw van woningen op het vaste land:
-
− De aard en schaal van deze gemeenten is dermate klein dat veel zaken niet voorradig
zijn op het eiland. Materialen, voertuigen, machines en (extra en specialistisch)
personeel komt vanaf het vaste land naar het eiland; wat maakt dat deze kosten hoger
uitvallen dan bij bouwprojecten elders in het land.
-
− Naast de extra kosten die moeten worden gemaakt voor de overtocht met de boot en de
tijd die daarmee gepaard gaat, gaat het ook om onkosten voor het personeel zoals kost
en inwoning. Het betreft personeel vanaf het vaste land dat dagelijks of meerdere
dagen per week op het eiland werkt en dus verblijft.
-
− Er is geen massa, dus kunnen de kosten niet worden uitgesmeerd over een groot aantal
nieuwe woonruimten en de exploitatie daarvan.
-
− De ruimte op de eilanden is schaars en de recreatieve druk hoog, met als gevolg een
hoge grondprijs.
Genoemde uitdagingen resulteren in fors hogere bouwkosten en daarmee een (hogere)
onrendabele top. Bovendien kunnen de Waddengemeenten door hun unieke situatie vaak
geen aanspraak maken op gelden uit bestaande regelingen, zoals de Woningbouwimpuls.
2. Doel regeling
Deze ministeriële regeling heeft als belangrijkste doel de cofinanciering van de onrendabele
top van woningbouwprojecten ter versnelling van de netto toevoeging van ten minste
200 huur- en koopwoningen op de Waddengemeenten, waarvan minstens twee derde in het
betaalbare segment. Onder het betaalbare segment vallen de sociale huurwoningen, huurwoningen
vanaf de sociale huurgrens tot een max van € 1.000 per maand en koopwoningen tot aan
de NHG grens (€ 355.000).
3. Hoogte uitkering en besteding middelen
De financiële middelen worden door middel van een beschikking aan één gemeente (Terschelling)
verstrekt. Gemeente Terschelling zal de gelden verstrekken aan de overige gemeenten.
3.1 Besteding middelen
In de regeling is bepaald dat de middelen kunnen worden ingezet voor de netto toevoeging
van ten minste 200 woningen, waarvan minstens twee derde in het betaalbare segment,
en ter bevordering van de snelheid van de ontwikkeling van de woningbouw door middel
van het bieden van de financiering van een onrendabele top. De Waddengemeenten bepalen
onderling hoe de middelen worden verdeeld en besteed.
3.2 Verplichtingen
Gezien de uitkering met een specifiek doel wordt verstrekt worden hieraan een aantal
verplichtingen verbonden. Als aan deze voorwaarden niet wordt voldaan kan de uitkering
(deels) worden teruggevorderd.
Als de verstrekte middelen niet voor 31 december 2032 worden uitgegeven, kan de Minister
bepalen dat de uitkering nog een jaar extra benut mag worden om dit te besteden. Hiertoe
kan een verzoek worden ingediend bij de Minister.
Gezien het doel van de regeling is om de netto toevoeging van 200 woningen in de Waddengemeenten
te bevorderen zijn hiertoe sturende verplichtingen opgenomen. De uitkering wordt verstrekt
om de onrendabele top van dergelijke projecten voor de helft te co-financieren. Er
kan dan ook geen andere rijksbijdrage worden opgevoerd voor de financiering van het
betrokken project, omdat er dan gestapeld wordt. Wel kan de gemeente op andere wijze
in haar deel voorzien, onder andere door middel van financiering door een medeoverheid.
Kosten die voor 1 januari 2022 zijn gemaakt komen niet in aanmerking voor een specifieke
uitkering.
3.3 Verantwoording
De Waddengemeenten leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering
op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet (via de SiSa-verantwoording).
Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet volledig is besteed
aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt dan kan de Minister (dat deel van)
de toegekende specifieke uitkering terugvorderen. Indien blijkt dat de middelen onrechtmatig
zijn besteed zal de Minister deze altijd terugvorderen. De Minister doet binnen een
jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering
aan de provincie.
Van gemeenten wordt verwacht dat zij het geld ook daadwerkelijk besteden aan de netto
toevoeging van tenminste 200 woningen, waarvan minstens twee derde betaalbaar, en
hiermee mede gelet op de versnelling, voortvarend te werk gaan. Als de verstrekte
middelen niet voor 31 december 2032 worden uitgegeven, kan de Minister bepalen dat
het geld nog een jaar extra benut mag worden om dit te besteden. De betreffende gemeente
dient hiertoe een verzoek in bij de Minister.
3.4 BTW
De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover
de gemeenten BTW verschuldigd zijn. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor
de over de activiteiten verschuldigde BTW. De BTW-component wordt gestort in het BTW-Compensatiefonds
van het Ministerie van Financiën. Gemeenten kunnen op grond van de relevante wet-
en regelgeving een beroep doen op terugontvangst van de betaalde BTW componenten.
4. Relatie tot hogere en andere nationale regelgeving
Financiële -verhoudingswet, Woningwet en Algemene wet bestuursrecht
De financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies is geregeld in de Financiële-verhoudingswet.
De (algemene) delegatiegrondslagen voor het regelen van een specifieke uitkering zijn
opgenomen in artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet. In dit geval is gebruik
gemaakt van artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet. Dat biedt in
samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht,
de mogelijkheid om, vooruitlopend op de totstandkoming van een wettelijke grondslag,
een ministeriële regeling vast te stellen. Dit kan alleen mits binnen een jaar na
vaststelling van de regeling de wettelijke grondslag daarvoor (in dit geval een algemene
maatregel van bestuur op grond van artikel 81, tweede lid, van de Woningwet) is gerealiseerd.
Het opstellen van deze algemene maatregel van bestuur is een separaat en al lopend
regelgevingstraject.
Staatssteun en aanbesteding
Afhankelijk van de gekozen vorm waarin de gemeenten ondersteuning verlenen in de vorm
van financiële ondersteuning van projecten is het mogelijk dat er sprake is van aanbesteding
plichtige activiteiten.
Daarnaast zijn de gemeenten, net als in hun reguliere werkzaamheden, verantwoordelijk
voor het voldoen aan de voorschriften rondom staatssteun. De gemeenten zijn zelf verantwoordelijk
voor het correct toepassen van deze Europese regels en de uitwerking in de Aanbestedingswet
2012, omdat de gemeenten bij de onderhavige uitkering kiezen op welke wijze de middelen
zullen worden ingezet.
5. Regeldruk
Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of bedrijven of een toename
aan regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd
voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor
de regeldruk heeft.
6. Consultatie
Deze regeling is opgesteld in overleg met de Waddengemeenten. Zij hebben aangegeven
dat hun unieke situatie als eiland uitdagingen met zich meebrengt voor de (tijdige)
realisatie van woningbouwprojecten. De eilanden zien de regeling daarom zeer positief
tegemoet.
7. Evaluatie
Als de regeling afloopt, kan deze geëvalueerd worden. Dit betreft een evaluatie op
het gebied van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling. Op het gebied
van de doelmatigheid wordt allereerst onderzocht of het doel van de regeling behaald
wordt. Wanneer de doelmatigheid van de regeling wordt onderzocht, wordt de verhouding
onderzocht tussen de ingezette financiële middelen en de te realiseren prestaties
en/of effecten.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.G. de Jonge