Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 november 2022, nr. IENW/BSK-2022/260590, tot wijziging van de Drinkwaterregeling in verband met de omzetting van de EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 (herschikking)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 14, 15, 26 en 30 van het Drinkwaterbesluit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Drinkwaterregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving van eigen winning vervalt.

2. De begripsomschrijving voor Minister komt te luiden:

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

B

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘degene die de monstername en analyse doet’ vervangen door ‘degene die de monitoring verricht’.

2. In het eerste en vierde lid wordt ‘Het nemen en analyseren van monsters ter uitvoering van het besluit’ vervangen door ‘De monitoring’.

3. In het tweede lid vervalt ‘ter uitvoering van het besluit’.

C

De artikelen 10 en 10a komen te luiden:

Artikel 10. Risicobeoordeling met meetprogramma en meetfrequentie voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen waarvoor risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem wordt vereist

  • 1. De eigenaar van een drinkwaterbedrijf of van een collectieve watervoorziening anders dan bedoeld in artikel 10a, beschikt over een daarop betrekking hebbend meetprogramma dat voldoet aan de van toepassing zijnde tabel of tabellen in bijlage 3, met inachtneming van het zesde tot en met negende lid, en dat bestaat uit het nemen en analyseren van verschillende watermonsters of het verrichten van metingen die in het kader van een doorlopend proces van controle worden geregistreerd. De eigenaar evalueert voortdurend het meetprogramma en past het aan naar aanleiding van de evaluatie of voorafgaand aan wijzigingen in de feitelijke situatie.

  • 2. Een meetprogramma als bedoeld in het eerste lid wordt jaarlijks of na tussentijdse wijziging ter goedkeuring voorgelegd aan de inspecteur in de door deze aangegeven vorm.

  • 3. De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, onderzoekt het water in de frequentie en op de plaatsen zoals aangegeven is in het meetprogramma.

  • 4. Indien en voor zolang de eigenaar niet beschikt over een meetprogramma dat in overeenstemming is met het eerste lid dan wel niet beschikt over een goedgekeurd meetprogramma, verricht hij metingen overeenkomstig de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen tabellen.

  • 5. Voor micro-organismen, parasieten en stoffen die niet zijn genoemd in de tabellen I, II en III van bijlage A bij het besluit, verricht de eigenaar van een drinkwaterbedrijf of collectieve watervoorziening als bedoeld in het eerste lid metingen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze aanwezig zijn in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.

  • 6. Op basis van de risicobeoordeling voor het watervoorzieningssysteem die op grond van de artikelen 15 en 46a van het besluit wordt vereist voor een drinkwaterbedrijf of die op grond van artikel 31 van het besluit wordt vereist voor een collectieve watervoorziening waarop niet een vrijstelling als bedoeld in artikel 32, eerste, tweede of derde lid, van het besluit van toepassing is, worden met inachtneming van het zevende tot en met negende lid de parameters en de meetfrequenties van de bewakings- en audit parameters zoals opgenomen in bijlage 3, tabel Ia, Ib, II, IIIa of IIIb bepaald.

  • 7. De toezichthouder kan op basis van de resultaten van de risicobeoordeling bepalen dat voor de eigenaar van een drinkwaterbedrijf of collectieve watervoorziening als bedoeld in het eerste lid, de lijst van bewakings- en auditparameters, genoemd in bijlage 3, tabel Ia, Ib, IIIa of IIIb, wordt uitgebreid of dat de bemonsteringsfrequenties, genoemd in bijlage 3, tabel II, IIIa of IIIb, worden verhoogd indien:

    • a. de lijst van parameters in bijlage 3, tabel Ia of tabel Ib of de frequenties in bijlage 3, tabel II, IIIa of IIIb, niet volstaat om te voldoen aan de verplichtingen om te controleren dat wordt voldaan aan de kwaliteitseisen, bedoeld in de artikelen 13 en 13a van het besluit;

    • b. bijkomende controle is vereist voor stoffen of micro-organismen waarvoor geen parameterwaarden zijn vastgesteld in bijlage A bij het besluit, indien er reden is om aan te nemen dat deze stoffen of micro-organismen aanwezig zijn in hoeveelheden of aantallen die gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren, of

    • c. de nodige waarborgen moeten worden geleverd om na te gaan of de drinkwaterkwaliteit van bron tot tap moet worden beheerst zodanig dat op het punt waar aan de parameterwaarden van bijlage 3 moet worden voldaan, het drinkwater voldoet aan de bedoelde kwaliteitseisen.

  • 8. De toezichthouder kan op basis van de resultaten van de risicobeoordeling bepalen dat voor de eigenaar van een drinkwaterbedrijf of collectieve watervoorziening als bedoeld in het eerste lid, de lijst van bewakings- en audit parameters, genoemd in bijlage 3, tabel Ia, Ib, IIIa of IIIb wordt beperkt en de bemonsteringsfrequenties van bijlage 3, tabel II, IIIa of IIIb wordt verlaagd, met inachtneming van de herkomst van de parameter en van de variatie en lange termijnontwikkeling van diens concentratie, indien de risicobeoordeling bevestigt dat geen enkele redelijkerwijs te voorziene factor aanwezig is waardoor de kwaliteit van het voor menselijk consumptie bestemde water achteruit zou kunnen gaan in het geval van het verlagen van een bemonsteringsfrequentie of het schrappen van een parameter, en:

    • a. indien de resultaten van de monsters die in een periode van ten minste drie jaar met regelmatige tussenpozen zijn genomen op plaatsen die representatief zijn voor het volledige leveringsgebied minder dan 60% van de parameterwaarde bedragen in het geval van een verlaging van de minimumfrequentie voor monsterneming van een parameter als bedoeld in bijlage 3, tabel II, IIIa of IIIb, of

    • b. indien de resultaten van de monsters die in een periode van ten minste drie jaar met regelmatige tussenpozen zijn genomen op plaatsen die representatief zijn voor het volledige leveringsgebied minder dan 30% van de parameterwaarde bedragen in het geval van het schrappen van de lijst van de te controleren parameters, bedoeld in bijlage 3, tabel Ia, Ib, IIIa of IIIb, en de controleresultaten van voor menselijke consumptie bestemd water bevestigen dat de volksgezondheid is beschermd tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water in het geval van het schrappen van een parameter als bedoeld in bijlage 3, tabel Ia, Ib, IIIa of IIIb.

  • 9. Het achtste lid is niet van toepassing op de bemonsteringsfrequenties voor Intestinale enterococcen en Escherichia coli.

Artikel 10a. Meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en voor collectieve leidingnetten

  • 1. De eigenaar van een kleine collectieve watervoorziening, van een zeer kleine collectieve watervoorziening die niet valt onder de vrijstelling, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van het besluit, of van een collectief leidingnet, beschikt over een daarop betrekking hebbend meetprogramma dat voldoet aan de van toepassing zijnde tabel of tabellen in bijlage 3 en dat bestaat uit het nemen en analyseren van verschillende watermonsters of het verrichten van metingen die in het kader van een doorlopend proces van controle worden geregistreerd. De eigenaar evalueert voortdurend het meetprogramma en past het aan naar aanleiding van de evaluatie of voorafgaand aan wijzigingen in de feitelijke situatie.

  • 2. Een meetprogramma als bedoeld in het eerste lid wordt eenmaal in de zes jaar of na tussentijdse wijziging ter goedkeuring voorgelegd aan de inspecteur in de door deze aangegeven vorm.

  • 3. De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, onderzoekt het water in de frequentie en op de plaatsen zoals aangegeven is in het meetprogramma en met inachtneming van het vierde tot en met zesde lid.

  • 4. Indien en voor zolang de eigenaar niet beschikt over een meetprogramma dat in overeenstemming is met het eerste lid of niet beschikt over een goedgekeurd meetprogramma, verricht hij metingen overeenkomstig de van toepassing zijnde tabel of tabellen in bijlage 3.

  • 5. Voor micro-organismen, parasieten en stoffen die niet zijn genoemd in tabel I, II of III van bijlage A bij het besluit, verricht de eigenaar van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet als bedoeld in het eerste lid metingen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze aanwezig zijn in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.

  • 6. De toezichthouder kan bepalen dat door hem aangegeven parameters, genoemd in de van toepassing zijnde tabel of tabellen van bijlage 3, frequenter worden onderzocht dan in die bijlage is aangegeven. Tevens kan hij bepalen dat andere dan de in bijlage 3 genoemde, door hem aangegeven parameters, onderzocht worden in een door hem aangegeven frequentie, indien dat naar zijn oordeel van belang is voor het verkrijgen van voldoende inzicht in de kwaliteit van het water.

  • 7. Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet of van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, uitsluitend voor zover daarmee, berekend over een kalenderjaar, per dag gemiddeld minder dan 100 m3 drinkwater, onderscheidenlijk minder dan 10 m3 warm tapwater, wordt gedistribueerd. Het eerste tot en met zesde lid is evenmin van toepassing op de eigenaar van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, niet zijnde een wijkwarmtapwatervoorziening.

D

Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10b. Risicobeoordeling met beperkt meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten die onverplicht een risicobeoordeling uitvoeren

  • 1. Voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen of collectieve leidingnetten als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, die onverplicht een risicobeoordeling uitvoeren, kan de toezichthouder in afwijking van dat artikel op basis van de resultaten van de risicobeoordeling bepalen dat het meetprogramma, bedoeld in dat lid, en de lijst van daarin opgenomen bewakings- en audit parameters wordt beperkt en de bemonsteringsfrequenties worden verlaagd, met inachtneming van de herkomst van de parameter en van de variatie en lange termijnontwikkeling van diens concentratie, indien de risicobeoordeling bevestigt dat geen enkele redelijkerwijs te voorziene factor aanwezig is waardoor de kwaliteit van het voor menselijk consumptie bestemde water achteruit zou kunnen gaan in het geval van het verlagen van een bemonsteringsfrequentie of het schrappen van een parameter.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de bemonsteringsfrequenties voor Intestinale enterococcen en Escherichia coli.

E

In artikel 13, eerste lid, wordt na ‘10a’ ingevoegd ‘, 10b’.

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door ‘, en’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de namen van de laboratoria die de analyses hebben uitgevoerd en de namen van de bedrijven die onder verantwoordelijkheid van die laboratoria monsters hebben genomen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De eigenaar van een collectieve watervoorziening verstrekt de in het eerste lid bedoelde gegevens aan de inspecteur volgens een door de inspecteur voorgeschreven en beschikbaar gesteld elektronisch format.

ARTIKEL II

De bijlagen behorend bij de Drinkwaterregeling worden als volgt gewijzigd:

A

In bijlage 2. behorend bij artikel 9, zesde lid, van de Drinkwaterregeling, Laboratoria die zijn aangemerkt als aangewezen laboratoria, vervalt

  • ‘– Laboratorium van RIVM Centrum voor Inspectie, Milieu- en Gezondheidsadvisering te Bilthoven;’.

B

Bijlage 3. behorend bij de artikelen 10 en 11 van de Drinkwaterregeling, Meetfrequenties, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na ‘de artikelen 10’ ingevoegd ‘, 10a’ en wordt ‘Meetfrequenties’ vervangen door ‘Monitoring en meetfrequenties’.

2. De tabellen Ia. Bewakingsparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf en Ib. Auditparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf komen te luiden:

Tabel Ia. Bewakingsparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep A, van de Drinkwaterrichtlijn

Parametergroep conform Bijlage A van het besluit

Monsterplaats t (zie 1)

Monsterplaats p/t (zie 2)

I. Microbiologische parameters

Escherichia coli (zie 3), Intestinale enterococcen

II. Chemische parameters

Nitriet (zie 4)

IIIa. Indicatoren, bedrijfstechnische parameters

Ammonium (zie 4), Bacteriën van de coligroep (zie 5), Geleidingsvermogen, Koloniegetal bij 22°C, Zuurgraad

Clostridium perfringens (zie 6)

IIIb. Indicatoren, organoleptische / esthetische parameters

Geur, Kleur, Smaak, Troebelheid

Aluminium (zie 7), IJzer (zie 7)

IIIc. Indicatoren, signaleringsparameters

Opmerkingen:

Algemeen: zie tabel II voor de minimumfrequentie voor bewakingsparameters (monitoring).

  • 1. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat met het oog op integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p).

  • 2. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven bewakingsfrequentie geldt als minimumfrequentie.

  • 3. Voor deze parameter geldt in afwijking van de in tabel II aangegeven frequentie, de volgende minimumfrequentie:

    A. af grondwaterpompstation (p)

    52 keer per jaar

    B. af oppervlaktewaterpompstation (p)

    365 keer per jaar

    C. bemonstering aan het tappunt (t)

    26 keer per jaar per 2.000 m3/dag

  • 4. Alleen indien chlooraminen als desinfectiemiddel worden gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II.

  • 5. Voor deze parameter geldt een minimumfrequentie van twee keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II.

  • 6. Alleen indien oppervlaktewater als grondstof voor de productie van drinkwater wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II.

  • 7. Alleen indien deze stof als vlokmiddel bij de zuivering wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II.

Tabel Ib. Auditparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig Bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep B, van de Drinkwaterrichtlijn

Parametergroep conform bijlage A van het besluit

Monsterplaats t

(zie 1)

Monsterplaats p/t

(zie 2)

Monsterplaats r

(zie 3)

I. Microbiologische parameters (zie 4)

   

Campylobacter (zie 5), Bacteriofagen (zie 5), Cryptosporidium (zie 6, 5) Enterovirussen (zie 6, 5) Giardia (zie 6, 5), E. coli,

Bacteriën van de coligroep; Clostridium perfringens, incl. sporen (zie 6)

II. Chemische parameters

Antimoon, Benzeen, Bromaat (zie 7), Cadmium, Chroom, Koper (zie 8), Lood (zie 8), Nikkel (zie 8), Nitriet, Trihalomethanen (zie 7)

Arseen, Benzo(a)pyreen, Bisfenol A (zie 14), Boor, Chloraat (zie 14), Chloriet (zie 14), Cyaniden (totaal), 1,2-Dichloorethaan, Fluoride, Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s) (zie 14), Kwik, Microcystine-LR (zie 14, 15), Nitraat, PCB’s, Pesticiden, PAK’s, Seleen, Tetra- en trichlooretheen, NDMA (zie 9), PFAS (som) (zie 14)

Bromaat (zie 6), PAK’s (zie 6), PCB’s (zie 6), Lood (zie 6), Kwik (zie 6), Barium (zie 6), Cadmium (zie 6), Seleen (zie 6), Arseen (zie 6), Koper (zie 6), Nikkel (zie 6), Chroom (zie 6), Boor (zie 6), Fluoride(zie 6), Cyanide (zie 6), Fosfaat (zie 6), Gesuspendeerde stoffen (zie 6); Pesticiden, Nitraat, Nitriet, NDMA (zie 9) Uraan (zie 14)

IIIa. Indicatoren – Bedrijfstechnische parameters

Aeromonas, Hardheid (totaal) (zie 10), Temperatuur, Saturatie Index, Waterstofcarbonaat, Zuurstof, vrij chloor (zie 11)

Chloride, DOC/TOC (of oxideerbaarheid met KMnO4)

Ammonium, Hardheid (zie 10), Chloride, Waterstofcarbonaat, Zuurgraad, Zuurstof, Geleidingsvermogen, DOC, Temperatuur

IIIb. Indicatoren – Organoleptische / esthetische parameters

Mangaan, IJzer

Aluminium, Natrium, Sulfaat

Zink (zie 12), IJzer, Mangaan, Natrium, Sulfaat, Kleur, Geur, Aluminium

IIIc. Indicatoren – Signaleringsparameters

   

AOX, Aromatische aminen, (Chloor)fenolen, Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen, Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen, Monocyclische koolwaterstoffen / aromaten; MTBE, ETBE, Diglymen, overige antropogene stoffen

IV. Parameters radioactiviteit

   

Indicatieve Dosis, Radon, Tritium (zie 13)

Opmerkingen:

Algemeen: zie tabel II voor de minimumfrequentie voor bewakingsparameters (monitoring).

  • 1. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat uit het oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).

  • 2. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven auditfrequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 3. De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 4. Monsters voor microbiologische parameters op het punt waar aan de parameterwaarden moet worden voldaan, worden genomen en behandeld overeenkomstig NEN-EN ISO 19458, steekproefdoel B. Monsterneming in het distributienet, met uitzondering van monsterneming aan de kraan van de consument, gebeurt overeenkomstig NEN-ISO 5667-5. Monsters voor microbiologische parameters in het distributienet worden genomen en behandeld overeenkomstig NEN-EN ISO 19458, steekproefdoel A.

  • 5. Deze parameters maken deel uit van de kwantitatieve risicoanalyse zoals beschreven in opmerking 1 bij tabel I van Bijlage A van het besluit. Het daar genoemde ILT-richtsnoer ‘Analyse Microbiologische Veiligheid Drinkwater (AMVD)’ kan daarvoor gebruikt worden.

    Tot de groep van bacteriofagen worden in elk geval gerekend de Somatische colifagen en de F-specifieke bacteriofagen.

  • 6. Alleen een meetverplichting indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater.

  • 7. Alleen een meetverplichting indien deze stof als desinfectiemiddel wordt toegepast of indien deze stof als verbinding bij de toegepaste desinfectie- of oxydatietechniek gevormd kan worden.

  • 8. Deze parameters worden bemonsterd volgens de methode ‘Random Day Time (RDT)’ volgens een frequentie van tweemaal de auditfrequentie zoals opgenomen in tabel II. De RDT-methode houdt in dat monsters worden genomen aan de kraan van de consument zonder er voorafgaand water uit te laten stromen. Er wordt een monster van één liter genomen op een willekeurig tijdstip gedurende de dag. Als alternatief kunnen methoden worden gebruikt met een vaste periode van stilstand die de nationale situatie beter weerspiegelen, op voorwaarde dat dit voor het leveringsgebied niet leidt tot minder gevallen van niet-naleving dan het gebruik van de RDT-methode.

  • 9. De meetverplichting geldt als er aanleiding toe is. Dit is het geval indien er bepaalde precursors (onder andere metabolieten van tolylfluanide) aanwezig zijn in de grondstof in combinatie met gebruik van ozon in de zuivering. In oppervlaktewater geldt een meetverplichting omdat de stof in de grondstof aanwezig kan zijn.

  • 10. Hardheid omvat calcium en magnesium.

  • 11. Geldt alleen voor zover bij drinkwatervoorzieningen op mijnbouwinstallaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet, natriumhypochloriet aan het drinkwater wordt toegevoegd ter desinfectie van het water.

  • 12. Indien zink wordt toegepast bij de distributie van drinkwater, dan dient de bemonstering plaats te hebben aan het tappunt (t).

  • 13. In het Drinkwaterbesluit zijn kwaliteitseisen vastgesteld voor radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water ter implementatie van richtlijn 2013/51/EURATOM van de Raad van 22 oktober 2013 (PbEU 2013, L 296). In bijlage 3, tabellen Ib tot en met tabel IIIc zijn voorschriften voor meetfrequenties, meetmethoden en meetlocaties vastgelegd. In bijlage 7 van deze regeling zijn voorschriften opgenomen voor de controle van de indicatieve dosis en analytische prestatiekenmerken.

    Radonconcentraties worden gecontroleerd wanneer op grond van de resultaten van de representatieve onderzoeken of andere betrouwbare informatie kan worden aangenomen dat de in het Drinkwaterbesluit, Bijlage A, tabel IV, vastgestelde parameterwaarde wellicht is overschreden. Voor tritium en de indicatieve dosis geldt dat controle voor deze parameters in voor menselijke consumptie bestemd water wordt uitgevoerd wanneer er binnen het stroomgebied een antropogene bron van tritium of andere kunstmatige radionucliden aanwezig is en niet op basis van andere bewakingsprogramma’s of ander onderzoek kan worden aangetoond dat het niveau van deze parameters beneden de in het Drinkwaterbesluit opgenomen parameterwaarde ligt.

    Voor het kwalitatief vaststellen van de parameter Indicatieve Dosis worden de parameters Totaal alfa en Totaal bèta gemeten in de grondstof (oppervlaktewater en grondwater) voor drinkwater. Indien er na deze metingen aanleiding toe is (als de ID berekend op basis van Totaal alfa en Totaal beta boven de norm is), worden de individuele nucliden gemeten (zie bijlage 7 van deze regeling). Tevens wordt de parameter tritium in de grondstof gemeten. Voor de parameter radon is er een meetverplichting als er aanwijzingen zijn dat radon aanwezig is op het niveau van de norm zoals gesteld in het Drinkwaterbesluit. Indien één of meerdere parameters in de grondstof voor drinkwater worden aangetroffen dienen er analyses in het drinkwater te worden uitgevoerd in overleg met de toezichthouder. Zo nodig dient nader onderzoek naar de herkomst van de radioactiviteit plaats te vinden. Wanneer er een behandeling is om het niveau van radionucliden in voor menselijke consumptie bestemd water terug te dringen, wordt er volgens de in de tabel in punt 6 van de bijlage II van de richtlijn 2013/51 EURATOM aangegeven frequenties gecontroleerd of die behandeling doeltreffend blijft.

  • 14. Deze kwaliteitseis met de meetverplichting wordt van kracht op 12 januari 2026.

  • 15. Deze parameter moet alleen worden gemeten in geval van potentiële bloei in het oppervlaktewater (stijgende dichtheid van cyanobacteriële cellen of bloeipotentieel).

3. Na tabel Ib wordt een tabel ingevoegd, luidende:

Tabel Ic. Operationele monitoringsparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf

Parametergroep conform Bijlage A van het besluit

Monsterplaats p (zie 1)

Monsterplaats r (zie 2)

I. Microbiologische parameters

 

Somatische colifagen (zie 3)

IIIb. Indicatoren, organoleptische / esthetische parameters

Troebelingsgraad

(zie 4)

 

Opmerkingen:

Algemeen: zie tabel II voor de minimumfrequentie voor operationele monitoringsparameters (monitoring).

  • 1. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p). De in tabel II aangegeven meetfrequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 2. De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 3. Somatische colifagen worden gemeten indien de risicobeoordeling (zoals omschreven in ILT-richtsnoer ‘Analyse Microbiologische Veiligheid Drinkwater (AMVD)) aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou deze parameter na de behandelingsstappen moeten worden geanalyseerd om de met de gerealiseerde log verwijdering van de bestaande zuiveringsstappen vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst

  • 4. Het programma voor operationele monitoring omvat de monitoring van de parameter ‘Troebelingsgraad’ na de laatste zuiveringsstap, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren. Voor deze parameter geldt de in tabel II opgenomen minimumfrequentie overeenkomstig de in de die tabel vermelde referentiewaarden en meetfrequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen).

4. Tabel II. Meetfrequenties behorend bij bewaking en audit, in verband met de uitvoering van metingen door een drinkwaterbedrijf, komt te luiden:

Tabel II. Meetfrequenties behorend bij bewaking, audit en operationele monitoring, in verband met de uitvoering van metingen door een drinkwaterbedrijf

Dagelijks binnen een leveringsgebied (1) gedistribueerde of geproduceerde hoeveelheid water (2) in kubieke meters

Bewaking (groep A parameters)

Aantal monsternemingen per jaar

Audit (groep B parameters)

Aantal monsternemingen per jaar

Operationele monitoring

Troebelingsgraad

Operationele monitoring

Somatische colifagen

≤ 100 (4)

2

1

wekelijks

Op basis van een risicoanalyse

> 100 ≤ 1.000

4

1 (5)

dagelijks

Op basis van een risicoanalyse

> 1.000 ≤ 10.000

4 voor de eerste 1.000 m3/d + 3 voor elke bijkomende 1.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid (zie 3)

1 voor de eerste 1.000 m3/d + 1 voor elke bijkomende 4.500 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Ononderbroken

Op basis van een risicoanalyse

> 10.000 ≤ 100.000

4 voor de eerste 1.000 m3/d + 3 voor elke bijkomende 1.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid (zie 3)

3 voor de eerste 10.000 m3/d + 1 voor elke bijkomende 10.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Ononderbroken

Op basis van een risicoanalyse

> 100.000

4 voor de eerste 1.000 m3/d + 3 voor elke bijkomende 1.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid (zie 3)

12 voor de eerste 100.000 m3/d + 1 voor elke bijkomende 25.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Ononderbroken

Op basis van een risicoanalyse

Opmerkingen:

  • 1. Onder leveringsgebied wordt verstaan een geografisch afgebakend gebied waarbinnen het drinkwater afkomstig is uit een of enkele bronnen waarbinnen het water kan worden geacht van vrijwel uniforme kwaliteit te zijn.

  • 2. De hoeveelheden zijn gemiddelden berekend over een kalenderjaar. Het vaststellen van de minimumfrequenties mag worden gebaseerd op het aantal inwoners in een leveringsgebied in plaats van op de hoeveelheid water uitgaand van een waterverbruik van 200/l/(dag*hoofd van de bevolking).

  • 3. De vermelde frequentie wordt als volgt berekend: bijv. 4.300 m3/d = 16 monsternemingen voor parameters van groep A (vier voor de eerste 1.000 m3/d + 12 voor de bijkomende 3.300 m3/d)

  • 4. Voor collectieve watervoorzieningen zijn de meetfrequenties opgenomen in de tabellen IIIa en IIIb.

  • 5. De inspecteur kan toestaan dat de bemonsteringsfrequentie wordt verlaagd, mits alle auditparameters ten minste eenmaal om de zes jaar worden gecontroleerd, en worden gecontroleerd in gevallen waarin een nieuwe waterbron wordt geïntegreerd in het watervoorzieningssysteem of wanneer dat systeem veranderingen ondergaat die naar verwachting potentieel ongunstige effecten op de waterkwaliteit zullen hebben.

5. Tabel IIIa. Meetprogramma voor een eigen winning waarbij grondwater wordt gebruikt als grondstof, komt te luiden:

Tabel IIIa. Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening waarbij grondwater wordt gebruikt als grondstof

Parameter

Tabel in bijlage A van het besluit

Monsternames per jaar (zie 1)

Monsterplaats

Bacteriofagen (zie 2)

I

1 (zie 7)

grondstof

Intestinale enterococcen

I

2

Aan tappunt

Escherichia coli (zie 3)

I

13

grondstof

   

4 (8)

na behandeling

   

4 (8)

aan tappunt

Antimoon

II

1

aan tappunt

Arseen

II

1 (zie 7)

na behandeling

Benzeen

II

1 (zie 7)

aan tappunt

Boor

II

1 (zie 7)

na behandeling

Bromaat, indien desinfectie met ozon

II

1

aan tappunt

Cadmium

II

1

aan tappunt

Chroom

II

1

aan tappunt

Cyaniden

II

1 (zie 7)

na behandeling

1,2-Dichloorethaan

II

1 (zie 7)

na behandeling

Fluoride

II

1 (zie 7)

na behandeling

Koper, indien koperen leidingen:

II

1

aan tappunt

Kwik

II

1 (zie 7)

na behandeling

Lood, indien loden leidingen:

II

1

aan tappunt

NDMA

II

1

aan tappunt (alleen bij ozonisatie)

Nikkel

II

1

aan tappunt

Nitraat

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Nitriet

II

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Indien desinfectie met chlooramine:

 

2 (4)

aan tappunt

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

II

1 (zie 7)

na behandeling

Polychloorbifenylen (PCB’s)

II

1 (zie 7)

na behandeling

Pesticiden

II

1 per 2 jaar

na behandeling

Seleen

II

1 (zie 7)

na behandeling

Tetra- en trichlooretheen

II

1 (zie 7)

na behandeling

Trihalomethanen, indien desinfectie met chloor (zie 4)

II

1 (zie 7)

aan tappunt

Aeromonas

IIIa

1

aan tappunt

Ammonium

IIIa

4

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Bacteriën van de coligroep (zie 3)

IIIa

4 (8)

aan tappunt

   

13

grondstof

Chloride

IIIa

1

na behandeling

Clostridium perfringens

IIIa

1 (zie 7)

na behandeling

DOC/TOC

IIIa

1

grondstof

   

1

na behandeling

Geleidingsvermogen

IIIa

4

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Hardheid (Ca + Mg)

IIIa

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 oC

IIIa

2 (4)

aan tappunt

Radioactiviteit (zie 5)

IIIa

1 (zie 7)

grondstof

Saturatie Index

IIIa

1 (zie 7)

aan tappunt

Temperatuur

IIIa

4

grondstof

   

1

aan tappunt

Waterstofcarbonaat

IIIa

1 (zie 7)

grondstof

   

1 (zie 7)

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

4

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Zuurstof

IIIa

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Aluminium

IIIb

1

na behandeling

indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Geur

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Kleur

IIIb

2 (4)

aan tappunt

IJzer

IIIb

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Mangaan

IIIb

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Natrium

IIIb

1

na behandeling

Smaak

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Sulfaat

IIIb

1

na behandeling

Troebelingsgraad

IIIb

(zie 6)

(zie 6)

aan tappunt

na behandeling

Zink

IIIb

1 (zie 7)

grondstof

AOX

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Aromatische aminen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

(Chloor)fenolen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Monocyclische aromatische koolwaterstoffen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

ETBE

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

MTBE

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Diglyme

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Bisfenol A

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

PFAS (som)

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

Uraan

II

1 (zie 7, 8)

grondstof

Benzo(a)pyreen

II

1 (zie 7)

Na behandeling

Overige antropogene stoffen (zie 4)

IIIc

1

grondstof

Opmerkingen:

  • 1. In de meeste situaties wordt – gemiddeld over een jaar, dan wel de feitelijke gebruiksperiode, indien die korter is – niet meer dan 100 m3 drinkwater per dag geleverd. Voor situaties waarin de gemiddelde levering meer bedraagt dan 100 m3 per dag, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames per jaar staat dan tussen haken. Bij een levering van meer dan 1.000 m3 per dag geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

  • 2. Bacteriofagen hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden (zie 7). Voor operationele monitoring moet de parameter Somatische colifagen worden gemeten indien de risicobeoordeling aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou deze parameter na de behandelingsstappen worden geanalyseerd om de met de aanwezige barrières gerealiseerde log verwijdering vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst.

  • 3. Voor deze parameters geldt tweemaal de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

  • 4. Voor deze parameter geldt een meetverplichting indien er aanleiding toe is of op verzoek van de inspecteur.

  • 5. Zie opmerking 13 bij Tabel Ib. Wanneer er een behandeling is om het niveau van radionucliden in voor menselijke consumptie bestemd water terug te dringen, wordt er, volgens de in de tabel in punt 6 van de bijlage II van de richtlijn EURATOM 2013/51 aangegeven frequenties, gecontroleerd of die behandeling doeltreffend blijft.

  • 6. Zie voor de meetfrequentie tabel II, onder ‘operationele monitoring troebelingsgraad’. Zie voor monsterplaats tabel Ic. Toelichting: voor monitoring van de parameter ‘troebelingsgraad’ in de watervoorzieningsinstallatie geldt, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren, overeenkomstig de in tabel II vermelde referentiewaarden en meetfrequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen waarin de troebeling door ijzer en mangaan wordt veroorzaakt). Dit betreft operationele monitoring.

  • 7. Deze parameters hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden, teneinde een goede eerste indruk te krijgen van de kwaliteit van het drinkwater. Wordt op grond van de meetresultaten en de lokale situatie verwacht dat deze parameters in de toekomst geen norm gaan overschrijden, dan kan de inspecteur toestaan dat meting van deze parameters na deze eenmalige meting niet vereist is.

  • 8. Meetverplichtingen gaan in per 12 januari 2026.

6. Tabel IIIb. Meetprogramma voor een eigen winning met een levering van maximaal 1.000 m3 per dag, waarbij oppervlaktewater wordt gebruikt als grondstof, komt te luiden:

Tabel IIIb. Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening met een levering van maximaal 1.000 m3 per dag, waarbij oppervlaktewater wordt gebruikt als grondstof

Parameter

Tabel in bijlage A van het besluit

Monsternames per jaar (zie 1)

Monsterplaats

Bacteriofagen (zie 2)

I

1

grondstof

Cryptosporidium

I

1

grondstof

Escherichia coli (zie 3)

I

13

grondstof

   

4 (8)

na behandeling

   

4 (8)

aan tappunt

Intestinale enterococcen

I

2 (4)

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Enterovirussen

I

1

grondstof

Giardia

I

1

grondstof

Antimoon

II

1

aan tappunt

Arseen

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Benzeen

II

1

aan tappunt

Boor

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Bromaat, indien desinfectie met ozon:

II

1

aan tappunt

Cadmium

II

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Chroom

II

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Cyaniden

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

1,2-Dichloorethaan

II

1

na behandeling

Fluoride

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Koper

II

1

grondstof

Indien koperen leidingen:

 

1

aan tappunt

Kwik

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Lood

II

1

grondstof

Indien loden leidingen:

 

1

aan tappunt

NDMA

II

1

aan tappunt

Nikkel

II

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Nitraat

II

13

grondstof

   

1

na behandeling

Nitriet

II

13

grondstof

   

1

aan tappunt

Indien desinfectie met chlooramine:

 

2 (4)

aan tappunt

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Polychloorbifenylen (PCB’s)

II

1

na behandeling

Pesticiden

II

1

na behandeling

Seleen

II

1

grondstof

   

1

na behandeling

Tetra- en trichlooretheen

II

1

na behandeling

Trihalomethanen, indien desinfectie met chloor

II

1

aan tappunt

Aeromonas

IIIa

1

aan tappunt

Ammonium

IIIa

13

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Bacteriën van de coligroep (zie 3)

IIIa

4 (8)

aan tappunt

Chloride

IIIa

1

grondstof

   

1

na behandeling

Clostridium perfringens

IIIa

1

grondstof

   

2 (4)

na behandeling

DOC/TOC

IIIa

1

grondstof

   

1

na behandeling

Geleidingsvermogen

IIIa

4

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Hardheid (Ca + Mg)

IIIa

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 °C

IIIa

2 (4)

aan tappunt

Radioactiviteit (zie 5)

IIIa

1

grondstof

Saturatie Index

IIIa

1

aan tappunt

Temperatuur

IIIa

13

grondstof

   

1

aan tappunt

Waterstofcarbonaat

IIIa

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

13

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

Zuurstof

IIIa

1

grondstof

Zuurstof

 

1

aan tappunt

Aluminium

IIIb

1

na behandeling

Indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Geur

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Kleur

IIIb

1

grondstof

   

2 (4)

aan tappunt

IJzer

IIIb

1

grondstof

 

IIIb

1

aan tappunt

Indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Mangaan

IIIb

1

grondstof

   

1

aan tappunt

Natrium

IIIb

1

grondstof

   

1

na behandeling

Smaak

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Sulfaat

IIIb

1

grondstof

 

IIIb

1

na behandeling

Troebelingsgraad

IIIb

(zie 6)

grondstof

   

(zie 6)

aan tappunt

   

(zie 6)

Na behandeling

Zink

IIIb

1

grondstof

AOX

IIIc

1

grondstof

Aromatische aminen

IIIc

1

grondstof

(Chloor)fenolen

IIIc

1

grondstof

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen

IIIc

1

grondstof

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen

IIIc

1

grondstof

Monocyclische aromatische koolwaterstoffen

IIIc

1

grondstof

EBTE

IIIc

1

grondstof

MBTE

IIIc

1

grondstof

Diglyme

IIIc

1

grondstof

Bisfenol A

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

PFAS (som)

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

Uraan

II

1 (zie 7, 8)

grondstof

Benzo(a)pyreen

II

1 (zie 7)

Na behandeling

Chloraat

II

1 (zie 8, 9)

Na behandeling

Chloriet

II

1 (zie 8, 9)

Na behandeling

Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s)

II

1 (zie 8, 9)

Na behandeling

Microcystine-LR

II

(zie 8, 10)

Na behandeling

Overige antropogene stoffen (zie 4)

IIIc

1

grondstof

Opmerkingen:

  • 1. In de meeste situaties zal – gemiddeld over een jaar dan wel de feitelijke gebruiksperiode, indien die korter is – niet meer dan 100 m3 drinkwater per dag worden geleverd. Voor situaties waarin de gemiddelde levering meer bedraagt dan 100 m3 per dag, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames per jaar staat dan tussen haken. Bij een levering van meer dan 1.000 m3 per dag geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

  • 2. Bacteriofagen moeten worden gemeten in de grondstof. Voor operationele monitoring moet de parameter Somatische bacteriofagen worden gemeten indien de risicobeoordeling aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou deze parameter na de behandelingsstappen worden geanalyseerd om de gerealiseerde log verwijdering van de bestaande zuiveringsstappen vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst.

  • 3. Voor deze parameters geldt tweemaal de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

  • 4. Voor deze parameter geldt een meetverplichting indien er aanleiding toe is of op verzoek van de inspecteur.

  • 5. Zie opmerking 13 bij Tabel Ib. Wanneer er een behandeling is om het niveau van radionucliden in voor menselijke consumptie bestemd water terug te dringen, wordt er, volgens de in de tabel in punt 6 van de bijlage II van de richtlijn EURATOM 2013/51 aangegeven frequenties, gecontroleerd of die behandeling doeltreffend blijft.

  • 6. Zie voor de monsternemingsplaats en meetfrequentie de tabellen Ic en II, onder ‘operationele monitoring troebelingsgraad’. Toelichting: voor monitoring van de parameter ‘troebelingsgraad’ in de watervoorzieningsinstallatie geldt, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren, overeenkomstig de in de volgende tabel vermelde referentiewaarden en meetfrequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen waarin de troebeling door ijzer en mangaan wordt veroorzaakt)

  • 7. Deze parameters hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden, teneinde een goede eerste indruk te krijgen van de kwaliteit van het drinkwater. Wordt op grond van de meetresultaten en de lokale situatie verwacht dat deze parameters in de toekomst geen norm gaan overschrijden, dan kan de inspecteur toestaan dat meting van deze parameters na deze eenmalige meting niet vereist is.

  • 8. Meetverplichtingen gaan in per 12 januari 2026.

  • 9. Deze parameter wordt alleen gemeten indien een desinfectiemethode wordt gebruikt die chloraat, met name chloordioxide, voortbrengt.

  • 10. Deze parameter moet alleen worden gemeten in geval van potentiële bloei in het oppervlaktewater (stijgende dichtheid van cyanobacteriële cellen of bloeipotentieel).

7. In de tabellen:

IIIc: Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld een drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een ontharding ondergaat,

IIIe: Meetprogramma voor situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een andere behandeling ondergaat;

IIIf: Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (bijvoorbeeld van drinkwaterbedrijf) en met het collectieve leidingnet gemiddeld meer dan 100 m3 drinkwater per dag wordt gedistribueerd (zonder behandeling),

en

IIIh: Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet op een mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet,

wordt ‘Enterococcen’ steeds vervangen door ‘Intestinale enterococcen’.

C

Bijlage 4. Behorend bij artikel 13 van de Drinkwaterregeling, Analysemethoden, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘Analysemethoden’ wordt ingevoegd:

  • I. Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden gespecificeerd zijn.

2. Tabel I. Parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt ‘Parameters’ vervangen door ‘Microbiologische parameters’.

b. In de rij beginnend met ‘Somatische colifagen’ wordt achter ‘NEN-EN-ISO 10705-2’ ingevoegd ‘en NEN-EN-ISO 10705-3’.

c. ‘Enterococcen’ wordt vervangen door ‘Intestinale enterococcen (zie 4)’.

d. Aan het slot wordt een voetnoot toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien ISO 7899-2 voor de detectie van intestinale enterococcen niet wordt toegepast, kan een gelijkwaardige norm of methode worden gebruikt, te bepalen in overleg met de inspecteur.

3. Het opschrift ‘Tabel II. Chemische en indicatorparameters’ wordt vervangen door:

‘II. Chemische en indicatorparameters waarvoor prestatiekenmerken gespecificeerd zijn’.

4. Tabel II: Minimumprestatiekenmerk ‘meetonzekerheid’ wordt als volgt gewijzigd:

a. Na de rij beginnend met ‘Benzeen’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Bisfenol A

50

 

b. Na de rij beginnend met ‘Cadmium’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Chloraat

40

 

c. Na de rij beginnend met ‘Chloride’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Chloriet

40

 

d. Na de rij beginnend met ‘Fluoride’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s)

50

 

e. Na de rij beginnend met ‘Kwik’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Microcystine-LR

30

 

f. Na de rij beginnend met ‘Pesticiden’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

PFAS som

50

 

g. Na de rij beginnend met ‘Troebelheidsgraad’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Uraan

30

 

h. In de tekst behorend bij noten 10 en 11 wordt ‘bijlage I, deel A’ vervangen door ‘Bijlage A, tabel II, van het besluit’.

i. De tekst behorend bij noot 12 komt te luiden:

De meetonzekerheid moet worden geschat op het niveau van 3 mg/l van de TOC. Voor het bepalen van de onzekerheid van TOC en de opgeloste organische koolstof (DOC) worden de CEN 1484-richtsnoeren gebruikt.

Voor de vaststelling van de onzekerheid van de testmethode worden de EN 1484-richtsnoeren voor het bepalen van de TOC en de opgeloste organische koolstof (DOC) gebruikt.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop het Besluit van 8 november 2022 tot wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Waterbesluit en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (omzetting EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 – herschikking) in werking treedt.

  • 2. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na de in het eerste lid bedoelde datum, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met de in het eerste lid bedoelde datum.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Deel I – Algemeen deel

1. Inleiding

De voorliggende ministeriële regeling tot wijziging van de Drinkwaterregeling strekt tot omzetting van de Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking); (hierna: de herziene Drinkwaterrichtlijn of richtlijn). De herziene Drinkwaterrichtlijn is op 12 januari 2021 in werking getreden en moet uiterlijk op 12 januari 2023 zijn omgezet. De richtlijn bouwt voort op en vormt een herschikking van richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water1 (hierna: richtlijn 98/83/EG). Daarom is de bestaande regelgeving als uitgangspunt genomen en is nagegaan waar aanvulling of wijziging nodig is. Daarbij is aangesloten bij bestaande bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdelingen en bij de bestaande praktijk en uitvoering.

De omzetting vindt in hoofdzaak plaats in het Drinkwaterbesluit en het Besluit kwaliteit leefomgeving, via het Besluit van 8 november 2022 tot wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de omzetting van EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 – herschikking (hierna: wijzigingsbesluit). Dit omvat in hoofdzaak de eisen met betrekking tot onder meer de kwaliteit van het drinkwater en de risicobeoordeling van onttrekkingsgebieden en de risicobeoordeling en het risicobeheer van watervoorzieningssystemen en huishoudelijke leidingnetten.

Daarnaast heeft de omzetting voor wat betreft de uitvoeringsregelgeving plaatsgehad in het kader van de Drinkwaterregeling, via deze wijzigingsregeling. Dit betreft in hoofdzaak uitvoeringsvoorschriften voor drinkwaterbedrijven, collectieve watervoorzieningen en grote collectieve leidingnetten voor wat betreft meetlocaties, meetfrequenties, monstername- en analysemethoden.

Voor een uitvoerige toelichting op de Drinkwaterrichtlijn en de wijze van omzetting wordt kortheidshalve verwezen naar de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit en de bijlagen, waaronder de transponeringstabel.

Deze regeling bevat de volgende wijzigingen in verband met de omzetting:

  • wijziging van enkele begrippen in verband met nieuwe of gewijzigde begrippen zoals voor ‘monitoring’;

  • gewijzigde bepalingen voor monitoring (meetprogramma’s en meetfrequenties) in verband met het nadere onderscheid van de richtlijn (zoals verwerkt in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit) tussen zeer kleine, kleine en overige collectieve watervoorzieningen en de mede in verband met de introductie van risicobeoordeling en -beheer gewijzigde verplichtingen;

  • enkele wijzigingen met betrekking tot gegevensverstrekking in verband met de omzetting en een toereikende uitvoering en handhaving van verplichtingen;

  • aanvulling en wijziging van de monitoringsverplichtingen zoals opgenomen in de tabellen in de bijlagen 3 en 4 van de Drinkwaterregeling in verband met nieuwe door de richtlijn voorgeschreven parameters, met aanvulling en wijziging van meetfrequenties en een nieuwe tabel Ic met operationele monitoringsparameters zoals voorgeschreven door de richtlijn.

2. De herziene Drinkwaterrichtlijn

Voor een deel zijn de bepalingen van de herziene Drinkwaterrichtlijn een voortzetting van de bepalingen van richtlijn 98/83/EG. De bepalingen betreffen voor zover hier van belang de kwaliteitseisen, analysemethoden en meetfrequenties, maatregelen bij normoverschrijdingen, openbaarmaking en verslaglegging inzake kwaliteitsgegevens. De artikelen 9 en 13 en de bijlagen II en III van de herziene Drinkwaterrichtlijn bevatten de minimumeisen voor de risicobeoordeling en programma's voor monitoring van het voor menselijke consumptie bestemde water en de specificaties voor de methode voor analyse van de verschillende parameters. De nieuwe bepalingen van de richtlijn verplichten ertoe om monitoring van drinkwater risicogestuurd vorm te geven. conform het principe van Water Safety Planning zoals vastgelegd in de Guidelines van de World Health Organization (WHO)2. De wijzigingen zorgen ervoor dat onnodige analyses voorkomen worden en dat de monitoring gericht wordt op parameters die echt van belang zijn. Hierbij is toepassing gegeven aan de vrijstellingen en de uitzonderingsmogelijkheden van de richtlijn voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen, op de wijze zoals toegelicht in de nota van toelichting bij het eerdergenoemde wijzigingsbesluit.

3. Hoofdlijnen van de omzetting in de Drinkwaterregeling

De omzetting van uitvoeringsvoorschriften in de Drinkwaterregeling omvat de volgende elementen:

  • wijziging of schrappen van enkele begrippen in artikel 1 en de artikelen 10, 10a en 14 (het begrip ‘eigen winning’ vervalt want heeft geen functie meer; het begrip ‘monsterneming en analyse’ is vervangen door het begrip ‘monitoring’ van de richtlijn, zoals opgenomen in het Drinkwaterbesluit);

  • wijziging van de monitoringsbepalingen van de artikelen 10 en 10a en invoeging van een nieuw artikel 10b, met een meer specifiek onderscheid naar drinkwaterbedrijven en (grote) collectieve watervoorzieningen (artikel 10) en (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten (artikelen 10a en 10b) in verband met de introductie van risicobeoordeling en beheer en de uitzonderingen en vrijstellingen daarvan (zie artikel 32 van het Drinkwaterbesluit);

  • toevoeging van gegevens m.b.t. laboratoria in artikel 14, eerste lid (noodzakelijk voor een goede uitvoering en handhaving);

  • wijziging van bijlage 2 (het schrappen van een daar genoemd laboratorium);

  • wijziging van bijlage 3 (monitoring parameters en meetfrequenties), de tabellen Ia, Ib; een nieuwe tabel Ic, en wijziging van de tabellen II, IIIa, IIIb, IIIc, IIIe, IIIf en IIIh;

  • wijziging van bijlage 4, de tabellen I en II.

4. Effecten

Voor de gevolgen voor de regeldruk voor burgers en bedrijven wordt kortheidshalve verwezen naar hoofdstuk 7, paragrafen 7.1 en 7.2 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit en de daarin opgenomen onderzoeksresultaten en overzichten (zie ook voetnoot 3 bij paragraaf 5).

Bij de omzetting is uitgegaan van een strikte en lastenluwe omzetting, zo ook in het kader van deze wijzigingsregeling. Deze leidt niet tot extra of andere gevolgen voor de regeldruk dan de in de nota van toelichting genoemde gevolgen. Dit geldt ook voor de administratieve lasten en nalevingskosten. Ook voor de bestuurslasten (paragraaf 7.3 van de genoemde nota van toelichting), het milieu (paragraaf 7.4, idem) en de uitvoering en handhaving zijn er geen andere of verdergaande gevolgen dan de daar genoemde.

5. Voorbereiding

De regeling is voorbereid in samenwerking met hetVoorbereiding RIVM. Een gereed concept is ter beoordeling voorgelegd aan de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) en aan organisaties voor eigenaren van collectieve watervoorzieningen, zoals HISWA-RECRON. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is verzocht om een HUF-toets.

Vewin en Evides hebben (samengevat) de volgende punten ingebracht (met tussen haakjes de wijze van verwerking; op ingebrachte punten wordt alleen ingegaan voor zover daarop niet eerder in dit overzicht is ingegaan):

Vewin:

  • (Vitens) bezwaar tegen vermelding persoonsgegevens ingevolge artikel 14 (dit onderdeel is geschrapt);

  • (Vitens) vragen bij informatie aan het publiek en wijze van communicatie bij normoverschrijdingen (wijze van uitvoering richtlijnverplichtingen betrekken bij uitvoeringsprogramma richtlijn in overleg met de toezichthouder);

  • (WMD) vraag om specificatie begrip Intestinale enterococcen (deze wordt in de nieuwe richtlijn niet gegeven, deze bevat alleen een verwijzing naar ISO 7899-2 voor de detectie van Intestinale enterococcen. Waarbij in deze ISO-norm globaal aangegeven wordt welke enterococcen kunnen worden gedetecteerd met deze norm. Indien deze ISO norm niet wordt toegepast kan een gelijkwaardige norm of methode worden gebruikt, te bepalen in overleg met de ILT. In de tekst uit de genoemde ISO-norm wordt een specificatie gegeven van de term ‘intestinale enterococcen’: ‘intestinal enterococci’:

‘bacteria which are able to reduce 2,3,5-triphenyltetrazolium chloride to formazan and to hydrolyse aesculin at 44 °C on the media (6.3.1 and 6.3.2) specified in this part of ISO 7899’.

In Annex A worden Intestinale enterococcen als volgt omschreven:

‘Intestinal enterococci are Gram-positive, usually chain-forming, catalase-negative and coccoid- to egg-shaped-like bacteria which possess D antigen’.

Met het oog op de uitvoerbaarheid in de praktijk (de richtlijn geeft geen verdere duidelijkheid) kan de specificatie uit deze norm of een specificatie uit een gelijkwaardige norm worden gevolgd, in overleg met de ILT en rekening houdend met de risicobenadering van de richtlijn);

  • (WMD) in art. 10a.lid 3 a, bij opsomming tabellen bijlage 3 IIIa en b, is ook hier ‘of’ bedoeld? (ja, dit is gecorrigeerd);

  • (WML) verzoek om wijziging namen gemeenten in bijlage 1. Aanwijzing distributiegebieden i.v.m. gemeentelijke herindelingen (deze wijziging strekt uitsluitend tot implementatie van de herziene Drinkwaterwaterrichtlijn. Wijzigingen in bijlage 1 vallen buiten deze scope, deze spelen ook bij andere distributiegebieden en zullen in een afzonderlijk traject plaatsvinden);

  • (Brabant Water) voorstel om in art. 10a lid 1 ook te verwijzen naar het Richtsnoer risicogestuurd monitoren dat de drinkwaterbedrijven samen hebben opgesteld om een praktische invulling te geven aan het opstellen van de risicobeoordeling (in regelgeving mag niet worden verwezen naar richtsnoeren e.d. (geen soft law). Het gaat hier alleen om het meetprogramma. In de nota van toelichting op het wijzigingsbesluit (wijziging Drinkwaterbesluit) wordt uitvoerig ingegaan op de wijze van vormgeving van de risicobeoordeling en het gebruik van (al bestaande) richtsnoeren daarbij);

  • (Brabant Water) Bij de microbiologische parameter intestinale enterococcen (bijv. tab Ia en Ib) zou de definitie van intestinale enterococcen gegeven kunnen worden voor meer duidelijkheid. Bijvoorbeeld de definitie van WHO die de volgende enterococcen omvat: Enterococcus faecalis, E. faecium, E. durans and E. hirae (zie de reactie bij dezelfde vraag van WMD, hiervoor, de richtlijn geeft hierover niet meer duidelijkheid);

  • (Brabant Water) Bijlage 3 tabel Ic: Somatische colifagen.

Somatische colifagen (bacteriofagen) maken deel uit van de kwantitatieve risicoanalyse zoals beschreven in opmerking 1 bij tabel I van Bijlage A van het besluit. In het richtsnoer ‘Analyse microbiologische veiligheid drinkwater’ is een passage opgenomen over de meetfrequentie voor deze parameter. Het is vreemd dat somatische colifagen ook nog apart worden vermeld als een operationele monitoringsparameter. Kan hier in ieder geval een link gemaakt worden naar het richtsnoer AMVD? (De richtlijn verplicht tot operationele monitoring in het kader van het leveringsprogramma naast de monitoring in het kader van de risicobeoordeling. Het is ook volgens het RIVM vreemd om somatische colifagen als operationele monitoring op te voeren, maar dat is zoals dit nu specifiek genoemd wordt in de herziene Drinkwaterrichtlijn en idem voor troebelheidsgraad. Inderdaad kan dit gelinkt worden aan de AMVD. Hoe hiermee in de praktijk om te gaan is een punt van nader overleg tussen IenW, RIVM, ILT en de sector).

Evides:

  • wordt de invoeringstermijn van de richtlijn van 12 januari 2026 voor de kwaliteitseisen voor Bisfenol A, chloraat, chloriet, gehalogeneerde azijnzuren, microcystine-LR, som van PFAS en uraan gevolgd? (ja, deze wordt gevolgd, zie tabel II, bijlage A, van het Drinkwaterbesluit, als gewijzigd, opmerking 2);

  • aanpassing terminologie tabel 5a (signaleringswaarde i.p.v. norm) (dit wordt bij een volgende wijziging aangepast, volgt niet uit de richtlijn; het is thans voldoende duidelijk dat het signaleringsparameters betreft);

  • artikel 2c analoge papieren administratie, kan dit ook digitaal? (onduidelijk is wat wordt bedoeld, dit kan bij volgende wijziging worden gewijzigd indien nodig en een papieren administratie zou worden vereist, de richtlijn bevat hieromtrent geen regels);

  • bij Escherichia coli in tabel Ia is opmerking 3 weggevallen (dit is verduidelijkt);

  • in bijlage A van het Dwb tabel I moet ‘enterococcen’ worden gewijzigd in ‘Intestinale enterococcen (dit wordt verwerkt bij nader rapport);

  • ingevolge artikel 14 mogen geen persoonsgegevens worden bijgehouden (dit vereiste vervalt);

  • het is onwenselijk als voor elke meethandeling elk gegeven moet worden gerapporteerd (dat hoeft niet afzonderlijk maar kan gegroepeerd; dit is in de toelichting verduidelijkt);

  • tabel 1a, tekst over troebelingsgraad in opmerking 7 hoort daar niet; troebelingsgraad is uit deze tabel gehaald, is nu opgenomen in de tabellen Ic en II (dit is gecorrigeerd);

  • uraan is nog niet als te monitoren parameter opgenomen in tabel Ib (dit is gecorrigeerd; deze norm gaat 12 januari 2026 in);

  • idem voor Bisfenol A, chloraat, chloriet, gehalogeneerde azijnzuren, microcystine-LR, som van PFAS en uraan (dit is gecorrigeerd; deze worden 12 januari 2026 van kracht);

  • onduidelijkheden bij verwijzingen in tabel Ib bij bromaat (dit is hersteld);

  • bij tabel II, Zoals de kolom ‘Bewaking’ nu in de tabel opgenomen is wordt de tekst verkeerd geïnterpreteerd, hierdoor worden de frequenties onjuist berekend in de REWAB software. In de EU-richtlijn is het duidelijker hoe de tekst geïnterpreteerd moet worden, dus graag aanpassen – zie EU DWR – Tabel 1. Minimumfrequentie voor monsterneming en analyse voor nalevingsmonitoring

(de teksten van de herziene richtlijn zijn gevolgd, deze zijn ongewijzigd ten opzichte van de oude richtlijn, zoals tussentijds herzien, onduidelijk is welk verschil wordt bedoeld);

  • vraag in hoeverre de drinkwaterbedrijven in het voorgenomen meetprogramma van 2023 al rekening houden met de wijzigingen? Het voorgenomen meetprogramma wordt vóór publicatie van de nieuwe drinkwaterregeling ingediend. De wijzigingen gaan 12 januari 2023 in terwijl de bedrijven een meetprogramma indienen voor 2023 (1 januari–31 december)

(de meetprogramma’s dienen vanaf 12 januari 2023 te voldoen aan de nieuwe regelgeving die dan ingaat, met de genoemde overgangstermijnen; in overleg met de toezichthouder kunnen nadere afspraken worden gemaakt).

HISWA-RECRON heeft eveneens inbreng geleverd op de ontwerpregeling. Dit omvat (samengevat, met reactie tussen haakjes):

  • voor kleine winningen is geen gebruik gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheden van de verplichtingen tot risicobeoordeling en risicobeheer van de richtlijn? (dat is niet juist, van de vrijstellingsmogelijkheden wordt volledig gebruik gemaakt);

  • zijn (zeer) kleine winningen niet vrijgesteld van verplichtingen tot een meetprogramma? Idem collectieve leidingnetten? (alleen een zeer kleine collectieve watervoorziening die niet levert in het kader van een openbare of commerciële activiteit is geheel vrijgesteld van hoofdstuk III van de Drinkwaterwet waaronder de monitoringsplichten, onder de voorwaarde dat bezoekers duidelijk worden geïnformeerd over de kwaliteit van het water. De overige (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen moeten beschikken over een meetprogramma, dat was voorheen al het geval. Dit is verduidelijkt in de toelichting. Die verplichting geldt (ook nu al) ook voor collectieve leidingnetten waarmee gemiddeld 100 m3of meer drinkwater per dag wordt gedistribueerd. Dit betreft bijvoorbeeld de luchthaven Schiphol maar naar verwachting vallen de meeste recreatiebedrijven daar niet onder. Zoals opgemerkt gold deze verplichting al om de drinkwaterkwaliteit en gezondheid van bezoekers te borgen;

  • per wanneer gelden de verplichtingen tot risicobeoordeling en -beheer (deze gelden vanaf uiterlijk 12 januari 2029);

  • voor wie is artikel 10b bedoeld? (voor (zeer) kleine winningen of collectieve leidingnetten die vrijwillig een risicobeoordeling uitvoeren; het biedt een faciliteit, geen verplichting);

  • er moeten meer parameters worden onderzocht, hoeveel kost dat (dit is een gevolg van de richtlijn en nodig ter bescherming van de volksgezondheid; op de kosten is ingegaan in par. 7.2 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit (wijziging Drinkwaterbesluit e.a.), bij effecten.

    Uit: par. 7.2 nota van toelichting van het wijzigingsbesluit:

    Monitoring

    De kosten van additionele monitoring van nieuwe parameters volgen ook rechtstreeks uit de richtlijn. Vanwege de risicogebaseerde benadering zullen de nieuwe parameters niet overal gemeten hoeven te worden. De toevoeging van extra stoffen aan de risicogestuurde monitoring kan een toename veroorzaken van de regeldruk voor drinkwaterbedrijven en eigenaren van collectieve watervoorzieningen. Voor drinkwaterbedrijven, die veel kennis voorhanden hebben, wordt een lichte toename van de administratieve lasten voorzien; zij kunnen gebruik maken van bestaande onderbouwingen in de risicobeoordeling, eventueel aangevuld met metingen. Voor eigenaren van collectieve watervoorzieningen, die nog niet risicogestuurd monitoren, zullen de lasten toenemen met € 800 per meting van alle nieuwe parameters. Door maatwerk voor kleinere winningen mogelijk te maken, kan het aantal metingen zo beperkt mogelijk blijven en kan de toename van deze kosten worden gereduceerd. Tabel: monitoring (schatting).

    Instelling

    Aantallen vallend onder de wijziging

    Monitoring toename

    Structurele kosten

    Drinkwaterbedrijven

    10

       

    Collectieve watervoorzieningen

    10–20

    800

    8 – 16 k€

    (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen

    460–470

    100

    46 – 47 k€

    Totale kosten

       

    54 – 63 k€

In de toelichting, Deel III, onderdeel A, is ter verduidelijking een overzicht met schema opgenomen van de wijzigingen in de regelgeving voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten.

Voorts is ter verduidelijking in Deel III, onderdeel B, van de toelichting een uitleg opgenomen dat de verplichtingen van de richtlijn met betrekking tot de risicobeoordeling en het risicobeheer voor de onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten niet van toepassing zijn voor drinkwaterbedrijven of collectieve watervoorzieningen.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets (HUF) uitgevoerd. De ILT oordeelt dat met de voorgestelde wijzigingen de regeling voldoende handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is. De HUF-toets heeft (samengevat) de volgende punten opgeleverd (met tussen haakjes de wijze van verwerking):

  • definities (zeer) kleine collectieve watervoorziening, deze geven geen uitsluitsel over jaar- of seizoensgemiddelden (zie de toelichting bij artikel 10a, uitgegaan kan worden van het gemiddelde over de feitelijke gebruiksperiode (kalenderjaar of seizoen, indien dat korter is) omdat dat het best past bij de doelstelling van de richtlijn en het beoogde beschermings- en kwaliteitsniveau);

  • de regelingen voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen zijn niet duidelijk (in Deel 3, onderdeel A van de toelichting is een beschrijving opgenomen met schema);

  • in artikel 10, als gewijzigd, is de basisverplichting m.b.t. een meetprogramma voor drinkwaterbedrijven en (wijze van) aanleveren aan de inspecteur weggevallen (dit is hersteld, de artikelen 10 en 10a zijn gewijzigd);

  • het begrip ‘eigen winningen’ handhaven (hiervan wordt afgezien want overbodig en verwarrend naast de nieuwe begrippen van de richtlijn voor (zeer) kleine (collectieve) watervoorziening);

  • het goedkeuringsvereiste van het meetprogramma is vervallen (dit is hersteld)

Van internetconsultatie is afgezien omdat het gaat om uitvoeringsregelgeving ter implementatie van de herziene Drinkwaterrichtlijn waarbij consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het ontwerp. Een ontwerp van het wijzigingsbesluit is voor internetconsultatie gepubliceerd; in de nota van toelichting bij dat ontwerp is uitvoerig ingegaan op de wijze van omzetting van de richtlijn met een beschrijving van de (beperkte) verdere uitwerking in de Drinkwaterregeling (zie de paragrafen 4.2, 5.1, 7.5 en 8.2 van de nota van toelichting).

Het betreft verder wijzigingsregelgeving die geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.

6. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit in werking treedt, naar verwachting op 12 januari 2023. Hierbij wordt evenals bij het wijzigingsbesluit afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn van Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, op de in het vijfde lid, onderdeel d, van die aanwijzing genoemde grond (implementatie van bindende EU-rechtshandelingen, verdragen of andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties). Zie ook de artikelsgewijze toelichting op artikel III.

Deel II – Artikelsgewijze toelichting en toelichting op de bijlagen

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1)

De term ‘eigen winning’ en de bijbehorende definitie is vervallen. In de praktijk wordt dit begrip als verzamelnaam gebruikt voor collectieve watervoorzieningen. Dit begrip heeft juridisch geen toegevoegde waarde meer naast de in de Drinkwaterwet opgenomen (nieuwe) begripsomschrijvingen voor ‘collectieve watervoorziening’, ‘kleine collectieve watervoorziening’ en ‘zeer kleine collectieve watervoorziening’. De terminologie is daarmee vereenvoudigd waarbij beter wordt aangesloten bij de Drinkwaterwet en de richtlijn.

Artikel I, onderdeel B (wijziging artikel 9)

De termen ‘monstername en analyse’ en ‘het nemen en analyseren van monsters’ zijn vervangen door het begrip ‘monitoring’ van de herziene Drinkwaterrichtlijn, zoals opgenomen in artikel 1 van het Drinkwaterbesluit. Deze begripsbepaling geldt daarmee ook voor de Drinkwaterregeling. De zinsnede ‘ter uitvoering van het besluit’ is vervallen, omdat deze overbodig was.

Artikel I, onderdelen C en D (wijziging artikelen 10 en 10a; nieuw artikel 10b)

Artikel 10

Artikel 10, als gewijzigd, betreft de risicobeoordeling met meetprogramma en meetfrequentie voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen waarvoor risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem worden vereist. Artikel 10 bevatte voorheen regels met betrekking tot het meetprogramma en de meetfrequentie voor de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet. Artikel 10 is gewijzigd, in samenhang met artikel 10a en een nieuw artikel 10b. Artikel 10 geldt voortaan alleen nog voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen (niet zijnde kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen). Artikel 10 bevat elementen van zowel het oude artikel 10 (meetprogramma en meetfrequentie) als het oude artikel 10a (meetprogramma en meetfrequentie gebaseerd op een risicobeoordeling).

Artikel 10 heeft geen betrekking meer op kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen of collectieve leidingnetten, daarvoor bevat artikel 10a een specifieke regeling.

Artikel 10 bevat met de leden 1–5 een voortzetting van de bestaande regeling van de monitorings- en meetverplichtingen voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen, waarbij wordt uitgegaan van de systematiek van risicobeoordeling, risicobeheer en daarop gebaseerde (operationele) monitoring van de Drinkwaterrichtlijn.

Ingevolge de wijziging wordt met de meetverplichtingen en het meetprogramma aangesloten bij de risicobeoordeling door drinkwaterbedrijven en (grote) collectieve watervoorzieningen, overeenkomstig de richtlijn. In het eerste lid is met de verwijzing naar het zesde tot en met negende lid de relatie gelegd tussen de risicobeoordeling en het meetprogramma. Als er een verplichting is tot uitvoering van risicobeoordeling, moeten de parameters waarop het water wordt onderzocht en de frequentie waarmee dat gebeurt, daarop gebaseerd zijn. Het criterium ‘dat in gebruik is’ is geschrapt, zo ook bij artikel 10a. De richtlijn bevat dit beperkende criterium niet waardoor dat niet kan worden overgenomen. Ook ligt het ‘in gebruik zijn’ al besloten in de wettelijke definities, ‘waarmee drinkwater wordt geleverd’ enz. Ook bij andere verplichtingen is dit niet als bijkomend criterium opgenomen. Inhoudelijk is geen wijziging beoogd.

Het eerste tot en met vijfde lid vormen een voortzetting (specifiek voor drinkwaterbedrijven en grote collectieve watervoorzieningen) van het eerste tot en met zesde lid van het voormalige artikel 10. Het zesde lid vormt een omzetting van artikel 9, derde lid, onder c, van de richtlijn (leveringsspecifiek programma voor operationele monitoring op basis van de resultaten van de risicobeoordeling) in samenhang met artikel 13 (monitoring) van de richtlijn.

Het zevende tot en met negende lid vormen een voortzetting (specifiek voor de drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen, niet zijnde kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen) van het voormalige artikel 10a, de leden 4 tot en met 6.

In het negende lid is bepaald dat de bemonsteringsfrequenties voor Intestinale enterococcen en Escherichia Coli niet verlaagd kunnen worden. Dit hangt samen met het bepaalde in de Drinkwaterrichtlijn (zie Bijlage II, Deel B, 1. Lijst van parameters, Groep A, laatste alinea):

‘Escherichia coli (E. coli) en intestinale enterokokken worden als ‘kernparameters’ beschouwd en de monitoringfrequentie ervan wordt niet als gevolg van een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem overeenkomstig artikel 9 en deel C van deze bijlage verlaagd. Zij worden altijd ten minste volgens de in tabel 1 van punt 2 vermelde frequenties gecontroleerd.’

Artikelen 10a en 10b

De artikelen 10a en 10b, als gewijzigd, betreffen:

  • het meetprogramma en de meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en voor collectieve leidingnetten (artikel 10a);

  • de risicobeoordeling met beperkt meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten die onverplicht een risicobeoordeling uitvoeren (artikel 10b).

Voor een goed begrip is in Deel III, onderdeel A, van deze toelichting een overzicht van de verplichtingen van de herziene Drinkwaterrichtlijn en de daaruit volgende wijzigingen in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit voor (zeer) (kleine) collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten opgenomen.

De omzettingsregelgeving omvat (samengevat):

  • nieuwe definities voor zeer kleine en kleine collectieve watervoorzieningen (in artikel 1 van de Drinkwaterwet);

  • specifieke (aangepaste) vrijstellingen met delegatiegrondslagen voor regeling van de vrijstelling in lagere regelgeving van de verplichtingen van hoofdstuk III van de Drinkwaterwet dan wel van de verplichtingen tot risicobeoordeling en risicobeheer of meetverplichtingen voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen of (kleine) collectieve leidingnetten (in artikel 25 van de Drinkwaterwet);

  • op basis hiervan verdere geregelde vrijstellingen als hier bedoeld (in artikel 32 het Drinkwaterbesluit).

Kortheidshalve wordt naar Deel III, onderdeel A, verwezen.

Hierna wordt ingegaan op het gewijzigde artikel 10a en het nieuwe artikel 10b.

Artikel 10a

Artikel 10a, als gewijzigd, bevat een specifieke regeling van de meetverplichtingen voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten, in aansluiting op de richtlijn. Er is daarbij naar gestreefd zo weinig mogelijk te veranderen ten opzichte van de eerder voor deze watervoorzieningen en leidingnetten geldende meetverplichtingen van het voormalige artikel 10.

Onder (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen wordt ingevolge de definitie in artikel 1 van de Drinkwaterwet, als gewijzigd, verstaan:

kleine collectieve watervoorziening:

collectieve watervoorziening die per dag gemiddeld tussen 10 m3 en 100 m3 levert of die tussen 50 en 500 personen per dag bedient;

zeer kleine collectieve watervoorziening:

collectieve watervoorziening die gemiddeld minder dan 10 m3 per dag levert of minder dan 50 personen per dag bedient.3

In het eerste lid van artikel 10a, als gewijzigd, wordt bepaald wanneer een kleine of zeer kleine collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet moet beschikken over een meetprogramma. Het betreft:

  • elke kleine collectieve watervoorziening,

  • elke zeer kleine collectieve watervoorziening, tenzij deze valt onder de algemene vrijstelling van artikel 32, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit (zoals de paalkampeerterreinen4 of vergelijkbare kampeerterreinen en andere situaties waarin er geen drinkwater wordt geleverd in het kader van een commerciële of openbare activiteit),

  • elk collectief leidingnet als daarmee gemiddeld per dag 100 m3 of meer drinkwater wordt gedistribueerd (zie Bijlage 3, tabel IIIf).

De eerdere vrijstellingen van de verplichtingen tot het beschikken over een meetprogramma van artikel 10, tweede lid, zijn opgenomen in het nieuwe zevende lid van artikel 10a. Het betreft vrijstellingen van het bepaalde in het eerste tot en met zesde lid voor:

de eigenaar van een collectief leidingnet of van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, uitsluitend voor zover daarmee, berekend over een kalenderjaar, per dag gemiddeld minder dan 100 m3 drinkwater, onderscheidenlijk minder dan 10 m3 warm tapwater, wordt gedistribueerd. Het eerste lid is evenmin van toepassing op de eigenaar van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, niet zijnde een wijkwarmtapwatervoorziening.

De frequentie van het benodigde ter goedkeuring voorleggen aan de inspecteur is verlaagd van eens in de vijf jaar naar eens in de zes jaar, conform de richtlijn.

Voor collectieve leidingnetten geldt krachtens artikel 28 van de Drinkwaterwet en artikel 33 van het Drinkwaterbesluit de verplichting om metingen uit te voeren. Dit betreft bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van leidingnetten. Ingevolge artikel 33 van het Drinkwaterbesluit is o.a. artikel 14 van dat besluit van overeenkomstige toepassing. Dat artikel betreft de monitoring. De voorheen geldende bepalingen van Drinkwaterbesluit en Drinkwaterregeling verplichtten m.n. grotere collectieve leidingnetten al tot het opstellen en uitvoeren van een meetprogramma. De kleinere collectieve leidingnetten (waarmee gemiddeld minder dan 100 m3 drinkwater per dag wordt gedistribueerd) waren hiervan reeds vrijgesteld (voormalig tweede lid van artikel 10; nieuw zevende lid van artikel 10a). Dit blijft ongewijzigd, de geldende vrijstellingen worden derhalve ongewijzigd voortgezet.

Het voormalige artikel 10a bevatte een mogelijkheid tot een risicobeoordeling voor een drinkwaterbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, met aangepast meetprogramma. Dat artikel had mede betrekking op collectieve leidingnetten. De algemene risicobeoordeling voor collectieve leidingnetten (en het op basis daarvan nemen van maatregelen door de verantwoordelijke minister) is in het kader van de implementatie van de Drinkwaterrichtlijn voortaan geregeld in artikel 3.15b van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Een individuele risicobeoordeling en risicobeheer wordt alleen vereist voor collectieve leidingnetten waar sprake is van een verhoogd risico, met name voor Legionella of lood. Dit is voor Legionella geregeld in hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en voor lood in collectieve leidingnetten (binnen gebouwen) in het Besluit kwaliteit leefomgeving met maatregelen op basis van het Besluit bouwen leefomgeving.

Artikel 10b

Het nieuwe artikel 10b bevat een mogelijkheid voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen of collectieve leidingnetten om ook zonder wettelijke verplichting een risicobeoordeling en risicobeheer uit te kunnen voeren zodat een daarop toegesneden (beperkt) monitoringprogramma mogelijk wordt.

De resultaten van de risicobeoordeling worden met het oog daarop voorgelegd aan de toezichthouder. Deze documenten moeten dan wel aan dezelfde eisen voldoen als bij een verplichte risicobeoordeling. De toezichthouder kan vervolgens op basis daarvan besluiten dat bepaalde parameters minder of niet meer hoeven te worden gemonitord. Ook hier geldt dat voor Escherichia coli en Intestinale enterococcen de gestelde minimum meetfrequentie altijd moet worden gerespecteerd.

Artikel 1, onderdeel E (wijziging artikel 13)

Dit betreft een technische wijziging in verband met het nieuwe artikel 10b.

Artikel I, onderdeel F (wijziging artikel 14)

Aan de lijst met te verstrekken gegevens, opgenomen in het eerste lid, is onderdeel g toegevoegd: de namen van de laboratoria die de analyses hebben uitgevoerd en de namen van de bedrijven die onder verantwoordelijkheid van die laboratoria monsters hebben genomen. Dit is voor de uitvoering en handhaving noodzakelijke informatie, want daarmee kan de toezichthouder controleren of wordt voldaan aan de eisen die in de regelgeving gesteld zijn aan de laboratoria en de monsterneming. Daarmee is validatie van de verstrekte meetgegevens mogelijk.

In het derde lid is een nadere regeling voor de wijze van aanlevering van de gegevens opgenomen. Waar mogelijk kunnen de gegevens gegroepeerd worden aangeleverd, dat hoeft niet per monsterpunt voor elke meting afzonderlijk.

Artikel II (wijziging bijlagen)

Artikel II, onderdeel A (wijziging bijlage 2)

Dit betreft een technische actualisatie.

Artikel II, onderdeel B (wijziging bijlage 3)
Algemeen

Bij meerdere wijzigingen in een tabel van bijlage 3 is deze omwille van de overzichtelijkheid opnieuw vastgesteld. In deze gevallen zijn de voetnoten bij de tabellen om redactionele redenen vervangen door opmerkingen en hernummerd waar nodig.

Onderdeel 1 (wijziging opschrift)

Bij de verwijzing naar de artikelen waar deze bijlage bij hoort in het opschrift is het nieuwe artikel 10b ingevoegd.

Onderdeel 2 (wijziging tabellen Ia en Ib)

Tabel Ia – Bewakingsparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep A, van de Drinkwaterrichtlijn.

Achter ‘I. Microbiologische parameters’ is de parameter Intestinale enterococcen toegevoegd. Deze parameter stond als ‘Enterococcen’ in tabel Ib (Auditparameters) van de Drinkwaterregeling zoals die voorheen luidde, maar op grond van de herziene Drinkwaterrichtlijn dient een bewakingsfrequentie te worden gehanteerd (zie Bijlage I, deel A, van de Drinkwaterrichtlijn). Daarom is deze parameter naar Tabel Ia verplaatst. In verband hiermee is deze parameter uit tabel Ib geschrapt (zie hierna) omdat conform de richtlijn een parameter ofwel een bewakingsparameter is of een auditparameter (niet beide).

Tabel Ib – Auditparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig Bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep B, van de Drinkwaterrichtlijn).

Ter implementatie van de herziene Drinkwaterrichtlijn zijn Bisfenol A, Chloraat, Chloriet, Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s), Microcystine-LR, PFAS (som) en Uraan toegevoegd als auditparameters. Deze kwaliteitseisen (met de meetverplichting) worden van kracht per 12 januari 2026. Voor de reeds geldende kwaliteitseis voor de parameter Benzo(a)pyreen zijn meetverplichtingen toegevoegd.

Onderdeel 3 (nieuwe tabel Ic)

Tabel Ic – Operationele monitoringsparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf

Deze tabel is nieuw, en betreft de zogeheten operationele monitoringsparameters. De tabel is toegevoegd ter implementatie van Bijlage II, deel A, onder punt 3, van de herziene Drinkwaterrichtlijn.

Met name gaat het om de parameters Troebelingsgraad en Somatische colifagen. Afhankelijk van de grootte van de drinkwatervoorziening moet de troebelingsgraad wekelijks tot ononderbroken gemeten worden.

Somatische colifagen moeten alleen gemeten worden als uit de risicobeoordeling blijkt dat dit passend is. Zo ja, dan moet de meetfrequentie van meting op basis van die risicobeoordeling bepaald worden.

Onderdeel 4 (wijziging tabel II)

Tabel II – Meetfrequenties behorend bij bewaking, audit en operationele monitoring, in verband met de uitvoering van metingen door een drinkwaterbedrijf

In deze tabel met meetfrequenties is het aantal monsternemingen voor auditparameters in overeenstemming gebracht met de herziene Drinkwaterrichtlijn. Daarnaast is de zogeheten ‘operationele monitoring’ toegevoegd. Verder zijn enkele redactionele verduidelijkingen aangebracht.

Onderdeel 5 (wijziging tabel IIIa)

Tabel IIIa – Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening waarbij grondwater wordt gebruikt als grondstof

De parameter Enteroccen is vervangen door Intestinale enterococcen. Deze parameter moet twee keer per jaar gemeten worden (dit was voorheen: één keer) en de meting moet aan een tappunt plaatsvinden, in plaats van bij het onttrekkingspunt.

Ter implementatie van de herziene Drinkwaterrichtlijn zijn Bisfenol A, PFAS (som) en Uraan toegevoegd als auditparameters. Deze kwaliteitseisen (met de meetverplichting) worden van kracht per 12 januari 2026. Voor de reeds geldende kwaliteitseis voor de parameter Benzo(a)pyreen zijn meetverplichtingen toegevoegd.

Conform opmerking 7 hoeven deze parameters in principe slechts eenmalig gemeten te worden.

Onderdeel 6 (wijziging tabel IIIb)

Tabel IIIb – Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening met een levering van maximaal 1.000 m3 per dag, waarbij oppervlaktewater wordt gebruikt als grondstof

De parameter Enteroccen is vervangen door Intestinale enterococcen. Deze parameter moet twee keer per jaar gemeten worden (dit was voorheen: één keer). Ongewijzigd is dat de metingen zowel aan de grondstof als aan het tappunt moeten plaatsvinden.

Ter implementatie van de herziene Drinkwaterrichtlijn zijn Bisfenol A, Chloraat, Chloriet, Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s), Microcystine-LR, PFAS (som) en Uraan toegevoegd als auditparameters. Deze kwaliteitseisen (met de meetverplichting) worden van kracht per 12 januari 2026. Voor de reeds geldende kwaliteitseis voor de parameter Benzo(a)pyreen zijn meetverplichtingen toegevoegd.

Conform opmerking 7 hoeven deze parameters in principe slechts eenmalig gemeten te worden. Voor Microcystine-LR geldt opmerking 7 niet maar opmerking 10: ‘Deze parameter moet alleen worden gemeten in geval van potentiële bloei in het oppervlaktewater (stijgende dichtheid van cyanobacteriële cellen of bloeipotentieel).’

Bij chloraat en chloriet (indien een chloorhoudend desinfectiemiddel wordt gebruikt) is het wenselijk toch in ieder geval 1x per jaar te controleren of aan de norm wordt voldaan. De concentraties moeten zo laag mogelijk zijn, dus het is wenselijk om te weten wat er eventueel werkelijk gevormd is, ongeacht de norm.

Onderdeel 7 (wijziging tabellen IIIc, IIIe, IIIf, IIIh).

Tabellen:

IIIc – Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld een drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een ontharding ondergaat;

IIIe – Meetprogramma voor situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een andere behandeling ondergaat;

IIIf – Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (bijvoorbeeld van drinkwaterbedrijf) en met het collectieve leidingnet gemiddeld meer dan 100 m3 drinkwater per dag wordt gedistribueerd (zonder behandeling);

IIIh – Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet op een mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet.

De parameter Enteroccen is in deze tabellen vervangen door Intestinale enterococcen. Ongewijzigd zijn de frequentie van monstername en de monsterplaatsen.

Artikel I, onderdeel C (wijziging bijlage 4)

Bijlage 4. Behorend bij artikel 13 van de Drinkwaterregeling, Analysemethoden
Onderdelen 1 en 3 (wijziging opschriften)

De indeling van bijlage 4 is verduidelijkt conform de indeling van bijlage III, deel A en B, van de richtlijn. In verband daarmee zijn de opschriften gewijzigd.

Onderdeel 2 (wijziging tabel I)

Tabel I – Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd

Aan deze tabel is toegevoegd een analysemethode voor Somatische colifagen. Daarnaast is ook hier de parameter Enteroccen vervangen door Intestinale enterococcen. Hierbij is verwezen naar een nieuwe voetnoot 4. Deze houdt in dat indien ISO 7899-2 voor de detectie van intestinale enterococcen niet wordt toegepast, een gelijkwaardige norm of methode kan worden gebruikt, te bepalen in overleg met de inspecteur. Hiermee is tegemoetgekomen aan een verzoek van Vewin omdat in de praktijk niet steeds de genoemde ISO-norm wordt toegepast.

Onderdeel 4 (wijziging tabel II)

Tabel II – Minimumprestatiekenmerk ‘meetonzekerheid’

Voor de nieuwe parameters Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s), microcystine-LR en Pfas zijn minimumprestatiekenmerken voor de meetonzekerheid vastgelegd. Voor polycyclische aromatische waterstoffen (PAK’s) is de waarde gewijzigd van 50 naar 40, en voor Tetrachlooretheen is de waarde gewijzigd van 30 naar 40.

Transponeringstabel

In onderstaande tabel wordt alleen ingegaan op de bij deze regeling gewijzigde artikelen en bijlagen van de Drinkwaterregeling. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de transponeringstabel bij het Besluit van 8 november 2022 tot wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Waterbesluit en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (omzetting EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 – herschikking).

Bepaling EU-regeling

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

Algemeen

Art. 1. Definities

Definities worden opgenomen indien direct volgend uit de richtlijn of indien nodig voor de leesbaarheid en inzichtelijkheid van de regelgeving en daarmee voor een goede omzetting

Het betreft een tweetal technisch-redactionele wijzigingen zonder beleidsgevolg, zie verder de toelichting bij art. 1

Artt. 9 lid 4, 13, bijlage II, delen A en B

Art. 9. Eisen aan degene die de monitoring verricht

   

Artt. 3 lid 6, 9 lid 6, 13, bijlage II, delen A en B

Art. 10a. Meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en voor collectieve leidingnetten

   

Artt. 9 lid 4, 13, bijlage II, delen A, B en C

Art. 10. Risicobeoordeling met meetprogramma en meetfrequentie voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen waarvoor risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem wordt vereist

   

Artt. 3 lid 6, 9 lid 6, 13, bijlage II, delen A, B en C

Art. 10b. Risicobeoordeling met beperkt meetprogramma en meetfrequentie voor collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten die onverplicht een risicobeoordeling uitvoeren

   

Bijlage II. Monitoring

     

Bijlage II, deel A. Algemene doelstellingen en monitoringprogramma’s inzake voor menselijke consumptie bestemd water

Artt. 9, 10, 10a, 10b, 11, 13, 14; bijlage 3

   

Onderdeel 1, b.

Art. 14

   

Bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep A;

Bijlage II, deel C.

Bijlage 3, tabel Ia. Bewakingsparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep A, van de Drinkwaterrichtlijn

   

Bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep B.

Bijlage II deel C.

Bijlage 3, tabel Ib. Auditparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig Bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep B, van de Drinkwaterrichtlijn

   

Bijlage II, deel A, onderdeel 3; bijlage II, deel C.

Bijlage 3, tabel Ic. Operationele monitoringsparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf

   

Bijlage II, deel B, tabel 1; bijlage II, deel C.

Bijlage 3, tabel II. Meetfrequenties behorend bij bewaking, audit en operationele monitoring, in verband met de uitvoering van metingen door een drinkwaterbedrijf

   

Bijlage II

Tabel IIIa. Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening waarbij grondwater wordt gebruikt als grondstof

 

Zie bij monitoring drinkwaterbedrijf

Bijlage II

Tabel IIIb. Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening met een levering van maximaal 1.000 m3 per dag, waarbij oppervlaktewater wordt gebruikt als grondstof

 

Zie bij monitoring drinkwaterbedrijf

Bijlage III. Analysemethoden

Art. 13, Bijlage 4 (Analysemethoden)

   

Bijlage III, deel A

Bijlage 4, onderdeel I, tabel I (microbiologische parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd)

   

Bijlage III, deel B

Bijlage 4, II (chemische en indicatorparameters waarvoor prestatiekenmerken gespecificeerd zijn, tabel II ‘minimumprestatie-kenmerk ‘meetonzekerheid’)

   

Artikel III

Eerste lid. De regeling treedt in werking op de datum waarop het Besluit van 8 november 2022 tot wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Waterbesluit en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (omzetting EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 – herschikking) in werking treedt, naar verwachting op 12 januari 2023. Deze wijziging van de Drinkwaterregeling is daar direct mee verbonden.

Tweede lid. Indien de publicatie van de regeling niet op uiterlijk 11 januari 2023 maar op of na 12 januari 2023 zou plaatsvinden en het besluit wél met ingang van 12 januari van kracht is geworden voorziet het tweede lid in een inwerkingtreding met ingang van der dag na de publicatie, met terugwerkende kracht tot en met de datum van inwerkingtreding van het besluit. Aan de voorwaarden van Aanwijzing voor de regelgeving 5.62 wordt voldaan. De bijzondere reden is tijdige implementatie. Er is geen sprake van een belastende regeling als bedoeld of (verzwaarde) strafbaarheid. Kortheidshalve wordt verder verwezen naar het algemeen deel, paragraaf ‘inwerkingtreding’, van deze toelichting.

Deel III – onderdeel A. Overzicht van bepalingen van de Drinkwaterrichtlijn en de omzetting in de Drinkwaterwet en lagere regelgeving voor (zeer) (kleine) collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten

Voor (zeer) (kleine) collectieve watervoorzieningen zijn in de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling in samenhang gewijzigde bepalingen opgenomen in verband met de nieuwe richtlijn die strekken tot vrijstelling van de verplichtingen tot risicobeoordeling en risicobeheer, met voortzetting van de bestaande beschermingsniveaus en flexibiliteitsbepalingen. Voor een goed begrip volgt hierna een volledig overzicht.

Bepalingen Drinkwaterrichtlijn voor (zeer) kleine waterleveranciers

De herziene Drinkwaterrichtlijn leidt tot extra eisen en verplichtingen (o.a. risicobeoordeling en risicobeheer, artikel 9) voor waterleveranciers, met geclausuleerde vrijstellingen en uitzonderingsmogelijkheid voor (zeer) kleine waterleveranciers:

  • op grond van artikel 3, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de richtlijn mag van toepassing van de richtlijn worden uitgezonderd ‘voor menselijke consumptie bestemd water dat afkomstig is van een afzonderlijke voorziening die gemiddeld minder dan 10 m3 per dag levert of waarvan minder dan 50 personen gebruikmaken, tenzij het water wordt geleverd in het kader van een commerciële of openbare activiteit’;

  • op grond van artikel 3, zesde lid, van de richtlijn zijn op ‘waterleveranciers die, in het kader van een commerciële of openbare activiteit, gemiddeld minder dan 10 m3 per dag leveren of minder dan 50 personen bedienen, [zijn] enkel de artikelen 1 tot en met 6 en de artikelen 13, 14 en 15 van deze richtlijn en de relevante bijlagen erbij van toepassing’;

  • op grond van artikel 9, zesde lid, van de richtlijn kunnen ‘De lidstaten [kunnen] waterleveranciers die per dag gemiddeld tussen 10 m3 en 100 m3 leveren of die tussen 50 en 500 mensen bedienen, uitzonderen van de verplichting tot het uitvoeren van risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem, indien de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat [bij] een dergelijke uitzondering de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water niet in het gedrang zou worden gebracht. Bij een dergelijke uitzondering voeren de waterleveranciers waarvoor de uitzondering geldt in overeenstemming met artikel 13 regelmatig monitoring uit’.

Waterleverancier is in artikel 3, onderdeel 3 van de richtlijn gedefinieerd als ‘waterleverancier: een entiteit die voor menselijke consumptie bestemd water levert’. Hieronder vallen drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen.

Collectieve leidingnetten vallen onder de definitie en het regime voor huishoudelijke leidingnetten (gedefinieerd in artikel 3, onderdeel 2, als: ‘huishoudelijk leidingnet’: de leidingen, fittingen en toestellen die geïnstalleerd worden tussen de kranen die normaliter, zowel in openbare als in particuliere gebouwen en terreinen, worden gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water en het distributienet, maar slechts indien die volgens de desbetreffende nationale wetgeving niet onder de verantwoordelijkheid van de waterleverancier in zijn hoedanigheid van waterleverancier vallen’.

Uit artikel 10 van de richtlijn volgt dat voor huishoudelijke leidingnetten met een verhoogd risico met name monitoring op Legionella en lood verplicht is.

Deze vrijstellingen en uitzonderingsmogelijkheden voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen zijn verwerkt in de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling. Dat geldt ook voor voortzetting van het (beperkte) regime voor kleine collectieve leidingnetten. De bestaande vrijstellingen zijn daarbij ongewijzigd voortgezet, binnen de ruimte die de richtlijn laat.

Omzetting in de Drinkwaterwet

Met het oog op de genoemde bepalingen van de richtlijn worden definities voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet (via artikel II, onderdeel A, van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel Verzamelwet IenW 20215):

kleine collectieve watervoorziening:

collectieve watervoorziening die per dag gemiddeld tussen 10 m3 en 100 m3 levert of die tussen 50 en 500 personen per dag bedient;

zeer kleine collectieve watervoorziening:

collectieve watervoorziening die gemiddeld minder dan 10 m3 per dag levert of minder dan 50 personen per dag bedient.

In samenhang hiermee zijn worden de vrijstellings- en uitzonderingsmogelijkheden van artikel 25, tweede en derde lid, van de Drinkwaterwet gewijzigd door de genoemde verzamelwet. Daarbij worden bestaande vrijstellingen en kwaliteits- en beschermingsniveaus gehandhaafd zonder toename van de regeldruk en administratieve lasten voor deze voorzieningen (dit betreft m.n. kleine kampeerterreinen en sommige Defensieterreinen). Artikel 25, tweede en derde lid, van de Drinkwaterwet komt ingevolge artikel II, onderdeel D, van de Verzamelwet IenW 2021 te luiden:

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat hoofdstuk III of een of meer daarbij aan te wijzen artikelen van deze wet niet van toepassing zijn op een zeer kleine collectieve watervoorziening:

    • a. die geen drinkwater levert in het kader van een commerciële of openbare activiteit, onder daarbij te stellen voorwaarden, of

    • b. die drinkwater levert in het kader van een commerciële of openbare activiteit, waarbij in elk geval wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Drinkwaterrichtlijn.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een of meer daarbij krachtens artikel 21, derde lid, aanhef en onder b, gestelde eisen niet van toepassing zijn op een kleine collectieve watervoorziening, waarbij in elk geval wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de Drinkwaterrichtlijn.

Het tweede lid van artikel 25 van de Drinkwaterwet zal daarmee een regeling gaan bevatten voor zeer kleine collectieve watervoorzieningen. Onderdeel a van dat lid vormt een voortzetting van het voormalige tweede en derde lid, met toevoeging van ‘onder daarbij te stellen voorwaarden’. Dit betreft gevallen waarin geen sprake is van een openbare of commerciële activiteit (de in artikel 32 van het Drinkwaterbesluit genoemde paalkampeerterreinen). Hierin treedt geen verandering op.

Het tweede lid, aanhef en onderdeel b, van artikel 25 van de Drinkwaterwet, als gewijzigd, betreft de zeer kleine collectieve watervoorzieningen die wél leveren in het kader van een commerciële of openbare activiteit (bijv. kleine campings). Artikel 3, zesde lid, van de richtlijn bevat vrijstellingen voor deze categorie van de artikelen 7 tot en met 12 en 16 e.v. van de richtlijn. Dit betreft de verplichtingen m.b.t. risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem (artikelen 7-9), en het huishoudelijk leidingnet (artikel 10), materialen en chemicaliën (artikelen 11 en 12), toegang en voorlichting (artikelen 16 en 17). Op basis hiervan zijn deze zeer kleine collectieve watervoorzieningen van deze verplichtingen vrijgesteld in artikel 32 van het Drinkwaterbesluit. Wel van toepassing zijn de overige bepalingen zoals m.n. algemene en kwaliteitseisen (artikelen 4-6) en monitoring, herstelmaatregelen en afwijkingen (artikelen 13-16).

Artikel 25, derde lid, van de Drinkwaterwet, als gewijzigd, bevat verder een uitzonderingsbevoegdheid voor kleine collectieve watervoorzieningen. Artikel 9, zesde lid, van de richtlijn bevat een uitzonderingsbevoegdheid voor de verplichtingen m.b.t. risicobeoordeling en risicobeheer voor deze voorzieningen onder de daar gestelde voorwaarden (kwaliteit niet in het gedrang; monitoring). Aan deze uitzonderingsmogelijkheid is eveneens invulling gegeven in artikel 32 van het Drinkwaterbesluit, conform de voorwaarden van de richtlijn.

Omzetting in het Drinkwaterbesluit

Omzetting in het Drinkwaterbesluit vindt plaats via het eerdergenoemde Besluit tot wijziging van het Drinkwaterbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de omzetting van EU-Drinkwaterrichtlijn 2020/2184 (herschikking).

Ingevolge artikel 31 van het Drinkwaterbesluit, als gewijzigd, wordt de verplichting tot risicobeoordeling en risicobeheer van artikel 15 van het Drinkwaterbesluit (voor drinkwaterbedrijven) van overeenkomstige toepassing op collectieve watervoorzieningen.

Op basis van het gewijzigde artikel 25 van de Dww zijn in artikel 32 van het Drinkwaterbesluit de bedoelde vrijstellingen van deze verplichting voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen opgenomen (van hoofdstuk III van de wet en de in artikel 31 van het Drinkwaterbesluit genoemde artikelen):

Artikel 32. Vrijstellingen kleine en zeer kleine collectieve watervoorzieningen
  • 1. In afwijking van artikel 31, eerste lid, is op een zeer kleine collectieve watervoorziening, die deel uitmaakt van een paalkampeerterrein, of die anderszins geen drinkwater levert in het kader van een commerciële of openbare activiteit, hoofdstuk III van de wet niet van toepassing en zijn de in dat lid genoemde artikelen niet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij die voorziening op duidelijk zichtbare wijze in meerdere talen en met een visueel symbool is aangegeven dat het water, ook na koken of filtreren, niet bestemd is om te drinken of voedsel mee te bereiden.

  • 2. In afwijking van artikel 31, eerste lid, zijn op een zeer kleine collectieve watervoorziening die drinkwater levert in het kader van een commerciële of openbare activiteit, de in dat lid genoemde artikelen 15 en 26a niet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van artikel 31, eerste lid, is op een kleine collectieve watervoorziening het in dat lid genoemde artikel 15 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 26 en 26a alleen van overeenkomstige toepassing voor zover dit naar het oordeel van de inspecteur redelijkerwijs uitvoerbaar is en passend gelet op de aard en omvang van de voorziening.

Het eerste lid van artikel 32 van het Dwb bevat de eerdere vrijstelling voor paalkampeerterreinen en andere zeer kleine collectieve watervoorzieningen die geen drinkwater leveren in het kader van een commerciële of openbare activiteit.

Het tweede lid bevat vrijstellingen voor zeer kleine collectieve watervoorzieningen die wél leveren in het kader van een commerciële of openbare activiteit. De in artikel 31, eerste lid, genoemde artikelen 15 en 26a van het Dwb zijn niet van overeenkomstige toepassing in deze gevallen (conform artikel 3, zesde lid, van de richtlijn).

Het derde lid bevat een vrijstelling voor kleine collectieve watervoorzieningen. Artikel 15 van het Dwb is daarop niet van toepassing (conform artikel 9, zesde lid, van de richtlijn). Deze voorzieningen worden niet vrijgesteld van de eisen van de artikelen 19 tot en met 21 van het Dwb omdat deze voorzieningen daar voorheen al aan moesten voldoen (want commercieel/openbaar) en de bestaande beschermingsniveaus worden gehandhaafd. In het derde lid is voorts bepaald dat de informatieplichten van toepassing zijn voor zover naar het oordeel van de inspecteur passend gelet op de aard en omvang van de voorziening. Zo is bijv. een jaarafrekening met maandverbruiksgegevens niet passend of uitvoerbaar voor een camping met eigen winning met vooral zomergasten met kort verblijf.

Voor collectieve leidingnetten bevat voorts hoofdstuk 3, paragraaf 3.3 van het Dwb verplichtingen met betrekking tot kwaliteitseisen, monitoring, materialen en informatievoorziening. Hoofdstuk 4 van het Dwb bevat eisen met het oog op Legionella.

Omzetting in de Drinkwaterregeling

De artikelen 10 en 10a van de Drinkwaterregeling zijn gewijzigd in samenhang met het nieuwe artikel 10b. Deze artikelen regelen het meetprogramma voor drinkwaterbedrijven en grote collectieve watervoorzieningen in verband met de daarvoor verplichte risicobeoordeling en risicobeheer (artikel 10) en daarnaast de meetverplichtingen voor (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten (artikel 10a). Dit omvat:

  • artikel 10, met in verband met de risicobeoordeling en het risicobeheer gewijzigde regels voor het meetprogramma en de meetfrequenties voor drinkwaterbedrijven en (grotere) collectieve watervoorzieningen, met handhaving van de flexibiliteitsbepalingen;

  • artikel 10a, met regels inzake het meetprogramma met meetverplichtingen voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen of collectieve leidingnetten waarvoor geen verplichting tot risicobeoordeling en risicobeheer geldt, met handhaving van de eerder geldende uitzonderingen van artikel 10, tweede lid, voor kleine collectieve leidingnetten en kleine warmtapwatervoorzieningen;

  • artikel 10b, met regels met betrekking tot een risicobeoordeling met beperkt meetprogramma en meetfrequentie voor kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten die onverplicht een risicobeoordeling uitvoeren.

Zie ook het onderstaande schema:

De Verzamelwet IenW 2021 zal naar verwachting medio 2023 van kracht worden. De verplichtingen van artikel 31 van het Drinkwaterbesluit voor collectieve watervoorzieningen tot risicobeoordeling en risicobeheer én de vrijstellingen van artikel 32 van het Drinkwaterbesluit voor de (zeer) kleine collectieve watervoorzieningen zullen gezamenlijk in werking treden op het tijdstip waarop de Verzamelwet in werking treedt. Daarmee kunnen rechtsonzekerheid, onduidelijkheid en onnodige regeldrukeffecten worden voorkomen m.b.t. deze verplichting, waar (uiterlijk) 12 januari 2029 aan dient te worden voldaan door drinkwaterbedrijven en de (niet vrijgestelde) grote collectieve watervoorzieningen.

Deel III, onderdeel B. Toelichting m.b.t. het niet van toepassing zijn van verplichtingen van de herziene Drinkwaterrichtlijn m.b.t. risicobeoordeling en risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen

De bepalingen van de richtlijn met betrekking tot de risicobeoordeling en het risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water (de artikelen 7 en 8) zijn niet van toepassing op drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen maar hebben betrekking op waterbeheerder en provincies. Dit omvat (samengevat) verplichtingen, in aansluiting op de Kaderrichtlijn water, tot het in kaart brengen van het gebied met de relevante data, onderzoek van de risico’s, monitoring en preventieve of mitigatiemaatregelen enz. Bij de omzetting is conform de richtlijn aangesloten bij de omzetting van de Kaderrichtlijn water c.s. en de daaruit volgende verplichtingen voor waterbeheerders en provinciebesturen zoals opgenomen in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) met eerst nog omzetting in het Waterbesluit en Besluit kwaliteitseisen en monitoring 2009. Dit omvat de plannen, monitoring en maatregelen voor de wateren in beheer bij de waterbeheerder en de bescherming van grondwater door de provincies. Dit omvat o.a. het nieuwe artikel 3.15a (risicobeoordeling en risicobeheer onttrekkingsgebieden waterwinning) in afdeling 3.3 (beheer van watersystemen) van het Bkl voor de daar bedoelde waterbeheerders (waterschappen en Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de artikelen 2.17 en 2.19 van de Omgevingswet; het provinciebestuur, o.a. belast met het beschermen van de kwaliteit van grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden (artikel 2.18 Omgevingswet). Voor de maatregelplichten is aangesloten bij de artikelen 4.3 (waterbeheerprogramma), 4.4 (regionaal waterprogramma) en 4.10 (nationaal waterprogramma) alsmede 7.11 (grondwaterbeschermingsgebieden) van het Bkl.

De richtlijnverplichtingen van de artikelen 7 en 8 gelden niet voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen omdat deze geen waterbeheerder zijn en geen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben voor de hier bedoelde gebieden.

Het voorgaande doet niet af aan de bestaande monitoringsverplichtingen voor het innamepunt die zijn verbonden aan de watervergunningen voor grote grondwateronttrekkingen (provincies bevoegd gezag) of overige onttrekkingen (waterschappen of minister), deze blijven gehandhaafd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, PbEG 1998, L330.

X Noot
3

Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelden over de gebruiksperiode (jaar of seizoen, indien dat korter is). De richtlijn geeft geen expliciet uitsluitsel over jaar- of seizoensgemiddelden. Aannemelijk is dat uitgegaan wordt van de gemiddelden over de daadwerkelijke gebruiksperiode omdat uitgangspunt van de richtlijn is dat ook kleinere voorzieningen die leveren aan het publiek steeds moeten voldoen aan de kwaliteitseisen en het vereiste beschermingsniveau.

X Noot
4

Blijkens hun website is Staatsbosbeheer per 1 juni 2020 gestopt met de exploitatie van paalkampeerterreinen en zijn deze ontmanteld. Volgens Staatsbosbeheer blijven in Nederland nog verschillende paalkampeerplaatsen over, veelal op particulier terrein.

Naar boven