Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 november 2022, nr. 33526989, houdende wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren in verband met een éénjarige verlening

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING SUBSIDIEREGELING PRAKTIJKLEREN

De Subsidieregeling praktijkleren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15b, eerste lid, wordt ‘de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022’ vervangen door ‘de studiejaren 2020–2021, 2021–2022 en 2022–2023’.

B

In artikel 17, eerste lid, wordt ‘16 september 2022’ vervangen door ‘15 september 2023’.

C

In artikel 34, tweede lid, van de Subsidieregeling praktijkleren wordt ‘1 januari 2023’ vervangen door ‘1 januari 2024’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

De Subsidieregeling praktijkleren stimuleert werkgevers om leerplaatsen aan te bieden in het vmbo, mbo (bbl), hbo en wo. De regeling is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, student, promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). Uit de evaluatie over de periode 2014–20181 blijkt dat de regeling succesvol was in het vergroten van het aantal praktijkleerplaatsen en dat dit zou afnemen bij afschaffing van de subsidieregeling

Momenteel loopt een evaluatieonderzoek van de Subsidieregeling praktijkleren over de periode 2019–2022. De eerste resultaten van het onderzoek verschijnen in november 2022 en op grond hiervan wordt bekeken welke wijzigingen nodig zijn voor een nieuwe subsidieregeling voor de periode 2024–2027. Voor weloverwogen besluitvorming over grote aanpassingen is ongeveer zes maanden tijd nodig, te rekenen vanaf het moment waarop de onderzoeksresultaten bekend zijn. Echter, de huidige regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023. Met de onderliggende ontwerpregeling wordt de vervaldatum van de subsidieregeling met één jaar verlengd (van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023), zodat er ruimte is om de uitkomsten van de evaluatie te benutten voor de nieuwe subsidieregeling.

2. Vervaldatum

Conform artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 moet een subsidieregeling een tijdstip bevatten waarop de regeling vervalt, met in beginsel een maximale geldingsduur van vijf jaar. De Subsidieregeling praktijkleren bevat een dergelijke vervaldatum, en vervalt met ingang van 1 januari 2023. Na verlenging van de Subsidieregeling praktijkleren vervalt de regeling met ingang van 1 januari 2024. De Comptabiliteitswet laat toe dat een bestaande regeling wordt verlengd, maar op grond van het zevende lid moet dit wel aan de Tweede Kamer worden voorgehangen.

II. Uitvoering en handhaafbaarheid

Er heeft afstemming plaatsgevonden met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over de éénjarige verlenging van de Subsidieregeling praktijkleren. RVO acht de regeling uitvoerbaar.

III. Regeldruk

Het verlengen van de Subsidieregeling praktijkleren leidt niet tot een toename van de regeldruk ten opzichte van de huidige regeling.

De last voor het aanvragen van de reguliere subsidie wordt geschat op circa € 8 per praktijkleerplaats. Dit is berekend op basis van de tijd die de werkgever kwijt is met de handeling. Daarvoor wordt 10 minuten per gerealiseerde praktijkleerplaats gerekend, vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief per werkgever (€ 50). In 2019–2020 en 2020–2021 werd voor gemiddeld 30.000 aanvragen en 131.000 leerplaatsen subsidie aangevraagd door gemiddeld 24.500 werkgevers. Bij handhaving van dit aantal komen de totale administratieve lasten uit op € 1.048.000 (€ 8 x 131.000).

De extra lasten voor het aanvragen van de aanvullende subsidie voor mbo-leerplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie wordt geschat op circa € 4 per aanvraag. Dit is berekend op basis van de tijd die de werkgever kwijt is met de handeling. Daarvoor wordt 5 minuten per aanvraag gerekend, vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief per werkgever (€ 50). In 2019–2020 en 2020–2021 werd voor gemiddeld 7.500 aanvragen en 11.100 leerplaatsen de aanvullende subsidie aangevraagd aan werkgevers in de sectoren uit bijlage 1 van de regeling. Dit betrof gemiddeld 4.300 werkgevers. Bij handhaving van dit aantal komen de extra administratieve lasten uit op € 30.000 (€ 4 x 7.500).

De aanvullende subsidie voor mbo-bbl leerplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is al in 2019–2020 in werking getreden en zal vergelijkbare administratieve handelingen van werkgevers vereisen bij het aanvragen van subsidie over de studiejaren 2021–2022 en 2022–2023.

Bij het aanvragen van subsidie is het voor werkgevers van belang om te beschikken over een praktijkleren administratie. Een praktijkleren administratie bestaat per leerling of student uit een stage- of praktijkleerovereenkomst, een aanwezigheidsadministratie ter onderbouwing van het aantal weken begeleiding en een begeleidingsadministratie om de gegeven begeleiding van de leerling/student tijdens de beroepspraktijkvorming aannemelijk te maken. Zij hoeven de administratie niet aan te leveren, maar de informatie is van belang om de aanvraag naar waarheid te kunnen invullen. De last van het bijhouden van deze gegevens maakt onderdeel uit van de bedrijfsadministratie en levert daarmee geen meerwerk op. Bij de regeling wordt uitgegaan van documenten die al op grond van andere verplichtingen tot stand moeten worden gebracht. Zo is de praktijkovereenkomst wettelijk verplicht voor de verzorging van het onderricht in de praktijk door een werkgever. Uit de overeenkomst volgt dat de leerling of student bepaalde vaardigheden leert. Een werkgever verzorgt dit en de onderwijsinstelling moet hier op toezien. Het vragen van een administratie van de begeleiding betreft geen nieuwe verplichting. Immers voor de beoordeling door een onderwijsinstelling of de leerling of student het praktijkdeel heeft behaald, gaat deze te rade bij de werkgever. Ook dient een werkgever op grond van andere wetgeving al bij te houden of een werknemer afwezig is. Mogelijk wordt een werkgever geselecteerd in een handhavingscontrole van RVO. Deze vindt jaarlijks bij gemiddeld 500 bedrijven plaats en bestaat uit gemiddeld 50 bezoekcontroles en 450 deskcontroles. Werkgevers zullen in dat geval hun administratie moeten presenteren, wat hen naar inschatting gemiddeld een uur kost. Met een uurtarief van € 50 komt dit voor 500 werkgevers neer op een totaallast van € 25.000.

De totaalkosten per werkgever worden geschat op circa € 35 euro (€ 1.048.000 / 30.000) per aanvraag. Wanneer een werkgever ook aanspraak maakt op een aanvullende subsidie stijgt dit naar circa € 39 euro. In het geval dat een werkgever wordt geselecteerd voor een controle komt daar nog € 50 euro bij.

In totaal is er voor het studiejaar 2022–2023 een budget van € 228 miljoen beschikbaar voor de reguliere subsidie. Op basis van de studentramingen zal het subsidiebedrag voor het mbo en hbo naar verwachting uitkomen op respectievelijk € 2.300 en € 550 euro. In de jaren 2021–2022 was het tijdelijk mogelijk om het maximumbedrag van € 2.700 uit te keren, doordat er extra middelen beschikbaar waren uit het NPO en coronasteunpakket.

Artikelsgewijs

Artikel I (Verlenging subsidieregeling praktijkleren)

Artikel 34, tweede lid, van de Subsidieregeling praktijkleren bepaalt dat de regeling met ingang van 1 januari 2023 komt te vervallen. Met deze wijzigingsregeling wordt de vervaldatum met één jaar verlengd conform artikel 4.10 van de Compatibiliteitswet 2016. In verband met deze verlenging zijn ook de artikelen 15b, eerste lid, en 17, eerste lid, technisch gewijzigd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap R.H. Dijkgraaf

Naar boven