Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 20 oktober 2022, nummer WBV 2022/24, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C/33 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

33. Het asielbeleid ten aanzien van Syrië

33.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

33.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

33.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
33.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

33.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

33.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
33.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

33.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

33.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

33.4.4. Vreemdelingen die vanuit het buitenland terugkeren

De IND neemt aan dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland in beginsel een reëel risico loopt op ernstige schade. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

Dit algemene uitgangspunt geldt niet in de volgende gevallen:

  • De vreemdeling is een actieve aanhanger van het regime; of

  • Uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.

33.5. Bescherming
33.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat het in Syrië niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen.

33.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat in Syrië geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is, tenzij sprake is van evidente, concrete en individualiseerbare aanknopingspunten op basis waarvan kan worden aangenomen dat de vreemdeling zich elders in Syrië kan vestigen.

33.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Syrië geldt in in zijn algemeenheid dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

Ondanks voornoemd uitgangspunt kan in een voorkomend geval – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

33.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

33.8. Bijzonderheden

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 oktober 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, H. Paul waarnemend directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Algemeen

In zijn brief van 3 oktober 2022 (kenmerk: 2022Z18412) heeft de Staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd dat het Algemeen Ambtsbericht Syrië, uitgebracht door de Minister van Buitenlandse Zaken op 17 juni 2022, aanleiding is geweest om het landgebonden beleid Syrië te beoordelen op de noodzaak tot aanpassingen.

Op basis van de informatie uit het ambtsbericht, in combinatie met de informatie uit de voorgaande ambtsberichten over Syrië, kan worden geconcludeerd dat de veiligheidssituatie in Syrië verandert. De aard en frequentie van algemeen geweld hebben een meer incidentele aard ten opzichte van de eerdere jaren in de oorlog. De grootste bron van algemene onveiligheid wordt inmiddels voornamelijk gevormd door de repressieve acties van de Syrische regering in heroverde gebieden en de oppositionele machthebbers in het noorden van Syrië. Het ambtsbericht schetst een beeld van zware repressie en mensenrechtenschendingen in alle delen van het land. Het risico voor burgers in Syrië volgt, met andere woorden, meer dan in voorgaande ambtsberichten voornamelijk uit de repressie van het regime en de andere feitelijke machthebbers dan uit de algemene veiligheidssituatie.

Gelet op het voorgaande zijn aanpassingen doorgevoerd in de paragrafen C7/33.4.4, C7/33.5.1 en C7/33.5.2 Vc. In paragraaf C7.33.4.4 Vc is verduidelijkt in welke gevallen kan worden afgeweken van het algemene uitgangspunt dat terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM kan opleveren. In de genoemde gevallen is het aan aan de vreemdeling en niet aan de IND om aannemelijk te maken dat hij alsnog een risico op schending van artikel 3 EVRM te vrezen heeft. In paragrafen C7/33.5.1 en C7/33.5.2 Vc is verduidelijkt dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen en dat er in Syrië in voorkomende gevallen geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is.

Verder is paragraaf C7/33.6 Vc redactioneel aangepast, waarbij op tekstueel vlak aansluiting is gezocht bij andere landenparagrafen. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, H. Paul waarnemend directeur-generaal Migratie

Naar boven