Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 oktober 2022, nr. 34381520, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2022

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikelen 4.11, eerste lid, 4.20, eerste lid, 4.21, eerste lid, en 4.23, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, vierde en vijfde lid, komen te luiden:

B

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

De bedragen bedoeld als in onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 515.126

€ 515.126

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.881.446

€ 31.855.939

€ 34.737.385

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.324.565

€ 30.222.310

€ 32.546.875

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.580.872

€ 30.508.099

€ 37.088.971

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 531.298

€ 36.128.529

€ 36.659.827

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 148.535

€ 28.879.726

€ 29.028.261

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 14.690

€ 10.894.819

€ 10.909.509

21PH

Universiteit Twente

 

€ 4.896

€ 27.121.481

€ 27.126.377

21PI

Wageningen University

 

€ 102.832

€ 8.647.026

€ 8.749.858

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 675.858

€ 21.194.452

€ 21.870.310

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 3.111.572

€ 37.018.583

€ 40.130.155

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 936.828

€ 26.963.313

€ 27.900.141

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.682.395

€ 19.919.342

€ 21.601.737

21PN

Tilburg University

 

€ 591.581

€ 19.389.895

€ 19.981.476

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 93.579

€ 93.579

22NC

Open Universiteit

 

€ 330.604

€ 9.338.888

€ 9.669.492

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 537.278

€ 537.278

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 175.170

€ 175.170

 

Totaal

 

€ 19.917.972

€ 339.403.555

€ 359.321.527

C

Bijlage 3 komt te luiden:

BIJLAGE 3. BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen bedoeld als in onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

   

€ 1.695.772

€ 1.695.772

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 426.144

€ 4.323.358

€ 4.749.502

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

   

€ 28.546.448

€ 28.546.448

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 920.899

€ 853.244

€ 1.774.143

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 2.490.013

€ 2.490.013

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 421.570

€ 709.462

€ 1.131.032

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 385.740

€ 32.621.051

€ 33.006.791

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

   

€ 1.666.499

€ 1.666.499

09OT

Iselinge Hogeschool

   

€ 872.430

€ 872.430

10IZ

Marnix Academie

   

€ 3.133.450

€ 3.133.450

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 704.396

€ 1.503.025

€ 2.207.421

15BK

Driestar educatief

   

€ 2.461.085

€ 2.461.085

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 3.572.870

€ 3.572.870

21MI

HZ University of Applied Sciences

   

€ 6.453.393

€ 6.453.393

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 718.118

€ 3.689.621

€ 4.407.739

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 269.967

€ 13.200.378

€ 13.470.345

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

   

€ 2.490.985

€ 2.490.985

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 6.685.929

€ 6.685.929

22HH

Hogeschool Viaa

   

€ 2.336.056

€ 2.336.056

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 1.318.834

€ 41.907.405

€ 43.226.239

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 318.175

€ 32.842.858

€ 33.161.033

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 667.042

€ 1.673.513

€ 2.340.555

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

   

€ 5.913.313

€ 5.913.313

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.406.677

€ 36.213.749

€ 37.620.426

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 1.388.401

€ 38.853.444

€ 40.241.845

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 721.624

€ 16.691.095

€ 17.412.719

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.793.352

€ 39.549.466

€ 41.342.818

27NF

ArtEZ

 

€ 1.152.648

€ 3.712.145

€ 4.864.793

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 800.259

€ 29.102.359

€ 29.902.618

27UM

De Haagse Hogeschool

   

€ 25.372.405

€ 25.372.405

28DN

Hogeschool van Amsterdam

   

€ 50.070.715

€ 50.070.715

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 1.315.402

€ 50.273.317

€ 51.588.719

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 5.079.626

€ 5.079.626

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 4.451.732

€ 4.451.732

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 1.492.779

€ 1.492.779

31FR

NHL Stenden Hogeschool

   

€ 27.202.423

€ 27.202.423

 

Totaal

 

€ 14.729.248

€ 529.707.413

€ 544.436.661

D

Bijlage 5 komt te luiden:

BIJLAGE 5. BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID, VAN DE REGELING

Bedragen bedoeld als in onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 46.952

21PB

Universiteit Leiden

€ 50.344.172

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 36.182.598

21PD

Universiteit Utrecht

€ 50.737.969

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 30.104.582

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 42.025.192

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 27.056.903

21PH

Universiteit Twente

€ 28.681.211

21PI

Wageningen University

€ 16.097.878

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 21.895.669

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 39.111.351

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 34.491.929

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 36.674.979

21PN

Tilburg University

€ 11.924.336

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 17.702

22NC

Open Universiteit

€ 2.690.594

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 58.399

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 17.952

 

Totaal

€ 428.160.368

E

Bijlage 6 komt te luiden:

BIJLAGE 6. BIJ ARTIKEL 4, TWEEDE LID, VAN DE REGELING

Percentages bedoeld als in voorziening onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,25555%

21PB

Universiteit Leiden

7,85365%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,31884%

21PD

Universiteit Utrecht

11,15660%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

5,05133%

21PF

Technische Universiteit Delft

14,05993%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

7,11716%

21PH

Universiteit Twente

5,88289%

21PI

Wageningen University

7,95797%

21PJ

Universiteit Maastricht

4,87187%

21PK

Universiteit van Amsterdam

9,49434%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,36238%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

6,77073%

21PN

Tilburg University

2,59684%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,01095%

22NC

Open Universiteit

1,07626%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,14414%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,01857%

 

Totaal

100,00000%

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) hangen onder meer samen met de tweede herberekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de tweede suppletoire begroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste herberekening van de rijksbijdrage 2022 betrof de berekening in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De UNL heeft positief gereageerd op deze concept regeling. In de reactie vraagt de UNL aandacht voor de administratieve verwerking van middelen voor starters- en stimuleringsbeurzen, de inzet van nog gereserveerde middelen voor cyber security en toereikende loon- en prijsbijstelling met het oog op de hoge inflatie. De VH en de NFU hebben geen bijzonderheden teruggekoppeld via een bestuurlijke reactie.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. De wijziging van de rijksbijdrage mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2022 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Grondslagen

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW (UWHW) is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. In artikel 4.23, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de verdeling van het resterende gedeelte van het onderzoekdeel over universiteiten bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 6 van de Rfho waarin deze verdeling, aan de hand van percentages, wordt vastgesteld.

Artikel I

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages en bedragen voor graden en promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel in de rijksbijdrage. Het onderzoekdeel is onder andere gewijzigd als gevolg van het toevoegen van middelen voor starters- en stimuleringsbeurzen en middelen voor de uitvoering van de sectorplannen.

B

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer ‘kwetsbare opleidingen’ is een bijdrage van € 29.381 toegevoegd bij het experiment educatieve module voor het jaar 2022 in verband met wijziging van de aantallen die aan dit bedrag ten grondslag liggen.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen toegevoegd: € 625.000 voor de Hoger Onderwijspremie (tranche 2022 waarvan € 200.000 voor de Universiteit Leiden (brief 32913591), € 300.000 voor de Universiteit Twente (brief 32915288) en € 125.000 voor de Universiteit van Amsterdam (brief 32914788)), € 200.000 voor de Universiteit Leiden in verband met Leiden City of Science 2022 (brief 33417751), zeven (universiteiten) keer € 57.000 voor het aanjagen van publiek-private samenwerking met betrekking tot kennis en innovatie op het gebied van kunstmatige intelligentie (AiNed Kickstart, brieven 33884365, 33886458, 33881622, 33885471, 33883156, 33887008, 33883815), € 600.000 voor de UvA voor ROBUST (een programma dat zich richt op kunstmatige intelligentie en de digitale economie, brief 22459066) en € 20.596 voor de TUA en € 941.881 voor de Open Universiteit in verband met compensatie voor gederfde inkomsten als gevolg van de NPO maatregelen collegegeld halvering (brief 33385395).

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 257.810 extra beschikbaar gesteld (ten opzichte van het bedrag dat eerder voor 2022 beschikbaar is gesteld) verdeeld over de betreffende instellingen voor steun i.v.m. de crisis in Oekraïne (brief 34059977).

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 118.667 voor cyber security. Elke instelling ontvangt hiervoor een bedrag van € 6.593 (brief 34146295).

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen is het volgende incidentele bedrag toegevoegd: € 625.000 voor de Hoger Onderwijspremie (tranche 2022 waarvan € 300.000 voor de Fontys Hogescholen (brief 32823947), € 125.000 voor de Hogeschool der Kunsten Codarts (brief 32818650) en € 200.000 voor de Stenden Hogeschool (brief 32825059), eenmalig € 500.000 voor de Hogeschool Zeeland University of Applied Sciences in verband met noodzakelijke kwaliteitsinvesteringen (brief 33712319), een extra bedrag aan Fontys Hogescholen van € 26.612 voor het onderwijsloket dat potentiële overstappers informeert en adviseert (brief 34011198) en € 150.000 voor de Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar voor de ontwikkeling van een Landelijk Expertisecentrum Over Grenzen dat zich richt op de ontwikkeling van dekkende opleidingsnetwerken en het versterken van regionale samenwerking (brief 34066053).

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen met € 17.931 bijgesteld op basis van een nieuwe opgave.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 356.135 extra beschikbaar gesteld (ten opzichte van het bedrag dat eerder voor 2022 beschikbaar is gesteld) verdeeld over de betreffende instellingen voor steun i.v.m. de crisis in Oekraïne (brief 34059977).

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 109.508 toegekend, zijnde het restant van middelen van de SEO (Stimulering Europees Onderzoek) – regeling. Deze middelen zijn verdeeld op basis van het aandeel dat een instelling heeft ontvangen uit het totaal van de SEO-toekenningen. Dit is toegelicht in brief 34008634.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 237.333 voor cyber security. Elke instelling ontvangt hiervoor een bedrag van € 6.593 (brief 34146295).

  • f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 15.000.000 voor vitale regio’s / krimp (brief 34074062). Dit bedrag is verdeeld over de betreffende (vijf) instellingen. In 2023 zal herijking plaatsvinden op basis van onderliggende plannen. Deze middelen zijn aangemerkt als niet-normatief.

D

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Dit onderdeel is gewijzigd doordat er in het kader van sectorplannen bedragen zijn toegevoegd die, conform de beleidsbrief Hoger Onderwijs 2022, jaarlijks worden geïnvesteerd in de universiteiten, door de toevoeging van starters- en stimuleringsbeurzen en door een eenmalige toevoeging van de middelen in het kader van Stimulering Europees Onderzoek (SEO). Totaal gaat het bij de sectorplannen om M€ 60,0 voor 2022. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van input voor de sectorplannen die de universiteiten hebben aangeleverd en die door een commissie is getoetst. Deze middelen zijn aangemerkt als niet-normatief. Starters- en stimuleringsbeurzen zijn een nieuw instrument dat moet zorgen voor een grotere stabiliteit en voorspelbaarheid van de onderzoeksfinanciering van universiteiten en umc’s. Het betreft niet competitieve middelen. De totale omvang van de beurzen bedraagt in 2022 M€ 100,0. De startersbeurzen (M€ 50,0) zijn bestemd voor onderzoekers die een vaste aanstelling als universitair docent krijgen. Deze middelen zijn deels over de betreffende universiteiten verdeeld op basis van een met de sector overeengekomen verdeling waarbij onder andere rekening is gehouden met vaste voetproblematiek van de drie jonge universiteiten (Erasmus Universiteit Rotterdam, Maastricht University en Tilburg University). Voor het overige zijn deze middelen over de betreffende universiteiten verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven EER studenten. De bedragen voor startersbeurzen zijn structureel van aard. De stimuleringsbeurzen (M€ 50,0) zijn bedoeld voor universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren met een vast contract en top ups. Deze middelen zijn over de betreffende universiteiten verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven EER studenten. De bedragen voor stimuleringsbeurzen zijn tijdelijk van aard (einde looptijd: 31 december 2031). In het bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt over verantwoording, monitoring en evaluatie (na twee jaar zal een eerste kwalitatieve evaluatie door een onafhankelijke commissie plaatsvinden en na vijf jaar een volledige evaluatie). Starters- en stimuleringsbeurzen zijn, tot het moment van evaluatie, aangemerkt als niet-normatief. De SEO middelen betreffen een incidenteel restant budget van eerdere SEO middelen die vanaf bekostigingsjaar 2020 structureel zijn toegevoegd aan de lumpsum in de eerste geldstroom. Dit is toegelicht in brief 34008634.

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 6. Dit onderdeel is gewijzigd vanwege het toevoegen van een indexering van het bedrag voor het instituut Nexus dat is overgeheveld van de Vrije Universiteit naar de Erasmus Universiteit.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I heeft betrekking op het begrotingsjaar 2022 en treedt daarom direct in werking en krijgt vervolgens terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven