Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 oktober 2022, nr. IENW/BSK-2021/66906, houdende regels voor een specifieke uitkering ten behoeve van gemeentelijke OV-ambassadeurprojecten in de periode van 2023–2025 (Tijdelijke regeling specifieke uitkering OV-ambassadeurprojecten 2023)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet, artikel 6, zesde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds, de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onderdeel f, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

doelgroep:

personen met een mobiliteitsbeperking en personen die om andere dan financiële redenen een drempel ervaren bij het gebruik maken van het openbaar vervoer;

minister:

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

openbaar vervoer:

voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

OV-ambassadeurproject:

gemeentelijk project, gericht op het stimuleren van deelname aan het openbaar vervoer door de doelgroep met de inzet van OV-ambassadeurs;

uitkeringsplafond:

het bedrag dat voor de specifieke uitkering beschikbaar is gesteld onder aftrek van de uitkeringskosten.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M

Op deze regeling zijn de artikelen 6, eerste lid, 8, derde lid, onderdelen a, b, d en e, 10, eerste tot en met derde lid en vierde lid, onderdelen a, b, c, d en f, 11, 12, aanhef en onderdelen g en i, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen b, c, e en f, 18, 21, en 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Doel

Het doel van deze regeling is het stimuleren van OV-ambassadeurprojecten, bedoeld voor het stimuleren van deelname aan het openbaar vervoer door de doelgroep.

Artikel 4. Het totale budget en wijze van verdeling

  • 1. Het totale budget voor de uitkering bedraagt € 1.100.000,–, inclusief BTW.

  • 2. De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3. Bij gelijktijdig ingediende aanvragen en bereiking van het uitkeringsplafond volgt een loting.

Artikel 5. Hoogte van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste € 25.000,–.

  • 2. De specifieke uitkering wordt per gemeente eenmalig verstrekt.

Artikel 6. Indienen aanvraag

  • 1. De gemeente dient een aanvraag voor een specifieke uitkering elektronisch en uiterlijk op 1 juli 2025 in.

  • 2. Per gemeente kan slechts een aanvraag worden ingediend.

  • 3. In de aanvraag wordt in aanvulling op artikel 10, vierde lid, onderdelen a tot en f, van het Kaderbesluit subsidies I en M, in ieder geval vermeld:

    • a. een plan van aanpak waarin staat hoe de gemeente het OV-ambassadeurproject uitvoert;

    • b. een specificatie van eventuele personeelskosten en materieelkosten.

  • 4. De aanvraag gaat vergezeld van een verklaring van de gemeente dat:

    • a. de uitkering uitsluitend wordt ingezet voor haar OV-ambassadeurproject;

    • b. de gemeente bereid is mee te werken aan de evaluatie, bedoeld in artikel 12, en aan kennisuitwisseling met andere gemeenten;

    • c. de gemeente ten behoeve van de evaluatie, bedoeld in artikel 12, een effectmeting verricht, waaruit blijkt of en in hoeverre het OV-ambassadeurproject in de periode waarop de uitkering betrekking heeft, heeft geleid tot een verhoogde deelname van de doelgroep aan het openbaar vervoer.

  • 5. In geval van een onvolledige aanvraag wordt de gemeente in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen met de gegevens die op grond van dit artikel zijn benodigd.

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1. De gemeente besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan haar OV-ambassadeurproject, uit te voeren tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2026.

  • 2. Het OV-ambassadeurproject wordt uitgevoerd overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in artikel 6, derde lid, en overeenkomstig de verklaring, bedoeld in artikel 6, vierde lid.

  • 3. De gemeente werkt mee aan een door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de specifieke uitkering, de vaststelling van de rechtmatigheid daarvan, tot vijf jaar na de datum van vaststelling van de specifieke uitkering, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden.

  • 4. De gemeente verricht ten behoeve van de evaluatie, bedoeld in artikel 12, een effectmeting, waaruit blijkt of en in hoeverre het OV-ambassadeurproject in de periode waarop de uitkering betrekking heeft, heeft geleid tot een verhoogde deelname van de doelgroep aan het openbaar vervoer.

Artikel 8. Voorschotverlening

Gelijktijdig met het besluit tot verlening van de specifieke uitkering verleent de minister een voorschot van honderd procent.

Artikel 9. Verantwoording

De gemeente legt verantwoording af over de specifieke uitkering op de wijze, bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 10. Vaststelling

  • 1. De minister stelt een specifieke uitkering uiterlijk op 1 juli 2026 overeenkomstig de beschikking tot verlening vast.

  • 2. De specifieke uitkering kan op een lager bedrag worden vastgesteld indien:

    • a. de specifieke uitkering niet of niet volledig overeenkomstig het doel van deze regeling is besteed;

    • b. niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 en de van overeenkomstige toepassing zijnde onderdelen van artikel 17 van het Kaderbesluit Subsidies I en M; of

    • c. niet of niet volledig is voldaan aan de verantwoording, bedoeld in artikel 9.

Artikel 11. Terugvordering

De minister kan onverschuldigd betaalde uitkeringen en voorschotten terugvorderen voor zover na de dag waarop de beschikking waarbij de specifieke uitkering is vastgesteld, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 12. Evaluatie

De minister publiceert voor 1 april 2027 een verslag over de doelmatigheid, de doeltreffendheid en andere effecten van de specifieke uitkering in de praktijk.

Artikel 13. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang 1 juli 2026 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling specifieke uitkering OV-ambassadeurprojecten 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

Aanleiding en doel van de uitkering

In maart 2019 hebben de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna te noemen: de Minister) de vernieuwingsagenda Iedereen onderweg uitgebracht1. In de vernieuwingsagenda is aangekondigd dat een bedrag van € 1,5 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de verdere ontwikkeling van projecten met een OV-ambassadeur. Met deze projecten is beoogd om het gebruik van het openbaar vervoer door onder anderen mensen met een beperking, te stimuleren.

Mensen met een beperking zijn vaak aangewezen op doelgroepenvervoer, terwijl zij met een steuntje in de rug ook gebruik zouden kunnen maken van het openbaar vervoer. Dit initiatief past binnen het streven naar toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor iedereen.

Doelgroepen die baat hebben bij een OV-ambassadeurproject zijn potentiële en bestaande WMO-pashouders (personen die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning aanspraak maken op een pas voor reizen voor sociaal-recreatieve doeleinden), personen met een beperking die nu gebruik maken van een vervoersvoorziening, statushouders en senioren.

De gemeente kan het OV-ambassadeurproject al dan niet samen met enkele andere gemeenten opzetten en in samenwerking met provincies en vervoerregio’s als vervoerautoriteiten. Met de specifieke uitkering worden OV-ambassadeurprojecten opgezet, al dan niet in aansluiting op andere projecten met hetzelfde doel. Ook kan het zijn dat lopende OV-ambassadeurprojecten worden uitgebreid, OV-ambassadeurs geworven en opgeleid, locaties verzorgd en voorzien in informatiemiddelen en communicatiemateriaal.

De OV-ambassadeurs zijn bij voorkeur mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. OV-ambassadeurs nemen als vrijwilliger deel aan het project. De OV-ambassadeurs delen hun kennis over het openbaar vervoer met de doelgroep. Zij kunnen dat doen met digitale of – indien verantwoord – fysieke informatiebijeenkomsten of spreekuren in de gemeente, op goed bereikbare locaties. Waar mogelijk kunnen OV-ambassadeurs proefreizen in klein groepsverband begeleiden, met persoonlijke uitleg. Tot slot kunnen OV-ambassadeurs presentaties op maat geven bij verenigingen en bijvoorbeeld ouderenbonden. Deelname aan de spreekuren, presentaties of proefreizen is kosteloos. De informatie gaat over het reizen met bus en trein, de planning en voorbereiding van de reis, de OV-chipkaart, de diverse abonnementen en tarieven, de belbus en andere vervoersmogelijkheden in de regio.

Een deel van het budget (€ 400.000,–) dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat beschikbaar stelt, is gereserveerd voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke communicatietool en voor de uit te voeren evaluatie. Op basis van een inventarisatie en gesprekken met gemeenten en samenwerkende vervoerregio’s is naar voren gekomen dat er behoefte is aan het geven van bekendheid aan (bestaande) OV-ambassadeurprojecten. Het ministerie en de gemeenten ontwikkelen daarom een communicatietool die gemeenten kunnen gebruiken om een breder publiek te bereiken dan tot nu toe het geval is.

Specifieke uitkering

De regeling legt vast hoe de rijksoverheid financiële middelen in de vorm van een specifieke uitkering kan verstrekken om gemeenten in staat te stellen OV-ambassadeurprojecten te bekostigen. Daarnaast biedt de regeling een raamwerk voor het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de specifieke uitkering.

Gemeenten krijgen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen hun middelen normaal gesproken door de algemene uitkering uit de Brede doeluitkering verkeer en vervoer, een decentralisatie-uitkering. In situaties als deze is het echter zinvol om voor het specifieke doel de middelen apart te verstrekken via een specifieke uitkering, omdat dit de Minister in staat stelt voorwaarden te stellen aan het ontvangen van deze uitkering. Een decentralisatie-uitkering biedt deze mogelijkheid niet. Een specifieke uitkering is een uitkering van de rijksoverheid aan decentrale overheden die wordt verstrekt voor specifieke beleidsdoelen onder voorwaarden en ten behoeve van een bepaald algemeen belang2.

Rol van decentrale overheden

Op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 zijn decentrale overheden, waaronder gemeenten, verantwoordelijk voor de concessieverlening voor regionaal openbaar vervoer per bus, tram en metro. Daarnaast hebben gemeenten een verantwoordelijkheid voor vervoervoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en zijn ze verantwoordelijk voor participatiebeleid. In dit kader is de regeling onder meer afgestemd met de decentrale overheden.

Verdere afstemming heeft plaatsgevonden met belangenorganisaties, individuele reizigers en ervaringsdeskundigen.

Verhouding tot bestaande regelgeving / juridisch kader

Het openbaar vervoer moet vrij toegankelijk zijn3. Dit betekent niet alleen dat de vervoerder of beheerder aan een persoon met een functiebeperking naar gelang de behoefte en voor zover de werkzaamheden het toelaten een helpende hand biedt bij het gebruik van openbaar vervoer4. Het betekent ook dat de gemeente waar mogelijk zorgdraagt voor de algemene toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor deze personen5. Dit speelt bij het opstellen van een concessie een belangrijke rol6. In een concessie staat onder welke voorwaarden en eisen het openbaar vervoer wordt uitgevoerd. Een OV-ambassadeurproject past in de gedachte dat reizigers met een beperking waar mogelijk worden ondersteund bij het gebruikmaken van het openbaar vervoer. In het kielzog daarvan worden ook reizigers die om andere redenen een drempel ervaren bij het gebruik maken van het openbaar vervoer ondersteund, ongeacht de oorzaak van de ervaren drempel.

Kaderwet subsidies I en M, Kaderbesluit subsidies I en M, Awb en Financiële-verhoudingswet

Omdat op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt, zijn naast de Financiële-verhoudingswet, de Kaderwet subsidies I en M, het Kaderbesluit subsidies I en M en de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, waaronder de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M kunnen artikelen van dat besluit bij ministeriële regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Van die mogelijkheid is in artikel 2 van deze regeling gebruik gemaakt.

Europeesrechtelijke aspecten

Een Europeesrechtelijke verplichting voor andere vormen van openbaar vervoer dan per spoor7, die bovendien tot overheden zoals gemeenten is gericht, is er niet. Wat dat betreft heeft deze regeling geen Europeesrechtelijke aspecten.

Analoog aan de Europeesrechtelijke verplichting voor vervoer per spoor, wordt evenwel bij het OV-ambassadeurschap aandacht besteed aan het verstrekken van informatie aan gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

Financieel

De specifieke uitkering wordt bekostigd uit het Mobiliteitsfonds8, als voorziening die is gericht op het faciliteren van mobiliteit.

Administratieve lasten en internetconsultatie

De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening van de decentrale overheden en de SiSa-systematiek. Dit leidt tot de laagste uitvoeringslasten voor decentrale overheden en rijksoverheid.

Internetconsultatie kon op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie achterwege blijven9. Wel heeft afstemming plaatsgevonden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG). De regeling brengt geen ingrijpende verandering teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Om vergelijkbare redenen – de regeling heeft naar zijn aard geen aanmerkelijke gevolgen voor de regeldruk – is toetsing door het Adviescollege toetsing regeldruk achterwege gelaten.

Uitvoering

De uitvoering van deze ministeriële regeling geschiedt door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Inwerkingtreding, vaste publicatiemomenten en horizonbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

De regeling vervalt met ingang van 1 juli 2026, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Met de definitie van openbaar vervoer is aangesloten bij de definitie van openbaar vervoer van artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000.

Artikel 2

Op deze regeling zijn bepaalde artikelen uit het Kaderbesluit I en M van overeenkomstige toepassing. Dit wordt nader uiteengezet in de toelichting op de specifieke artikelen.

Artikel 3

De Minister verleent op aanvraag aan gemeenten een specifieke uitkering ter financiering van OV-ambassadeurprojecten, bedoeld voor het bevorderen van deelname aan het openbaar vervoer door personen met een mobiliteitsbeperking en door personen die om andere dan financiële redenen een drempel ervaren bij het gebruik maken van het openbaar vervoer.

Artikel 4

Het bedrag dat voor de specifieke uitkeringen beschikbaar is gesteld is € 1.500.000,–. Met aftrek van de kosten die met het uitkeren zijn gemoeid -ontwikkeling van een communicatietool, de evaluatiekosten en de afdracht aan het BTW-compensatiefonds – komt dat in eenheden van € 25.000,– afgerond neer op € 1.100.000,–. Dat is het plafond. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Omdat artikel 8, derde lid, onderdelen a, b, en e, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing is, geldt daarbij het volgende.

Als een aanvrager niet heeft voldaan alle aanvraag-voorwaarden en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt voor de verdeling de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst. Met andere woorden: de dag van binnenkomst van de aanvraag is de dag waarop de aanvraag volledig is, dus de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 6, eerste tot en met derde lid. Dit kan ook pas zijn na een verzoek als bedoeld in artikel 6, vierde lid.

Als de Minister op de dag dat het plafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt de Minister de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting (artikel 8, derde lid, onderdeel b, Kaderbesluit subsidies I en M).

Tot slot maakt de Minister het bereiken van het subsidieplafond in de Staatscourant bekend, indien dat plafond wordt bereikt voordat de in de ministeriële regeling opgenomen termijn voor het indienen van aanvragen is gesloten (artikel 8, derde lid, onderdeel e, Kaderbesluit subsidies I en M).

Artikel 5

De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste € 25.000,-. Dit is een vast bedrag. Onderzoek wijst uit dat dit bedrag voldoet om een OV-ambassadeurproject op te starten of uit te breiden. Een geslaagd OV-ambassadeurproject kan mogelijk verder worden bekostigd door een verschuiving van het doelgroepenvervoer naar het openbaar vervoer. Hier wordt mee bedoeld dat de mensen die nu nog gebruik maken van het doelgroepenvervoer (bekostigd met de Wmo), wellicht overstappen naar het regulier openbaar vervoer. De specifieke uitkering wordt per gemeente eenmalig verstrekt. Dat neemt niet weg dat gemeenten kunnen samenwerken in een OV-ambassadeurproject, al dan niet binnen vervoerregio’s. Ook als gemeenten in een OV-ambassadeurproject samenwerken heeft iedere gemeente recht op dat bedrag, mits de gemeente aan de voorwaarden voldoet en de volledige aanvraag tijdig indient.

Gelet op artikel 2 is artikel 6, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat voor de specifieke uitkering in aanmerking komen de gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het OV-ambassadeurproject.

Artikel 6

De aanvraag wordt uiterlijk op 1 juli 2025 via e-mail ingediend (artikel 6, eerste lid) met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van het Ministerie van Infrastructuur en waterstaat.

Overeenkomstig artikel 8, derde lid, onderdeel d, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid te bepalen dat de aanvraag moet voldoen aan bepaalde criteria.

Gelet op artikel 2 is op de aanvraag artikel 10, eerste tot en met vierde lid, onderdelen a, b, c, d en f, van het Kaderbesluit I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent onder meer het volgende. De aanvraag bevat naast de informatie en de stukken, bedoeld in artikel 6, het volgende:

  • een omschrijving van het OV-ambassadeursproject;

  • een overzicht van de activiteiten waarvoor de uitkering wordt aangevraagd;

  • een toelichting op de bijdrage aan het doel;

  • een gespecificeerde begroting;

  • een tijdplanning van het OV-ambassadeurproject;

  • het bankrekeningnummer waarop het bedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat.

In artikel 6, vijfde lid, is bepaald dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld de uitkeringsaanvraag binnen twee weken aan te vullen met de gegevens die op grond van dit artikel zijn benodigd. Gelet op artikel 2 van deze regeling, zijn de artikelen 11, 12, aanhef en onderdelen g en i, en 18 van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat afwijzend wordt beslist op een uitkeringsaanvraag als:

  • de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde regels;

  • de activiteiten onvoldoende bijdrage aan de doelstelling van deze uitkering;

  • de kosten die in aanmerking komen voor de uitkering niet aannemelijk of redelijk zijn.

Tot slot doet de ontvanger van de uitkering onverwijld mededeling aan de Minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 7

In het eerste lid van artikel 7 is de verplichting opgenomen dat de ontvanger de specifieke uitkering uitsluitend besteedt aan de financiering van het OV-ambassadeurproject, uitgevoerd binnen het tijdvak van 1 januari 2023 tot 1 januari 2026. De beperkte bestedingstermijn zorgt ervoor dat de OV-ambassadeurprojecten enigszins gelijktijdig plaatsvinden. Dit maakt een vergelijkende effectmeting mogelijk, dat als basis dient voor de evaluatie van de specifieke uitkering.

De verplichting in het derde lid wordt gesteld ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van de uitkering. Deze verplichting ziet op de fase voorafgaand aan de verlening van de specifieke uitkering en op de fase van de vaststelling daarvan.

Ten behoeve van deze evaluatie is de gemeente verplicht een effectmeting uit te voeren, zoals opgenomen in het vierde lid. In het kader van de evaluatie worden persoonsgegevens verwerkt. De verwerking van persoonsgegevens is gebaseerd op een wettelijk voorschrift (artikel 4.24 van de Awb en artikel 12 van deze regeling) en vindt plaats met inachtneming van de vereiste proportionaliteit (alleen ten behoeve van de evaluatie) en de vereiste subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier worden bereikt dan met verwerking van deze persoonsgegevens), opdat onder meer is voldaan aan de artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Gelet op artikel 2 is artikel 14, eerste en vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat de beschikking tot verstrekking van de uitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Het houdt ook in dat al een beschikking niet binnen die termijn, kan worden gegeven, deze termijn eenmaal met dertien weken kan worden verlengd.

Gelet op artikel 2 zijn de artikelen 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met c, e en f, en 21 van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat de gemeente voldoet aan de verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden en dat aantoont op een in deze regeling aangegeven wijze, dat de gemeente op verzoek van de Minister de gevraagde medewerking verleent aan het evaluatieonderzoek, medewerking verleent aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van het OV-ambassadeurproject, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Tot slot kan de Minister bij de uitkeringsbeschikking nadere verplichtingen opleggen.

Artikel 9

In artikel 9, eerste lid, is bepaald dat de ontvanger verantwoording aflegt over de besteding van een specifieke uitkering als bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. In artikel 17a van deze wet staat een aantal verantwoordingsregels. De belangrijkste is dat het college van burgemeester en wethouders de betreffende verantwoordingsinformatie uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar zendt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van een jaarrekening, een jaarverslag, een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen.

Artikel 10

De vaststelling geschiedt uiterlijk op 1 juli 2026 (artikel 10, eerste lid). De datum heeft te maken met het feit dat projecten tot 1 januari 2026 kunnen worden uitgevoerd en het feit dat de informatie over 2025 pas in 2026 voorhanden is. Gelet op artikel 2 is artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Daaruit volgt dat, nu sprake is van een specifieke uitkering waarbij verantwoord wordt volgens het principe van Single Information Single Audit (hierna: SISA) als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, vaststelling van de specifieke uitkering plaatsvindt op basis van die verantwoording. De eindverantwoording van de projecten via SISA over het jaar 2025, moet uiterlijk op 15 april 2026 worden ingediend. De vaststelling kan dan tijdig plaatsvinden.

De vaststelling van de uitkering kan lager zijn dan de verlening van de uitkering. Artikel 10, tweede lid, onderdeel a, kan op verschillende situaties betrekking hebben. Een voorbeeld daarvan is dat er minder is uitgegeven aan het OV-ambassadeurproject dan was begroot.

Artikel 11

Artikel 11 betreft terugvordering van ten onrechte betaalde uitkering. Het kan gaan om gehele of gedeeltelijke terugvordering. Op terugvordering is artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, dat onder meer over de wijze van terugvordering gaat. Terugvordering is aan de orde als de gemeente niet aan de uitkeringsvoorwaarden heeft voldaan, bijvoorbeeld door – anders dan aangenomen bij de vaststelling van de uitkering – het bedrag toch niet (geheel) te besteden aan het OV-ambassadeurproject.

Artikel 12

De Minister publiceert voor 1 april 2027 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkering in de praktijk. Omdat bij een regeling specifieke uitkeringen die mede is gebaseerd op de Kaderwet subsidies I en M de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, is ook de evaluatieverplichting uit artikel 4.24 van die wet van toepassing: 'Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.' Artikel 12 geeft uitdrukking aan het Awb-vereiste.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 24 170 en 26 645, nr. 191.

X Noot
2

Artikel 15a, eerste lid, Financiële-Verhoudingswet.

X Noot
3

Artikel 8, eerste lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.

X Noot
4

Artikel 12, tweede lid, van het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer en de Nota van Toelichting, Stb. 2011, 225.

X Noot
5

Artikel 2a, eerste lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.

X Noot
6

Artikel 32, tweede lid, onderdeel g, van de Wet personenvervoer 2000.

X Noot
7

Verordening (EG) Nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer.

X Noot
8

Artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet 2016.

X Noot
9

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven