Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 18 oktober 2022, nr. 4240225, tot wijziging van het Vergoedingenbesluit Adviescollege levenslanggestraften

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 11 van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Vergoedingenbesluit Adviescollege levenslanggestraften wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Aan de plaatsvervangende leden van het adviescollege wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de toepasselijke salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17 van de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn. De toepasselijke arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 2,7/36.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

TOELICHTING

Dit wijzigingsbesluit regelt dat plaatsvervangend leden dezelfde vergoeding ontvangen als de overige leden, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Vergoedingenbesluit Adviescollege levenslanggestraften. In plaats van een vaste vergoeding per vergadering zal hen een vaste vergoeding per maand worden toegekend, waarbij de toepasselijke salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17 van de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn. De toepasselijke arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 2,7/36.

De reden voor het gelijktrekken van de vergoedingen van de plaatsvervangende en de overige leden is dat in de praktijk is gebleken dat zij nagenoeg dezelfde taken hebben en nagenoeg dezelfde werkzaamheden verrichten voor het adviescollege. De plaatsvervangende leden behandelen per saldo evenveel zaken als de overige leden, omdat het regelmatig voorkomt dat een overig lid in een andere, professionele hoedanigheid bemoeienis heeft gehad met een zaak en deze zaak dan niet door dat lid mag worden behandeld en de inzet van een plaatsvervangend lid nodig blijkt.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven