Besluit van 14 september 2022, nr. 2022001925 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hoeksche Waard krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Parallelweg N217).

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een bestemmingsplan

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

De gemeenteraad van Hoeksche Waard (hierna: verzoeker) heeft Ons bij besluit van 14 december 2021, nummer 21472441 verzocht, om in die gemeente over te gaan tot het aanwijzen van onroerende zaken ter onteigening, begrepen in het onteigeningsplan Parallelweg N217. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan Parallelweg N217.

Burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard hebben bij brief van 27 januari 2022, zonder kenmerk, het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Planologische grondslag

De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het bestemmingsplan Parallelweg N217, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 12 oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van Hoeksche Waard en is onherroepelijk.

Aan de onroerende zaken zijn de onderscheiden bestemmingen Verkeer en de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologische Verwachting hoog 1, Waarde – Archeologische Verwachting middelhoog 1 en Leiding – Water toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 5 april 2022 tot en met 16 mei 2022 in de gemeente Hoeksche Waard en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft de burgemeester van Hoeksche Waard van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 1 april 2022 openbaar kennis gegeven in het Gemeenteblad.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van de parallelweg N217 met vrijliggend fietspad tussen Maasdam en 's-Gravendeel in de gemeente Hoeksche Waard.

De gemeente Hoeksche Waard wil de verkeersafwikkeling op de hoofdrijbaan N217 verbeteren voor piekmomenten bij omleidingen en voor de toekomstige woningbouwontwikkeling in 's-Gravendeel. Ook wil de gemeente – in geval van stremming van het verkeer op de hoofdrijbaan N217 – de bereikbaarheid voor calamiteitenverkeer waarborgen.

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een parallelweg en een nieuw fietspad ten noorden van de hoofdrijbaan N217. Door de aanleg van de parallelweg neemt de druk op de hoofdrijbaan N217 af en wordt gezorgd voor een betere doorstroming van het verkeer. De parallelweg is in beginsel bedoeld voor landbouwverkeer en bestemmingsverkeer. Daarnaast biedt de parallelweg ruimte voor calamiteitenverkeer. De parallelweg dient permanent als calamiteitenroute bij ongevallen. De hoofdrijbaan N217 is onderdeel van de belangrijkste aanrijdroute voor calamiteitenverkeer aan de oostzijde van de Hoeksche Waard. De parallelweg zorgt ervoor dat het calamiteitenverkeer ook bij stremming op de hoofdrijbaan N217 zijn bestemming in de Hoeksche Waard kan bereiken. Bij piekmomenten kan de parallelweg gebruikt worden om ongewenste verkeersbewegingen elders in de Hoeksche Waard te beperken. Met de parallelweg is de parallelle verbindingsstructuur ten noorden van de N217 tussen de kernen Oud-Beijerland (aan de westzijde van rijksweg A29/Hoeksche Waard) en 's-Gravendeel (aan de oostzijde van rijksweg A29/Hoeksche Waard) compleet.

In de huidige situatie is er een vrijliggende fietsvoorziening aanwezig ten noorden van de N217 tussen Maasdam en ’s-Gravendeel. Deze fietsvoorziening is onderdeel van de fietsroute tussen Maasdam/Puttershoek en Dordrecht. Deze route wordt momenteel opgewaardeerd naar een snelfietsroute waardoor het gebruik van de fietsvoorziening naar verwachting toeneemt. Om de verkeersveiligheid van de fietsers te waarborgen, is ervoor gekozen om het vrijliggende fietspad (opnieuw) aan te leggen ten noorden van de nieuwe parallelweg.

In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving behorende bij het onteigeningsplan.

Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de gemeente Hoeksche Waard de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de gemeenteraad van Hoeksche Waard tot haar onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat aanbesteding van de werkzaamheden in februari 2022 is gestart. De uitvoeringswerkzaamheden starten in juli 2023 en zijn in oktober 2024 afgerond.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

1. H.T. Scheele en E.A. de Bruin, elk voor 1/2e eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 1, verder te noemen: reclamanten.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op maandag 30 mei 2022 te Maasdam gehouden hoorzitting. Reclamanten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijze

Wij hebben hetgeen reclamanten in hun zienswijze naar voren brengen samengevat in de hierna volgende passages. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijze weergegeven.

De zienswijze van reclamanten

1.1

Reclamanten wijzen er in hun zienswijze op dat de gemeente heeft aangegeven dat zij samen met de provincie oog hebben voor de verkeersveiligheid van de omwonenden en dat daar overleg over plaatsvindt. Reclamanten constateren echter dat er door de gemeente en de provincie geen enkele maatregel is voorgesteld die zicht op een oplossing biedt en dat er door hen steeds gewezen wordt op het feit dat wijzigingen op de N217 geen deel uitmaken van het bestemmingsplan.

In hun zienswijze tegen het ontwerp bestemmingsplan hebben reclamanten onder andere aandacht gevraagd voor de situatie bij de Eerste Kruisweg. Het zou in hun ogen een grote verbetering zijn als er voorsorteerstroken op de N217 worden aangelegd. Reclamanten stellen zich op het standpunt dat het te kort door de bocht is om de bezwaren van de omwonenden over de doorstroming op de N217 af te doen met het argument dat veranderingen op de hoofdrijbaan van de N217 los staan van het bestemmingsplan.

Reclamanten wijzen er op dat het door de aanpassing bij de aansluiting van de Middelste Kruisweg/Tweede Kruisweg op de N217 niet meer mogelijk is om vanaf de noordzijde van de kruising de provinciale weg op te rijden. De Middelste Kruisweg/Tweede Kruisweg is juist sterk verbeterd en deze weg heeft een belangrijke functie gekregen als ontsluitingsweg. Doordat het niet meer mogelijk is snel de N217 op te komen, moeten onder andere vrachtwagens en groot landbouwmaterieel meer gebruik maken van de parallelweg. De parallelweg zal breed genoeg moeten zijn omdat dit verkeer de weg in beide richtingen moeten kunnen gebruiken.

Ad 1.1

Voor zover reclamanten betogen dat verzoeker onvoldoende oog heeft voor de verkeersveiligheid, verwijzen in de eerste plaats naar hetgeen Wij hiervoor onder noodzaak en urgentie hebben overwogen.

Voor zover reclamanten betogen dat de maatregelen waar het bestemmingsplan en onteigeningsplan op zien onvoldoende bijdragen aan de verkeersveiligheid, overwegen Wij dat dit betoog planologisch van aard is. Daarover overwegen Wij in het algemeen dat planologische aspecten in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig kunnen worden beoordeeld. Deze konden namelijk in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamanten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze in te dienen, waarin zij ook gewezen hebben op de gevolgen van het bestemmingsplan voor de verkeersveiligheid. De gemeente heeft geconcludeerd dat de zienswijze geen aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het voorstel van reclamanten om voorsorteervakken aan te leggen op de N217 merken Wij voorts op dat deze gewenste maatregel buiten het bestemmingsplan en het onteigeningsplan valt en daarmee ook buiten deze onteigeningsprocedure. In hoeverre er naast de aanpassingen waar het bestemmingsplan in voorziet, ook andere aanpassingen bijdragen aan de verkeersveiligheid, staat Ons niet ter beoordeling.

1.2

Reclamanten maken kenbaar dat zij na de realisatie van de parallelweg drie wegen moeten oversteken als zij met landbouwmachines naar hun percelen ten noorden van de N217 gaan. Hierdoor wordt de oversteek bemoeilijkt. Reclamanten zijn hierover uitgebreid en constructief met de gemeente in overleg. Dit heeft er toe geleid dat de gemeente het plan ten aanzien van de oversteek heeft aangepast. Reclamanten kunnen echter pas na de aanleg en het gebruik hiervan beoordelen of dit in de praktijk voldoende is. Daarom hebben reclamanten tot op heden nog zorgen over onder andere de maatvoering van de bochten, de wegmarkering en bebording op de parallelweg ter hoogte van de oversteek en over wie extra waarschuwingen aanbrengt tijdens het oogstseizoen. Reclamanten stellen zich op het standpunt dat zij daarom vooruitlopend op de aanleg en het gebruik in de praktijk niet kunnen instemmen met het aangepaste plan van de gemeente.

Ad 1.2

Dit onderdeel van de zienswijze ziet op het gevoerde minnelijk overleg en oplossingen anderszins.

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

De onteigeningswet verplicht de onteigenende partij niet tot schadeloosstelling in de vorm van andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en veelal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

Uit de Ons overgelegde stukken en hetgeen in de hoorzitting naar voren is gebracht, blijkt dat verzoeker enerzijds biedingen op onteigeningsbasis heeft uitgebracht waarover partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Anderzijds hebben partijen gedurende het gevoerde overleg uitgebreid gesproken over de zorgen die reclamanten hebben. Verzoeker heeft naar aanleiding van de gesprekken het ontwerp aangepast door een wachtplaats voor de landbouwmachines te creëren. Aan de andere door reclamanten gevraagde oplossingen over de wegmarkering en (voorrangs)bebording kan door verzoeker niet tegemoet gekomen worden, omdat deze op de parallelweg juridisch niet zijn toegestaan. Wel heeft verzoeker tijdens de hoorzitting kenbaar gemaakt bereid te zijn om met de provincie (die wegbeheerder wordt van de parallelweg) vast te stellen welke alternatieve waarschuwingen ter plaatse wel mogelijk zijn. Omdat reclamanten de door verzoeker aangedragen oplossingen niet kunnen overzien en omdat zij nog een aantal oplossingen wensen die verzoeker niet kan honoreren, hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken.

Gelet op het bovenstaande zijn Wij van oordeel dat het overleg tussen partijen voorafgaand aan het verzoekbesluit serieus is geweest en dat verzoeker daaraan voorafgaand voldoende pogingen heeft ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te komen. Daarbij heeft verzoeker ook geluisterd naar de zorgen die bij reclamanten leven over de verkeersveiligheid en onderzocht in hoeverre zij deze weg kan nemen. Reclamanten koppelen de gesprekken over de zorgen die zij hebben aan de onderhandelingen over de aankoop van de in de onteigening betrokken grond. Mede daardoor zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen over de aankoop. Gelet op het bovenstaande, was het ten tijde van het onteigeningsverzoek naar Ons oordeel aannemelijk dat het minnelijk overleg nog niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden. Verzoeker mocht dan ook besluiten tot het indienen van het verzoek tot onteigening om de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. Hierbij geldt dat verzoeker gehouden is aan haar eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk toegesneden planning.

Het overleg met reclamanten zal worden voortgezet. Dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

1.4

Tijdens de hoorzitting hebben reclamanten naar voren gebracht dat zij van mening zijn dat de geboden schadeloosstelling te laag is. Na een gesprek met de wethouder is deze weliswaar naar boven bijgesteld, maar ook dit aanbod is in de ogen van reclamanten niet serieus te nemen.

Ad 1.4

Daargelaten dat dit betoog voor het eerst tijdens de hoorzitting is aangevoerd, wijzen Wij er op dat dit ziet op de hoogte van de schadeloosstelling.

Wij merken hierover in algemene zin op dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van zijn onroerende zaak. Artikel 41 van de onteigeningswet ziet daarnaast op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

Gelet op het bovenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de gemeente Hoeksche Waard de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van de gemeente Hoeksche Waard tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 13 juni 2022, nr. RWS-2022/16584, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het besluit van de gemeenteraad van Hoeksche Waard van 14 december 2021, nummer 21472441;

gelezen de voordracht van burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard van 27 januari 2022, zonder kenmerk;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 31 augustus 2022, no. W04.22.0098/I;

gezien het nader rapport van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 9 september 2022, nr. RWS-2022/27147, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de uitvoering van het bestemmingsplan Parallelweg N217 van de gemeente Hoeksche Waard ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Hoeksche Waard en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Den Haag, 14 september 2022

Willem-Alexander

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: Parallelweg N217

VERZOEKENDE INSTANTIE: gemeente Hoeksche Waard

 

Kadastraal bekend als gemeente ’s-Gravendeel

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte (m2)

Kadastrale grootte (m2)

Sectie

en nr.

Ten name van

1.

1.221

323.940

H 165

½ eigendom: Hendrik Teunis Scheele, 's-Gravendeel, gehuwd met Eveline Adriana de Bruin;

½ eigendom: Eveline Adriana de Bruin, 's-Gravendeel, gehuwd met Hendrik Teunis Scheele.

         

2.

678

1.950

H 175

½ eigendom: Tjarda Ingeborg Maasdam, Madrid (Spanje);

½ eigendom: Adriaan Gerrit Maasdam, Mijnsheerenland.

         

3.

3.070

25.840

B 2672

½ eigendom: Tjarda Ingeborg Maasdam, Madrid (Spanje);

½ eigendom: Adriaan Gerrit Maasdam, Mijnsheerenland.

         

4.

547

9.980

B 1680

Dirk Reedijk, Klaaswaal, gehuwd met Jacoba Johanna Dekker.

         

5.

1.496

6.700

B 1681

Dirk Reedijk, Klaaswaal, gehuwd met Jacoba Johanna Dekker.

Naar boven