TOELICHTING
1. Algemeen
Met de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) wordt beoogd bovenmatige
bezoldigingen en ontslaguitkeringen in de publieke en semipublieke sector tegen
te gaan door deze aan een maximum te binden en bezoldigingen van
topfunctionarissen openbaar te maken. Het bij die wet behorende normenkader,
waar de Uitvoeringsregeling WNT (hierna: de regeling) deel van uitmaakt, wordt
jaarlijks geactualiseerd mede op basis van ervaringen bij de uitvoering. Voor
het kalenderjaar 2023 is sprake van een aanpassing van de regeling aan de
loonontwikkeling van de afgelopen jaren van de maximumloonsom voor toepassing
van de verantwoordingsvrijstelling voor de WNT (artikel 5b van de regeling) en
van een verduidelijking van de openbaarmakingsverplichting op grond van de WNT
voor WNT-instellingen die deel uitmaken van een groep van rechtspersonen
(artikel 5c, derde lid, van de regeling). Ook zijn enkele andere, vooral
technische verbeteringen aangebracht.
2. Wijzigingen
2.1. Wijziging artikel 5
Onder 1
Het in artikel 5, eerste, derde en vierde lid, van de regeling genoemde
bedrag (thans € 1.800) is gekoppeld aan het bedrag van de maximale
vrijwilligersvergoeding op jaarbasis in artikel 2, zesde lid, Wet op de
loonbelasting 1964. Per 1 januari 2023 is dat bedrag € 1.900. Met de
onderhavige wijziging is het in artikel 5, eerste, derde en vierde lid, van de
regeling genoemde bedrag daarmee in overeenstemming gebracht.
Onder 2
In onderdeel d van het vierde lid van artikel 5 is bepaald dat opgave moet
worden gedaan van het aantal uren per jaar van het dienstverband van een
topfunctionaris zonder dienstbetrekking. Op basis van onder meer dit gegeven
kan berekend worden wat het individueel bezoldigingsmaximum van de betreffende
topfunctionaris is en daarmee wat het uurtarief is. Het voormalige onderdeel e
van het vierde lid, dat de verplichting bevatte tot openbaarmaking van het
uurtarief, vervulde daarom geen functie meer en is komen te vervallen. Met deze
wijziging wordt mede uitvoering gegeven aan een aanbeveling vanuit het
EAUT-panel1 in hun commentaar op het ontwerp Verantwoordingsmodel WNT 2022.
2.2. Wijziging artikel 5b
Het in artikel 5b, onderdeel a, van de regeling genoemde bedrag van het
maximumbedrag van de loonsom is verhoogd van € 160.000 naar € 175.000. Indien
de totale loonsom lager is dan € 175.000 geldt voor de WNT-instelling een
vrijstelling van openbaarmakingsverplichtingen. Het bedrag van € 175.000 komt
bij benadering overeen met de beloning (het salaris) van een Minister in op
1 januari 2022 (zijnde € 175.548,62). Deze verhoging is bedoeld om te
compenseren voor de gestegen loonsom van WNT-instellingen sinds 2018 als gevolg
van contractuele loonkostenstijgingen. Niet compenseren zou betekenen dat
geleidelijk aan steeds minder zeer kleine WNT-instellingen met een zeer gering
risico op WNT-overtredingen in aanmerking zouden kunnen komen voor de in deze
bepaling geregelde verantwoordingsvrijstelling voor wat de WNT betreft. Bij de
jaarlijkse herziening van de Uitvoeringsregeling WNT als onderdeel van het
normenkader WNT zal voortaan worden bezien of het betreffende bedrag moet
worden verhoogd vanwege de genoemde contractuele loonkostenstijgingen en, zo
ja, met hoeveel.
Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een redactionele verbetering
aan te brengen in dit onderdeel (te weten: ‘euro’ is geschrapt als zijnde
dubbelop en dus overbodig).
2.3. Wijziging artikel 5c
Onder 1
In artikel 5c, derde lid, van de regeling is kortgezegd bepaald dat de
WNT-instelling die onderdeel is van een groep van rechtspersonen vrij is om te
kiezen of de op grond van de artikelen 5 en 5a van de regeling verplicht
openbaar te maken WNT-gegevens opgenomen worden in de geconsolideerde
jaarrekening van de groep, in de enkelvoudige jaarrekening van een van de
andere rechtspersonen in de groep of de enkelvoudige jaarrekening van de
betreffende rechtspersoon. In de jaarrekening van de WNT-instelling waarop de
openbaarmakingsverplichting rust, wordt verwezen naar de jaarrekening waarin de
WNT-verantwoording is opgenomen. Op grond van de WNT moet daarbij van elke
topfunctionaris van de WNT-instelling of, bij meerdere WNT-instellingen in
groepsverband, uitgesplitst naar individuele WNT-instelling onder meer de
bezoldiging en de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband per
dienstverband worden verantwoord (zie de artikelen 5 en 5a voor de volledige
omschrijving van de te verantwoorden gegevens). Daarnaast moet de totale
bezoldiging van elke topfunctionaris met een andere functie bij een gelieerde
rechtspersoon dan wel met een nevenfunctie bij dezelfde WNT-instelling worden
verantwoord. In de WNT-verantwoording moet van iedere niet-topfunctionaris die
op grond van dienstbetrekking bij de WNT-instelling werkzaam is en waarvan de
bezoldiging uit hoofde van diens functie of functies na correctie voor de
deeltijdfactor hoger is dan het algemene bezoldigingsmaximum, bedoeld in
artikel 2.3, eerste lid, van de WNT, de in artikel 5a van de
Uitvoeringsregeling WNT vermelde gegevens worden vermeld. Ook dient ingeval van
verantwoording van deze WNT-gegevens in een geconsolideerde jaarrekening van
een concern of groep van rechtspersonen dan wel in de jaarrekening van een van
de rechtspersonen van het concern of de groep per niet-topfunctionaris in
dienstbetrekking te worden uitgesplitst naar functie en rechtspersoon waar deze
functie wordt verricht.
Gebleken is dat in de praktijk niet altijd op de juiste wijze uitvoering
wordt gegeven aan artikel 5c, derde lid, van de regeling. Zo komen
toezichthouders op de WNT regelmatig concerns of groepen van rechtspersonen
tegen die een WNT-verantwoording opnemen in een geconsolideerde jaarrekening of
in een jaarrekening van een van de rechtspersonen van de groep of het concern,
maar wordt daarbij niet aangeven op welke rechtspersoon of rechtspersonen de te
verantwoorden WNT-gegevens betrekking hebben, zoals voorgeschreven in artikel
5c, derde lid, onder a, van de regeling. Bovendien wordt in de gebundelde
verantwoording over het hoofd gezien dat een topfunctionaris die vanuit een
andere rechtspersoon bij de WNT-instelling is geplaatst of gedetacheerd om bij
die WNT-instelling werkzaam te zijn als topfunctionaris voor de WNT moet worden
aangemerkt als topfunctionaris zonder dienstbetrekking, met daaraan verbonden
een afwijkend bezoldigingsmaximum in de eerste twaalf kalendermaanden van de
functievervulling (artikel 4 van de regeling) en een afwijkend
bezoldigingsbegrip (dat van artikel 2a van de regeling) dan dat van een
topfunctionaris in dienstbetrekking. Daardoor wordt niet verantwoord welke
vergoedingen tussen de rechtspersonen onderling worden betaald voor de
functievervulling van deze topfunctionarissen, terwijl de openbaarmaking
daarvan verplicht is op grond van de WNT (zoals bijvoorbeeld
managementvergoedingen of managementfees).
Als voorbeeld kan de zorgsector worden genoemd. Binnen zorgconcerns zijn er
vaak meerdere WNT-instellingen. Deze WNT-instellingen worden echter, ten
onrechte, niet afzonderlijk verantwoord met hun eigen WNT-verantwoording. Uit
de WNT-verantwoording blijkt dan niet hoeveel deze individuele WNT-instellingen
hetzij rechtstreeks, hetzij via de ter beschikking stellende rechtspersoon
(bijvoorbeeld personeelsvennootschap of holding) aan dan wel voor de inzet van
de bestuurders vergoeden per dienstverband. Dit is niet in overeenstemming met
de WNT en de op de WNT gebaseerde openbaarmakingsbepalingen (artikelen 5 en 5a
van de regeling). Uit navraag blijkt dat de betrokken accountants het vraagstuk
anders uitleggen en van mening zijn dat artikel 5c, derde lid, onderdeel a, van
de regeling juist is toegepast. Zoals hiervoor aangegeven, is dat echter niet
het geval. Gelet hierop is in deze toelichting een verduidelijking rondom de
verplichting tot het herleidbaar naar entiteitsniveau verantwoorden van de
gegevens van de functionarissen per dienstverband binnen concerns en groepen
van rechtspersonen opgenomen zoals deze altijd heeft gegolden, zodat eventuele
misverstanden ter zake uit de wereld worden geholpen.
Er zijn geen directe aanwijzingen dat deze verantwoordingsproblematiek en
daaraan verbonden onduidelijkheid ook bij andere groepen van rechtspersonen in
andere sectoren of domeinen, waartoe ook WNT-instellingen behoren, spelen of
voorkomen. In andere sectoren is ten opzichte van de zorgsector minder sprake
van groepen van rechtspersonen waartoe ook WNT-instellingen behoren. Omdat deze
groepsvorming in andere sectoren toch wel voorkomt en bovendien ook niet kan
worden uitgesloten dat deze elders zou kunnen ontstaan waar die zich nu nog
niet voordoet, is de bedoelde verduidelijking in algemene zin verwoord
opgenomen in artikel 5c, derde lid, onderdeel a, van de regeling. Daar waar de
problematiek zich niet voordoet omdat er geen sprake is van groepsvorming
inclusief WNT-instellingen of omdat de WNT-verantwoording op de juiste wijze
plaatsvindt, zal deze verduidelijking geen gevolgen hebben voor de
instellingen.
Onder 2
Dit betreft een correctie van een redactionele misslag, te weten het
verwijderen van een zinsdeel dat per ongeluk twee keer was opgenomen.
2.4. Consultatie Ex Ante Uitvoeringstoets panel (EAUT-panel)
Net als in voorgaande jaren, is ook dit keer een concept van de regeling
tot wijziging van de regeling voor ex ante uitvoeringstoets voorgelegd aan het
zogenaamde EAUT-panel (bestaande uit deskundigen uit het veld van onder meer
WNT-instellingen, accountantskantoren en advocaten). Aan het EAUT-panel is,
volgens vast gebruik, separaat teruggekoppeld of en, zo ja, op welke wijze hun
opmerkingen, vragen en aanbevelingen zijn verwerkt in de voorliggende
wijzigingsregeling.
Verschillende leden van het EAUT hebben bezwaar gemaakt tegen de wijziging
van artikel 5c, derde lid, van de regeling. Bij deze leden blijkt hetzelfde
misverstand over de aard, inhoud en strekking van deze bepaling te bestaan wat
in de toezichtspraktijk in de zorgsector is vastgesteld bij sommige
accountantskantoren. De opmerkingen vanuit het EAUT bij deze bepaling zijn
daarom, voor zover op deze bezwaren gebaseerd, niet overgenomen.
3. Regeldrukeffecten
3.1. Regeldrukeffecten voor WNT-instellingen
De onderhavige wijzigingen van de regeling houden verduidelijkingen en
tekstuele verbeteringen in die in bepaalde sectoren kunnen bijdragen aan een
betere toepassing en naleving van de WNT. De wijzigingen leggen geen nieuwe of
verzwaarde verplichtingen op aan WNT-instellingen in vergelijking met de
bestaande wet- en regelgeving. Dit zal niet tot meer of minder
regeldrukeffecten voor WNT-instellingen leiden.
3.2. Regeldrukeffecten voor controlerende accountants (out-of-pocket kosten
voor WNT-instellingen)
De onderhavige wijzigingen van de regeling houden verduidelijkingen en
tekstuele verbeteringen in die in bepaalde sectoren kunnen bijdragen aan een
betere toepassing en naleving van de WNT. De wijzigingen leggen geen nieuwe of
verzwaarde verplichtingen op aan controlerende accountants in vergelijking met
de bestaande wet- en regelgeving. Dit zal niet tot meer of minder
regeldrukeffecten voor controlerende accountants leiden.
3.3. Advisering door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet
geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen
omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Daarmee is
voldaan aan de regels met betrekking tot de vaste verandermomenten en publicatie twee
maanden voor inwerkingtreding.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot