Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 11 oktober 2022, nr. 4225136, houdende regels over het verstrekken van subsidies aan belangenorganisaties voor interlandelijk geadopteerden (Subsidieregeling belangenorganisaties interlandelijk geadopteerden)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid van de Kaderwet overige JenV-subsidies en de artikelen 2 eerste lid, 5 zevende lid, 7 tweede en derde lid, 10 tweede lid, 15 eerste, tweede en derde lid, en 18 van het Kaderbesluit overige JenV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. belangenorganisatie:

een in Nederland gevestigde rechtspersoon zonder winstoogmerk met volledige rechtsbevoegdheid, die ten minste een jaar voor de subsidieaanvraag volgens haar statuten als primaire doel heeft het behartigen van de belangen van interlandelijk geadopteerden in Nederland of het ondersteunen van interlandelijk geadopteerden in Nederland of hun biologische familie bij het vinden van elkaar;

b. expertisecentrum:

het expertisecentrum interlandelijke adoptie dat bestuurlijk gepositioneerd is bij de Stichting Fiom, statutair gevestigd te ’s-Hertogenbosch;

c. interlandelijk geadopteerden:

personen die uit het buitenland in Nederland zijn geadopteerd;

d. land van herkomst:

land waaruit een interlandelijke geadopteerde is geadopteerd in Nederland;

e. Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De Minister kan subsidie verstrekken aan een belangenorganisatie voor activiteiten:

    • a. die de relevante expertise, kennis of kunde van de bestuursleden, medewerkers of vrijwilligers van de belangenorganisatie vergroten;

    • b. die de bekendheid van de belangenorganisatie vergroten;

    • c. waarmee het ondersteuningsaanbod aan interlandelijk geadopteerden wordt versterkt;

    • d. ter ondersteuning van zoektochten of rootsreizen voor een groep van ten minste vijf interlandelijk geadopteerden.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt aan een belangenorganisatie die ten tijde van de subsidieaanvraag minder dan een jaar rechtspersoonlijkheid bezit.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die:

    • a. bijdragen aan de aanschaf van middelen die zijn bedoeld om DNA-tests uit te voeren;

    • b. gericht zijn op het opzetten van een permanente of semipermanente vestiging op het grondgebied van een land van herkomst;

    • c. gericht zijn op het verstrekken van individuele tegemoetkomingen of vergoedingen voor individuele kosten van individuele geadopteerden;

    • d. gericht zijn op het behalen van winst door de belangenorganisatie;

    • e. in strijd zijn met het geldende recht in het land van herkomst.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten voor zoektochten of rootsreizen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d zijn:

  • a. de kosten voor een veldwerker of gids in het land van herkomst;

  • b. de kosten voor een sociaal-maatschappelijk werker of een tolk;

  • c. de kosten voor een informatiebijeenkomst voorafgaand aan een zoektocht of rootsreis;

  • d. de kosten die worden gemaakt voor de begeleider van een zoektocht of rootsreis;

  • e. andere gemeenschappelijke kosten die ondersteunend zijn aan de zoektocht of rootsreis van een groep interlandelijk geadopteerden naar hun identiteit of hun biologische ouders in het land van herkomst.

Artikel 4. Subsidiebedrag per belangenorganisatie

1. De subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 35.000,– per belangenorganisatie per aanvraagtijdvak met dien verstande dat voor de onderdelen a of b ten hoogste ten hoogste € 10.000,– kan worden toegekend en voor onderdelen c of d ten hoogste € 25.000,–.

Artikel 5. Aanvraagtijdvak

Een subsidieaanvraag kan worden ingediend tijdens de volgende aanvraagtijdvakken:

  • a. Van 20 oktober 2022 tot en met 31 december 2023;

  • b. Van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024;

  • c. Van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025;

  • d. Van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2026;

  • e. Van 1 januari 2027 tot en met 19 oktober 2027.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is per aanvraagtijdvak € 600.000,– beschikbaar.

  • 2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen.

Artikel 7. Indiening van de aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe door de Minister vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Indien subsidie wordt aangevraagd voor een activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c of d, wordt bij de aanvraag een advies van het expertisecentrum gevoegd en een beschrijving van de aanvrager van de manier waarop dit advies wordt meegenomen in de activiteiten.

Artikel 8. Verplichtingen

De gesubsidieerde activiteiten worden binnen twee jaar na de subsidieverlening uitgevoerd.

Artikel 9. Verplichte meldingen

  • 1. De aanvrager meldt onmiddellijk aan de Minister als:

    • a. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan;

    • b. na indiening van de subsidieaanvraag voor dezelfde begrote kosten een subsidie of een andere financiële bijdrage wordt aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen;

    • c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting.

Artikel 10. Evaluatieverslag

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en vervalt met ingang van 20 oktober 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling voor laatstgenoemde datum zijn verstrekt.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling belangenorganisaties interlandelijk geadopteerden.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

TOELICHTING

Algemene toelichting

Belangenorganisaties voor interlandelijk geadopteerden zijn vanwege hun expertise, ervaring en netwerken in specifieke landen van herkomst waardevolle samenwerkingspartners voor het (toekomstige) expertisecentrum interlandelijke adoptie. Met name waar het gaat om ondersteuning bij het uitvoeren van zoektochten in landen van herkomst, zal het expertisecentrum ook geregeld doorgeleiden naar deze meer specialistische organisaties. Nauwe samenwerking tussen het expertisecentrum en de belangenorganisaties is van belang voor optimale ondersteuning aan interlandelijk geadopteerden. Dit heeft tot de keuze geleid om met de beschikbare middelen voor de komst van het expertisecentrum ook belangenorganisaties voor interlandelijk geadopteerden duurzaam te gaan versterken.

Het huidige aanbod is versnipperd. Er is geen centraal loket en belangenorganisaties verschillen in omvang, aanbod, aanpak en professionaliteit. Met de komst van het expertisecentrum en het versterken van de belangenorganisaties voor interlandelijk geadopteerden wordt hieraan tegemoet gekomen. Het expertisecentrum heeft de opgave om kennis en expertise over interlandelijke adoptie voor de samenleving te ontsluiten. Interlandelijk geadopteerden kunnen bij het expertisecentrum terecht voor: toegang tot adoptiedossiers en afstammingsinformatie, informatie over zoektochten, psychosociale hulp en juridische ondersteuning. Het betreft een duurzame investering en professionaliseringsslag in het huidige ondersteuningsaanbod, waarmee interlandelijk geadopteerden in de toekomst beter worden geholpen bij vragen over hun adoptie en/of afkomst.

De subsidie die op grond van de onderhavige regeling kan worden verstrekt, is bedoeld voor twee soorten activiteiten.

Ten eerste voor het versterken van de organisatie (art. 2, eerste lid, onder a en b). Hiermee kan een belangenorganisatie zich in de basis steviger neerzetten. Bijvoorbeeld door activiteiten te ontplooien die zien op het scholen van medewerkers, bestuursleden of vrijwilligers, het vergroten van de bekendheid van de organisatie, dan wel als een tegemoetkoming in vaste lasten. Er is per jaar een lump sum 10.000 euro beschikbaar per belangenorganisatie als subsidie van de hier bedoelde activiteiten, waarvoor in beginsel geen verantwoording achteraf wordt gevraagd.1

Ten tweede voor het uitvoeren van projecten die het ondersteuningsaanbod aan interlandelijk geadopteerden versterken (art. 2, eerste lid, onder c en d). Gezien de ervaring, expertise en netwerk van belangenorganisaties in landen van herkomst, is een belangrijk doel van deze subsidie dat hiermee de ondersteuning bij zoektochten duurzaam verbetert en versterkt maar ook activiteiten of diensten op individueel niveau. Met deze subsidie kunnen geen individuele kosten voor zoektochten worden vergoed, wel is het mogelijk om aan een groep interlandelijk geadopteerden dan wel bij een rootsreis met meerdere interlandelijk geadopteerden ondersteuning te bieden waar de hele groep mee is geholpen. Gedacht kan worden aan de inzet van een tolk, of een veldwerker of gids die tijdens een reis helpt bij het zoeken naar de familie van de deelnemers van de groepsreis, sociaal-maatschappelijk begeleiding, de huur van een bus voor de groep, enzovoorts. Per project kan per aanvraagtijdvak per belangenorganisatie maximaal € 25.000,– worden aangevraagd, waarvoor achteraf verantwoording moet worden afgelegd. Gezien de centrale positie van het expertisecentrum en de mogelijkheden die het centrum zelf ook heeft om in specifieke landen aan de slag te gaan, is verbinding en samenwerking met het expertisecentrum bij het opstellen of uitvoeren van de projecten gewenst. Dit geldt ook voor verbinding of samenwerking met andere organisaties die in een specifiek land van herkomst ondersteuning bieden. Daarom moeten de belangenorganisaties hun plan voor de aanvraag van een subsidie aan het expertisecentrum voorleggen, waarna het expertisecentrum hen van een advies zal voorzien. Zowel de belangenorganisaties als het expertisecentrum zullen op de eigen website de projectplannen presenteren en desgewenst naar elkaar verwijzen. De subsidieaanvraag zal vervolgens moeten worden voorzien van dit advies en een reactie van de belangenorganisatie wat zij met dit advies doen.

Deze subsidieregeling wordt vastgesteld voor de duur van vijf jaar. Tussentijds zal de regeling worden geëvalueerd en indien nodig worden bijgesteld. De eerste tussentijdse evaluatie vindt één jaar na de datum van inwerkingtreding plaats. Daarbij zal gekeken worden naar zowel het doel, de effectiviteit als de hoogte van de subsidie. Voor het einde van deze regeling (20 oktober 2027) zal een evaluatie volgen naar de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, zodat een besluit kan worden genomen over het eventueel verlengen van de regeling.

Voor de bevoorschotting en vaststelling wordt artikel 15 van het Kaderbesluit overige JenV-subsidies gevolgd. Aangezien de subsidie in totaal 35.000,– kan bedragen voor deze organisaties valt de subsidie binnen dit artikel. Dit betekent dat organisaties achteraf een verantwoording in moeten dienen. De wijze van bevoorschotting wordt conform het Kaderbesluit overige JenV-subsidies in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen wie als belangenorganisatie een aanvraag mogen doen. Het gaat om organisaties die zich primair richten op het ondersteunen van interlandelijk geadopteerden en diens biologische familie. Meer algemeen georiënteerde organisaties vallen niet onder deze definitie. Daarnaast moet een organisatie ten minste een jaar voor de subsidieaanvraag rechtspersoonlijkheid bezitten en mag de organisatie geen winstoogmerk hebben.

Met het expertisecentrum wordt bedoeld het centrum zoals bestuurlijk gepositioneerd bij Fiom, zoals is aangekondigd in de Kamerbrief van 10 juni 2022.2

Artikel 2

Activiteiten voor belangenorganisaties komen voor subsidiëring in aanmerking indien zij de belangenorganisatie of het ondersteuningsaanbod versterken. De activiteiten dienen zoveel mogelijk gericht te zijn op het ondersteunen van groepen interlandelijk geadopteerden. De doelgroep in zijn algemeenheid dient te profiteren van de subsidiëring.

In elk aanvraagtijdvak kan een belangenorganisatie subsidie aanvragen voor een aantal activiteiten. Deze staan beschreven in het eerste lid.

Ad a en b

De subsidie kan in ieder geval worden ingezet voor:

  • activiteiten die de relevante expertise, kennis of kunde van de bestuursleden, medewerkers of vrijwilligers van de belangenorganisatie vergroten;

  • activiteiten die de bekendheid van de belangenorganisatie vergroten.

Vergroten van expertise, kennis of kunde

Om de organisatie te versterken is er subsidie beschikbaar voor onder meer het volgen van cursussen of het organiseren van workshops om de relevante expertise, kennis of kunde van bestuursleden, medewerkers of vrijwilligers van de belangenorganisatie te vergroten.

Bekendheid, vindbaarheid en toegankelijkheid organisatie

Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het opmaken van de website van de belangenorganisatie, het voeren van campagnes, het actief bijhouden van social mediakanalen en het bijhouden van overige communicatiekanalen.

Ad c en d

De subsidie kan ook worden ingezet voor grotere projecten. Activiteiten die in ieder geval in aanmerking komen voor deze subsidie:

  • activiteiten waarmee het ondersteuningsaanbod aan interlandelijk geadopteerden wordt versterkt;

  • activiteiten ter ondersteuning aan zoektochten of rootsreizen voor een groep interlandelijk geadopteerden.

Versterken ondersteuningsaanbod

Belangenorganisaties hebben een belangrijke rol om interlandelijk geadopteerden te ondersteunen. Zo kunnen organisaties lotgenotenbijeenkomsten organiseren, een expert uitnodigen om in gesprek te gaan of een informatieavond organiseren voor interlandelijk geadopteerden. Deze activiteiten worden bij voorkeur uitgevoerd in overleg met en in aanvulling op het expertisecentrum.

Rootsreizen (zie ook artikel 3)

Belangenorganisaties kunnen met deze subsidie reizen organiseren voor groepen interlandelijk geadopteerden om op te zoek gaan naar hun biologische familie. Niet alle kosten die hierbij komen kijken, komen in aanmerkingen voor subsidie. Zie hiervoor artikel 3. Reizen dienen te worden georganiseerd voor groepen interlandelijk geadopteerden van minimaal 5 interlandelijk geadopteerden, en dienen daarom zoveel mogelijk gebundeld te worden.

De organisatie mag geen winst maken met de reis. De kosten die gemaakt worden dienen daarom vooraf inzichtelijk te worden gemaakt aan de interlandelijk geadopteerden.

Lid 3

Bepaalde activiteiten komen niet in aanmerking voor deze subsidie. Activiteiten die zien op de aanschaf of vergoeding van DNA-kits vallen hier bijvoorbeeld niet onder. Ook is het niet de bedoeling dat er met de subsidie een permanente of semipermanente vestiging wordt gerealiseerd in het land van herkomst. Daarnaast mogen de activiteiten geen betrekking hebben op het realiseren van individuele tegemoetkomingen of vergoedingen voor interlandelijk geadopteerden. Ook mogen de organisaties geen winst behalen door de activiteiten die worden georganiseerd met deze subsidie. Activiteiten mogen ook niet in strijd zijn met het geldende recht in het land van herkomst.

Artikel 3

De subsidiabele kosten voor de activiteiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, worden hier verder verduidelijkt. Voor de overige activiteiten (artikel 2, eerste lid, onder a, b en c) is het niet nodig gebleken de activiteiten verder te specificeren in de regeling. Aangezien er bij een reis zowel individuele als collectieve kosten komen kijken en individuele kosten niet in aanmerking komen voor subsidie, is er behoefte om deze kosten wel apart op te nemen in de regeling.

Het gaat om gemeenschappelijke activiteiten en kosten die gemaakt worden ten behoeve van een groep interlandelijk geadopteerden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de kosten voor een gids, een tolk, een sociaal maatschappelijk werker, gemeenschappelijk vervoer ter ondersteuning aan activiteiten voor de groep interlandelijk geadopteerden. Ook informatiebijeenkomsten vooraf kunnen hier onder vallen. Voorbereidingskosten en gemaakte kosten voor begeleiders van een reis kunnen hier ook onder vallen.

Individuele kosten van deelnemers zoals voor vliegtickets en hotelkamers komen uitdrukkelijk niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 4

Voor subsidiëring op grond van deze regeling is per belangenorganisatie maximaal € 35.000,– beschikbaar, waarvan € 10.000,– op grond van artikel 2, eerste lid onder a en b, en € 25.000,– op grond van artikel 2, tweede lid, onder c en d. Een belangenorganisatie kan slechts eenmaal per aanvraagtijdvak een aanvraag doen. Een subsidie kan worden aangevraagd voor slechts een van de doelen in artikel 2, eerste lid, of voor meerdere doelen. Indien subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten onder artikel 2, eerste lid, onder a en b, zal de subsidie in totaal niet meer bedragen dan € 10.000,–. Indien subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten onder artikel 2, eerste lid, onder c en d, zal de subsidie niet meer bedragen dan € 25.000,–.

Artikel 5

De subsidie kan steeds worden aangevraagd in een aanvraagtijdvak. Gezien artikel 4 kan elke belangenorganisatie slechts eenmaal per aanvraagtijdvak een aanvraag doen.

Artikel 6

Het subsidieplafond van deze regeling is in elk aanvraagtijdvak telkens € 600.000,–. Dit bedrag is beschikbaar gesteld vanuit het budget voor het expertisecentrum voor interlandelijk geadopteerden.

Artikel 7

De bij de aanvraag te overleggen informatie is van belang om de Minister in staat te stellen om de ingediende aanvragen te kunnen toetsen. De aanvraag kan worden gedaan door een door de Minister opgesteld aanvraagformulier. De informatie die moet worden aangeleverd staat ook in het Kaderbesluit overige JenV-subsidies.

Lid 3

Deze voorwaarde ziet op een advies dat het expertisecentrum moet geven aan de organisatie, voorafgaand aan de aanvraag. Deze voorwaarde is toegevoegd om organisaties te stimuleren gebruik te maken van de aanwezige kennis bij andere organisaties en samenwerking te bevorderen. Dit zou organisaties ook kunnen helpen bij de uitvoering van hun activiteiten.

Daarnaast is van belang dat het expertisecentrum een centrale informatiepositie heeft, waar kennis op het terrein van interlandelijke adoptie samenkomt en zicht bestaat op (ontwikkelingen in) het totale aanbod in Nederland en de versterkingsmogelijkheden voor de onderlinge samenhang daarbinnen. Doordat een projectvoorstel vergezeld zal moeten gaan met een advies vanuit het expertisecentrum wordt dit gewaarborgd. Een dergelijk advies is ook bedoeld om de inhoud en de kwaliteit te versterken, dit kan bijvoorbeeld door het expertisecentrum worden gewezen op vergelijkbare ontwikkelingen elders en verdere samenwerking met het centrum en/of andere betrokken partners worden voorgesteld. Een belangenorganisatie vraagt het centrum met dit advies nadrukkelijk niet om goedkeuring, maar zal wel moeten aangeven hoe er wordt omgegaan met het advies. Dit stelt de Minister in staat tot een gewogen oordeel te komen voor toekenning.

Artikel 10

Om een besluit te kunnen nemen over de eventuele verlenging van de regeling, is een evaluatie naar de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk verplicht op grond van artikel 4:24 Awb. Deze evaluatie zal dan ook binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling worden uitgevoerd en een verslag zal hiervan worden verzonden aan de Staten-Generaal.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Zie ook aanwijzing 7 van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.

X Noot
2

Kamerbrief 10 juni 2022, Kamerstukken II 2021–2022, 31265-104.

Naar boven