Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 12 oktober 2022, nr. 2022-0000538232, tot aanwijzing van evacués uit Afghanistan met een Nederlandse verblijfsstatus als groep wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

Gelet op artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014;

Besluit:

Artikel 1

De categorie van woningzoekenden wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, zijn personen die:

  • a. vanaf 1 mei 2022 ten gevolge van de machtsovername door de Taliban uit Afghanistan naar Nederland zijn overgebracht of gekomen;

  • b. niet zelf in hun huisvesting in Nederland kunnen voorzien en als gevolg daarvan verblijven in een door de Nederlandse overheid aangeboden voorziening voor tijdelijke huisvesting, niet zijnde een opvang als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers; en

  • c. in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning op grond van artikel 10, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014.

Artikel 2

  • 1. Deze regeling treedt in werking, met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, kunnen bij ministeriële regeling categorieën van woningzoekenden worden aangewezen wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft. Deze regeling kan slechts vastgesteld worden indien omstandigheden van bijzondere aard naar oordeel van de Minister daartoe aanleiding geven.

In de zomer van 2021 heeft in Afghanistan een machtsovername door de Taliban plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot een toestroom van vluchtelingen en evacués. Een deel van deze personen zijn in het bezit van een Nederlands paspoort of een tijdelijke of permanente verblijfsstatus in Nederland. Echter zijn deze personen niet altijd in staat om zelf passende huisvesting te vinden, bijvoorbeeld omdat zij geen wachttijd hebben kunnen opbouwen voor een sociale huurwoning en niet altijd meer een netwerk in Nederland hebben om een woning te vinden. Hierdoor vallen zij tussen wal en schip. Gezien deze omstandigheid van bijzondere aard, wordt deze groep eenmalig toegevoegd aan de taakstelling en via deze regeling aangewezen als categorie van woningzoekenden wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft.

Reikwijdte van de doelgroep

De doelgroep ziet op personen die (I) vanaf 1 mei 2022 ten gevolge van de machtsovername door de Taliban uit Afghanistan naar Nederland zijn overgebracht of gekomen, (II) niet zelf in hun huisvesting in Nederland kunnen voorzien en als gevolg daarvan verblijven in een door de Nederlandse overheid aangeboden voorziening voor tijdelijke huisvesting, en (III) de Nederlandse nationaliteit, of een tijdelijke of permanente verblijfsstatus in Nederland hebben. Deze eisen zijn cumulatief. Onder tijdelijke huisvesting wordt in deze situatie verstaan de huisvesting die het Rijk – na de eventuele eerste crisisopvang – ter beschikking stelt aan evacués die geen verblijfsplaats in Nederland hebben en/of zich geen verblijfplaats kunnen veroorloven.

Verdeelsystematiek

Ten aanzien van de verdeelsystematiek wordt de groep woningzoekenden allereerst onderverdeeld in huishoudens, zodat ouders en kinderen samen gehuisvest kunnen worden in een woning. Volgens vaste rechtspraak moet de vraag of er sprake is van een (duurzaam gemeenschappelijk) huishouden worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband. De duurzaamheid wordt bepaald door objectieve factoren als de duur van de samenwoning en door subjectieve als de bedoeling van betrokkenen. Als de samenwoning geen perspectieven op langere termijn had of heeft, zal geen sprake zijn van duurzaamheid. Van belang is welke bedoeling partijen voor de toekomst voor ogen hadden, in welke mate die is geëffectueerd en welke onderlinge uitwisseling (gezamenlijke aankopen, verrekening van uitgaven, onderlinge zorg, sociaal verkeer) er plaatsvond. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van gezinshereniging, bijvoorbeeld omdat in de praktijk vaak één lid van het huishouden een Nederlands paspoort of een Nederlandse verblijfsstatus heeft, terwijl de andere leden van het huishouden bij aankomst in Nederland de asielprocedure moeten doorlopen. Een huishouden kan overigens ook een eenpersoonshuishouden betreffen. Om deze huishoudens rechtvaardig te verdelen, waarbij de huishoudens een zo groot mogelijke kans hebben om succesvol terug te keren in de Nederlandse samenleving, wordt allereerst gekeken naar de maatschappelijke binding van het huishouden aan een woningmarktregio, een gemeente, of een deel van een gemeente. Er is, op basis van de Huisvestingswet 2014, sprake van maatschappelijke binding indien een huishouden een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in die woningmarktregio, die gemeente, of een deel van die gemeente te vestigen. Zodra is vastgesteld dat een huishouden binding heeft met een gemeente zal de Minister, conform artikel 31, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014, in overleg treden met het college van burgemeester en wethouders over de mogelijkheden om dit huishouden te huisvesten. Indien hier mogelijkheden toe zijn, zal de Minister een aanwijzing geven aan burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente. Op basis van artikel 31, derde lid, van de Huisvestingswet 2014 zijn burgemeester en wethouders verplicht om aan deze aanwijzing gevolg te geven. Als blijkt dat een huishouden geen maatschappelijke binding heeft met een woningmarktregio, een gemeente of een deel van de gemeente, dan wordt op grond van deze regeling een gemeente aangewezen om dat huishouden passend te huisvesten.

Inwerkingtreding en looptijd van de regeling

Op grond van artikel 31, vierde lid, van de Huisvestingswet 2014 kan deze regeling gelden voor een periode van ten hoogste twee jaar. Gezien de mogelijkheid dat in de komende maanden nog enkele huishoudens die tot de doelgroep behoren aankomen in Nederland en gehuisvest moeten worden, is ervoor gekozen deze regeling voor de maximale termijn van twee jaar van kracht te laten zijn.

Afwijking systematiek van vaste verandermomenten

Er is afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden, omdat de aard van de regeling vraagt om onmiddellijke inwerkingtreding, zodat de doelgroep zo snel als mogelijk kan beginnen met de heropbouw van hun leven in de Nederlandse samenleving.

2. Regeldruk, bestuurlijke lasten en financiële effecten voor het Rijk

De regeling bevat geen regels waaraan administratieve lasten zijn verbonden voor burgers en bedrijven. Omdat deze groep is toegevoegd aan de taakstelling ontvangen gemeenten via het Gemeentefonds de benodigde financiële middelen.

3. Consultatie

Deze regeling is geconsulteerd tijdens de vergadering op 21 september 2022 van de Hoogambtelijk Landelijke Regietafel (HLRT). De VNG heeft tijdens die vergadering aangegeven akkoord te gaan met toepassing van artikel 31 van de Huisvestingswet 2014 op voorwaarde dat de regeling aangevuld wordt met een toelichting op het proces. De toelichting is naar aanleiding hiervan op dit punt aangepast.

4. Artikelsgewijs

Artikel 1 omschrijft de doelgroep van deze regeling. Dit zijn personen die vanaf 1 mei 2022 ten gevolge van de machtsovername door de Taliban uit Afghanistan naar Nederland zijn overgebracht of gekomen (onderdeel a), die niet zelf in hun huisvesting in Nederland kunnen voorzien en tevens niet in een opvangvoorziening van het COA of een gemeentelijke opvangplaats als bedoeld in de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (onderdeel b), en de Nederlandse nationaliteit, of een tijdelijke of permanente verblijfsstatus in Nederland hebben (onderdeel c). Deze eisen zijn cumulatief.

Artikel 2 regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Op grond van artikel 31, vierde lid, van de Huisvestingswet 2014 kan deze regeling gelden voor een periode van ten hoogste twee jaar. Gezien de mogelijkheid dat in de komende maanden nog enkele huishoudens die tot de doelgroep behoren aankomen in Nederland en gehuisvest moeten worden, is ervoor gekozen deze regeling voor de maximale termijn van twee jaar van kracht te laten zijn.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Naar boven