Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2022, 27307 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2022, 27307 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gelet op de artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige JenV-subsidies en de artikelen 5, zevende lid, 6, derde lid, 10, tweede lid, van het Kaderbesluit overige JenV-subsidies en de artikelen 4:41, 4:71, 4:72 en 4:79 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
de Minister voor Rechtsbescherming;
Stichting Halt;
een afdoening als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
een voorstel van een opsporingsambtenaar tot Halt-afdoening;
een verdachte in de leeftijd vanaf twaalf tot en met zeventien jaar;
het Besluit aanwijzing Halt-feiten;
Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt;
een werkwijze van het Openbaar Ministerie samen met andere organisaties die staat voor een afdoeningstraject dat zorgvuldig, snel en op maat is;
het Openbaar Ministerie, de politie, de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming, Slachtofferhulp Nederland en de hulpverlening.
1. Halt informeert en adviseert op ZSM-locaties de ketenpartners in de strafrechtketen in het kader van afdoeningstrajecten voor jeugdigen omtrent een Halt-afdoening.
2. In het kader van een Halt-afdoening bepaalt Halt de invulling van de Halt-afdoening op basis van het type delict, de strafmaat die conform de Richtlijn aan het type delict is gekoppeld, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de relevante contextinformatie van de jeugdige en de behoefte van eventuele slachtoffers.
3. Halt voorziet in een landelijke coördinatie en uitvoering van Halt afdoeningen.
4. Halt innoveert en ontwikkelt zich ter borging van de kwaliteit en de continuïteit van de uitvoering van Halt-afdoeningen. Halt evalueert daartoe jaarlijks zijn eigen processen en verbetert deze zo nodig.
1. Halt doet Halt-verwijzingen af conform het Handboek Halt.
2. Het Handboek Halt wordt door Halt na overleg met de Minister vastgesteld.
1. Als Halt constateert dat een Halt-verwijzing niet voldoet aan het bepaalde in het Besluit neemt Halt de Halt-verwijzing niet in behandeling.
2. Als daartoe aanleiding bestaat, kan Halt, zelfs indien de Halt-verwijzing wel voldoet aan het bepaalde in het Besluit, besluiten om de Halt-verwijzing niet in behandeling te nemen.
3. Indien Halt besluit om een Halt-verwijzing conform het tweede lid niet in behandeling te nemen, stelt ze de betrokken opsporingsambtenaar daarvan in kennis.
4. Een niet in behandeling genomen Halt-verwijzing komt niet voor subsidie in aanmerking.
Om in aanmerking te komen voor subsidieverstrekking voorziet Halt in:
a. een presentatie, zowel intern als extern als een herkenbare entiteit;
b. een begroting, een jaarplan, een inschatting van het aantal te realiseren Halt-afdoeningen in het komende subsidiejaar en een meerjarenbeleidsplan;
c. een registratie van de Halt-afdoeningen en van de werkzaamheden in het kader van ZSM;
d. een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals beschreven in artikel 20;
f. borging dat de onder hem werkzame personeelsleden voldoen aan de voor hun beroepsuitoefening geldende opleidings- en registratie-eisen, in overeenstemming met de daartoe door de Minister gestelde nadere regels.
1. Halt verstrekt desgevraagd informatie met betrekking tot de organisatie en werkzaamheden van Halt aan de Minister. Afspraken over de uitwisseling van informatie worden door Halt en de Minister opgenomen in een informatieprotocol.
2. Halt brengt desgevraagd de stand van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de Halt-afdoeningen in beeld aan de hand van een zelfevaluatie.
1. Op de subsidieverstrekking aan Halt is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. De subsidie aan Halt bedraagt de som van de kosten van de in dat jaar te realiseren Halt-afdoeningen, de kosten voor de reguliere bedrijfsvoering van Halt, en de kosten van inzet op ZSM-aanpak, met dien verstande dat de subsidie niet meer bedraagt dan uit de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid blijkt.
Bij de berekening van de hoogte van de subsidie worden uurtarieven gehanteerd die worden berekend op basis van de gemiddelde kosten per directe fte en de gemiddelde tijdsbesteding per Halt-afdoening vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten.
Indien Halt zaken ter beschikking stelt aan of diensten verricht voor natuurlijke personen of rechtspersonen brengt zij een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is.
Halt behoeft de toestemming van de Minister voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht legt de Minister een vergoedingsplicht op.
2. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. De Minister onderscheidenlijk Halt wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.
3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de activiteiten van Halt door een derde worden voortgezet en de activa en passiva met toestemming van de Minister tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.
1. De subsidieaanvraag omvat:
a. de begroting en het jaarplan voor het komende subsidiejaar inzake de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2;
b. een inschatting van het aantal te realiseren Halt-afdoeningen in het komende kalenderjaar, gebaseerd op de behoefte aan de uitvoering van Halt-afdoeningen.
2. De begroting, bedoeld in onderdeel a, van het eerste lid, behelst een overzicht van de voor het kalenderjaar geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de werkzaamheden waar het Halt-bureau subsidie voor vraagt.
De aanvraag van Halt tot vaststelling van het subsidie gaat vergezeld van:
a. de bescheiden, bedoeld in artikel 14 en 15;
b. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
c. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:79, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
1. De jaarrekening van Halt bestaat uit:
a. de balans met daarin het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen;
b. de exploitatierekening;
c. een voorstel voor dotatie aan de egalisatiereserve bedoeld in artikel 18, eerste lid.
2. De jaarrekening dient te zijn voorzien van een toelichting op tenminste de onderdelen genoemd in het eerste lid.
3. De jaarrekening geeft een zodanig inzicht dat de Minister zich een verantwoord oordeel kan vormen omtrent:
a. het aantal uitgevoerde halt-afdoeningen;
b. de werkelijke kosten ten behoeve van de Halt-afdoeningen;
c. de werkelijke uitgaven voor de activiteiten uit het jaarplan waarvoor subsidie is verleend;
d. de werkelijke uitgaven voor de reguliere bedrijfsvoering;
e. het vermogen Halt en het exploitatiesaldo;
f. de solvabiliteit en de liquiditeit van Halt, voor zover de aard van de jaarrekening dit toelaat.
Het activiteitenverslag van Halt beschrijft in samenhang met de jaarrekening in ieder geval:
a. de vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde beleidsvoornemens, de eventueel daarbij behorende prestatie-indicatoren en een toelichting op de belangrijkste verschillen;
b. de uitvoering van de prioriteiten die de Minister heeft gesteld ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden;
c. de wijze waarop het Halt-bureau met de verwachte knelpunten ten aanzien van de uitvoering van het jaarplan is omgegaan.
1. De Minister kan op verzoek van Halt een voorziening toestaan. Hiertoe dient Halt bij de subsidieaanvraag of uiterlijk voorafgaand aan het indienen van de jaarrekening bij de Minister een gemotiveerde aanvraag in.
2. Halt kan binnen het financiële kader dat door de Minister wordt vastgesteld een egalisatiereserve opbouwen ten behoeve van de werkzaamheden van Halt-verwijzingen, bedoeld in artikel 2.
3. Halt dient ter verantwoording de egalisatiereserve en voorzieningen voldoende zichtbaar te maken in de balans. In de stand van het eigen vermogen dient in ieder geval het onderscheid tussen repressie en preventie zichtbaar te zijn.
4. Bij beëindiging van de subsidie aan Halt komen de op dat moment aanwezige reserves aan de Staat toe voor zover deze reserves zijn gevormd met subsidie ten behoeve van de werkzaamheden van Halt, bedoeld in artikel 2.
1. De jaarlijkse dotatie aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 2% van de verleende subsidie in dat jaar.
2. Exploitatieresultaten komen ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve van Halt.
3. De egalisatiereserve mag uitsluitend worden aangewend voor uitgaven die in overeenstemming zijn met het activiteitenplan van Halt en anders uitsluitend na toestemming van de Minister.
4. De totale omvang van de egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van het gemiddelde van de verleende subsidies in het betreffende jaar en de twee vastgestelde subsidies in de daaraan voorafgaande kalenderjaren.
1. Bij de uitvoering van de controle volgt de accountant tevens de aanwijzingen uit het accountantsprotocol dat onder verantwoordelijkheid van de Minister is opgesteld.
2. De accountant onderzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen volgens het in het accountantsprotocol vastgestelde aanwijzingen over de reikwijdte en intensiteit van de controle.
1. Halt informeert de Minister uiterlijk vier weken na iedere vier maanden en na afloop van het subsidiejaar over de uitvoering van de verschillende activiteiten die in het jaarplan staan vermeld voor zover deze zijn vastgelegd in managementafspraken.
2. Halt geeft in ieder geval een inhoudelijke en financiële toelichting op de verschillen met de vorige periode van vier maanden en de planning voor het betreffende jaar.
3. Halt verstrekt de informatie genoemd in het eerste lid aan de hand van het informatieprotocol.
1. Halt stelt voor zijn medewerkers een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
2. Binnen vier weken na de vaststelling van de meldcode informeert Halt de Minister hierover.
3. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld, zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
4. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
5. Halt bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode onder zijn medewerkers.
De Regeling Halt 2013 was gebaseerd op de Wet Justitie-subsidies. Met de op 1 juli 2022 in werking getreden Kaderwet overige JenV-subsidies en het Kaderbesluit overige JenV-subsidies zijn de regels voor de verstrekking van subsidies meer uniform geregeld. In artikel 2 van voornoemde Kaderwet zijn de activiteiten vermeld waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt, de subsidiëring van activiteiten door Halt valt daar ook onder. Hierdoor heeft de verstrekking van subsidies op het terrein van Halt met andere regels te maken. Dat vergde aanpassing van de Regeling Halt 2013. Met deze wijziging is als uitgangspunt gehanteerd de regels voor subsidiëring van Halt in overeenstemming te brengen met de Kaderwet overige JenV-subsidies en het daarop gebaseerde Kaderbesluit overige JenV-subsidies en vanuit beleidsmatig oogpunt slechts enkele wijzigingen mee te nemen in de regeling. Omwille van de leesbaarheid en wijziging in de volgorde van de artikelen is ervoor gekozen de regeling opnieuw vast te stellen.
Voorheen werd het Halt-bureau bij afzonderlijk besluit van de Minister aangewezen. Nu is ervoor gekozen Halt als instelling te benoemen in de regeling en zijn de voorwaarden die waren verbonden aan de aanwijzing nu als subsidievoorwaarden in de regeling opgenomen (zie artikel 5).
Omdat de Aanwijzing Halt-afdoening is vervallen en vervangen door de Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt is dat in onderdeel g opgenomen.
Omdat het niet duidelijk was vastgelegd wie het Handboek Halt vaststelt is nu bepaald dat Halt het Handboek Halt vaststelt na overleg met de Minister.
Het oude tweede lid van artikel 5 is vervallen in verband met gebrek aan toegevoegde waarde. Het nieuwe tweede lid vervangt artikel 18 waarin Halt verplicht werd per twee jaar de stand van de kwaliteit van de Halt-afdoeningen in beeld te brengen aan de hand van een zelfevaluatie. Omdat de kwaliteit nu op orde is, is er geen reden meer om dit nog dwingend voor te schrijven. Wel is er de mogelijkheid om als er aanleiding voor is te vragen naar een zelfevaluatie.
Ingevolge artikel 3 van de Kaderwet JenV-subsidies is in het eerste lid een subsidieplafond opgenomen dat behelst dat de subsidie aan Halt niet meer bedraagt dan het daarvoor in de begroting van het Ministerie van JenV opgenomen bedrag.
Dat afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is stond eerder in artikel 48g, derde lid, van de Wet Justitie-subsidies.
De uurtarieven zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten gemiddelde kosten per fte van Halt-medewerkers en de productiviteitsnorm. De productiviteitsnorm is het aantal uren dat een fte Halt-medewerker geacht wordt beschikbaar te hebben voor de uitvoering van Halt-afdoeningen, dan wel inzet op ZSM. In de gemiddelde kosten per fte zijn verdisconteerd de gemiddelde loon- en salariskosten van Halt-medewerkers, verhoogd met het werkgeversdeel van de sociale premies en pensioenafdrachten.
De forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten is gebaseerd op het gemiddelde van de indirecte kosten. Hierin zijn begrepen: de gemiddelde kosten per fte voor indirect personeel, Halt Medewerker Innovatie en Ontwikkeling, inhuur expertise, huisvestingskosten, overige personeelskosten, organisatie- en automatiseringskosten.
De verhouding repressie – preventie wordt in het kostprijsmodel gehanteerd als verdeelsleutel voor de indirecte kosten tussen de repressie- en preventie-activiteiten.
Dit artikel is gelijk aan artikel 48m van de Wet Justitie-subsidies.
In dit artikel wordt hetzelfde bepaald als was bepaald in artikel 48k van de Wet Justitie-subsidies. Bij het beoordelen of toestemming wordt verleend staat het belang van de aanwending door Halt van subsidiegelden verstrekt voor de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2 centraal.
Ingevolge artikel 48g, vierde lid, van de Wet Justitie-subsidies was artikel 15 van die wet van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat bepaalde dat in de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een volledige vergoedingsplicht werd opgelegd. Die bepaling is gewijzigd. Het is namelijk van belang is om te bezien in hoeverre de subsidieverstrekking heeft geleid tot vermogensvorming. Heeft het subsidie niet geheel bijgedragen aan de vorming van het vermogen dan zal niet een volledige vergoedingsplicht maar een vergoedingsplicht naar evenredigheid van de mate waarin het subsidie heeft bijgedragen aan het vermogen voor de hand liggen.
Ter voorkoming van onduidelijkheden is voor het begrip kalenderjaar gekozen in plaats van de voorheen gebruikte term subsidiejaar. Uit artikel 4:60 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat de aanvraag voor het subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het kalenderjaar wordt ingediend.
Een meerjarenbeleidsplan voorzien van een onderbouwde meerjarenbegroting is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag geen vereiste daarom is dat geschrapt
Artikel 10 dat regels stelde over de subsidieverlening keert niet terug omdat de termijnen waarbinnen beschikking tot subsidieverlening en – vaststelling worden gegeven zijn opgenomen in artikel 20 en 21 van het Kaderbesluit JenV-subsidies. Daarnaast is in dat besluit voorzien in regels over de bevoorschotting opgenomen.
De aanvraag tot subsidievaststelling omvat de jaarrekening en het activiteitenverslag gaan gaat vergezeld van een accountantsverklaring die ziet op het financiële verslag en een verklaring die ziet op de naleving door Halt van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dat een accountant het financiële verslag onderzoekt is al vastgelegd in artikel 4:78 Algemene wet bestuursrecht. Omwille van de duidelijkheid is dat hier herhaald en is daaraan via onderdeel c de verplichting toegevoegd dat de accountant verklaard omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Aan de jaarrekening moet het aantal gerealiseerde Halt-afdoeningen blijken, voorheen bleek dat uit het activiteitenverslag.
De dotatie aan de egalisatiereserve wordt gebaseerd op de verleende subsidie en niet op basis van de vastgestelde subsidie.
De reden hiervoor is dat Halt de dotatie aan de egalisatiereserve moet bepalen in het kader van de resultaatverdeling, als onderdeel van het opmaken en vaststellen van de jaarrekening. Deze jaarrekening dient vervolgens als verantwoordingsdocument te worden ingediend bij JenV en is de basis voor de vaststelling van de subsidie.
De dotatie aan de egalisatiereserve kan derhalve niet worden gebaseerd op de vastgestelde subsidie, omdat de subsidie wordt vastgesteld op basis van de jaarrekening. Bij de dotatie aan de egalisatiereserve dient verder rekening gehouden te worden met de verhouding tussen de repressie- en preventie-activiteiten.
De accountant volgt de aanwijzingen uit het accountantsprotocol, dit was voorheen in artikel 17 van de Regeling Halt 2013 bepaald. De accountant overzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Via artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is in het accountantsprotocol nader bepaald over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.
Ingevolge artikel 4.10 Comptabiliteitswet 2016 bevat een subsidieregeling een tijdstip waarop de regeling vervalt. Dit tijdstip valt niet later dan vijf jaren na de inwerkingtreding van de regeling. Met dit artikel wordt dus voldaan aan de Comptabiliteitswet 2016. De vijf jaar kan later worden gewijzigd met dien verstande dat het voorstel daartoe schriftelijk ter kennis is gebracht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het vijfde lid van de Comptabiliteitswet 2016 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-27307.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.