Besluit van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek van 5 oktober 2022, nr. OJ2224, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling onderzoeksjournalistiek 2022–2024

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 8.3 en 8.15a van de Mediawet 2008;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a) onderzoeksjournalistiek:

kritisch en diepgravend journalistiek onderzoek:

  • 1. dat wordt uitgevoerd op basis van een onafhankelijk geformuleerde onderzoeksvraag (waarmee vooral bedoeld wordt dat de opzet is om langs journalistieke weg iets te onderzoeken, anders dan aan te tonen) en met toepassing van specifiek onderzoeksjournalistieke methoden;

  • 2. dat beoogt feiten en verbanden bloot te leggen die apart of in hun samenhang nog niet zichtbaar waren; en

  • 3. waarbij een zeker algemeen maatschappelijk belang in het geding is.

b) regionaal en lokaal niveau:

een niet landelijk aaneengesloten geografisch gebied met een taalkundige, culturele, demografische of institutionele samenhang.

Artikel 1.2 Doel van de subsidie

Het Stimuleringsfonds kan subsidie verstrekken voor activiteiten genoemd in artikel 1.5 die worden uitgevoerd als onderdeel van projecten die bestaan uit het vormen en versterken van journalistieke organisaties en of samenwerkingsverbanden, met als doel het structureel verbeteren van deze organisaties en de infrastructuur van onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Artikel 1.3 Subsidievormen

  • 1. Het Stimuleringsfonds kan subsidie verstrekken in de volgende vormen, sporen genaamd:

    • a) spoor 2: subsidie ten behoeve van ontwikkeling van regionale en lokale redacties; en

    • b) spoor 3: subsidie ten behoeve van structurele samenwerking tussen media;

  • 2. Een subsidie in spoor 2 kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 11 maanden en dient geheel besteed te worden in de periode 1 februari 2023 tot en met 31 december 2023.

  • 3. Een subsidie in spoor 3 kan worden verstrekt voor een periode van maximaal één jaar en dient geheel besteed te worden in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 1.4 Subsidieplafonds

  • 1. Voor de periode 1 februari 2023 tot en met 31 december 2023 is het volgende bedrag beschikbaar voor subsidies in spoor 2: € 470.000.

  • 2. Voor de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 is het volgende bedrag beschikbaar voor subsidies in spoor 3: € 990.000.

  • 3. Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek kan de genoemde subsidieplafonds verhogen of verlagen op basis van de kwantiteit en kwaliteit van de ontvangen subsidieaanvragen. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Stimuleringsfonds en de Staatscourant.

  • 4. Als na subsidieverstrekking in een spoor het beschikbare bedrag niet geheel is gebruikt, kan het resterende deel gebruikt worden voor subsidieverstrekking in de andere sporen.

  • 5. Bij overschrijding van een subsidieplafond kan het Stimuleringsfonds een subsidie weigeren voor zover door de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 1.5 Te subsidiëren activiteiten

  • 1. Op grond van deze regeling kan subsidie worden verstrekt als bijdrage in:

    • a) de kosten van een passende beloning van medewerkers op nieuw te creëren arbeidsplaatsen uitsluitend ten behoeve van onderzoeksjournalistiek;

    • b) bijkomende kosten van activiteiten die daarmee rechtstreeks verband houden en die van toegevoegde waarde of voorwaardelijk zijn voor de uitvoering van een project.

  • 2. Onder het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan:

    • a) het in dienst nemen of anderszins te werk stellen van nieuwe medewerkers die zich tijdens (een gedeelte van) de projectperiode volledig toeleggen op onderzoeksjournalistiek of andere werkzaamheden verrichten die daarvoor essentieel zijn; en

    • b) het in dienst nemen of anderszins te werk stellen van nieuwe medewerkers die tijdens (een gedeelte van) de projectperiode de plaats innemen van al werkzame journalistieke medewerkers, welke laatsten zich volledig gaan toeleggen op onderzoeksjournalistiek.

    Voorwaarde hierbij is dat medewerkers boven de huidige bezetting worden aangenomen. Voor reeds lopende projecten waarvoor op grond van eerdere tijdelijke subsidieregelingen onderzoeksjournalistiek subsidie is verleend, geldt hierbij de bezetting ten opzichte van 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de eerste periode waarin zij eerdere subsidie hebben ontvangen.

  • 3. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, die verstrekt wordt in spoor 3, bedraagt per project maximaal 10 procent van de totale toegekende subsidie.

  • 4. Voor de subsidie binnen spoor 2 geldt een vaste bijdrage van € 5.000,– die uitsluitend bestemd is voor het vergaren van kennis die essentieel is voor het bedrijven van onderzoeksjournalistiek.

  • 5. De aanvrager is verantwoordelijk voor een passende beloning. Bij de bepaling van een passende beloning dient de aanvrager de richtlijnen van de Fair Practice Code voor de culturele en creatieve industrie te volgen. Deze richtlijnen zijn te raadplegen op https://fairpracticecode.nl/nl.

  • 6. Het Stimuleringsfonds kan nadere richtlijnen vaststellen omtrent de aard van de onderzoeksjournalistieke werkzaamheden en kosten. Deze richtlijnen worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 2.1 Subsidieaanvrager

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Subsidie kan worden aangevraagd door de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechtspersoon of rechtspersonen dan wel rechtspersoon of rechtspersonen in oprichting, die in Nederland actief is of zijn.

  • 3. Een aanvrager kan slechts één aanvraag indienen voor één van de twee sporen.

Artikel 2.2 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier op de website van het Stimuleringsfonds, volgens de daarbij vermelde instructies, en omvat in ieder geval:

    • a) Een redactiestatuut of vergelijkbaar document waaruit blijkt dat de aanvrager vanuit onafhankelijkheid opereert en werkt volgens vastgestelde journalistieke uitgangspunten en waarden.

    • b) Informatie waaruit blijkt dat de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en rechtspersoonlijkheid bezit dan wel bezig is deze te verkrijgen.

    • c) Indien aanwezig de meest recente jaarrekening het meest recente jaarverslag.

    • d) Een begroting inclusief dekkingsplan.

  • 2. De begroting wordt ingediend conform de modelbegroting zoals die is vastgesteld door het Stimuleringsfonds.

  • 3. De aanvraag beschrijft nauwkeurig de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten, de ambities en het einddoel van het plan.

  • 4. De aanvraag bevat concrete voorstellen voor het meten en waarderen van behaalde resultaten en hanteert daarbij vooraf bepaalde key performance indicators (kpi’s). Deze kpi's worden na subsidieverlening in overleg met het Stimuleringsfonds vastgesteld en dienen als basis voor de evaluatie van de voortgang van het project.

Artikel 2.3 Termijn aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend in de periode van 6 oktober 2022 tot en met 4 november 2022 om 23:59 uur.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze volledig is. Het Stimuleringsfonds beoordeelt binnen een week na indiening de volledigheid van een aanvraag. De subsidieaanvrager krijgt de gelegenheid om de aanvraag zo nodig aan te vullen binnen een door het Stimuleringsfonds te bepalen termijn. Wanneer ook dan de aanvraag onvolledig is, wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag op formele gronden af.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 3.1 Verdeling subsidie

Het Stimuleringsfonds beslist gelijktijdig op de aanvragen voor subsidie in de afzonderlijke sporen bedoeld in artikel 1.3.

Artikel 3.2 Randvoorwaarden en inhoudelijke criteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende randvoorwaarden:

    • a) Spoor 2: Ontwikkeling

      • i. Heeft de aanvragende organisatie een lokaal of regionaal verspreidingsgebied?

      • ii. Is er bij de aanvragende organisatie sprake van de aanwezigheid van tenminste drie fte aan betaalde journalisten?

    • b) Spoor 3: Samenwerking

      • i. Is het voorgestelde project gericht op het bedrijven van onderzoeksjournalistiek?

      • ii. Is er sprake van een projectcoördinator die tenminste 2 jaar ervaring heeft met vergelijkbare projecten?

      • iii. Is het project gericht op het versterken van de regionale of lokale onderzoeksjournalistiek?

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende inhoudelijke criteria:

    • a) Spoor 2: Ontwikkeling

      • i. Beschikbaarheid en kwaliteit van het team;

      • ii. Reflexiviteit;

      • iii. Duurzaamheid;

      • iv. Geografische spreading.

    • b) Spoor 3: Samenwerking

      • i. Ervaring van het team;

      • ii. Kwaliteit van samenwerking;

      • iii. Duurzaamheid;

      • iv. Geografische spreiding.

  • 3. Het Stimuleringsfonds beoordeelt eerst of een aanvraag voldoet aan de randvoorwaarden. Als een aanvraag niet aan deze randvoorwaarden voldoet, wijst het Stimuleringsfonds het verzoek op formele gronden af.

Artikel 3.3 Adviescommissie en beoordeling

  • 1. Aanvragen die voldoen aan de randvoorwaarden worden voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie hanteert het Reglement Adviescommissies Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Hierbij geldt de versie zoals gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds op het moment van indienen: www.svdj.nl/adviseurs.

  • 3. De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de inhoudelijke criteria van artikel 3.2, tweede lid, onder a en b.

  • 4. Bij beoordeling op de inhoudelijke criteria wordt het oordeel door de adviescommissie vertaald in een waardering per criterium. Hierbij wordt gewerkt met een systeem waarin deze waardering wordt omgezet in een cijfer. Zowel de waardering als het cijfer staan op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken.

  • 5. De leden van de adviescommissie komen voor iedere aanvraag per criterium tot een gemotiveerde gezamenlijke score volgens een vijfpuntenschaal: 1. onvoldoende 2. matig 3. voldoende 4. goed 5. zeer goed.

  • 6. De scores per criterium worden bij elkaar opgeteld en vormen zo de totaalscore van de aanvraag.

  • 7. De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal punten dat wordt behaald. Er worden twee rangschikkingen gemaakt op basis van het aantal behaalde punten dat is toegekend op de inhoudelijke criteria:

    • a) een rangschikking voor aanvragers binnen spoor 2 als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a; en

    • b) een rangschikking voor aanvragers binnen spoor 3 als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Niet voor rangschikking in aanmerking komen aanvragen die na de beoordeling minder dan 10 punten hebben gehaald. Die aanvragen zullen worden afgewezen.

  • 9. Indien het totaalbedrag van de in aanmerking komende aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, wordt het budget als volgt verdeeld:

    • a) de aanvraag die de meeste punten scoort volgens de rangschikking als genoemd in het zevende lid onder a en b, wordt als eerste gehonoreerd;

    • b) telkens wordt de daarop volgende aanvraag die de meeste punten scoort, als eerste gehonoreerd;

    • c) indien meerdere aanvragen dezelfde score hebben gehaald en honorering van deze aanvragen tot overschrijding van het subsidieplafond zou leiden, dan worden deze gelijk geëindigde aanvragen als volgt gerangschikt:

      • i. Op basis van de toegekende score voor spoor 2 op het criterium ‘geografische spreiding’; voor spoor 3 op het criterium ‘duurzaamheid’

      • ii. De alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score, voor spoor 2 op het criterium 'reflexiviteit’; voor spoor 3 op het criterium ‘geografische spreiding’

Artikel 3.4 Besluit

  • 1. Het Stimuleringsfonds beslist binnen 12 weken na afloop van de periode bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, op de aanvragen voor subsidie. Bij toepassing van artikel 2.3, tweede lid, wordt de beslistermijn opgeschort met de gestelde termijn voor het aanvullen van de aanvraag.

  • 2. Bij rechtspersonen in oprichting verleent het Stimuleringsfonds pas subsidie nadat de rechtsvorm is verkregen.

  • 3. Het Stimuleringsfonds maakt bekend voor welk project en aan wie subsidie is verleend. Het Stimuleringsfonds kan op verzoek van de aanvrager hiervan afwijken.

Artikel 3.5 Subsidiehoogte

De maximale hoogte van de te verlenen subsidie per aanvrager in elk spoor is:

  • a) € 47.000 binnen spoor 2;

  • b) € 150.000 binnen spoor 3.

Artikel 3.6 Betaling

  • 1. Na verlening van een subsidie in spoor 2 wordt bij wijze van voorschot in één termijn het verleende subsidiebedrag betaald.

  • 2. Na verlening van een subsidie in spoor 3 wordt bij wijze van voorschot in drie termijnen het verleende subsidiebedrag betaald, waarbij:

    • a) de eerste termijn van 50 procent direct na subsidieverlening wordt betaald;

    • b) de tweede termijn van 25 procent halverwege het projectjaar wordt betaald;

    • c) de derde termijn van 25 procent na vaststelling van de subsidie wordt betaald.

  • 3. In overleg kan het Stimuleringsfonds bij wijze van uitzondering afwijken van de hoogte van bovengenoemde tranches en overgaan tot een andere percentuele betaling.

  • 4. Een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, onderdeel b, wordt na verlening in twee termijnen van 50 procent betaald.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 4.1 Medewerkings- en informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken, bijeenkomsten en overlegrondes die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen over de voortgang en staat van projecten alsmede ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens het Stimuleringsfonds te voeren beleid.

  • 2. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie, waaronder ingrijpende wijzigingen in de opzet en uitvoering van een project. Daarbij worden de relevante stukken overlegd.

  • 3. De subsidieontvanger werkt mee aan overleg over en presentatie en publicatie van tussentijdse resultaten van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, met als doel projecten onder de aandacht te brengen en kennis te delen met andere partijen uit de sector.

  • 4. De subsidieontvanger vermeldt in zijn bekendmakingen en publicaties rondom een gesubsidieerd project het Stimuleringsfonds als subsidieverstrekker.

Artikel 4.2 Verslaglegging van activiteiten

  • 1. De subsidieontvanger verklaart zich bereid om op door het Stimuleringsfonds aangewezen data meetbare doelen en resultaten te overleggen en samen met het team van het Stimuleringsfonds te evalueren. Deze evaluaties zullen schriftelijk en via evaluatiegesprekken plaatsvinden.

  • 2. De subsidieontvanger levert halverwege de projectperiode een financiële verantwoording aan van de gemaakte projectkosten.

HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 5.1 Vaststelling en verantwoording

  • 1. Voor subsidie in alle sporen dient de subsidieontvanger binnen twee maanden na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend of na beëindiging van de subsidie een aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag geschiedt op basis van een door het Stimuleringsfonds aangeleverd format en gaat vergezeld van een financieel en inhoudelijk verslag. Op basis daarvan neemt het Stimuleringsfonds een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2. Het inhoudelijk verslag bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 3. Het financieel verslag sluit aan op de ingediende begroting. Het financieel verslag bevat een bestedingsverantwoording over de gehele projectperiode, afgezet tegen de begroting zoals deze bij de subsidieaanvraag is ingediend.

  • 4. Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en de controleverklaring.

Artikel 5.2. Controleverklaring

  • 1. Bij subsidie boven de € 100.000,– is de aanvrager verplicht het Stimuleringsfonds van een geldige accountantsverklaring te voorzien, door:

    • a) Het financieel verslag, bedoeld in artikel 5.1, te vergezellen van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    • b) De subsidieontvanger bij de accountant te laten bedingen dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig een door het Stimuleringsfonds vastgesteld protocol.

    • c) In de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de accountant tevens een oordeel te laten geven over de naleving door de subsidieontvanger van de in het controleprotocol genoemde voorschriften.

  • 2. In de accountantsverklaring, zoals bedoeld in het eerste lid, hoeven bij de subsidie als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, onderdeel b, diverse onkosten tot een totaal van € 1.000.- niet geverifieerd te worden door een accountant.

  • 3. Bij subsidies onder de € 100.000,– kan het Stimuleringsfonds ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en een verklaring laten opstellen waarin deze verklaart dat de in het financiële verslag opgenomen bedragen juist en volledig zijn. De verklaring bevat tevens een oordeel over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger volgens een door het Stimuleringsfonds vastgesteld protocol. Deze accountant zal worden bekostigd door het Stimuleringsfonds.

Artikel 5.3 Wijziging, intrekking en terugvordering

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het Stimuleringsfonds de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b) de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c) de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d) de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

  • 2. Het Stimuleringsfonds kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a) op grond van feiten of omstandigheden waarvan het Stimuleringsfonds bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b) als de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c) als de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover subsidies worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, gebeurt dit onder de voorwaarde dat door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voldoende middelen ter beschikking worden gesteld aan het Stimuleringsfonds ter uitvoering van deze regeling.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 5 oktober 2022.

  • 2. Als de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 5 oktober 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 5 oktober 2022.

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2024. In afwijking van de eerste volzin blijft deze regeling zoals hij luidde op de dag voorafgaand aan de datum met ingang waarvan deze regeling vervalt, van toepassing op de afwikkeling van op grond van deze regeling ingediende aanvragen en verleende subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Namens het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, F. van Exter Voorzitter

TOELICHTING

I. Algemeen

In zijn brief van 17 november 2017 aan de Tweede Kamer, schrijft de voormalig Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, Arie Slob, over de uitdagingen voor de journalistiek en mediabedrijven op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Hij pleit in die brief voor ‘ruimte voor onafhankelijke onderzoeksjournalistiek’. Deze vorm van journalistiek staat onder druk, maar is volgens de Minister van vitaal belang voor de controlerende taak die de journalistiek heeft. Als één van de maatregelen om dat te bevorderen staat in het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ (2017–2021) dat het kabinet jaarlijks € 5 miljoen uittrekt voor de bevordering van onderzoeksjournalistiek.

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (hierna: Stimuleringsfonds) onderschrijft de visie van de Minister van harte. Juist onderzoeksjournalistiek richt zich op nieuws dat verborgen is, of zich op zijn minst niet opdringt. Feiten waarvan betrokkenen menen dat ze verborgen moeten blijven, of hopen dat ze verborgen blijven. Nieuws waarnaar gezocht moet worden, dat slechts dankzij journalistiek onderzoek wordt gevonden en gepubliceerd.

Op basis daarvan kan onderzoeksjournalistiek gedefinieerd worden als de vaardigheid om – gedreven door nieuwsgierigheid – relevant nieuws aan het licht te brengen op basis van journalistieke principes, in combinatie met vasthoudendheid en analyserend vermogen in de breedste zin. De Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) onderscheidt daarbij opsporing, toetsing en signalering als ‘soorten’ van onderzoeksjournalistiek. Al deze soorten hebben gemeen, dat er voor dit type journalistiek speciale vaardigheden zijn vereist en dat het dikwijls gaat om thema’s en onderwerpen die gemiddeld meer tijd vergen om de verhalen ‘rond’ te krijgen.

Het is belangrijk dat aan die voorwaarden – vaardigheden en tijd – wordt voldaan, omdat onderzoeksjournalistiek zich doorgaans richt op onderwerpen met een groot maatschappelijk belang. Juist dan mag worden verwacht dat dat nieuws op zorgvuldige en professionele wijze wordt vergaard en gepubliceerd.

Onderzoeksjournalistiek is een dure vorm van journalistiek. Eén of meerdere journalisten en wellicht ook specialisten en vormgevers zijn relatief lang bezig om een nieuwsfeit, of een reeks van nieuwsfeiten aan het licht te brengen, te analyseren, te checken en klaar te maken voor publicatie. In een periode waar journalistiek onder druk staat, wegen de investeringen die door mediaorganisaties moeten worden gedaan om dit soort van diepgravende journalistiek mogelijk te maken zwaar.

Onderzoeksjournalistiek wordt snel geassocieerd met het opdiepen van schandalen. Maar belangrijker is het besef dat er in Nederland een cultuur bestaat die het journalisten mogelijk maakt om – zoals de journalist van de 20e eeuw Henk Hofland het noemde – tegels te lichten. Of, zoals een wethouder zei in het kader van een door het Stimuleringsfonds uitgevoerd onderzoek naar nieuws in de regio: ‘Niet zozeer het feit dat wat ik doe voortdurend wordt gecontroleerd, maar het feit dat wat ik doe voortdurend kán worden gecontroleerd, is bepalend voor mijn handelen.’

Sinds 2018 ontvangt het Stimuleringsfonds als onderdeel van een vijfjarige pilot, jaarlijks 2,9 miljoen euro om de infrastructuur op het gebied van onderzoeksjournalistiek structureel te versterken. Daarmee wil het Stimuleringsfonds een bijdrage leveren aan de oprichting, uitbreiding en professionalisering van onderzoeksredacties in Nederland en een aanjagende functie vervullen in de samenwerking tussen mediaorganisaties op dit vlak. Voor een belangrijk deel ligt de focus hierbinnen op regionale en lokale initiatieven en ontwikkeling. ‘Juist vanwege de controlerende functie van journalistiek is regionale en lokale journalistiek zo belangrijk. Burgers moeten in staat zijn zich goed te informeren over wat er gebeurt in hun regio.’, aldus de voormalig Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, Arie Slob, in zijn brief aan de Tweede Kamer van 22 juni 2018.

In 2021 kwam het Stimuleringsfonds met een nieuwe regeling, de tijdelijke subsidieregeling onderzoeksjournalistiek 2021–2023 (hierna: Regeling 2021–2023), die gesplitst was in drie verschillende sporen:

  • een meerjarig subsidietraject (spoor 1) gericht op financiële verduurzaming, bestemd voor ervaren onderzoeksredacties die primair met onderzoeksjournalistiek bezig zijn en waarde hebben voor het veld in brede zin;

  • een ontwikkelspoor (spoor 2) bestemd voor regionale en lokale media die ervaring op wensen te doen met – en zich willen scholen op – het gebied van onderzoeksjournalistiek; en

  • een samenwerkingsspoor (spoor 3) om structurele samenwerkingen op te zetten die ten goede komen aan de regionale en lokale infrastructuur voor onderzoeksjournalistiek.

Deze subsidieregeling, de tijdelijke subsidieregeling onderzoeksjournalistiek 2022–2024 (hierna: Regeling 2022–2024), is een vervolg op de Regeling 2021–2023 en richt zich enkel op de sporen 2 en 3. Spoor 1 wordt in deze regeling niet meegenomen, gezien de projecten die subsidie hebben gekregen onder de Regeling 2021–2023, ook in het aankomende jaar nog lopen. Hiernaast zijn er weinig verschillen tussen beide regelingen: de beoordelingsmethode is aangepast, waarbij in de Regeling 2022–2024 onafhankelijke adviescommissies zullen worden ingezet om de inhoudelijke criteria te beoordelen en een advies uit te brengen aan het Bestuur van het Stimuleringsfonds. Bij de Regeling 2021–2023 deed het Stimuleringsfonds deze beoordeling zelf. Daarnaast is de vaste bijdrage voor het vergaren van kennis die essentieel is voor het bedrijven van onderzoeksjournalistiek binnen spoor 2 verlaagd van 10.000 euro naar 5.000 euro. De ervaringen met de projecten die subsidie hebben ontvangen onder de Regeling 2021–2023, hebben laten zien dat deze bijdrage te hoog was en onbesteed bleef. Bij de Regeling 2022–2024 heeft het Stimuleringsfonds daarom besloten het bedrag te verlagen en het vrijgekomen budget te investeren in extra begeleiding van de projecten die subsidie zullen ontvangen binnen dit spoor.

De onderhavige regeling staat daarmee open voor redacties en organisaties die zich op onderzoeksjournalistiek gebied willen ontwikkelen, structurele samenwerkingsconstructies wensen te vormen en een structurele bijdrage leveren aan het veld. Voorwaarde is dat zij kunnen bogen op een professioneel georganiseerd apparaat, waarbinnen cruciale journalistieke waarden als betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en evenwichtigheid uitgangspunt zijn.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1

Onderdeel a. Het begrip onderzoeksjournalistiek

De beschikbare subsidiegelden zijn bestemd voor de bevordering van onderzoeksjournalistiek. Het is nodig dat op zijn minst duiding wordt gegeven aan wat onder onderzoeksjournalistiek verstaan moet worden om besluiten te kunnen nemen over welke projecten al dan niet voor een bijdrage in aanmerking komen. Er bestaan uiteenlopende definities voor het begrip onderzoeksjournalistiek, zowel in de wetenschap als in de journalistieke praktijk. Onafhankelijk, onderzoekend, kritisch en diepgravend zijn terugkerende termen daarbij. In de vijf pilotjaren van deze regeling hanteert het Stimuleringsfonds een brede definitie, om op die manier een diversiteit aan aanvragen te faciliteren. Maar dat betekent niet dat alle journalistiek zonder meer onder deze term valt. Het ijkpunt dat het Stimuleringsfonds hanteert is de definitie van Henri Beunders (onderzoek DSP-groep).

Onderdeel b. De begrippen regionaal en lokaal

Binnen de regeling is het streven bepaald om 75% van de beschikbare subsidiegelden ten goede te laten komen aan regionale en lokale onderzoeksjournalistiek. De verschillende sporen binnen deze regeling zijn conform dit streven opgesteld, waarbij binnen spoor 2 en 3 louter projecten gehonoreerd worden die hieraan ten goede komen. Verder geldt dat de subsidieplafonds van de verschillende sporen gebaseerd zijn op het streven van het besteden van 75% van de middelen op regionaal en lokaal niveau.

Vaak wordt de regio gezien als het deel van Nederland dat buiten de Randstad of buiten de grote steden ligt. Het Stimuleringsfonds hanteert een definitie die uitgaat van een niet-landelijk aaneengesloten geografisch gebied met een bepaalde taalkundige, culturele, demografische of institutionele samenhang. Regionaal en lokaal gerichte onderzoeksjournalistiek bedient het publiek binnen zo’n eenheid. Dat neemt niet weg dat de impact van journalistiek onderzoek uiteindelijk landelijk kan zijn.

Artikel 1.3

De subsidieregeling kent een tweetal sporen waarbinnen subsidie kan worden verstrekt. Binnen spoor 2 kan subsidie worden verstrekt voor een periode van 11 maanden, aan regionale en lokale media die zich wensen te scholen in de onderzoeksjournalistiek. Het doel is om de kennis en expertise van onderzoeksjournalistiek te vergroten bij deze media en te bouwen aan het begin van een onderzoeksjournalistieke traditie. Binnen spoor 3 kan subsidie worden verstrekt aan projecten die als doel hebben om structurele samenwerkingen op te zetten tussen media en andere organisaties die zich richten op het verbeteren van het onderzoeksjournalistieke veld, specifiek gericht op het verbeteren van de onderzoeksjournalistieke infrastructuur op regionaal en lokaal niveau.

Artikel 1.4

Artikel 1.4 bepaalt de subsidieplafonds binnen de afzonderlijke sporen. Het totale subsidieplafond van de twee sporen binnen deze regeling is gezamenlijk 1.460.000 euro. Naast deze subsidies, wordt een deel van de middelen besteed aan begeleiding en coaching voor deelnemende projecten, aan de organisatie van evenementen en een onderzoek naar de effectiviteit van de regeling.

Van de individuele plafonds per spoor kan worden afgeweken als blijkt dat de spreiding van aanvragen en de kwaliteit van aanvragen een andere verdeling van gelden vraagt die tegemoetkomt aan de doelstelling van de regeling. Wanneer er gelden overblijven in één specifiek spoor, dan kan het Stimuleringsfonds daarnaast deze gelden besluiten in te zetten op één of meer van de andere sporen.

Artikel 1.5

De regeling is bedoeld voor het bevorderen en vernieuwen van onderzoeksjournalistiek en dient geen middel voor aanvragers te zijn om de kosten van bestaande activiteiten die al tot de standaard bedrijfsvoering horen, te dekken met subsidie. Subsidieverstrekking vindt plaats in het kader van projecten voor structurele verbetering van onderzoeksjournalistiek en is dus geen kale loonkostensubsidie. Er dient een duidelijk, aantoonbaar, verschil te zijn in activiteiten en daarbij behorende kosten. Op grond van de regeling is subsidie beschikbaar voor:

  • a) de kosten van een passende beloning van medewerkers op nieuw te creëren arbeidsplaatsen uitsluitend ten behoeve van onderzoeksjournalistiek; en

  • b) bijkomende kosten van activiteiten die daarmee rechtstreeks verband houden en die van toegevoegde waarde of voorwaardelijk zijn voor de uitvoering van een project.

Ad. a: Het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen kan op twee manieren: er worden geheel nieuwe formatieplaatsen gecreëerd voor nieuwe medewerkers die zich helemaal zullen bezighouden met onderzoeksjournalistiek, of bestaande medewerkers gaan zich helemaal toeleggen op onderzoeksjournalistiek en voor de daardoor vrijvallende plekken worden nieuwe journalistieke medewerkers aangetrokken. Het is ook mogelijk dat op de nieuwe formatieplaatsen specialisten uit andere disciplines, bijvoorbeeld ICT-expert of Woo-deskundigen, geplaatst worden zonder wie onderzoeksjournalistiek niet goed mogelijk is. Hiermee wil het Stimuleringsfonds multidisciplinair werken stimuleren.

Het is niet noodzakelijk dat nieuwe medewerkers op basis van een arbeidsovereenkomst worden aangenomen. Dat kan het geval zijn, maar de regeling staat ook open voor het aantrekken van zzp-ers en freelancers. Aanvragers kunnen soms huiverig zijn om meteen een dienstverband aan te gaan en veel mensen die werkzaam zijn in de journalistieke sector geven er de voorkeur aan om als zelfstandige of op freelancebasis te werken. Om die reden wordt gesproken van ‘te werk stellen’ in plaats van ‘in dienst nemen’ of ‘aanstellen’.

Voorwaarde voor het ontvangen van een financiële bijdrage aan een arbeidsplaats is dat medewerkers boven de huidige bezetting worden aangenomen. Voor reeds lopende projecten waarvoor op grond van eerdere regelingen voor onderzoeksjournalistiek subsidie is verstrekt, geldt hierbij de bezetting ten opzichte van 1 januari van het eerste jaar dat men subsidie heeft toegekend gekregen. Voor nieuwe projecten geldt hierbij dat gekeken wordt naar de bezetting op 31 december 2022.

De aanvrager draagt zorg voor passende beloning van de medewerkers. Het Stimuleringsfonds legt de verantwoordelijkheid nadrukkelijk bij de aanvrager en verleent alleen een bijdrage tot een bepaald maximum. De maximale bijdrage is 42.000 euro per persoon per kalenderjaar. Bij het bepalen van een passende beloning dient de aanvrager de richtlijnen van de Fair Practice Code voor de culturele en creatieve industrie te volgen. Deze zijn te raadplegen via: https://fairpracticecode.nl/nl.

Ad. b: Bij onderdeel b gaat het om aanvullende subsidies voor een project, bijvoorbeeld voor bijkomende investeringen in techniek of opleidingen, het tijdelijk invliegen van bepaalde specifieke arbeidskrachten, of de aanschaf van bepaalde producten, diensten of tools die tijdens een project van toegevoegde waarde worden geacht. Deze subsidie is expliciet niet bedoeld voor de aanschaf van hardware (laptops, telefoons, microfoons etc.), vaste huur van bedrijfsruimtes, inrichting van genoemde bedrijfsruimtes, reguliere reiskosten of eten en drinken.

Voor spoor 2 geldt dat aanvragers een vast trainingsbudget van 5.000 euro kunnen aanvragen. Dit budget kan louter worden besteed aan het volgen van workshops, trainingen of andersoortige activiteiten die aantoonbaar bijdragen aan het vergroten van de kennis van medewerkers op onderzoeksjournalistiek gebied.

Artikel 3.2

Artikel 3.2 regelt de randvoorwaarden en inhoudelijke criteria op basis waarvan subsidieaanvragen worden beoordeeld.

Randvoorwaarden

In eerste instantie worden alle aanvragen beoordeeld op randvoorwaarden. Per spoor zijn deze randvoorwaarden als volgt:

  • a) Spoor 2 Ontwikkeling:

    • i. Heeft de aanvragende organisatie een lokaal of regionaal verspreidingsgebied?

    • ii. Is er bij de aanvragende organisatie sprake van tenminste 3 fte aan betaalde journalisten?

  • b) Spoor 3 Samenwerking:

    • i. Is het voorgestelde project gericht op het bedrijven van onderzoeksjournalistiek?

    • ii. Is er sprake van een projectcoördinator die minimaal twee jaar ervaring heeft met vergelijkbare projecten?

    • iii. Is het project gericht op het versterken van de regionale en of lokale onderzoeksjournalistiek?

De bovenstaande randvoorwaarden laten zich als volgt uitleggen. Voor zowel het ontwikkelingsspoor als het samenwerkingsspoor, geldt dat projecten ten goede moeten komen aan de onderzoeksjournalistiek op regionaal dan wel lokaal niveau. Juist in deze gebieden behoeft de onderzoeksjournalistieke infrastructuur versterking.

Bij het ontwikkelingsspoor, stellen we verder de randvoorwaarde dat organisaties moeten beschikken over tenminste 3 fte aan betaalde journalisten. Ervaring leert dat het belangrijk is om een professionele basis te hebben en financieel stabiel te zijn, wil een organisatie zich daadwerkelijk voortvarend kunnen toeleggen op de onderzoeksjournalistiek. Tot slot, stellen we bij het samenwerkingsspoor de randvoorwaarde van de aanwezigheid van een ervaren projectcoördinator. Ook daarvoor geldt dat de ervaring, ook binnen andere regelingen van het Stimuleringsfonds, leert dat samenwerkingsconstructies eerder slagen wanneer deze worden gecoördineerd door een ervaren persoon, die hiervoor ruim de tijd heeft en legitimiteit geniet van alle betrokken partners.

Inhoudelijke criteria

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen bij de doelstellingen van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek in het algemeen en deze regeling in het bijzonder, worden aanvragen die voldoen aan de formele vereisten getoetst aan de volgende inhoudelijke criteria:

Spoor 2: Ontwikkeling
  • i. Beschikbaarheid en kwaliteit van het team: in hoeverre is er sprake van een gedegen team dat de tijd en ruimte krijgt om te leren?

  • ii. Reflexiviteit: in hoeverre is er een helder idee over de nieuwe vaardigheden en ervaringen die moeten worden opgedaan?

  • iii. Duurzaamheid in hoeverre is er nagedacht over hoe de opgedane ervaring geborgd wordt binnen de organisatie?

  • iv. Geografische spreiding: in welke mate voegt het initiatief iets toe in gebieden binnen het veld die onderzoeksluw zijn?

Spoor 3: Samenwerking
  • i. Ervaring van het team: in hoeverre is er sprake van een team met de nodige ervaring met onderzoeksjournalistiek?

  • ii. Kwaliteit van samenwerking: in hoeverre is er sprake van eerdere ervaring met deze samenwerking, onderling commitment en een heldere taakverdeling?

  • iii. Duurzaamheid: hoe groot is de eigen bijdrage van de partners en in hoeverre is er een reëel plan voor hoe de samenwerking na het subsidiejaar vorm krijgt?

  • iv. Geografische spreiding: in welke mate voegt het initiatief iets toe in gebieden binnen het veld die onderzoeksluw zijn?

Artikel 3.3

Artikel 3.3 regelt de wijze waarop aanvragen inhoudelijk beoordeeld worden. De leden van de adviescommissie komen voor iedere aanvraag per criterium tot een gemotiveerde gezamenlijke score volgens een vijfpuntenschaal. Dat betekent dat voor ieder van de vier criteria een score van 1 t/m 5 gescoord kan worden, waarbij de volgende indeling geldt: 1. onvoldoende 2. matig 3. voldoende 4.goed 5. zeer goed. Deze scores worden bij elkaar opgeteld en resulteren in een ranking (één per spoor) op basis waarvan aanvragen worden gehonoreerd.

Voor elk van de eerdergenoemde sporen geldt dat aanvragen worden beoordeeld door een eigen adviescommissie. Deze commissies brengen een advies uit aan het bestuur van het Stimuleringsfonds, dat vervolgens een besluit neemt over welke projecten in aanmerking komen voor subsidie.

Deze manier van beoordeling is anders dan de procedure die gehanteerd werd bij de Regeling 2021–2023. De verschillen kunnen als volgt worden samengevat:

  • Bij de Regeling 2021–2023 werd de beoordeling van de inhoudelijke criteria door het Stimuleringsfonds zelf uitgevoerd. Bij de Regeling 2022–2024 worden onafhankelijke adviescommissies ingezet. Per spoor zal een commissie de aanvragen binnen dat spoor beoordelen en een advies uitbrengen aan het bestuur van het Stimuleringsfonds;

  • De scoreschaal is aangepast. Bij de Regeling 2021–2023 werd een score tussen de 0 en 5 toegekend per criterium, binnen de Regeling 2022–2024 wordt gescoord volgens een vijfpuntenschaal, waarbij de volgende indeling geldt: 1. onvoldoende 2. matig 3. voldoende 4. goed 5. zeer goed;

  • Binnen de Regeling 2021–2023 werden aanvragen met een gelijke eindscore evenredig geweigerd, indien door de verlening van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Bij de Regeling 2022–2024 worden deze gelijk geëindigde aanvragen in een dergelijke situatie als volgt gerangschikt:

    • i. Op basis van de toegekende score voor spoor 2 op het criterium ‘geografische spreiding’; voor spoor 3 op het criterium ‘duurzaamheid’;

    • ii. De alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score, voor spoor 2 op het criterium 'reflexiviteit’; voor spoor 3 op het criterium ‘geografische spreiding’.

Hoofdstuk 4

Dit hoofdstuk regelt hoe gehonoreerde projecten en het Stimuleringsfonds samenwerken en elkaar informeren over de geboekte voortgang.

Het Stimuleringsfonds subsidieert de duurzame ontwikkeling van redacties, niet zozeer de productie van artikelen an sich.

Uitgangspunt is een open samenwerking en werkrelatie tussen aanvragers en het Stimuleringsfonds. We verwachten commitment, openheid en eerlijkheid. Het is wat het Stimuleringsfonds betreft niet de bedoeling om een vooruitgedacht plan uit te voeren, maar zo veel mogelijk te leren en plannen aan te passen wanneer dit zinvol blijkt.

Naast het verstrekken van subsidie, zetten we actief in op het aanreiken van coaching en kennis, waarbij we het aanbod zoveel mogelijk afstemmen op de behoefte van deelnemers.

Op door het Stimuleringsfonds aangewezen data vragen we aanvragers hun doelstellingen en resultaten te overleggen en in samenspraak met het team van het Stimuleringsfonds te evalueren. De data die zij verzamelen en delen met het Stimuleringsfonds, dienen om de voortgang van projecten te beoordelen. Verder dragen deze data en informatie bij aan het onderzoek dat het Stimuleringsfonds doet naar de effectiviteit van de subsidieregeling en het onderzoeksjournalistieke veld in zijn geheel.

Naar boven