Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 3 oktober 2022, nr. 2022-0000197282, tot vaststelling van controlevoorschriften voor de uitvoering van de volksverzekeringen in Caribisch Nederland (Regeling controlevoorschriften AOV en AWW BES)

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op de artikelen 36a, eerste lid, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en 14, derde lid, en 37a, eerste lid, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. AOV:

    Wet algemene ouderdomsverzekering BES;

    b. AWW:

    Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES;

    c. Belanghebbende:

    degene die een uitkering op grond van de AOV of AWW ontvangt of daarvoor in aanmerking wenst te komen, dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger;

    d. Caribisch Nederland:

    de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    e. Minister:

    de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    f. Partnertoeslag:

    de toeslag, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOV;

    g. RCN-unit SZW:

    het organisatieonderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat zorgdraagt voor de uitvoeringstaken van de minister in Caribisch Nederland;

  • 2. Voor zover van toepassing en noodzakelijk in verband met de uitvoering van de AOV of de AWW, wordt onder belanghebbende als bedoeld in het eerste lid, onder c, tevens verstaan de inrichting of instelling, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de AOV of artikel 17, eerste lid, van de AWW.

Artikel 2 Aanvraag AOV en AWW

  • 1. Belanghebbende dient een daartoe strekkende aanvraag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de AOV of artikel 14, eerste lid, van de AWW ondertekend en gedateerd in bij de RCN-unit SZW met gebruikmaking van het door de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier en de daarbij voorgeschreven informatie en bewijsstukken welke van belang kunnen zijn voor het recht op, de hoogte van of de uitbetaling van de uitkering.

  • 2. Belanghebbende draagt er, voor zover dat in zijn vermogen ligt, zorg voor dat de minister in staat is om de juistheid en volledigheid van de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt, te onderzoeken.

  • 3. Op verzoek van de minister geeft de belanghebbende op een door de minister vastgesteld tijdstip boeken, documenten en andere informatiedragers ter inzage en stelt deze voor het maken van een kopie ter beschikking.

Artikel 3 Aanvraag uitkering na overlijden AOV-gerechtigde

  • 1. Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag voor een uitkering na overlijden, bedoeld in artikel 19 of 20 van de AOV.

  • 2. Ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 19, tweede lid, en 20 van de AOV kan de minister bewijsstukken vorderen van het dragen van verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de nalatenschap, alsmede bewijsstukken voor het geheel of gedeeltelijk betalen van ten laste komende begrafeniskosten.

Artikel 4 Inkomensgegevens

  • 1. Indien de aanvraag van een belanghebbende voor een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9 van de AOV mede betrekking heeft op partnertoeslag, dient onder de in artikel 2, eerste lid, vereiste informatie en bewijsstukken tevens te worden verstaan informatie en bewijsstukken van het inkomen van de partner en met betrekking tot het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding met de partner.

  • 2. In geval de minister partnertoeslag toekent wordt het inkomen van de partner jaarlijks gecontroleerd door middel van heronderzoek. De belanghebbende verstrekt hiertoe aan de minister desgevraagd binnen een door de minister te bepalen redelijke termijn de daartoe benodigde inkomensgegevens.

  • 3. Indien de minister dit noodzakelijk acht met het oog op de toepassing van artikel 11, derde lid, van de AWW, verstrekt de belanghebbende inkomensgegevens om te kunnen vaststellen of een kind ten laste komt als bedoeld in dat lid.

Artikel 5 Identificatie

  • 1. Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende terstond een geldig identiteitsdocument als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES ter inzage.

  • 2. De minister kan met het oog op de betrouwbaarheid van het vaststellen van de identiteit nadere eisen stellen aan de identificatie van belanghebbenden die buiten Caribisch Nederland woonachtig zijn.

Artikel 6 Wijziging woon- of verblijfplaats gerechtigde AOV en AWW

  • 1. Belanghebbende stelt de minister onverwijld in kennis van een wijziging in zijn adres of het adres van het minderjarig kind met recht op wezenpensioen als bedoeld in artikel 9 van de AWW.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde informatieplicht is van overeenkomstige toepassing in het geval er zonder dat er sprake is van adreswijziging, belanghebbende of diens minderjarig kind opgehouden heeft woonachtig te zijn in het openbaar lichaam van Caribisch Nederland waaraan de hoogte van de uitkering op is gerelateerd.

Artikel 7 Bewijs van leven AOV-gerechtigden

  • 1. Op verzoek van de minister verleent de in Caribisch Nederland wonende belanghebbende bij een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9 van de AOV op een door de minister te bepalen wijze medewerking aan het vaststellen van in leven zijn van belanghebbende of diens partner.

  • 2. Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, die buiten Caribisch Nederland woont, eenmaal per zes maanden binnen een door de minister te bepalen redelijke termijn een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt bewijs van leven.

Artikel 8 Bewijs van leven en schoolverklaring AWW-gerechtigden

  • 1. Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende, bedoeld in artikel 7 van de AWW, die buiten Caribisch Nederland woont eenmaal per zes maanden binnen een door de RCN-unit SZW te bepalen redelijke termijn een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt bewijs van leven.

  • 2. Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende aan wie wezenpensioen wordt uitbetaald als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de AWW ten behoeve van de minderjarige wees of halfwees die buiten Caribisch Nederland woont, eenmaal per twaalf maanden binnen een door de minister te bepalen redelijke termijn een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt bewijs van leven. Indien de belanghebbende een meerderjarige wees of halfwees betreft die recht heeft op wezenpensioen als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, AWW, rust de in de vorige zin bedoelde informatieplicht op het kind.

  • 3. Op verzoek van de minister verstrekt de belanghebbende studerende wees of halfwees op wie artikel 9, vijfde lid, van de AWW van toepassing is, of diens wettelijke vertegenwoordiger elk schooljaar vóór 1 september een met het betreffende tijdvak corresponderende door de school gewaarmerkte schoolverklaring of ander door de minister toegestaan bewijsstuk van het volgen van het onderwijs.

Artikel 9 Verschijningsplicht en medewerkingsplicht controle

  • 1. De belanghebbende die in Caribisch Nederland woont, verschijnt na een oproep van de minister, op het kantoor van de RCN-unit SZW in het openbaar lichaam waar de belanghebbende woonachtig is en verstrekt de gevraagde gegevens.

  • 2. De belanghebbende die buiten Caribisch Nederland woont, verschijnt na een oproep van de minister op een door de minister te bepalen plaats in de nabijheid van belanghebbende en verstrekt de gevraagde gegevens.

  • 3. Met het oog op het vaststellen van ziekte of gebreken als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de AWW en artikel 11, vierde lid, van de AWW, is de belanghebbende voor de toepassing van die artikelen verplicht op de door de minister aangegeven tijdstippen en locatie te verschijnen voor beoordeling door een controlerend arts.

  • 4. De belanghebbende maakt controle mogelijk door personen die daarmee door de minister zijn belast.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling controlevoorschriften AOV en AWW BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

Algemeen

Ter zake van de uitvoering van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV) en de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (AWW) is er behoefte aan nadere regels. Daartoe dient deze Regeling controlevoorschriften AOV en AWW BES, gebaseerd op de artikelen 36a, eerste lid, van AOV en 14, derde lid, en 37a, eerste lid, van de AWW.

Deze controlevoorschriften zijn tot stand gekomen op verzoek van en in samenspraak met de RCN-unit SZW, die onder directe verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de uitvoering van de ‘SZW-wetten’ op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is belast. Bij het opstellen van de controlevoorschriften is aangesloten bij de bestaande uitvoeringspraktijk. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Werknemersregelingen 2015 is de uitoefening van bevoegdheden op grond van de AOV en AWW gemandateerd aan het hoofd van de RCN-unit SZW.

Deze controlevoorschriften hebben betrekking op de uitvoering van de AOV en de AWW en laten onverlet de plicht van belanghebbende om de RCN-unit SZW uit eigen beweging te informeren over alle omstandigheden en wijziging daarvan die van belang kunnen zijn voor het recht op of de hoogte van een uitkering op grond van genoemde wetten. Bovendien voert de RCN-unit SZW zelf ook controles uit, zoals op de gegevens van belanghebbende in de bevolkingsadministratie bij gelegenheid van de aanvraag en vervolgens maandelijks aan de hand van de mutatieoverzichten uit de centrale database van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, PIVA-V. Dit laatste dient voor controle op eventueel overlijden of verhuizing of bij de AWW ook op hertrouwen. Ook de juistheid van het bankrekeningnummer kan (steekproefgewijs) worden gecontroleerd.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel voorziet in de omschrijving van enkele begrippen die relevant zijn in de artikelen van deze regeling.

Artikelen 2 Aanvraag AOV en AWW-uitkering

Artikel 2 bevat nadere regels met betrekking tot het indienen van een uitkeringsaanvraag voor de AOV en de AWW, met inbegrip van de daarmee gepaard gaande informatieverplichtingen.

Artikel 3 Aanvraag uitkering na overlijden AOV-gerechtigde

De strekking van artikel 3, dat op de aanvraag van de uitkering na overlijden van de AOV-gerechtigde ziet, is overeenkomstig artikel 2. Een verzoek om toekenning van de uitkeringen bedoeld in artikel 19 (uitbetaling ouderdomspensioen tot en met de laatste dag van de maand waarin het overlijden heeft plaatsgehad) en artikel 20 AOV (uitbetaling bedrag ineens gelijk aan viermaal het ouderdomspensioen), die in de praktijk veelal aan dezelfde belanghebbende toekomen, kan op basis van hetzelfde formulier worden aangevraagd.

Artikel 4 Inkomensgegevens

Degene aan wie ouderdomspensioen is toegekend en die gehuwd is met iemand die jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd heeft recht op een toeslag (artikel 7a AOV). Aan deze partnertoeslag AOV is een inkomensgrens gekoppeld. Hiertoe wordt het inkomen bij de eerste uitkeringsaanvraag vastgesteld en vervolgens bij een lopende uitkering jaarlijks gecontroleerd. De hiermee verband houdende informatieplicht van belanghebbende is in dit artikel geregeld (eerste en tweede lid). In het derde lid is een informatieplicht opgenomen in verband met de vaststelling of de weduwe of weduwnaar een of meer te laste komende kinderen heeft. In het kader daarvan kunnen, mede gelet op artikel 5 van de Beleidsregel RCN-unit SZW toepassing AOV en AWW BES, inkomensgegevens van het kind voor de hoogte van het nabestaandenpensioen AWW van de ouder relevant zijn.

Artikel 5 Identificatie

De verplichting om de benodigde gegevens, waaronder een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES, te overleggen waarmee de identiteit kan worden vastgesteld, is vanzelfsprekend. De RCN-unit SZW dient als uitvoerder namens de minister zekerheid te hebben dat de belanghebbende daadwerkelijk degene is, die deze aangeeft te zijn. Dit is essentieel met het oog op het rechtmatig verstrekken van de uitkering.

Aanvragers die niet in staat zijn om aan het loket te verschijnen – denk aan belanghebbenden die buiten Caribisch Nederland woonachtig zijn – kunnen hun identiteit aantonen door het overleggen (opsturen) van een kopie van het identiteitsdocument. Daarbij wordt als beleid gehanteerd dat een ter inzage overlegd identiteitsbewijs niet wordt gekopieerd en dat een ontvangen kopie van het identiteitsbewijs enkel wordt gebruikt om het uitkeringsrecht vast te stellen.

Artikel 6 Wijziging woon- of verblijfplaats gerechtigde AOV en AWW

De woon- of verblijfplaats kan van invloed zijn op het recht op, of de hoogte van de uitkering. Hierbij is te denken aan de situatie van verhuizing vanuit een openbaar lichaam naar een ander openbaar lichaam of naar een woonplaats buiten Caribisch Nederland. Een dergelijke verhuizing kan van invloed zijn op de hoogte van de uitkering, die per openbaar lichaam afzonderlijk wordt vastgesteld. Een verhuizing binnen het openbaar lichaam kan een indicatie zijn van een veranderde situatie die van invloed is op het recht op uitkering, bijvoorbeeld het ontbinden van een relatie waardoor het recht op partnertoeslag AOV komt te vervallen, of hertrouwen van een AWW-gerechtigde waardoor het nabestaandenpensioen dient te worden beëindigd. Artikel 6 bevestigt de informatieplicht van belanghebbenden in dezen. Indien de belanghebbende een meerderjarige wees of halfwees betreft die recht heeft op wezenpensioen als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de AWW, rust de in het eerste en tweede lid bedoelde informatieplicht op het kind.

Artikel 7 Bewijs van leven AOV-gerechtigden

Er moet bij de uitvoering van de AOV voldoende zekerheid zijn dat de belanghebbende die een lopende uitkering heeft, nog leeft. Overeenkomstig de bestaande werkwijze is in artikel 7 bepaald dat de minister belanghebbende (of in geval van partnertoeslag AOV, diens partner) verplichtingen kan opleggen die ertoe strekken het in leven zijn aan te tonen, waaronder het overleggen van een door de autoriteiten gewaarmerkt bewijs van in leven zijn (een zogeheten ‘attestatie de vita’). Bij de invulling van deze verplichtingen wordt onderscheid gemaakt tussen AOV-gerechtigden die woonachtig zijn binnen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en degenen buiten Caribisch Nederland. In de praktijk vergt bovendien ook de situatie van AOV-gerechtigden die langdurig buiten Caribisch Nederland verblijven of zich kennelijk buiten Caribisch Nederland gevestigd hebben zonder dat zij zich uit de lokale bevolkingsadministratie hebben laten uitschrijven, een bijzondere controleaanpak.

Overigens kan het contactmoment rond de verificatie van in leven zijn tevens worden benut om indien nodig contactgegevens of andere relevante gegevens te actualiseren.

Artikel 8 Bewijs van leven en schoolverklaring AWW-gerechtigden

Het eerste en tweede lid zien op het opleggen van verplichtingen die ertoe strekken het in leven zijn aan te tonen. Het betreft hier het overleggen van een zogeheten ‘attestatie de vita’, een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt bewijs van in leven zijn. Deze regeling voor AWW-gerechtigden is hiermee overeenkomstig de bepaling voor AOV-gerechtigden in artikel 7.

Bij de AWW komt daar nog de verplichting bij om elk schooljaar een schoolverklaring te overleggen (derde lid). Een actuele schoolverklaring dient ter onderbouwing van het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding, op grond waarvan het wezenpensioen tot aan het bereiken van de leeftijd van 25 jaar kan doorlopen (artikel 9, vijfde lid, aanhef en onder a AWW).

Artikel 9 Verschijningsplicht en medewerkingsplicht controle

De RCN-unit SZW moet te allen tijde in staat zijn de uitkeringsstatus van belanghebbende te kunnen controleren. Indien daartoe nodig kan een verschijningsplicht in persoon worden opgelegd (eerste en tweede lid). Voor zover de uitkeringsaanspraak verband houdt met de aanwezigheid van ziekte of gebreken, kan bovendien een verschijningsplicht ten overstaan van een controlerend arts niet worden gemist. Het derde lid voorziet daarin.

In het vierde lid is bepaald dat de belanghebbende controle mogelijk maakt door personen die daarmee door de RCN-unit SZW zijn belast. De Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren SZW-regelgeving BES bepaalt welke ambtenaren met het toezicht op de naleving van de AOV en AWW zijn belast.

Artikel 10 Inwerkingtreding

De controlevoorschriften treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst. Dat hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten is ingegeven door het feit dat deze regeling het vastleggen van de bestaande uitvoeringspraktijk behelst, die alleen gebaseerd was op de wettelijke inlichtingenverplichtingen op grond van de AOV en AWW. Deze verplichtingen worden nu beter vastgelegd. Bij inwerkingtreding per (bijvoorbeeld) 1 januari 2023 zou bij belanghebbenden twijfel kunnen doen ontstaan over de status van voorschriften die de RCN-unit SZW, volgens staande praktijk, in de tussenliggende periode in verband met controle in het individuele geval oplegt.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Naar boven