TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De onderhavige wijzigingen van de Regeling basisregistratie personen (hierna: Regeling
BRP) hebben betrekking op de vaststelling van het Logisch Ontwerp BRP (hierna: LO
BRP), versie 4.1.0, en van een nieuwe versie van het autorisatieaanvraagformulier,
alsmede op de jaarlijkse indexering van de vergoeding voor verstrekking van gegevens
uit het centraal archief van overledenen. Van de gelegenheid is tevens gebruikgemaakt
om een aantal technische onvolkomenheden in de Regeling BRP te herstellen.
2. Inhoud
2.1 LO BRP, versie 4.1.0
In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen in het LO BRP ten opzichte van
de vorige versie (LO BRP, versie 4.0.0). De systeembeschrijving vormt de beschrijving
van de voorzieningen waarmee het stelsel van de BRP wordt uitgevoerd; door middel
van de systeembeschrijving worden gedetailleerde regels gesteld die noodzakelijk zijn
om de voorzieningen te laten werken. Op grond van de Wet basisregistratie personen
(hierna: Wet BRP) en het Besluit basisregistratie personen (hierna: Besluit BRP) wordt
deze systeembeschrijving bij ministeriële regeling vastgesteld. De systeembeschrijving
wordt gevormd door de als zodanig gemarkeerde hoofdstukken en bijlagen, of onderdelen
daarvan, van het LO, dat als bijlage bij de Regeling BRP is gevoegd.
Het LO BRP wordt met name gewijzigd om de registratie van het tijdelijk verblijfsadres
en contactgegevens van niet-ingezetenen in de BRP technisch mogelijk te maken. Via
een amendement1 op een wijziging2 van de Wet BRP is in die wet bepaald dat van niet-ingezetenen contactgegevens en
gegevens over het tijdelijk verblijfsadres in Nederland geregistreerd kunnen worden.3 Deze wijziging van het LO4 ziet op de implementatie daarvan in de BRP-systemen en zorgt ervoor dat de registratie
van de nieuwe categorieën gegevens niet alleen juridisch, maar ook technisch mogelijk
is. Bij deze gelegenheid wordt ook een aantal kleinere aanpassingen in het LO BRP
doorgevoerd.
Registratie tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens van niet-ingezetenen
Van een persoon die als niet-ingezetene in de BRP is of wordt ingeschreven, kan door
de wijzigingswet een tijdelijk verblijfsadres op diens persoonslijst op worden genomen
(artikel 2.69, eerste lid, onderdeel a, onder 6° en 7°, van de Wet BRP). Een adres
kan als tijdelijk verblijfsadres worden geregistreerd indien aan de volgende drie
voorwaarden is voldaan (artikel 1.1, onderdeel z, van de Wet BRP): (1) het adres bevindt
zich in (Europees) Nederland, (2) het adres is niet het woonadres van de betrokkene
naar de begripsbepaling in artikel 1.1, onderdeel o, van de Wet BRP en (3) betrokkene
zal naar redelijke verwachting gedurende een maand de meeste malen, doch gedurende
een half jaar minder dan twee derde van de tijd op het betreffende adres overnachten.
Contactgegevens zijn een (mobiel) telefoonnummer en een e-mailadres van de niet-ingezetene
(artikel 1.1, onderdeel aa, van de Wet BRP). Het moet gaan om een telefoonnummer of
e-mailadres van de niet ingezetene zélf (en niet van bijvoorbeeld de werkgever of
een familielid). Van iedere niet-ingezetene kan één (mobiel) telefoonnummer en één
e-mailadres worden geregistreerd. Om de registratie van tijdelijk verblijfsadressen
en contactgegevens mogelijk te maken, wordt in het LO BRP beschreven hoe de opname
van deze gegevens op de persoonslijst dient te geschieden.
Inperking verwijdering gegevens van vóór de adoptie
Via een amendement5 op de wijzigingswet6 is in de Wet BRP een inperking opgenomen van de mogelijkheid om gegevens van vóór
de adoptie te laten verwijderen: het verwijderen van gegevens van vóór de adoptie
nog slechts door het adoptiefkind zelf, vanaf 16 jaar (artikel 2.57, eerste lid, van
de Wet BRP). Dit amendement beoogt om het recht van het kind om te weten van wie het
afstamt, beter te beschermen. Voorheen bestond de mogelijkheid voor adoptiefouders
om gegevens van een adoptiefkind jonger dan 16 jaar uit de BRP te laten verwijderen.
Het gaat om gegevens over de naam, één of beide ouders, de bij adoptie verloren nationaliteit
en gegevens over de bijhoudingsgemeente en het adres in die gemeente, alsmede over
het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland. Sinds 1 januari 2022 kan enkel
nog het adoptiefkind (vanaf 16 jaar) zélf gegevens van zijn eigen persoonslijst laten
verwijderen. Het is wenselijk dat het in de BRP-systemen ook technisch onmogelijk
wordt om deze gegevens op een persoonslijst van een kind jonger dan 16 jaar over te
kunnen schrijven. Hiertoe wordt het LO BRP aangepast.
Tabelberichten via ‘StuurGBABericht’
Een aantal gebruikers van de BRP is overgestapt naar ‘StuurGBABericht’ voor de communicatie
met de centrale verstrekkingenvoorziening (BRP-V). Deze communicatie vervangt de communicatie
via de zogenaamde Berichtendienst. Omdat de wijzigingen in de landelijke tabellen7 (zogenaamde ‘Dt01- en Dw01-berichten’) uitsluitend via de Berichtendienst worden
verstuurd, ontvangen deze gebruikers deze wijzigingsberichten niet of in ieder geval
niet geautomatiseerd. Deze wijziging van het LO BRP maakt het mogelijk dat ook deze
gebruikers (via ‘StuurGBABericht’) tabelwijzigingsberichten ontvangen.
De overige wijzigingen van het LO BRP betreffen tekstuele aanpassingen, ter verduidelijking
van het LO.
2.2 Autorisatieaanvraagformulier
Het formulier waarmee een overheidsorgaan of derde een verzoek aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) kan doen tot het nemen van
een autorisatiebesluit (het autorisatieaanvraagformulier) is aangepast vanwege de
wijziging van het LO BRP. In de nieuwe versie van het formulier8 is de mogelijkheid opgenomen om de verstrekking van tijdelijke verblijfadressen en
contactgegevens van niet-ingezetenen aan te vragen. Daarnaast is uit het autorisatieaanvraagformulier
(verouderde) informatie verwijderd die niet nodig was voor de beoordeling van de aanvraag.
Het nieuwe formulier wordt gepubliceerd op de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens
(hierna: RvIG).
2.3 Indexering vergoeding verstrekking centraal archief van overledenen
In deze regeling is ook de jaarlijkse indexering opgenomen van vergoedingen die moeten
worden betaald voor verstrekkingen van gegevens uit het centraal archief van overledenen.9 De Minister van BZK is op grond van artikel 4.7, tweede lid, van de Wet BRP verantwoordelijk
voor de verwerking van persoonsgegevens in het centraal archief van overledenen. Het
centraal archief van overledenen bestaat uit de persoonskaarten, bedoeld in artikel
69, tweede lid, van het tot 1 oktober 1994 van kracht zijnde Besluit bevolkingsboekhouding.
Het gaat daarbij om personen die zijn overledenen voor de komst van de digitale BRP
(GBA) in 1994. Het feitelijk beheer van het centraal archief wordt namens de Minister
van BZK op grond van de overeenkomst van 24 maart 1995 uitgevoerd door het bestuur
van de Stichting Centraal Bureau voor Genealogie (hierna: CBG). Burgers die bijvoorbeeld
stamboomonderzoek doen, kunnen de persoonskaarten opvragen bij het CBG.
Op grond van artikel 49 van het Besluit BRP stelt de Minister van BZK regels omtrent
heffingen in verband met de verstrekking van gegevens uit het centraal archief van
overledenen. De bedragen van de vergoedingen voor een niet-systematische verstrekking
van gegevens uit het centraal archief van overledenen, zijn opgenomen in artikel 33
van de Regeling BRP. Met de onderhavige wijziging van artikel 33 worden de betreffende
bedragen geïndexeerd per 1 januari 2023, opdat deze in lijn blijven met de werkelijke
kosten van de geleverde diensten van het CBG.
De jaarlijkse indexering van de vergoedingen per 1 januari vindt plaats aan de hand
van de voor het komende jaar ingeschatte kostenontwikkeling, waarbij wordt uitgegaan
van de mutatie van het consumentenprijsindexcijfer (hierna: cpi), zoals vastgesteld
door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de maand juni van het lopende jaar
(in casu 2022) in vergelijking met de maand juni van het voorgaande jaar (in casu
2021). De aldus berekende factor wordt toegepast op de niet afgeronde bedragen van
de geïndexeerde vergoedingen, zoals die eerder zijn berekend. Daarmee wordt een opeenstapeling
van afrondingen voorkomen.
De tot het moment van inwerkingtreding van deze regeling in de Regeling BRP opgenomen
vergoeding voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen, bedroeg
€ 4,50 per persoon op wie het verzoek betrekking had, met dien verstande dat ten minste
€ 9,– in rekening werd gebracht (artikel 33, tweede lid, onderdeel a) en € 4,15 per
persoon op wie het verzoek betrekking had, indien het verzoek betrekking had op meer
dan honderd personen (artikel 33, tweede lid, onderdeel b). De factor waarmee het
cpi voor de maand juni van het jaar 2022 is gestegen ten opzichte van de maand juni
van het jaar 2021, is vastgesteld op 1,085529. Deze factor wordt toegepast op de bovengenoemde
bedragen, met dien verstande dat ten minste een bedrag van € 9,80 (2 x € 4,90) in
rekening wordt gebracht voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen.
De keuze voor een minimumvergoeding, die tweemaal de vergoeding per persoon bedraagt,
is ingegeven vanuit de vaste administratieve kosten die verstrekking uit een fysiek
archief met zich brengt. De nieuwe vergoedingen, die voor het jaar 2023, en de wijze
van berekening van de vergoedingen zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel. Vergoedingen (in €) voor het jaar 2023 en de wijze van berekening daarvan
|
2022 (niet afgerond)
|
2023 (niet afgerond; na CPI-factor 1,085529)
|
2023 (afgerond op 5 eurocent)
|
Per persoon
|
4,518051
|
4,904475
|
4,90
|
Bij meer dan 100 personen
|
4,127600
|
4,480630
|
4,50
|
3. Privacyaspecten en regeldrukgevolgen
De wijziging van het LO BRP en het autorisatieaanvraagformulier betreft de technische
uitwerking van genoemde onderdelen van de wijzigingswet. Bij gelegenheid van de wijzigingswet
is in de memorie van toelichting ingegaan op de daaraan verbonden privacyaspecten
en de gevolgen voor burgers en overheidsinstanties. De onderhavige wijziging van het
LO BRP leidt niet tot andere gevolgen.
De indexering van de vergoeding voor verstrekking van gegevens uit het centraal archief
van overledenen zal naar verwachting geen (omvangrijke) regeldrukeffecten tot gevolg
hebben.
4. Consultatie en advies
Van internetconsulatie is afgezien, gelet op de technische aard van de wijzigingen
en de doelgroep (overheidsorganisaties die betrokken zijn bij de bijhouding van de
BRP of daarvan gebruikmaken) waarvoor deze in overwegende mate relevantie hebben.
Deze doelgroep is op andere wijze geïnformeerd, en wel via het Gebruikersoverleg BRP.10
Tevens is de ontwerpregeling voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna:
ATR). Het ATR heeft te kennen gegeven deze niet te hebben geselecteerd voor een formeel
advies maar deze ambtelijk te hebben afgedaan, omdat de regeling naar verwachting
geen (omvangrijke) regeldrukeffecten tot gevolg zal hebben.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdelen A en E
De onderdelen A en D zien op de vaststelling van het LO BRP, versie 4.1.0. Onderdeel
A betreft wijziging van de artikelen 2 en 3 van de Regeling BRP. Onderdeel C betreft
de wijziging van bijlage 1 bij de Regeling BRP. In paragraaf 2.1 zijn deze wijzigingen
toegelicht.
Onderdeel B
Door middel van het onderhavige onderdeel wordt in artikel 20 van de Regeling BRP
met betrekking tot een aanvraag van een autorisatiebesluit een terminologie gebezigd
die aansluit bij het opschrift van bijlage 10 bij de Regeling BRP (autorisatieaanvraagformulier).11
Onderdeel C
Het onderhavige onderdeel ziet op indexering van vergoedingen die moeten worden betaald
voor verstrekkingen van gegevens uit het centraal archief van overledenen. Deze indexering
is toegelicht in paragraaf 2.3.
Onderdelen D en F
Door middel van de onderdelen D en F worden in artikel 36 van respectievelijk bijlage
6 bij de Regeling BRP enkele verschrijvingen met betrekking tot de wijze van verwijzen
hersteld.
Onderdeel G
Door middel van het onderhavige onderdeel wordt een verschrijving in de aanduiding
van de eerste categorie gegevens in bijlage 8 hersteld.
Onderdeel H
Met dit onderdeel wordt een tweetal wetstechnische onvolkomenheden in het opschrift
van bijlage 9 hersteld. Gelet op artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Regeling
BRP wordt in de Regeling BRP onder ‘de Wet BRP’ verstaan ‘de Wet basisregistratie
personen’. Ondanks deze begripsbepaling, werd in het opschrift van bijlage 9 de aanduiding
‘de Wet basisregistratie personen’ gebruikt. Het opschrift bevatte eveneens een verschrijving
met betrekking tot de wijze van verwijzen naar artikel 2.21, vijfde lid, van de Wet
BRP. Met deze wijzigingen zijn die onvolkomenheden hersteld.
Onderdeel I
Het onderhavige onderdeel betreft de vaststelling van een nieuwe versie van het autorisatieaanvraagformulier
in bijlage 10 bij de Regeling BRP. Dit is toegelicht in paragraaf 2.2.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking op het moment waarop de met de registratie van het
tijdelijk verblijfsadres en contactgegevens van niet-ingezetenen in de BRP samenhangende
onderdelen van de wijzigingswet12 in werking treden (eerste lid).13 Daarbij is een uitzondering gemaakt voor artikel I, onderdeel C (indexering vergoedingen),14 van deze regeling, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2023 (tweede lid),
een datum die in overeenstemming is met het stelsel van vaste verandermomenten.
Bijlagen A en B
In bijlage A is het LO BRP, versie 4.1.0, opgenomen en in bijlage B een nieuwe versie
van het autorisatieaanvraagformulier.15 In deze regeling is, zoals gebruikelijk, aan het slot vermeld dat deze met de toelichting
in de Staatscourant wordt geplaatst. Daarbij is voor wat deze bijlagen betreft een
uitzondering gemaakt; bijlagen A en B worden geplaatst op de website van RvIG (https://www.rvig.nl). De bijlagen zijn namelijk door hun omvang en opmaak niet geschikt om in de Staatscourant
te worden geplaatst.
Voor de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties,16 kende de Bekendmakingswet de figuur van het bekendmaken van bijlagen door terinzagelegging.17 De in dit kader relevante artikelen in Regeling BRP waren op die figuur geënt. De
Bekendmakingswet voorziet thans echter niet meer in bekendmaking door terinzagelegging.
In plaats daarvan is in artikel 7 van de Bekendmakingswet bepaald dat in afwijking
van het in die wet vervatte bekendmakingsstramien een wet, een algemene maatregel
van bestuur of een ander besluit kan bepalen dat – na voorafgaande instemming van
de Minister van BZK – een bij die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit
behorende bijlage wegens aard of omvang wordt bekendgemaakt door middel van een in
die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit aangewezen ander algemeen
toegankelijk elektronisch medium – bijvoorbeeld de website van een openbaar lichaam
– dan het publicatieblad.18 In het onderhavige geval is – zeker nu de relevante bepalingen in de Regeling BRP
reeds repten van het tevens beschikbaar stellen via https://www.rvig.nl – de website van RvIG het aangewezen medium voor bekendmaking.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen