De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelend in overeenstemming
met de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, van Economische Zaken en Klimaat,
van Financiën, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat,
van Justitie en Veiligheid van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Natuur en Voedselkwaliteit,
van Landbouw, voor Medische Zorg,voor Langdurige Zorg en Sport, voor Rechtsbescherming,
voor Natuur en Stikstof, voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, voor Primair
en Voortgezet Onderwijs, voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, voor Klimaat en Energie alsmede de Staatssecretarissen
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en Veiligheid, van Onderwijs
Cultuur en Wetenschap, van Financiën, van Defensie, van Infrastructuur en Waterstaat,
van Economische Zaken en Klimaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Gelet op artikel 1.10 van de Wet normering topinkomens
Besluit:
ARTIKEL I
De als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels zijn voor het jaar 2023 van
toepassing op de uitvoering van de Wet normering topinkomens berustende bepalingen,
daaronder begrepen de uitvoering en handhaving door of namens de ministers van die
wet en de daartoe door hen aangewezen ambtenaren.
ARTIKEL II
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels WNT 2023.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
BIJLAGE BIJ ARTIKEL I VAN DE BELEIDSREGELS WNT 2023
Beleidsregels WNT 2023
§ 1. Algemeen
Artikel 1. Begripsbepalingen
De Wet normering topinkomens wordt in deze beleidsregels aangehaald met de afkorting
‘WNT’.
Artikel 2. Toepassingsgebied
Deze beleidsregels zijn met ingang van 1 januari 2023 van toepassing op de uitvoering
van de WNT en de daarop berustende bepalingen, daaronder begrepen de uitvoering en
handhaving door of namens de ministers en bij de uitoefening van toezicht op de naleving
van de WNT en de daarop berustende bepalingen door de daartoe door hen aangewezen
ambtenaren.
§ 2. Reikwijdte van de WNT
Artikel 3. Overheidsverenigingen of -stichtingen
Van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, van de
WNT is onder meer sprake, indien een of meer krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen
(overheidsorganisaties genoemd in artikel 1.2 van de WNT) op grond van de statuten
of ingevolge een mondelinge dan wel schriftelijke overeenkomst ten aanzien van een
vereniging (inclusief bijzondere vormen van een vereniging, zoals de coöperatie) of
stichting:
-
a. een of meer leden in het bestuur kunnen benoemen;
-
b. een of meer leden in het bestuur ter benoeming voordragen;
-
c. de benoeming van een of meer leden in het bestuur kunnen blokkeren;
-
d. een of meer leden met stemrecht in een toezichthoudend orgaan (raad van toezicht)
benoemen of kunnen voordragen die alleen of samen een vijfde of meer van de stemmen
in dat orgaan kunnen uitbrengen of doen uitbrengen of,
-
e. op een andere wijze invloed van betekenis hebben op het beheer of beleid, vergelijkbaar
met de in de onderdelen a tot en met d bedoelde invloed.
Artikel 4. Topfunctionaris
-
1. De WNT bepaalt wie topfunctionaris is van organisaties waarover ministers gehouden
zijn financiële verantwoording af te leggen, van de provincies, gemeenten, waterschappen
en openbare lichamen voor beroep en bedrijf. Voor de toepassing daarvan worden functionarissen
die op basis van formele aanwijzing of een formeel besluit de functie van topfunctionaris
bij een van deze instellingen waarnemen, voor de duur van die functievervulling, eveneens
aangemerkt als topfunctionaris in de zin van de WNT.
-
2. Bij de definiëring van topfunctionarissen bij andere rechtspersonen of instellingen
gaat het om de groep van functionarissen binnen een rechtspersoon of instelling, die
leidinggeven aan de gehele rechtspersoon of instelling; daarnaast gelden de criteria los van elkaar (zie de memorie van toelichting op de
Aanpassingswet van de WNT, Kamerstukken II 12/2013, 33 715, nr. 3, paragraaf 5). Dus iemand wordt aangemerkt als topfunctionaris als hij/zij:
-
a. behoort tot de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon
of instelling (welke automatisch aan het hoofd staan van de gehele rechtspersoon of
instelling);
-
b. behoort tot de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten
aan dat orgaan én in deze rol (gezamenlijk) verantwoordelijk is voor de gehele rechtspersoon
of de gehele instelling, of
-
c. belast is met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling.
Iemand kan in de praktijk tegelijkertijd aan meerdere criteria voldoen.
-
3. Afhankelijk van het organogram zullen bij de ene instelling of rechtspersoon de leden
van slechts één managementlaag als topfunctionarissen aangemerkt worden, terwijl bij
een andere instelling of rechtspersoon de leden van meerdere managementlagen als topfunctionarissen
aangemerkt worden. Per instelling of rechtspersoon zal bezien moeten worden welke
functionarissen als topfunctionaris aangemerkt moeten worden. Bij sommige instellingen
worden zowel het bestuur als de leden van het directieteam, respectievelijk de directeur
van de instelling als topfunctionaris aangemerkt. Indien bij een stichting ook sprake
is van een raad van toezicht, zullen ook de leden van deze raad onder de definitie
van topfunctionaris vallen.
-
4. Wie in het concrete geval als topfunctionaris moet worden aangemerkt volgt primair
uit de organisatiestructuur, zoals die bijvoorbeeld is neergelegd in de statuten en/of
een organogram. Omdat het begrip topfunctionaris materieel moet worden uitgelegd,
wordt ook degene die weliswaar niet volgens de formele organisatiestructuur, maar
wel blijkens zijn feitelijke werkzaamheden, leiding geeft aan de gehele rechtspersoon
of instelling voor de toepassing van de WNT als topfunctionaris aangemerkt.
Artikel 4a. Topfunctionaris na neerleggen van de functie als topfunctionaris als bedoeld
in artikel 1.1, onderdeel b, onder 6°, van de WNT
-
1. Sinds 1 januari 2018 is een functionaris na het neerleggen van zijn/haar functie als
topfunctionaris nog voor een periode van vier jaar als leidinggevende topfunctionaris
genormeerd. Dit geldt vanaf het tijdstip dat de functie niet langer wordt vervuld
als topfunctionaris en waarbij:
-
a. De functie als topfunctionaris
-
– op of na 1 januari 2018 is ingegaan (formele startdatum van de functie) of
-
– vóór 1 januari 2018 is ingegaan (formele startdatum van de functie) en op of na 1 januari
2018 is verlengd, én
-
b. De functionaris de functie als topfunctionaris voor een periode van ten minste twaalf
kalendermaanden aaneengesloten heeft vervuld, én
-
c. De functionaris na het neerleggen van zijn functie als topfunctionaris bij dezelfde
rechtspersoon een dienstverband bekleedt anders dan een functie als topfunctionaris.
-
2. Van een dienstverband zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is sprake indien
dit dienstverband aanvangt binnen twaalf kalendermaanden na beëindiging van de functie
als topfunctionaris.
Artikel 5. Toezichthoudende topfunctionaris
-
1. De organisatiestructuur, zoals deze bijvoorbeeld is neergelegd in de statuten en/of
een organogram, bepaalt primair wie toezichthoudende topfunctionaris is in de zin
van de WNT. Degene die volgens de statuten en/of het organogram deel uitmaakt van
het hoogste toezichthoudende orgaan wordt dus als toezichthoudende topfunctionaris
aangemerkt. In elk geval worden als toezichthoudende topfunctionaris aangemerkt de
leden van een raad van toezicht of raad van commissarissen.
Indien een instelling niet beschikt over een raad van toezicht of raad van commissarissen,
kan het (interne) toezicht zijn opgedragen aan een ander orgaan bestaande uit een
of meer functionarissen. Omdat het begrip topfunctionaris materieel moet worden uitgelegd,
wordt een topfunctionaris die -op het hoogste niveau- formeel of blijkens zijn feitelijke
werkzaamheden uitsluitend belast is met het houden van toezicht op (leden van) het
hoogste uitvoerende orgaan voor de toepassing van de WNT als toezichthouder aangemerkt.
-
2. Binnen één orgaan van een rechtspersoon of instelling kunnen zowel leidinggevende
topfunctionarissen als toezichthoudende topfunctionarissen zitten. Om te bepalen wie
binnen dat orgaan leidinggevende topfunctionaris is en wie toezichthoudende topfunctionaris,
is de formele dan wel feitelijke bevoegdheidsverdeling van belang. Daarbij wordt uitgegaan
van wat er in de statuten en/of reglementen staat. Indien de statuten geen uitsluitsel
geven over de bevoegdheidsverdeling, bepaalt de instelling op basis van de feitelijke
werkzaamheden of er sprake is van een toezichthoudende of leidinggevende topfunctionaris.
§ 3. Bezoldigingsmaximum
Artikel 7. Bezoldigingsmaximum en deeltijdwerken
-
1. Het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum dat geldt voor een topfunctionaris
-niet zijnde lid van een toezichthoudend orgaan- met dienstbetrekking, of in het geval
zonder dienstbetrekking vanaf de dertiende kalendermaand van de functievervulling,
dient als volgt te worden berekend:
Waarbij:
y = individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum
x = het voor de WNT-instelling toepasselijke bezoldigingsmaximum per jaar
a = deeltijdfactor (minimaal 0,025 fte en maximaal 1,0 fte)
b = het aantal kalenderdagen (niet: werkdagen) vanaf aanvang tot en met einde van
de functievervulling, in het kalenderjaar.
In het geval van een schrikkeljaar dient in de noemer van bovenstaande breuk niet
met 365 maar met 366 kalenderdagen gerekend te worden.
-
2. Bij een deeltijdfactor van meer dan 1 fte wordt de omvang van het dienstverband voor
de berekening van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum op 1 fte gesteld,
ook als er feitelijk meer wordt gewerkt dan de totale werktijd van een fulltime functionaris.
Artikel 7a. Het bezoldigingsmaximum voor een topfunctionaris zonder dienstbetrekking
(met ingang van 1 januari 2016) als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van
het Uitvoeringsbesluit WNT.
-
1. Voor de berekening van het bezoldigingsmaximum voor een topfunctionaris zonder dienstbetrekking
wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste twaalf kalendermaanden van de functievervulling
en de berekening van het bezoldigingsmaximum vanaf de dertiende maand.
-
2. De normering over de eerste twaalf kalendermaanden van de functievervulling van een
topfunctionaris zonder dienstbetrekking bestaat uit twee onderdelen te weten:
Zie voor het maximaal toegestane uurtarief respectievelijk het maximale bedrag per
maand artikel4, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT.
Voor de eerste zes kalendermaanden waarin is gewerkt is een hogere bezoldiging toegestaan
dan voor de daaropvolgende zes kalendermaanden. Een andere verdeling van de bezoldiging
over de eerste en de tweede periode van zes kalendermaanden is toegestaan, zolang
de maximaal toegestane bezoldiging over die twaalf kalendermaanden bezien in totaal
niet overschreden wordt.
-
1. Voor de berekening van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum worden tegen
elkaar afgezet:
-
a. Het bezoldigingsmaximum op basis van het aantal gewerkte uren. Voor de berekening
van dit maximum wordt het aantal gewerkte uren vermenigvuldigd met het geldende maximum
uurtarief en
-
b. Het bezoldigingsmaximum op basis van het aantal kalendermaanden waarin is gewerkt.
Voor de berekening hiervan wordt het aantal gewerkte maanden vermenigvuldigd met het
normbedrag dat per maand geldt.
Het laagste bedrag van de uitkomst van de berekeningen onder a. en b. geldt als het
individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum.
-
2. Voor de berekening van het bezoldigingsmaximum vanaf de dertiende kalendermaand van
de functievervulling is het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum van toepassing
zoals dit geldt voor topfunctionarissen met een dienstbetrekking. In het bovenstaande
artikel 7 wordt uiteengezet op welke wijze dit bezoldigingsmaximum wordt berekend.
Zie voor de hoogte van de normbedragen het overzicht met bezoldigingsmaxima voor het
desbetreffende jaar.
Artikel 8. Meerdere functies of nevenfuncties als bedoeld in artikel 2.1, vijfde lid,
van de WNT
-
1. Bij een gelieerde rechtspersoon als gedefinieerd in artikel 1.1, onder m, van de WNT
is de som van de bezoldiging ontvangen bij de WNT-instelling en de bezoldiging ontvangen
bij de gelieerde rechtspersoon bepalend voor de toets of aan het voor de WNT-instelling
geldende bezoldigingsmaximum is voldaan. Herrekening van het voor de instelling geldende
bezoldigingsmaximum op grond van een eventueel lagere deeltijdfactor dan 1,0 en/of
een kleiner aantal kalenderdagen dan 365 (in een schrikkeljaar: 366) blijft hierbij
achterwege. Dit geldt:
-
a. indien de topfunctionaris werkzaam bij een WNT-instelling die op de bijlagen van de
WNT voorkomt tevens werkzaam is bij een door deze WNT-instelling opgerichte rechtspersoon
(gelieerde rechtspersoon als gedefinieerd in artikel 1.1, onder m, van de WNT), of
-
b. indien de topfunctionaris van een WNT-instelling die op de bijlagen van de WNT voorkomt,
tevens werkzaam is bij een rechtspersoon waarin die WNT-instelling een of meer leden
in het bestuur kan benoemen of op andere wijze invloed van betekenis uitoefent op
het beheer of beleid.
Deze toets aan het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum dient te worden
uitgevoerd in aanvulling op de toets aan het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum
als topfunctionaris van de WNT-instelling.
-
2. Als de topfunctionaris bij dezelfde rechtspersoon of instelling op hetzelfde moment
tevens een functie als niet-topfunctionaris vervult, dan dient de bezoldiging van
beide functies bij elkaar opgeteld te worden om vast te stellen of aan het voor de
instelling geldende bezoldigingsmaximum is voldaan. Herrekening van het voor de instelling
geldende bezoldigingsmaximum op grond van een eventueel lagere deeltijdfactor dan
1,0 en/of een kleiner aantal kalenderdagen dan 365 (in een schrikkeljaar: 366) blijft
hierbij achterwege.
Deze toets aan het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum dient te worden
uitgevoerd in aanvulling op de toets aan het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum
dat voor de topfunctionaris geldt.
-
3. Indien zowel het eerste lid en het tweede lid van toepassing is, is de som van de
bezoldiging bij de gelieerde rechtspersoon, de bezoldiging voor de topfunctie bij
de WNT-instelling én de bezoldiging voor de nevenwerkzaamheden bij de WNT-instelling,
bepalend voor de toets of aan het voor de WNT-instelling geldende bezoldigingsmaximum
is voldaan. Herrekening van het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum op
grond van een eventueel lagere deeltijdfactor dan 1,0 en/of een kleiner aantal kalenderdagen
dan 365 (in een schrikkeljaar: 366) blijft hierbij achterwege.
-
4. Waar in het eerste, tweede en derde lid wordt gesproken over ‘voor de instelling geldende
bezoldigingsmaximum’ geldt in plaats daarvan, indien van toepassing, het bezoldigingsmaximum
op grond van de artikelen 2.5, 2.6, 2.7, of 3.4 van de WNT, dan wel een toegestane
hogere bezoldiging op grond van artikelen 2.4, 7.3 of 7.3a van de WNT, de artikelen
4, 5, 6 of 7 van het Uitvoeringsbesluit WNT
-
5. Waar in het eerste tot en met vierde lid wordt gesproken over een gelieerde rechtspersoon,
wordt daaronder mede verstaan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid,
onderdeel b, van de WNT.
§ 4. Non-activiteit
Artikel 10. Bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op
de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult.
-
1. Bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging
van het dienstverband geen taken meer vervult (non-activiteit voorafgaand aan einde
dienstverband), telt in afwijking van het bepaalde in artikel 2.10, derde lid, van
de WNT niet mee als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband maar als bezoldiging
indien:
-
a. de werkgever de non-activiteit eenzijdig heeft opgelegd;
-
b. de topfunctionaris uitdrukkelijk en aantoonbaar niet met de non-activiteit heeft ingestemd.
Enerzijds doordat de topfunctionaris daartegen heeft geprotesteerd en anderzijds doordat
de topfunctionaris zich bereid heeft verklaard tot en beschikbaar heeft gesteld voor
het verrichten van zijn of haar arbeid, en
-
c. de periode van non-activiteit niet langer duurt dan noodzakelijk voor partijen om
afspraken te maken en besluiten te nemen over de beëindiging, dan wel voortzetting
van het dienstverband. Hierbij wordt een periode van drie maanden (die eenmaal, gemotiveerd,
met drie maanden kan worden verlengd) in het algemeen als voldoende beschouwd voor
partijen om uit een impasse te komen.
-
2. Onverminderd het eerste lid, geldt tevens dat bezoldiging over een periode waarin
de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken
meer vervult, als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de WNT niet wordt aangemerkt
als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband maar als bezoldiging, voor
zover in die periode aantoonbaar sprake is van:
-
a. het opnemen van vakantie- of compensatiedagen die gedurende het dienstverband zijn
opgebouwd,
-
b. een schorsing als ordemaatregel,
-
c. een vrijstelling of ontheffing van de verplichting tot het verrichten van de functie
of van andere werkzaamheden gedurende de in artikel 672, tweede lid, van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn van opzegging, indien deze vrijstelling of
ontheffing rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een algemene bepaling
van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een van toepassing zijnde collectieve
regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd
zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of uit een wettelijk voorschrift,
of
-
d. de verplichting tot doorbetaling van bezoldiging wegens ziekte of langdurige (gehele
of gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, voor zover die verplichting en de doorbetaling
rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeien uit een wettelijk voorschrift.
§ 5a. Contractovername door mobiliteitsbureaus
Artikel 10a. Contractovername door mobiliteitsbureaus
Bij de toepassing van artikel 4, tweede lid van de Uitvoeringsregeling WNT worden
tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband niet gerekend: uitkeringen
in de vorm van betalingen van een bedrag ineens of in termijnen aan een mobiliteitsbureau
uit hoofde van contractovername ter vervanging van uitkeringen, bedoeld in artikel
4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT, voor zover deze vervangende uitkeringen
in totaliteit niet hoger zijn dan de aanspraken die in totaliteit zouden bestaan bij
onvrijwillige beëindiging van het dienstverband.
§ 5b. Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband
Artikel 10b. Transitievergoeding op grond van artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek.
De transitievergoeding waarop de topfunctionaris recht heeft op grond van artikel
673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt aangemerkt als een uitkering wegens
beëindiging van het dienstverband die voortvloeit uit een wettelijk voorschrift als
bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT. Dit betekent dat
slechts voor zover de transitievergoeding rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit
uit artikel 673, eerste en tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, deze
uitkering is uitgezonderd van de normering.
Artikel 10c. Afkoop van opgebouwde uitkeringsrechten in verband met werkloosheid
-
1. Onder de in artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT genoemde, van normering
van de WNT uitgezonderde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband wordt
mede verstaan de afkoop van een op grond van die bepaling uitgezonderde uitkering
wegens beëindiging van het dienstverband, indien is voldaan aan in het tweede tot
en met vijfde lid bepaalde.
-
2. Afkoop van opgebouwde uitkeringsrechten in verband met werkloosheid in het kader van
de beëindiging van het dienstverband van een topfunctionaris vormt geen uitkering
wegens beëindiging van het dienstverband voor de WNT voor zover de uitkering wegens
beëindiging van het dienstverband die wordt afgekocht rechtstreeks, dwingend en eenduidig
voortvloeit uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een
bepaling van een andere met vakbonden overeengekomen collectieve regeling of een wettelijk
voorschrift als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT,
en er sprake is van een gebruikelijke afkoopwaarde.
-
3. In de afkoop worden alleen de vaste bestanddelen van een toegestane uitkering wegens
beëindiging van het dienstverband meegenomen. Het is niet toegestaan om tot een hoger
afkooppercentage en een hogere afkoopwaarde te komen door componenten af te kopen
die niet tot de werkloosheidsuitkering zelf behoren.
-
4. De in het tweede lid bedoelde gebruikelijke afkoopwaarde bedraagt maximaal 30 procent
van de opgebouwde uitkeringsrechten in verband met werkloosheid. Indien er in een
algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een bepaling van een andere
met vakbonden overeengekomen collectieve regeling of een wettelijk voorschrift als
bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT waarop de werkloosheidsuitkering
is gebaseerd zelf een percentage van hoger dan 30 procent voor de afkoop van opgebouwde
uitkeringsrechten is bepaald, dan is dat hogere percentage en de daaruit resulterende
afkoopwaarde (als rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit die bepaling voortvloeiend)
uitgezonderd van de normering van de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband
op grond van de WNT.
-
5. In afwijking van het vierde lid wordt een afkooppercentage van meer dan 50 procent
te allen tijde als ongebruikelijk beschouwd. Het deel van de afkoopwaarde dat boven
de 50 procent uitgaat, wordt beschouwd als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband
die genormeerd is op grond van de WNT.
§ 6. Overgangsrecht
Artikel 11. Overgangsrecht bij verhoging
-
1. Bezoldiging die is toegestaan op grond van het overgangsrecht mag gedurende een periode
van vier jaar nadat het overgangsrecht van toepassing is geworden alleen worden verhoogd
indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend, is overeengekomen voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de WNT (of indien van toepassing: voorafgaand aan de inwerkingtreding
van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT, de wijziging van het Uitvoeringsbesluit
WNT per 1 januari 2016, de ministeriële regeling, de wijziging van de bijlagen bij
de WNT of de wijziging van een klasse-indeling). Hetzelfde geldt ingeval de bezoldiging
eerst door de verhoging boven het voor de topfunctionaris geldende bezoldigingsmaximum
uitstijgt.
-
2. Verhogingen van bezoldigingscomponenten die rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeien
uit (een wijziging van) een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst
of van een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen
van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden,
of uit een wettelijk voorschrift, die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de WNT
(of indien van toepassing: voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging
bezoldigingsmaximum WNT, de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WNT per 1 januari
2016, de ministeriële regeling, de wijziging van de bijlagen bij de WNT, of de wijziging
van een klasse-indeling) van toepassing is geworden, worden beschouwd als verhogingen
die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de WNT (of indien van toepassing: voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT, de wijziging
van het Uitvoeringsbesluit WNT per 1 januari 2016, de ministeriële regeling, de wijziging
van de bijlagen bij de WNT, of de wijziging van een klasse-indeling) zijn overeengekomen.
In dat geval is het overgangsrecht ook van toepassing op de verhoging.
-
3. De afkoop van niet-opgenomen vakantiedagen bij beëindiging van het dienstverband ten
aanzien van een topfunctionaris die bezoldigingsafspraken heeft gemaakt op of na 1 januari
2013 wordt niet beschouwd als een verhoging van de bezoldiging, bedoeld in het eerste
lid, en evenmin als een verhoging van een bezoldigingscomponent als bedoeld in het
tweede lid, en wordt derhalve niet beschermd door het overgangsrecht.
-
4. Een verhoging van het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt beschouwd als een
verhoging als bedoeld in het tweede lid, indien die premie overeenkomstig het bepaalde
in artikel 128 van de Pensioenwet door het pensioenfonds is vastgesteld.
-
5. Van de bezoldiging die onder het overgangsrecht valt, mogen afzonderlijke bezoldigingscomponenten
te allen tijde worden verhoogd of verlaagd, mits de totale bezoldiging daardoor niet
wordt verhoogd. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het toepasselijke overgangsrecht.
-
6. Vrijwillige wijzigingen in de bezoldiging of de uitkering wegens beëindiging van het
dienstverband die een verlaging inhouden van door het overgangsrecht gerespecteerde
afspraken, doen geen afbreuk aan de toepasselijkheid van het overgangsrecht. Vrijwillige
verlagingen van (onderdelen van) de bezoldiging of de uitkering wegens beëindiging
van het dienstverband worden juist aangemoedigd. Dit geldt ook voor het vrijwillig
niet of niet volledig toepassen van een door het overgangsrecht gerespecteerde verhoging
als bedoeld in artikel 7.3 van de WNT.
-
7. De overeengekomen bezoldiging die onder het overgangsrecht valt wordt beschermd en
alleen verhoogd voor zover deze verhoging ingevolge het overgangsrecht is toegestaan
én niet zorgt voor een overschrijding van het bezoldigingsmaximum dat ten tijde van
het overeenkomen van de bezoldiging gold. Dit bezoldigingsmaximum geldt zodoende als
absoluut bezoldigingsmaximum.
Artikel 11a. Startpunt afbouw overgangsrecht bij vrijwillige wijzigingen van de bezoldiging
-
1. Bij de berekening van de maximaal toegestane bezoldiging in het eerste afbouwjaar
wordt uitgegaan van de bezoldiging die op grond van artikel 7.3, eerste tot en met
vierde lid werd genoten. Onder genoten bezoldiging als bedoeld in artikel 7.3, achtste
lid, van de WNT wordt in dit verband verstaan de in het jaar voorafgaand aan het eerste
afbouwjaar werkelijk genoten bezoldiging.
-
2. In afwijking van het eerste lid mag onder genoten bezoldiging als bedoeld in artikel
7.3, achtste lid, van de WNT worden verstaan de hoogste van de bezoldigingen die in
enig van de vijf jaren voorafgaand aan het eerste afbouwjaar, daarbij uitgezonderd
– voor zover van toepassing – kalenderjaar 2012, werd genoten, indien bezoldiging
die is toegestaan op grond van het overgangsrecht vrijwillig is gewijzigd overeenkomstig
artikel 11, zesde lid. Indien de vrijwillige wijziging een verlaging van de bezoldiging
als gevolg van de verlaging van de omvang van het dienstverband betreft, dan wordt
de in de eerste volzin bedoelde genoten bezoldiging naar rato verlaagd.
-
3. Indien de berekende maximale bezoldiging in het eerste afbouwjaar door toepassing
van het tweede lid hoger uitkomt dan de bezoldiging in het jaar voorafgaande aan het
eerste afbouwjaar, geldt als maximale bezoldiging in het eerste afbouwjaar de werkelijk
genoten bezoldiging in het jaar voorafgaand aan het eerste afbouwjaar.
-
4. De werkelijke bezoldiging in het eerste afbouwjaar is het uitgangspunt voor de berekening
van de maximale bezoldiging vanaf het tweede afbouwjaar.
-
5. Indien door de toepassing van het tweede lid een nabetaling plaatsvindt met betrekking
tot 2017, wordt deze nabetaling voor de WNT aangemerkt als bezoldiging in 2017 en
niet als bezoldiging in 2018.
Artikel 12. Overgangsrecht bij herbenoeming en interne promotie
-
1. Bij herbenoeming vervalt in beginsel het overgangsrecht. Een uitzondering geldt uitsluitend
in het geval waarin:
-
a. sprake is van een arbeidsovereenkomst of aanstelling voor onbepaalde tijd of met een
looptijd tot na de herbenoeming, en
-
b. de bezoldiging en de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband niet worden
verhoogd.
In dat geval blijft het overgangsrecht van toepassing.
-
2. Een interne promotie is in beginsel aan te merken als een nieuwe benoeming. Indien
die benoeming plaatsvindt na de inwerkingtreding van de WNT (of indien van toepassing
de ministeriële regeling) vervalt het toepasselijke overgangsrecht en is de WNT (of
ministeriële regeling) met ingang van de nieuwe benoeming onverkort van toepassing.
Een uitzondering geldt uitsluitend in het geval waarin:
-
a. sprake is van een arbeidsovereenkomst of aanstelling voor onbepaalde tijd of met een
looptijd tot na de interne promotie;
-
b. de bezoldiging en de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband niet wordt
verhoogd, en
-
c. de interne promotie geen wezenlijke functiewijziging met zich meebrengt.
In dat geval blijft het overgangsrecht van toepassing.
Een voorbeeld waarbij geen sprake is van een wezenlijke functiewijziging, is de benoeming
van een lid van de raad van bestuur tot voorzitter.
-
3. Als de arbeidsovereenkomst of aanstelling wordt verlengd of een nieuwe arbeidsovereenkomst
of aanstelling wordt aangegaan, vervalt het overgangsrecht, ook als daarin de eerdere
afspraken over de bezoldiging of de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband
ongewijzigd blijven.
Artikel 13. Overgangsrecht bij fusies en overgang van onderneming
Bij een juridische fusie gaan alle rechten en verplichtingen van rechtswege over op
de verkrijgende rechtspersoon. Dit geldt ook voor de aanstellingen, arbeidsovereenkomsten
en overeenkomsten van opdracht; deze blijven in dat geval in stand. Datzelfde geldt
bij arbeidsovereenkomsten bij overgang van een onderneming waarop titel 10, afdeling
8, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Als een topfunctionaris
bij instelling A door een juridische fusie of overgang van rechtswege topfunctionaris
wordt bij instelling B blijft het eventueel toepasselijke overgangsrecht van toepassing.
Indien met de topfunctionaris bij of na de fusie of overgang nieuwe bezoldigingsafspraken
worden gemaakt, gaat het overgangsrecht verloren.
§ 7. Overig
Artikel 15. Toepassing van de Uitvoeringsregeling WNT
Constructies in de toepassing van de werkkostenregeling die het ontwijken of ontduiken
van de WNT beogen, zoals oneigenlijk gebruik van individualiseerbare ongebruikelijke
eindheffingsbestanddelen, zijn niet toegestaan. Zie tevens de toelichting bij de Uitvoeringsregeling
WNT en de beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen
II 2014/15, nr. 106).
Artikel 16. Wetsuitleg en handreikingen op topinkomens.nl
-
1. Op de website www.topinkomens.nl wordt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
uitleg gegeven over het bepaalde bij en krachtens de WNT ten behoeve van:
-
a. (top)functionarissen in de zin van de WNT, andere partijen in de zin van de WNT en
de administraties van rechtspersonen en instellingen die onder de WNT vallen;
-
b. accountants die bij een controle op een financieel verslaggevingsdocument de juiste
toepassing van de WNT moeten toetsen;
-
c. overige bij de uitvoering of toepassing van de WNT betrokken (rechts)personen of instellingen,
of
-
d. met het toezicht op de naleving van de WNT belaste ambtenaren, voor zover het niet
de toepassing van sectorspecifieke regelgeving betreft.
-
2. De informatie die is opgenomen op de website www.topinkomens.nl heeft voor de in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, bedoelde groepen het
karakter van algemene voorlichting. Deze wordt met zorg samengesteld, maar beslissingen
die zij op basis daarvan nemen, zijn voor eigen rekening en risico.
-
3. Naast wetsuitleg worden op www.topinkomens.nl tevens praktische handreikingen, zoals modellen en voorbeelden gegeven.
Artikel 17. Overgangsbepaling
-
1. De Beleidsregels WNT 2022 blijven van toepassing bij de uitvoering van de WNT met
betrekking tot het jaar 2022. Deze beleidsregels blijven onderdeel van het geldende
normenkader voor dit specifieke jaar.
-
2. Indien een vraag over de toepassing van de WNT voor 1 januari 2023 zich na die datum
voordoet en de in het eerste lid bedoelde beleidsregels daarin niet voorzien, maar
deze beleidsregels wel, dan kunnen deze beleidsregels in aanvulling op die beleidsregels
worden toegepast.
Artikel 18. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels WNT 2023.
TOELICHTING
Deze beleidsregels vormen een (nadere) uitleg van de algemene regelgeving inzake de
normering en openbaarmaking van de bezoldiging van topfunctionarissen in de (semi)publieke
sector en bevatten voorts concrete toepassingsregels. In deze toelichting worden de
wijzigingen weergegeven ten opzichte van de Beleidsregels WNT 2022.
Er zijn geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de Beleidsregels WNT 2022.
De enige wijzigingen betreffen het vervangen van het jaartal 2022 door 2023, plus
een update van de functiebenamingen van de betrokken ministers.
In de overgangsbepaling artikel 17 is tot uitdrukking gebracht dat de Beleidsregels
WNT 2022 van toepassing blijven bij de uitvoering (waaronder wordt begrepen de naleving,
de controle, het toezicht en de handhaving) van de WNT met betrekking tot het jaar
2022. De Beleidsregels WNT 2022 blijven onderdeel van het geldende normenkader voor
dat jaar. Ook zonder deze explicitering zou dat, gelet op aard en strekking van deze
beleidsregels het geval zijn, maar omwille van de duidelijkheid is ervoor gekozen
dit te expliciteren. Daarbij wordt wat systematiek betreft meer aangesloten bij de
wijze waarop de jaarlijkse publicatie van het Controleprotocol WNT plaatsvindt. Met
ingang van 1 januari 2023 gelden de Beleidsregels WNT 2023 voor wat de uitvoering
van de WNT betreft voor het jaar 2023.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot