Regeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek van 22 september 2022, nr. LO2223, tot vaststelling van een subsidieregeling professionalisering Lokale Publieke Media-instellingen 2022–2023

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 8.3 en 8.15a van de Mediawet 2008;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a) lokale publieke media-instelling:

instelling die op grond van titel 2.3 van de Mediawet 2008 is aangewezen voor de verzorging van een lokale publieke mediadienst voor een of meer gemeenten;

b) eigen nieuwsgaring:

het zelfstandig en op eigen initiatief verzamelen en publiceren van nieuws en andere informatie, tot stand gekomen door journalistiek handelen;

c) journalistiek handelen:

het vergaren, verwerken en verspreiden van informatie en nieuws, waarbij:

  • 1. het gaat om onafhankelijk tot stand gekomen openbare berichtgeving die bestemd is voor een breed publiek en die bestaat uit originele eigen content die niet machine-gegenereerd is;

  • 2. gestreefd wordt naar zo accuraat en evenwichtig mogelijke berichtgeving; en

  • 3. verantwoording wordt afgelegd en transparant wordt gehandeld en waarbij de afzender van de content duidelijk wordt gemaakt;

d) professionalisering:

het toevoegen van professionals, het ontwikkelen van journalistieke werkprocessen en organisatorische (door)ontwikkeling met als doel het journalistiek handelen te verbeteren of uit te bouwen;

e) nieuwsbericht:

mededeling op een website in de vorm van geschreven tekst, video of audio bestaande uit actuele informatie van een zeker algemeen belang, voortgekomen uit journalistiek handelen;

f) NLPO:

Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen;

g) PBO:

Programmabeleidbepalend orgaan als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c, van de Mediawet 2008;

h) samenwerkingsverband:

een verband tussen meerdere lokale publieke media-instellingen op basis van een samenwerkingsovereenkomst met het oog op de gezamenlijke uitvoering van subsidiabele activiteiten;

i) Stimuleringsfonds:

het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, bedoeld in artikel 8.2 van de Mediawet 2008;

j) website:

een locatie op internet bestaande uit een of meer samenhangende pagina’s met informatie in de vorm van tekst, foto’s of video’s die als zelfstandig geheel onder eigen verantwoordelijkheid en beheer van een lokale publieke media-instelling of lokale publieke media-instellingen valt.

Artikel 1.2 Doel van de subsidie, subsidieperiode en subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidieverstrekking op grond van deze regeling heeft tot doel het stimuleren van professionalisering van lokale publieke media-instellingen, teneinde de kwaliteit van het journalistiek handelen te waarborgen.

  • 2. Het Stimuleringsfonds kan aan een lokale publieke media-instelling en aan samenwerkingsverbanden subsidie verstrekken voor de kosten van activiteiten ten behoeve van professionalisering die worden uitgevoerd in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 1.3 Subsidieplafond en deelplafonds

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal 5.500.000 euro beschikbaar, waarvan:

    • a) 2.000.000 euro beschikbaar is voor individuele aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a; en

    • b) 3.500.000 euro beschikbaar is voor aanvragen van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b.

  • 2. Het Stimuleringsfonds kan besluiten de subsidieplafonds te verhogen. Een besluit tot het vaststellen of verhogen van een subsidieplafond bekendgemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant.

  • 3. Als een van de deelplafonds, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, niet wordt overschreden, kan met de resterende middelen het andere deelplafond verhoogd.

  • 4. Bij overschrijding van een subsidieplafond weigert het Stimuleringsfonds een subsidie voor zover door de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Daarbij is artikel 3.4, vijfde lid, van toepassing.

Artikel 1.4 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen uitsluitend de in het vierde lid genoemde kosten in aanmerking die in rechtstreeks verband staan tot de subsidiabele activiteiten en waarvan in redelijkheid mag worden aangenomen dat deze noodzakelijk zijn om de activiteiten te kunnen uitvoeren.

  • 2. Kosten zijn uitsluitend subsidiabel indien deze na subsidieverlening door de subsidieontvanger zijn gemaakt voor uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Niet subsidiabel zijn kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gefinancierd.

  • 4. Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt voor de volgende kosten, inclusief btw:

    • a) de kosten van een passende beloning van medewerkers die activiteiten verrichten in het kader van professionalisering, tot maximaal 85.000 euro naar rato per medewerker per kalenderjaar, inclusief werkgeverslasten;

    • b) bijkomende kosten tot ten hoogste 30.000 euro die vallen onder een of meer van de volgende posten:

      • i) aanschaf/afschrijving van hardware en software voor nieuw aangenomen medewerkers;

      • ii) kosten voor de professionalisering van de infrastructuur van kanalen die relevant zijn voor het verzorgingsgebied;

      • iii) inhuur administratiekantoor/salarisadministratie;

      • iv) opleidingskosten voor vrijwilligers en/of medewerkers;

      • v) kosten voor werving van nieuwe medewerkers;

      • vi) reiskosten medewerkers/leaseauto voor verslaggeving binnen het verzorgingsgebied;

      • vii) diverse onkosten, tot maximaal een totaal van 2.500 euro.

  • 5. Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de aanvrager de btw niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG TOT SUBSIDIEVERLENING

Artikel 2.1 Subsidieaanvrager

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door:

    • a) een individuele lokale publieke media-instelling; en

    • b) een lokale publieke media-instelling die optreedt als penvoerder namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband.

  • 3. Een lokale publieke media-instelling kan niet zowel een aanvraag indienen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsook deelnemer zijn aan het samenwerkingsverband bij een subsidieaanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als lokale publieke media-instelling beschouwd een instelling ten aanzien van welke een procedure tot vernieuwing van de aanwijzing van het Commissariaat voor de Media loopt en deze instelling naar genoegen van het Stimuleringsfonds aantoont dat hernieuwde aanwijzing naar alle waarschijnlijkheid zal worden toegekend voor 1 januari 2023.

Artikel 2.2 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier op de website van het Stimuleringsfonds, volgens de daarbij vermelde instructies, en omvat in ieder geval:

    • a) een beschrijving van de voorgenomen activiteiten, voorzien van een realistische begroting van de met de voorgenomen activiteiten verband houdende kosten;

    • b) een motivatie waarom de lokale publieke media-instelling dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband wil, respectievelijk willen professionaliseren;

    • c) een document of documenten waaruit blijkt dat de lokale publieke media-instelling dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband door het Commissariaat voor de Media op grond van titel 2.3 van de Mediawet 2008 is aangewezen of zijn aangewezen als lokale publieke media-instelling. Indien artikel 2.1, vierde lid van toepassing is, dient een document of documenten aangeleverd te worden waaruit blijkt dat hernieuwde aanwijzing naar alle waarschijnlijkheid zal worden toegekend voor 1 januari 2023. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van communicatie tussen de lokale publieke media-instelling, gemeente(n) en het Commissariaat;

    • d) een document waaruit blijkt hoeveel journalistieke FTE’s er in vaste dienst of op freelancebasis bij de lokale publieke media-instelling dan wel de deelnemers aan een samenwerkingsverband werkzaam zijn;

    • e) de meest recente jaarrekening van de lokale publieke media-instelling dan wel meest recente jaarrekeningen van de deelnemers aan een samenwerkingsverband;

    • f) indien beschikbaar: drie ondertekende vergaderverslagen uit 2021 van het PBO van de lokale publieke media-instelling dan wel van de deelnemers aan een samenwerkingsverband;

  • 2. Bij een aanvraag van een penvoerder, namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband, wordt aanvullend verstrekt:

    • a) een door alle deelnemers aan het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst waaruit ten minste blijkt:

      • i) dat de penvoerder door elk van de deelnemers gemachtigd is tot het indienen van aanvragen tot subsidieverlening en subsidievaststelling;

      • ii) dat de penvoerder door elk van de deelnemers is gemachtigd tot ontvangst van voorschotten en het doen van terugbetalingen;

      • iii) dat de penvoerder verantwoordelijk is voor doorbetaling van ontvangen voorschotten en betalingen aan de overige deelnemers en voor eventuele terugbetaling van hetgeen van de subsidieontvangers wordt teruggevorderd;

      • iv) dat de penvoerder namens alle deelnemers in het samenwerkingsverband alle correspondentie en communicatie verzorgt met het Stimuleringsfonds;

      • v) op welke wijze de penvoerder door de overige deelnemers aan het samenwerkingsverband van informatie wordt voorzien van alle informatie die nodig is in verband met correspondentie in het kader van de subsidieverlening en subsidievaststelling;

      • vi) op welke wijze kosten en risico’s worden gedeeld tussen de deelnemers aan het samenwerkingsverband en op welke wijze de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen is geborgd.

    • b) een toelichting waarin beschreven wordt wat de samenhang is tussen de verschillende deelnemers aan het samenwerkingsverband, het doel van de samenwerking en welke rol de penvoerder heeft in het begeleiden van het samenwerkingsverband en zijn deelnemers en het begeleiden en uitvoeren van administratieve activiteiten; en

    • c) gegevens over de contactpersoon bij de penvoerder, waaronder de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het postadres;

  • 3. De begroting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt opgesteld conform de modelbegroting zoals die is vastgesteld door het Stimuleringsfonds.

  • 4. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze volledig is. Het Stimuleringsfonds beoordeelt binnen een week na indiening van de aanvraag de volledigheid daarvan. In voorkomend geval krijgt de aanvrager bericht over ontbrekende gegevens, met de uitnodiging om de ontbrekende gegevens alsnog binnen één week aan te leveren. Blijft tijdige en volledige aanlevering van de gegevens uit, dan wordt de betreffende aanvraag buiten behandeling gesteld.

Artikel 2.3 Aanvraagtermijn

Een aanvraag wordt ingediend in de periode van 26 september 2022 tot en met 24 oktober 2022, 23:59 uur.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 3.1 Verdeling subsidie

Honorering van aanvragen voor activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het Stimuleringsfonds aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde (deel)subsidieplafond is bereikt.

Artikel 3.2 Drempelcriteria

  • 1. Aanvragen worden door het Stimuleringsfonds eerst beoordeeld aan de hand van de volgende drempelcriteria:

    • a) de aanvrager voldoet aan artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a of b; en

    • b) de aanvrager en de deelnemers aan een samenwerkingsverband bezitten op 1 januari 2023 een aanwijzing van het Commissariaat voor de Media;

  • 2. Als een aanvraag niet aan de drempelcriteria voldoet, wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag af.

Artikel 3.3 Inhoudelijke criteria

  • 1. Bij beoordeling van de individuele aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, kent het Stimuleringsfonds punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    • a) journalistieke productie als resultaat van journalistiek handelen (maximaal 12 punten):

      • i) gemiddeld aantal nieuwsberichten per dag:

        • (1) 5 of meer nieuwsberichten op de website (5 punten);

        • (2) 2 tot 5 nieuwsberichten op de website (3 punten);

        • (3) 1 nieuwsbericht op de website (1 punt);

      • ii) gemiddeld percentage nieuwberichten op basis van eigen nieuwsgaring:

        • (1) meer dan 75 procent (5 punten)

        • (2) 50 tot 75 procent (4 punten);

        • (3) 25 tot 50 procent (3 punten);

        • (4) 5 tot 25 procent (1 punt);

      • iii) bij meer dan 50 procent van de nieuwsberichten wordt de auteur of maker van een nieuwsbericht vermeld op de website (1 punt);

      • iv) bij doorgeplaatste nieuwsberichten van derden op de website is sprake van duidelijke bronvermelding (1 punt).

    • b) mate van professionalisering (maximaal 10 punten)

      • i) op de website staat welke persoon of personen verantwoordelijk is of zijn voor de redactie (1 punt);

      • ii) op de website staat informatie over een klachtenprocedure (2 punten);

      • iii) op de website staat een omschrijving waarin de lokale publieke media-instelling zijn eigen rol en ambities binnen de lokale nieuwsvoorziening toelicht (1 punt);

      • iv) de lokale publieke media-instelling heeft drie ondertekende vergaderverslagen van het PBO uit 2021 met de aanvraag meegestuurd (2 punten)

      • v) hoeveelheid betaalde journalistieke FTE al aanwezig:

        • (1) 2 of meer FTE (4 punten)

        • (2) 1 tot 2 FTE (2 punten)

        • (3) 0,5 tot 1 FTE (1 punt)

    • c) geografische spreiding (maximaal 8 punten): de aanvrager krijgt 8 punten, gedeeld door het totale aantal gemeente(n) in de streek, maal het aantal gemeente(n) in het verzorgingsgebied van de aanvrager, waarbij uitgegaan wordt van de indeling van streken volgens de streekomroepenkaart zoals opgesteld door de NLPO en de VNG.

Artikel 3.4 Beoordeling inhoudelijke criteria en rangschikking

  • 1. Ten aanzien van de inhoudelijke criteria journalistieke productie en mate van professionalisering, als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdelen a en b, beoordeelt het Stimuleringsfonds de stand van zaken op de website van de aanvrager in de periode van 17 oktober tot en met 23 oktober 2022.

  • 2. Er worden twee rangschikkingen gemaakt op basis van het aantal behaalde punten dat is toegekend op de inhoudelijke criteria:

    • a) een rangschikking voor individuele aanvragers als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a; en

    • b) een rangschikking voor samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b.

  • 3. Voor individuele aanvragers als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, worden de scores per onderdeel van het criterium bij elkaar opgeteld en vormen zo de totaalscore van de aanvraag. Er zijn maximaal 30 punten te behalen. De rangschikking van de aanvragen wordt bepaald door het totaal aantal punten dat is behaald, waarbij aanvragen met de hoogste scores het eerst in aanmerking komen voor subsidie.

  • 4. Voor aanvragen van samenwerkingsverbanden, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, beoordeelt het Stimuleringsfonds de websites van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband. Iedere deelnemer krijgt een individuele totaalscore voor elk criterium, bedoeld onder artikel 3.3, eerste lid, onderdelen a en b (journalistieke productie en mate van professionalisering). Deze individuele totaalscores worden vervolgens bij elkaar opgeteld en daarna gedeeld door het aantal deelnemers aan het samenwerkingsverband. Voor het criterium bedoeld onder artikel 3.3, eerste lid, onderdeel c (geografische spreiding), wordt het samenwerkingsverband als geheel gescoord. Het aantal punten dat uit deze twee tellingen komt, is de totaalscore van de aanvraag. Er zijn maximaal 30 punten te behalen. De rangschikking van de aanvragen wordt bepaald door het totaal aantal punten dat is behaald, waarbij aanvragen met de hoogste scores het eerst in aanmerking komen voor subsidie.

  • 5. Bij een eindscore van 10 punten of lager komt een aanvraag niet voor rangschikking in aanmerking en wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag af, ongeacht of het toepasselijke subsidieplafond is bereikt.

  • 6. Indien het totaalbedrag van de in aanmerking komende aanvragen het toepasselijke subsidieplafond overschrijdt, wordt het subsidieplafond als volgt verdeeld:

    • a) de aanvraag die de meeste punten scoort volgens de rangschikking wordt als eerste gehonoreerd;

    • b) telkens wordt de daarop volgende aanvraag die de meeste punten scoort, als eerste gehonoreerd;

    • c) indien meerdere aanvragen van individuele aanvragers dezelfde score hebben gehaald en honorering van deze aanvragen tot overschrijding van het toepasselijke plafond zou leiden, dan worden deze gelijk geëindigde aanvragen als volgt gerangschikt:

      • i) op basis van de toegekende score op het criterium ‘geografische spreiding’, bedoeld in artikel 3.3., eerste lid, onderdeel c;

      • ii) de alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium ‘eigen nieuwsgaring’, bedoeld in artikel 3.3., eerste lid, onderdeel a, onder ii;

      • iii) de alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium ‘hoeveelheid betaalde journalistieke FTE al aanwezig’, bedoeld in artikel 3.3., eerste lid, onderdeel b, onder v.

    • d) indien meerdere aanvragen van samenwerkingsverbanden dezelfde score hebben gehaald en honorering van deze aanvragen tot overschrijding van het toepasselijke plafond zou leiden, dan worden deze gelijk geëindigde aanvragen als volgt gerangschikt:

      • i) op basis van de toegekende score op het criterium ‘geografische spreiding’, bedoeld in artikel 3.3., eerste lid, onderdeel c;

      • ii) de alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium ‘eigen nieuwsgaring’, bedoeld in artikel 3.3., eerste lid, onderdeel a, onder ii;

      • iii) de alsdan gelijk beoordeelde aanvragen op basis van de toegekende score op het criterium ‘hoeveelheid betaalde journalistieke FTE’ al aanwezig, bedoeld in artikel 3.3., tweede lid, onderdeel b, onder v.

Artikel 3.5 Besluit

  • 1. Het Stimuleringsfonds beslist binnen 12 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 2.3 en maakt het besluit bekend aan de aanvrager.

  • 2. Bij aanvragen van samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, wordt de beslissing op de aanvraag bekendgemaakt aan de penvoerder. Het subsidieverleningsbesluit noemt de deelnemers aan het samenwerkingsverband die als subsidieontvanger zijn aangemerkt.

Artikel 3.6 Subsidiehoogte

De hoogte van het te verlenen subsidiebedrag is:

  • 1. 250.000 euro per aanvraag van een individuele aanvrager, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a; en

  • 2. 250.000 euro per aanvraag van een samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b.

Artikel 3.7 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover subsidies worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, gebeurt dit onder de voorwaarde dat door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voldoende middelen ter beschikking worden gesteld aan het Stimuleringsfonds ter uitvoering van deze regeling.

Artikel 3.8 Bevoorschotting

  • 1. Bij subsidieverlening wordt het verleende subsidiebedrag in twee termijnen betaald, waarbij:

    • a) tachtig procent van het verleende subsidiebedrag bij wijze van voorschot wordt betaald, binnen vier weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

    • b) als de subsidie overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld, het restant van twintig procent na het besluit tot subsidievaststelling wordt betaald.

  • 2. Bij aanvragen van een samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, vinden de betalingen plaats aan de penvoerder.

HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN

Artikel 4.1 Medewerkings- en informatieplicht

Aan de verlening van subsidie worden de volgende medewerkings- en informatieverplichtingen verbonden:

  • a. De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de beschrijving in de aanvraag.

  • b. De subsidieontvanger neemt deel aan een begeleidingsprogramma dat voor deze regeling is ingericht door het Stimuleringsfonds, in samenwerking met de NLPO.

  • c. De subsidieontvanger werkt mee aan door, of namens, het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken, bijeenkomsten en overlegrondes die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen over de voortgang en staat van projecten alsmede ten behoeve van de ontwikkeling van het door, of namens, het Stimuleringsfonds te voeren beleid.

  • d. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie, waaronder ingrijpende wijzigingen in de opzet en uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, waaronder in elk geval wordt verstaan elke wijziging die leidt tot een aanpassing van de begroting met meer dan 10 procent van de totale kosten. Bij het melden van een dergelijke omstandigheid worden de relevante stukken overgelegd.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 5.1 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk 29 februari 2024 ingediend.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag, als bedoeld in artikel 5.2.

Artikel 5.2 Activiteitenverslag en financieel verslag

  • 1. Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de verrichte activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, in het bijzonder een reflectie op het journalistieke professionaliseringsproces, de organisatorische doorontwikkeling en de inzichten die de aanvrager heeft opgedaan.

  • 2. Het activiteitenverslag en het financieel verslag worden opgesteld volgens een door het Stimuleringsfonds vast te stellen format.

  • 3. Het financieel verslag bevat een Excel-overzicht van de gerealiseerde uren en kosten ten opzichte van de begrote uren en kosten.

  • 4. Het Stimuleringsfonds kan in het besluit tot subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het activiteitenverslag en het financieel verslag.

Artikel 5.3 Wijziging, intrekking en terugvordering

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het Stimuleringsfonds de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, waaronder de situatie waarbij een individuele subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, of deelnemer(s) aan een samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b de aanwijzing als lokale publieke media-instelling verliest;

    • b) de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c) de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d) de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

  • 3. Het Stimuleringsfonds kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a) op grond van feiten of omstandigheden waarvan het Stimuleringsfonds bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b) als de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c) als de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

  • 4. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALING

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 26 september 2022.

  • 2. Als de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 26 september 2022, treedt deze regeling in afwijking van het eerste lid in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 26 september 2022.

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025. In afwijking van de eerste volzin blijft deze regeling zoals hij luidde op de dag voorafgaand aan de datum met ingang waarvan deze regeling vervalt, van toepassing op de afwikkeling van op grond van deze regeling ingediende aanvragen en verleende subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Namens het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, F. van Exter Voorzitter

TOELICHTING

I. Algemeen

Op 7 juni 2022 kondigde de Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Media in de hoofdlijnenbrief Media1 aan in 2022 en in de jaren daarna fors te willen investeren in media en de professionalisering van lokale publieke omroepen in het bijzonder.

Dit komt voort uit de afspraken die zijn gemaakt in het coalitieakkoord van 10 januari 2022. Het kabinet besloot daarin om structureel 30 miljoen euro extra per jaar te investeren in media.

Een van de doelen van deze investering is de onafhankelijkheid van lokale publieke media-instellingen te vergroten:

“Lokale publieke omroepen hebben een belangrijke rol in het lokale medialandschap. Ze zijn echter afhankelijk van gemeentelijke bekostiging, die niet altijd toereikend is om als professionele journalistieke organisatie te werken. En zelfs waar gemeenten wel voldoende bijdragen, kan die afhankelijkheid schadelijk zijn voor de rol van de omroep als bewaker van de lokale democratie. Daarom wil ik de positie van lokale omroepen versterken.”2

In de komende jaren beziet de regering of de bekostiging van de lokale publieke media-instellingen door wijziging van de Mediawet kan worden overgeheveld naar de Rijksbegroting, om zo de onafhankelijkheid van de lokale publieke media-instellingen beter te borgen3.

De Staatssecretaris investeert tegelijkertijd in de kwaliteit en professionalisering van de lokale publieke media-instellingen, zodat zij zich kunnen voorbereiden op het nieuwe stelsel. In 2022 stelt de Staatssecretaris 6,5 miljoen euro beschikbaar voor nieuwe professionaliseringstrajecten en trainingen voor (vrijwillige) medewerkers van lokale publieke media-instellingen.

Het Stimuleringsfonds heeft de opdracht gekregen van de Staatsecretaris om een subsidieregeling op te stellen ter bevordering van de professionalisering van lokale publieke media-instellingen en hierbij ook advies van de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) te betrekken. Met advies en input van de NLPO heeft het Stimuleringsfonds onderhavige regeling opgesteld.

De subsidieregeling draagt bij aan realisatie van de bredere ambitie van het kabinet om maatregelen te treffen om persvrijheid en pluriforme en betrouwbare informatievoorziening op landelijk, regionaal en lokaal niveau te borgen.

De subsidieregeling staat open voor alle lokale publieke media-instellingen in Nederland. De regeling creëert kansen voor lokale publieke media-instellingen om zich (verder) te professionaliseren, zowel journalistiek-inhoudelijk als op organisatorisch vlak. De regeling biedt de mogelijkheid voor zowel individuele lokale publieke media-instellingen om subsidie aan te vragen, als voor lokale publieke media-instellingen die via samenwerking verdere professionalisering nastreven en gezamenlijk subsidie willen aanvragen. De subsidieregeling wordt uitgevoerd door het Stimuleringsfonds.

Professionalisering stimuleren kan op verschillende manieren. De behoeften van lokale publieke media-instellingen op het gebied van professionalisering zijn divers en organisaties bevinden zich in verschillende fases van professionalisering. Sommige lokale publieke media-instellingen zijn meer gebaat bij kennis en begeleiding, anderen zijn klaar voor verdere professionalisering door de toevoeging van financiële middelen. Daarom heeft het Stimuleringsfonds er voor gekozen om, naast subsidie, te investeren in een kennis- en begeleidingsprogramma voor lokale publieke media-instellingen. Waar dit programma verplicht is voor subsidieontvangers, staat het tevens open voor lokale publieke media-instellingen die geen subsidie ontvangen, maar wel geïnteresseerd zijn in professionalisering. Dit programma wordt in samenwerking met de NLPO ontwikkeld. Op deze manier kunnen alle lokale publieke media-instellingen zich verder ontwikkelen en klaarmaken voor het toekomstige stelsel voor de lokale publieke omroep.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1.2 Subsidieperiode

De subsidieregeling ziet op de verstrekking van subsidies aan activiteiten die worden uitgevoerd in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 1.3 Subsidieplafond

De subsidieregeling heeft een begrensd totaalbudget. Daarbinnen zijn voor individuele aanvragers en samenwerkingsverbanden afzonderlijke subsidieplafonds vastgesteld. De verdeling van het beschikbare budget gebeurt door de aanvragen te beoordelen aan de hand van een aantal beoordelingscriteria. Op basis van de uitkomst van de beoordeling worden de aanvragen gerangschikt. Aan de hand van die rangschikking wordt het beschikbare subsidiebudget toegewezen op aflopende volgorde van rangschikking. De twee typen aanvragers worden los van elkaar beoordeeld. Dit resulteert in een aparte rangschikking voor individuele aanvragers en een aparte rangschikking voor samenwerkingsverbanden op basis waarvan de toepasselijke subsidieplafonds worden verdeeld.

Artikel 1.4. Subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn projectkosten, die goeddeels zullen bestaan uit de redelijkerwijs aan het project toerekenbare loonkosten van medewerkers en eventuele externe inhuur. Onder medewerkers wordt verstaan arbeidskrachten in dienstverband of ingehuurde arbeidskrachten op freelancebasis.

Onder loonkosten voor medewerkers wordt verstaan, in geval van dienstverband, het brutoloon, plus werkgeverslasten. Onder werkgeverslasten wordt verstaan: vakantiegeld, loonheffingen en pensioenafdracht. Andere werkgeverslasten zoals de aanschaf van hardware en software, reis- en verblijfskosten en secundaire arbeidsvoorwaarden kunnen worden opgevoerd onder bijkomende kosten als bedoeld in artikel 1.4, vierde lid, onderdeel b.

Er bestaat op dit moment geen cao voor medewerkers van lokale publieke media-instellingen. Wat daar het dichtst bij in de buurt komt, is de cao voor het omroeppersoneel van de publieke omroep die van toepassing is op de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en Stichting Regionale Omroep (RPO). Voor het bepalen van een passende beloning van medewerkers die onder deze subsidieregeling vallen, wordt verwezen naar deze cao en de Fair Practice Code (FPC) voor Publieke Omroepen, opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). Op basis van deze cao en de FPC kan een maximale bijdrage van 85.000 euro per medewerker per jaar (inclusief werkgeverslasten) verstrekt worden. Bij deeltijd wordt dit bedrag naar rato bepaald.

Artikel 1.4, vierde lid, onderdeel a, van de subsidieregeling voorziet in een redelijkheidstoets van de opgevoerde beloning. Zowel het aantal geraamde uren dat de betrokken medewerker aan het project besteedt, als de noodzaak van zijn of haar inzet voor het project worden beoordeeld. Daarbij neemt het Stimuleringsfonds tot uitgangspunt dat er een aantal elementen is aan te wijzen die een professionele organisatie kenmerken en waar de journalistiek goed in gewaarborgd kan worden.

Daar hoort ten eerste een aantal journalistieke en organisatorische rollen bij die van belang zijn om te professionaliseren. Allereerst is dat de aanwezigheid van een coördinator/hoofdredacteur/eindredacteur op de nieuwsredactie, verantwoordelijk voor de aansturing van een gedeeltelijk uit vrijwilligers bestaande nieuwsredactie én die aanspreekpunt is voor het publiek uit het verzorgingsgebied. Daarnaast dient een journalistiek professionele organisatie over een verslaggever/camerajournalist/mobiele journalist (camjo/mojo) en een online/bureauredacteur te beschikken. De verslaggever/camjo/mojo is in staat om zelfstandig relevante verhalen te maken en de online/bureauredacteur kan nieuwsartikelen schrijven, content van de verslaggever online plaatsen en zich over social media ontfermen. De beschreven rollen kunnen bij meerdere personen belegd worden. Daarnaast kan er bij de invulling van professionalisering gefocust worden op een grotere mate van samenwerking met aangrenzende lokale publieke media-instellingen, bijvoorbeeld door middel van kwartiermaker, die samenwerking met andere lokale publieke media-instellingen aanjaagt.

Ten tweede kenmerkt professionalisering zich door de ontwikkeling van journalistieke werkprocessen, bijvoorbeeld het opzetten van een structuur voor overleg zoals redactievergaderingen, het ontwikkelen van een redactiehandboek of stijlboek en aandacht voor journalistieke ethiek.

Een derde kenmerk van professionalisering is organisatorische doorontwikkeling. Hierin ontwikkelt de organisatie bijvoorbeeld een werkwijze voor de samenwerking tussen vrijwilligers en betaalde medewerkers, hr-beleid, een structuur voor reflectie op de eigen organisatie, het op orde maken van het governance beleid, of het opstellen een werkplan om de samenwerking met andere lokale publieke media-instellingen te bevorderen.

Het Stimuleringsfonds is zich ervan bewust dat er bij professionalisering meer kosten komen kijken dan enkel arbeidskosten voor professionals. Met betaalde krachten ontstaan er bepaalde verantwoordelijkheden die horen bij goed werkgeverschap/opdrachtgeverschap. Deze kosten mogen met de subsidie bekostigd worden, maar moeten vooraf begroot worden en mogen niet meer dan 30.000 euro van de totale begroting bedragen. Eventuele kosten voor penvoerdersactiviteiten bij samenwerkingsverbanden mogen opgevoerd worden onder kosten als bedoeld in artikel 1.4, vierde lid, onderdeel b, onder vii.

Artikel 2.1 Subsidieaanvrager

De regeling staat open voor individuele lokale publieke media-instellingen. Aanvragers kunnen er ook voor kiezen om met andere lokale publieke media-instellingen gezamenlijk een subsidie aan te vragen. In dat geval sluiten de deelnemers een samenwerkingsovereenkomst. Daarbij machtigen zij één van de deelnemers om als zogeheten ‘penvoerder’ namens hen de subsidieaanvraag in te dienen, de administratieve verplichtingen namens hen jegens het Stimuleringsfonds na te komen, de betalingen en voorschotten in ontvangst te nemen en eventueel teruggevorderde subsidie(voorschotten) terug te betalen aan het Stimuleringsfonds. Hoewel de penvoerder spin in het web is van het samenwerkingsverband en alle contacten met het Stimuleringsfonds onderhoudt, geldt dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband subsidieaanvrager en -ontvanger zijn. Deze vorm van netwerksubsidie vraagt om goede afspraken over de onderlinge verplichtingen, mede in verband met de bijzondere verantwoordelijkheid die de penvoerder heeft en die de penvoerder naar behoren moet kunnen waarmaken.

Aanvragers moeten beschikken over een aanwijzing als lokale publieke media-instelling van het Commissariaat voor de Media. Bij aanvragen van samenwerkingsverbanden geldt dat zowel voor de penvoerder als voor alle betrokken samenwerkingspartners. Het kan zijn dat in de fase van aanvragen betrokken lokale publieke instellingen nog in een proces zitten van vernieuwing van de aanwijzing. Voor die situatie is bepaald dat deze lokale publieke media-instellingen kunnen aantonen dat het aannemelijk zij een nieuwe aanwijzing zullen krijgen vóór 1 januari 2023.

Artikelen 3.2 en 3.3 Inhoudelijke criteria en beoordeling inhoudelijke en rangschikking

Bij het beoordelen van de aanvragen aan de hand van de verschillende beoordelingscriteria betrekt het Stimuleringsfonds de volgende gezichtspunten.

Bij de beoordeling aan het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, onder i, genoemde criterium moeten artikelen voorzien zijn van een datum om meegerekend te worden bij de telling.

Bij de beoordeling aan het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, onder ii, genoemde criterium gaat het expliciet om het publiceren van informatie die of nieuws dat niet al door derden eerder is gepubliceerd. Bij de beoordeling is van belang dat in het geval van video of audio goed is vast te stellen of iets door de lokale publieke media-instelling zelf is gemaakt of niet. Voor geschreven tekst is dit vaak onduidelijker. Om te beoordelen of een geschreven nieuwsbericht op basis van eigen nieuwsgaring tot stand is gekomen, worden fragmenten van de tekst van het bericht ingevoerd in de zoekmachine van Google. Is er een andere publicatie van de tekst op een eerdere publicatiedatum terug te vinden bij een andere bron, dan rekent het Stimuleringsfonds het niet tot eigen nieuwsgaring.

Bij de beoordeling van het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, onder iii, genoemde criterium moet de voor- en achternaam van de betreffende maker of auteur genoemd worden om mee te tellen bij de berekening van het percentage. Algemene beschrijvingen zoals ‘redactie’ of ‘van onze verslaggever’ worden niet meegerekend.

Bij de beoordeling van het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, onder iv, genoemde criterium geldt als uitgangspunt dat een bronvermelding duidelijk is als onder- of bovenaan het nieuwsbericht op de volgende manier de bron wordt vermeld: Bron: [naam medium of organisatie].

Bij beoordeling van het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, onder iii, genoemde criterium, wordt onder meer gekeken of secties op de website zijn te vinden zoals ‘over ons/organisatie/colofon/contact’, waar men een omschrijving van de activiteiten van de lokale publieke media-instelling kan vinden en waaruit de journalistieke ambities van de lokale publieke media-instelling(en) kan worden afgeleid. Hierbij kan gedacht worden aan informatie over hoe de nieuwsvoorziening is georganiseerd, op welke kanalen nieuws te vinden is en waarom de lokale publieke media-instelling ervoor kiest om zich toe te leggen op het produceren van lokaal nieuws.

Bij beoordeling van het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, onder v, genoemde criterium wordt uitgegaan van een werkweek van 36 uur. Er wordt gekeken naar het aantal journalistieke FTE op het moment van aanvraag. Bijvoorbeeld: indien iemand 40 uur per week werkt, bedraagt het aantal FTE voor deze functie 40/36=1,11 FTE. Indien iemand 8 uur per week werkt, bedraagt het aantal FTE voor deze functie 8/36=0,22 FTE.

Onder journalistieke FTE’s worden de volgende functies verstaan: directeur, nieuwscoördinator, hoofd- en eindredacteur, bureauredacteur, verslaggever, camera-journalist, mobiele journalist, fotojournalist, nieuwslezer, beeldredacteur, community-manager, social mediamanager. FTE’s die werkzaam zijn bij lokale publieke media-instellingen als onderdeel van diverse pilots van de NOS, RPO en NLPO en dus niet direct betaald worden door de lokale publieke media-instelling tellen bij dit criterium niet mee.

Bij beoordeling van de aanvraag aan het in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel c, wordt voor de indeling van streken de streekomroepenkaart zoals opgesteld door de NLPO en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, versie 1 september 2022, gehanteerd, zie www.svdj.nl/regeling/lokaleomroepen, waar ook een leeswijzer van de kaart te vinden is. Er zijn per streek acht punten te verdelen. Het maximale aantal punten wordt gedeeld door het totale aantal gemeenten in de streek, maal het aantal gemeenten in het verzorgingsgebied van de aanvrager. In het geval dat een samenwerkingsverband meerdere streken bedient, wordt de score per streek berekend volgens bovenstaande beschrijving en vervolgens gedeeld door het aantal betrokken streken. We ronden tot twee cijfers achter de komma af.

Hieronder volgen een paar rekenvoorbeelden bij het criterium geografische spreiding:

  • 1. Een individuele aanvrager bedient 3 gemeenten. De streek bestaat tevens uit 3 gemeenten. Dat levert de volgende berekening op:

    • 8 punten gedeeld door 3 gemeenten=2,67

    • 2,67 maal 3 gemeenten die bediend worden door de individuele aanvrager=8 punten.

  • 2. Een individuele aanvrager bedient één gemeente. De streek bestaat uit 5 gemeenten. Dat levert de volgende berekening op:

    • 8 punten gedeeld door 5 gemeenten=1,6

    • 1,6 maal 1 gemeente die bediend wordt door de individuele aanvrager=1,6 punt.

  • 3. Een aanvragend samenwerkingsverband bestaat uit 3 omroepen die gezamenlijk 6 gemeenten binnen één streek bedienen. De streek bestaat uit 9 gemeenten. Dat levert de volgende berekening op:

    • 8 punten gedeeld door 9 gemeenten=0,89

    • 0,89 maal 6 gemeenten die bediend worden door het samenwerkingsverband=5,34 punten.

  • 4. Een aanvragend samenwerkingsverband uit 4 omroepen die twee streken bedienen. 3 omroepen bedienen 6 van de 8 gemeenten van hun streek (streek 1), een omroep bedient 1 van de 3 gemeenten van de andere streek (streek 2). Dat levert de volgende berekening op:

    • Streek 1:

      • 8 punten gedeeld door 8 gemeenten=1

      • 1 maal 6 gemeenten die bediend worden door de 3 omroepen uit streek 1=6 punten

    • Streek 2:

      • 8 punten gedeeld door 3 gemeenten=2,67

      • 2,67 maal 1 gemeente die bediend wordt door 1 omroep uit streek 2=2,67 punten

    • Totaalpunten samenwerkingsverband:

      • 6 punten streek 1 + 2,67 punten streek 2, gedeeld door 2 streken= 4,34 punten

Bij het scoren van de aanvraag van een samenwerkingsverband aan de in artikel 3.2, eerste lid, onderdelen a en b, genoemde criteria worden de websites van alle lokale publieke media-instellingen die betrokken zijn bij het samenwerkingsverband beoordeeld. Iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband krijgt een individuele totaalscore. Deze individuele totaalscores worden vervolgens bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal lokale publieke media-instellingen waaruit het samenwerkingsverband bestaat. Voor het criterium geografische spreiding wordt het samenwerkingsverband als geheel gescoord. Beide scores worden bij elkaar opgeteld. De uitkomst van deze rekensom is de totaalscore van de aanvraag van het samenwerkingsverband op basis waarvan de rangschikking wordt gemaakt, waarbij tot twee cijfers achter de komma wordt afgerond.

Een rekenvoorbeeld kan de berekening van de totaalscore van een samenwerkingsverband verduidelijken:

  • 1. Een samenwerkingsverband bestaat uit 3 omroepen. Op de inhoudelijke criteria journalistieke productie en mate van professionalisering scoort de eerste omroep 19 punten, de tweede omroep 15 punten en de derde omroep 22 punten. Dit levert de volgende berekening op:

    • De individuele scores worden bij elkaar opgeteld: 19 + 15 + 22 = 56

    • Dit wordt gedeeld door het aantal omroepen in het samenwerkingsverband: 56/3 = 18,67 punten.

Vervolgens wordt hier de score op het criterium geografische spreiding bij opgeteld, zoals in het eerste rekenvoorbeeld bij dit criterium: 5,28. De totaalscore van het samenwerkingsverband bedraag:

  • 18,67 + 5,28=23,95 punten.

Artikel 3.5 Subsidiehoogte

Op basis van ons onderzoek ‘Van Stoom naar Stroom – De weg naar professionalisering. Eindevaluatie van de Pilot Professionalisering Lokale Publieke Mediadiensten’ (2022), is geconcludeerd dat er een basisbedrag nodig is van tenminste 250.000 euro per jaar om een journalistiek professionele organisatie te kunnen bestendigen. Om lokale publieke omroepen de ruimte te bieden zich tot een professionele organisatie te ontwikkelen, is er daarom voor gekozen om dit bedrag als vast subsidiebedrag te hanteren.

Artikel 4.1 Medewerkings- en informatieplicht

Aan de verlening van een subsidie zijn verplichtingen verbonden. worden opgelegd in het besluit tot subsidieverlening. Niet naleving van die subsidieverplichtingen kan – evenals het niet (geheel) uitvoeren van het project – leiden tot lagere vaststelling van de aanspraak op subsidie en tot terugvordering van het betaalde voorschot. Daarnaast kan niet naleving van de subsidieverplichtingen leiden tot intrekking van de subsidieverlening of tot wijziging ten nadele van de subsidieontvanger. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij het Stimuleringsfonds bij de intrekking of wijziging anders bepaalt.

De regels omtrent wijziging, intrekking en terugvordering zijn opgenomen in artikel 5.3 en volgen de artikelen 4:48 en 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikelen 5.1 tot en met 5.3 Subsidievaststelling

Na afloop van de projectperiode moet aan de hand van overlegging van een activiteitenverslag en een financieel verslag worden bepaald of de activiteiten waarvoor subsidie is verleend daadwerkelijk zijn uitgevoerd, alle aan de verlening verbonden verplichtingen zijn nageleefd en of de verleende subsidie rechtmatig is besteed. Is dat het geval, dan wordt de verleende subsidie bij afzonderlijk besluit vastgesteld op het bedrag van de verlening. Bij niet volledige uitvoering van het project en/of geconstateerde onregelmatigheden zoals niet naleving van de verplichtingen kan de subsidie lager worden vastgesteld. Zo nodig wordt (een deel van) het op basis van de verlening betaalde voorschot teruggevorderd.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2021/2022, 32 827, 246.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2021/2022, 32 827, 246, p 3.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2021/2022, 35 925 VIII, 157.

Naar boven