Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 september 2022, nummer WBV 2022/21, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/13 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

13. Het asielbeleid ten aanzien van Eritrea

13.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

13.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

13.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
13.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

13.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

13.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
13.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

13.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

13.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

13.4.4. Dienstplichtigen en deserteurs

De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan vreemdelingen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij:

  • zijn gedeserteerd; of

  • vanwege hun dienstweigering of dienstplichtontduiking in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan; of

  • het militaire onderdeel van de nationale dienstplicht moeten vervullen.

13.4.5. Illegale en legale uitreis

De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan de Eritrese vreemdeling die:

  • a. aannemelijk maakt illegaal Eritrea uitgereisd te zijn; of

  • b. Eritrea op legale wijze heeft verlaten en individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht die aannemelijk maken dat hij bij terugkeer wordt blootgesteld aan ernstige schade.

Ad b Er is onder andere sprake van een legale uitreis als iemand Eritrea met een geldig document voor grensoverschrijding en uitreisvisum heeft verlaten. De enkele omstandigheid dat een legaal uitgereisde vreemdeling buiten Eritrea heeft verbleven is onvoldoende aanwijzing dat hij bij terugkeer wordt blootgesteld aan ernstige schade.

13.5. Bescherming
13.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen, tenzij sprake is van evidente, concrete en individualiseerbare aanknopingspunten op basis waarvan kan worden aangenomen dat het verkrijgen van bescherming wel mogelijk is.

13.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief

De IND neemt aan dat in Eritrea geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is, tenzij sprake is van evidente, concrete en individualiseerbare aanknopingspunten op basis waarvan kan worden aangenomen dat een binnenlands beschermingsalternatief wel voorhanden is.

13.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Eritrea geldt in zijn algemeenheid dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

Ondanks voornoemd uitgangspunt kan in een voorkomend geval – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

13.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

13.8. Bijzonderheden

Gedwongen terugkeer van vreemdelingen naar Eritrea zal niet plaatsvinden. De IND neemt aan dat bij gedwongen terugkeer, zowel na legale als na illegale uitreis, een reëel risico op ernstige schade aanwezig is.

Uitgangspunt is echter dat een vreemdeling die legaal, met toestemming van de Eritrese autoriteiten, is uitgereisd, zelfstandig kan terugkeren. Bij deze groep neemt de IND niet op voorhand aan dat bij terugkeer naar Eritrea sprake is van ernstige schade.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 september 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, B.J.Th. ter Heerdt waarnemend directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 25 mei 2022 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het Algemeen Ambtsbericht Eritrea gepubliceerd. Daarnaast heeft de ABRvS op 20 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2017) een uitspraak gedaan. Beiden geven aanleiding het landgebonden asielbeleid Eritrea aan te vullen. De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 1 september 2022.

Ten eerste heeft de Afdeling in de hierboven genoemde uitspraak geoordeeld dat Eritreeërs die het militaire (in plaats van het civiele) onderdeel van de nationale dienstplicht moeten vervullen een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM. Daarom is deze categorie toegevoegd aan C7/13.4.4 Vc.

Ten tweede blijkt dat er in zijn algemeenheid geen bescherming kan worden geboden door de Eritrese autoriteiten/internationale organisaties aan vreemdelingen die gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM lopen. Dit verschilt ten opzichte van het eerdere landgebonden asielbeleid waarin dit enkel gold voor vreemdelingen die aannemelijk hebben gemaakt vanwege hun geloofsovertuiging gegronde vrees voor vervolging te hebben; vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking; vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging; en LHBT’s. Deze categorieën zijn dus verruimd in C7/13.5.1 Vc.

Ten derde blijkt dat in Eritrea in zijn algemeenheid geen beschermingsalternatief bestaat voor vreemdelingen die gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM lopen. Dit verschilt ten opzichte van het eerdere landgebonden asielbeleid waarin dit enkel gold voor vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking en vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor seksuele geweldpleging in een militair trainingskamp. Deze categorieën zijn dus aangevuld in C7/13.5.2 Vc.

Ten slotte blijkt dat in algemene zin geen opvang voor amv’s aanwezig is. In het eerdere beleid werd wel aangenomen dat de Eritrese autoriteiten adequate opvang konden bieden. Dit is dus aangepast in C7/13.6 Vc.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, B.J.Th. ter Heerdt waarnemend directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 25 mei 2022 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het Algemeen Ambtsbericht Eritrea gepubliceerd. Daarnaast heeft de ABRvS op 20 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2017) een uitspraak gedaan. Beiden geven aanleiding het landgebonden asielbeleid Eritrea aan te vullen. De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 1 september 2022.

Ten eerste heeft de Afdeling in de hierboven genoemde uitspraak geoordeeld dat Eritreeërs die het militaire (in plaats van het civiele) onderdeel van de nationale dienstplicht moeten vervullen een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM. Daarom is deze categorie toegevoegd aan C7/13.4.4 Vc.

Ten tweede blijkt dat er in zijn algemeenheid geen bescherming kan worden geboden door de Eritrese autoriteiten/internationale organisaties aan vreemdelingen die gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM lopen. Dit verschilt ten opzichte van het eerdere landgebonden asielbeleid waarin dit enkel gold voor vreemdelingen die aannemelijk hebben gemaakt vanwege hun geloofsovertuiging gegronde vrees voor vervolging te hebben; vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking; vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging; en LHBT’s. Deze categorieën zijn dus verruimd in C7/13.5.1 Vc.

Ten derde blijkt dat in Eritrea in zijn algemeenheid geen beschermingsalternatief bestaat voor vreemdelingen die gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM lopen. Dit verschilt ten opzichte van het eerdere landgebonden asielbeleid waarin dit enkel gold voor vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking en vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor seksuele geweldpleging in een militair trainingskamp. Deze categorieën zijn dus aangevuld in C7/13.5.2 Vc.

Ten slotte blijkt dat in algemene zin geen opvang voor amv’s aanwezig is. In het eerdere beleid werd wel aangenomen dat de Eritrese autoriteiten adequate opvang konden bieden. Dit is dus aangepast in C7/13.6 Vc.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, B.J.Th. ter Heerdt waarnemend directeur-generaal Migratie

Naar boven