Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 augustus 2022, nr. 33692509, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2023

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikelen 4.11, eerste en tweede lid, 4.20, eerste lid, 4.21, eerste en tweede lid, 4.23, eerste en tweede lid, 4.24, eerste lid, 4.30, eerste lid en 4.32, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, vierde tot en met zesde lid, komen te luiden:

B

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 341.216

€ 341.216

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.728.014

€ 1.969.015

€ 4.697.029

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.300.081

€ 1.232.196

€ 3.532.277

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.456.820

€ 3.473.970

€ 9.930.790

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 531.298

€ 9.161.245

€ 9.692.543

21PF

Technische Universiteit Delft

   

€ 8.358.774

€ 8.358.774

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

   

€ 630.427

€ 630.427

21PH

Universiteit Twente

   

€ 15.390.812

€ 15.390.812

21PI

Wageningen University

   

€ 278.590

€ 278.590

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 661.168

€ 2.802.666

€ 3.463.834

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 3.020.165

€ 1.071.558

€ 4.091.723

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 912.344

€ 2.495.828

€ 3.408.172

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.608.943

€ 1.361.946

€ 2.970.889

21PN

Tilburg University

 

€ 578.523

€ 336.864

€ 915.387

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 10.109

€ 10.109

22NC

Open Universiteit

 

€ 330.604

€ 475.999

€ 806.603

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 61.451

€ 61.451

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 10.062

€ 10.062

 

Totaal

 

€ 19.127.960

€ 49.462.728

€ 68.590.688

C

Bijlage 2 komt te luiden:

BIJLAGE 2. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING

Percentages onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,53975%

21PB

Universiteit Leiden

8,40635%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,76244%

21PD

Universiteit Utrecht

11,62994%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

6,18266%

21PF

Technische Universiteit Delft

11,79744%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

6,29007%

21PH

Universiteit Twente

5,47513%

21PI

Wageningen University

4,89076%

21PJ

Universiteit Maastricht

5,09473%

21PK

Universiteit van Amsterdam

11,01865%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,23534%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

7,23496%

21PN

Tilburg University

3,22943%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,07942%

22NC

Open Universiteit

1,91007%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,15904%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,06382%

 

Totaal

100,00000%

D

Bijlage 3 komt te luiden:

BIJLAGE 3. BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

   

€ 338.161

€ 338.161

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 479.137

€ 382.711

€ 861.848

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

   

€ 3.827.449

€ 3.827.449

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 1.035.416

€ 58.950

€ 1.094.366

02NR

Hotelschool The Hague

 

€ 59.074

€ 59.074

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 473.994

€ 40.756

€ 514.750

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 433.709

€ 2.668.832

€ 3.102.541

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

   

€ 441.585

€ 441.585

09OT

Iselinge Hogeschool

   

€ 219.988

€ 219.988

10IZ

Marnix Academie

   

€ 894.667

€ 894.667

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 791.990

€ 425.523

€ 1.217.513

15BK

Driestar educatief

   

€ 568.092

€ 568.092

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 73.158

€ 73.158

21MI

HZ University of Applied Sciences

   

€ 574.051

€ 574.051

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 807.419

€ 383.787

€ 1.191.206

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 93.145

€ 1.784.100

€ 1.877.245

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

   

€ 675.401

€ 675.401

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 333.744

€ 333.744

22HH

Hogeschool Viaa

   

€ 522.586

€ 522.586

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 1.081.969

€ 4.704.142

€ 5.786.111

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 209.577

€ 2.864.902

€ 3.074.479

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 749.991

€ 134.846

€ 884.837

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

 

€ 1.155.285

€ 1.155.285

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.272.013

€ 3.210.793

€ 4.482.806

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 1.156.556

€ 5.646.646

€ 6.803.202

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 754.474

€ 1.266.953

€ 2.021.427

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.389.420

€ 5.157.746

€ 6.547.166

27NF

ArtEZ

 

€ 1.295.984

€ 499.014

€ 1.794.998

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 566.635

€ 2.850.773

€ 3.417.408

27UM

De Haagse Hogeschool

   

€ 2.307.884

€ 2.307.884

28DN

Hogeschool van Amsterdam

   

€ 5.885.635

€ 5.885.635

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 1.242.614

€ 7.137.854

€ 8.380.468

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 113.924

€ 113.924

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 381.728

€ 381.728

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 450.755

€ 450.755

31FR

NHL Stenden Hogeschool

   

€ 3.354.993

€ 3.354.993

 

Totaal

 

€ 13.834.043

€ 61.396.488

€ 75.230.531

E

Bijlage 4 komt te luiden:

BIJLAGE 4, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

Percentage

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,16140%

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

2,94264%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

3,17258%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

0,91481%

02NR

Hotelschool The Hague

0,46633%

02NT

Design Academy Eindhoven

0,43288%

07GR

Avans Hogeschool

4,56268%

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

0,21687%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,13460%

10IZ

Marnix Academie

0,35489%

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

2,30970%

15BK

Driestar educatief

0,28502%

21CW

HAS Hogeschool

1,17480%

21MI

HZ University of Applied Sciences

0,96777%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

5,93973%

21RI

Hogeschool Leiden

1,84244%

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

0,31103%

21UI

Breda University of Applied Sciences

0,97552%

22HH

Hogeschool Viaa

0,27007%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

6,25485%

23AH

Saxion Hogeschool

4,12543%

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

2,93983%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,55890%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

5,96799%

25DW

Hogeschool Utrecht

5,63033%

25JX

Zuyd Hogeschool

4,54212%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

5,56583%

27NF

ArtEZ

4,24037%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,41676%

27UM

De Haagse Hogeschool

3,99261%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

6,20302%

30GB

Fontys Hogescholen

8,92630%

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

1,84764%

30TX

Aeres Hogeschool

1,06012%

30VP

Hogeschool Thomas More

0,11911%

31FR

NHL Stenden Hogeschool

4,17303%

 

Totaal

100,00000%

F

Bijlage 5 komt te luiden:

BIJLAGE 5. BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID, VAN DE REGELING

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 500.000

21PB

Universiteit Leiden

€ 55.741.971

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 44.268.821

21PD

Universiteit Utrecht

€ 53.123.148

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 46.969.169

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 40.342.943

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 25.911.300

21PH

Universiteit Twente

€ 28.467.306

21PI

Wageningen University

€ 14.045.050

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 36.105.861

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 50.105.264

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 45.279.302

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 43.938.341

21PN

Tilburg University

€ 22.346.546

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 509.406

22NC

Open Universiteit

€ 5.077.309

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 2.502.289

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 1.500.000

 

Totaal

€ 516.734.026

G

Bijlage 7 komt te luiden:

BIJLAGE 7. BIJ ARTIKEL 6 VAN DE REGELING

Bedragen en percentages academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, derde lid, onder c, respectievelijk artikel 4.27, vierde lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

Percentage

21PB

Universiteit Leiden

0

12,39730%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

0

12,84522%

21PD

Universiteit Utrecht

0

13,69763%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

0

13,35443%

21PJ

Universiteit Maastricht

0

9,11353%

21PK

Universiteit van Amsterdam

0

16,69170%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

0

10,87244%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

0

11,02775%

 

Totaal

0

100,00000%

H

Bijlage 9 komt te luiden:

BIJLAGE 9. BIJ ARTIKEL 4, DERDE LID, VAN DE REGELING

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 53.864

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 26.498

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 280.615

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool The Hague

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 46.480

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 72.630

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 31.884

10IZ

Marnix Academie

€ 120.152

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 11.120

15BK

Driestar educatief

€ 90.005

21CW

HAS Hogeschool

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 22.414

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 33.274

21RI

Hogeschool Leiden

€ 134.313

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 95.218

21UI

Breda University of Applied Sciences

 

22HH

Hogeschool Viaa

€ 51.084

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 275.489

23AH

Saxion Hogeschool

€ 90.700

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 3.214

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 58.295

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 143.870

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 311.109

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 33.622

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 352.116

27NF

ArtEZ

€ 57.252

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 199.645

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 82.708

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 314.150

30GB

Fontys Hogescholen

€ 505.976

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Aeres Hogeschool

€ 39.703

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 61.162

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 290.432

 

Totaal

€ 3.888.994

I

Bijlage 10 komt te luiden:

BIJLAGE 10. BIJ ARTIKEL 3I, VAN DE REGELING

Bedragen kwaliteitsbekostiging universiteiten, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid, en 4.32, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 47.691

21PB

Universiteit Leiden

€ 18.615.088

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 21.939.528

21PD

Universiteit Utrecht

€ 25.463.866

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 17.764.255

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 16.898.074

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 8.394.560

21PH

Universiteit Twente

€ 8.186.671

21PI

Wageningen University

€ 8.405.214

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 15.451.226

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 22.566.238

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 19.631.953

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 14.586.948

21PN

Tilburg University

€ 8.914.852

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 27.904

22NC

Open Universiteit

€ 1.819.429

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 215.118

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 30.441

 

Totaal

€ 208.959.056

J

Bijlage 11 komt te luiden:

BIJLAGE 11. BIJ ARTIKEL 3I, VAN DE REGELING

Bedragen kwaliteitsbekostiging hogescholen, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid, en 4.32, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 610.782

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 4.742.896

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 17.201.354

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 1.221.635

02NR

Hotelschool The Hague

€ 2.063.794

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 845.544

07GR

Avans Hogeschool

€ 23.512.719

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 729.849

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 376.292

10IZ

Marnix Academie

€ 1.180.789

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 2.328.221

15BK

Driestar educatief

€ 1.024.132

21CW

HAS Hogeschool

€ 3.305.650

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 3.654.497

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 6.274.740

21RI

Hogeschool Leiden

€ 8.357.610

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 938.361

21UI

Breda University of Applied Sciences

€ 4.884.202

22HH

Hogeschool Viaa

€ 1.386.851

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 26.326.863

23AH

Saxion Hogeschool

€ 18.871.761

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 3.182.954

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 3.127.372

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 20.961.286

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 23.881.965

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 12.076.369

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 24.185.419

27NF

ArtEZ

€ 5.135.512

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 19.176.571

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 15.736.671

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 30.777.619

30GB

Fontys Hogescholen

€ 31.290.606

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 3.900.321

30TX

Aeres Hogeschool

€ 3.216.040

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 567.335

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 15.902.335

 

Totaal

€ 342.956.917

K

Bijlage 13 wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel A wordt in de tabel CROHO onderdeel Economie (standaard niveau bekostiging 'Laag')' de rij:

Opleiding

Niveau

B Hotel management

Hoog

Vervangen door:

Opleiding

Niveau

B Hotel management

Hoog

In onderdeel A in de tabel CROHO onderdeel Economie (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)’ vervalt de rij:

Opleiding

Niveau

B Informatiedienstverlening en -management

Hoog

In onderdeel A wordt in de tabel CROHO onderdeel Gezondheidszorg (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)’ de rij:

Opleiding

Niveau

B Opleiding tot Oefentherapeut-Mensendieck

Laag

Vervangen door:

Opleiding

Niveau

B Opleiding tot Oefentherapeut

Laag

In onderdeel A in de tabel CROHO onderdeel Gezondheidszorg (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)’ vervalt de rij:

Opleiding

Niveau

B Sport, Gezondheid en Management

Laag

In onderdeel A in de tabel CROHO onderdeel Onderwijs (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)’ vervalt de rij:

Opleiding

Niveau

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Islamgodsdienst

Laag

In onderdeel A in de tabel CROHO onderdeel Taal & Cultuur (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)’moeten de volgende rijen worden toegevoegd:

Opleiding

Niveau

B Cabaret

Hoog

B Interior Design & Styling

Hoog

In onderdeel B in de tabel CROHO onderdeel Gezondheidszorg (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)’ moet de volgende rij worden toegevoegd:

Opleiding

Niveau

B Zorg, Gezondheid & Samenleving

Top

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treed artikel I, onderdeel K, van deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs hangen onder meer samen met de berekening van de rijksbijdrage 2023 in overeenstemming met de eerste ontwerpbegroting 2023 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De VH en de NFU hebben hier op gereageerd en hebben beide geen opmerkingen bij de regeling. De VH vraagt aandacht voor het proces rondom de verwerking van beleidskeuzen in de bekostiging. De NFU wijst op een bestaande afspraak tussen het Ministerie van OCW en het Ministerie van VWS om de indexering van de werkplaatsfunctie in lijn te brengen met de hogere indexering van het Ministerie van VWS. Het Ministerie van OCW is hierover in overleg met het Ministerie van VWS.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de eerste en tweede suppletoire (ontwerp) begroting 2023 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Grondslagen

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.30, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op aanvraag kwaliteitsbekostiging kan toekennen aan een instellingsbestuur vanwege in het vooruitzicht gestelde kwaliteit. In artikel 4.32, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ambtshalve kwaliteitsbekostiging kan toekennen aan een instellingsbestuur vanwege gerealiseerde kwaliteit. Deze twee artikelen zijn de grondslag voor het aanpassen van bijlage 10 en 11 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

Artikel I

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages en bedragen voor graden en promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages en bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel in de rijksbijdrage. Het onderzoekdeel is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van middelen voor levensbeschouwelijke universiteiten en starters- en stimuleringsbeurzen.

B

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bedrag van € 760.732 voor het experiment educatieve module voor het jaar 2023 komen te vervallen. Bij de volgende wijzigingsregeling die samenhangt met de tweede suppletoire begroting 2023 zal opnieuw een bedrag worden toegekend voor het experiment educatieve module voor het jaar 2023.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen toegevoegd: € 625.000 voor de Hoger Onderwijspremie (tranche 2022 waarvan € 200.000 voor de Universiteit Leiden (brief 32913591), € 300.000 voor de Universiteit Twente (brief 32915288) en € 125.000 voor de Universiteit van Amsterdam (brief 32914788)) en € 57.222 voor de Netherlands Asia Honours Summer School (NAHSS, brief 33205520).

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2022–2023. De bijdrage voor het jaar 2022 komt daarbij uit op € 1.508.062.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2023 een bedrag van € 1.210.904 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld eerstejaars studenten bij de Open Universiteit en studenten bij eerstegraads masterlerarenopleidingen. Universiteiten ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Met dit voorstel wordt het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs gehalveerd. De Open Universiteit mag een verhoogd wettelijk collegegeld vragen. Dit verhoogde tarief wordt ook gehalveerd en daarvoor ontvangt de Open Universiteit via de onderwijsopslag in bedragen extra middelen. Voor lerarenopleidingen geldt een extra jaar halvering van het collegegeld. De desbetreffende universiteiten ontvangen hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352).

  • e. De tijdelijke bedragen voor aflossing bama compensatie, het Nationaal Programma Onderwijs en Steun i.v.m. crisis in Oekraïne zijn vanaf 2023 niet meer van toepassing.

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 2. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. toevoegen van middelen voor Wageningen University zoals beschikbaar gesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bij overkomst van het groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom is de oploop toegevoegd aan de onderwijsopslag in percentages van Wageningen University.

  • b. daarnaast zijn de percentages gewijzigd vanwege de herziening van de bekostiging naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek. De wijziging betreft eerder met de sector overeengekomen bedragen per instelling om de negatieve herverdeeleffecten als gevolg van de herziening van de bekostiging te verzachten1. Deze bedragen zijn opgehoogd naar het prijspeil 2022.

D

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bedrag van € 5.262.721 beschikbaar vanwege de ophoging van de opleidingscapaciteit voor zorgmasters met inachtneming van het daadwerkelijk aantal bekostigde inschrijvingen bij deze opleidingen per peildatum 2021 en 2011, indien sprake is van een toename van het aantal bekostigde inschrijvingen gedurende deze periode (brief van 29 maart 2012 met kenmerk 384276). De beschikbare middelen worden verdeeld naar rato van het aandeel van een instelling in de toename van het aantal inschrijvingen tussen peildatum 2011 en 2021.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is het volgende incidentele bedrag toegevoegd: € 625.000 voor de Hoger Onderwijspremie (tranche 2022 waarvan € 300.000 voor de Fontys Hogescholen (brief 32823947), € 125.000 voor de Hogeschool der Kunsten Codarts (brief 32818650) en € 200.000 voor NHL Stenden Hogeschool (brief 32825059)).

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2022–2023. De bijdrage voor het jaar 2023 komt daarbij uit op € 1.347.839.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen worden jaarlijks tot en met 2029 middelen beschikbaar gesteld voor het opleiden van geschoold personeel in de tekortsectoren gezondheidszorg, bètatechniek en onderwijs. Totaal gaat het om een bedrag van jaarlijks M€ 30. Dit bedrag wordt verdeeld over de hogescholen op basis van het aantal ingeschreven EER studenten van de betreffende sectoren. In het bestuursakkoord is afgesproken dat er in 2025 een tussenevaluatie plaatsvindt om te verkennen welke maatregelen zijn genomen, welke impact die tot nu toe hebben gehad om zo het leervermogen te stimuleren. In 2029 vindt een eindevaluatie plaats en zullen de Minister en de VH verkennen of de doelstellingen en middelenverdeling aangepast dienen te worden.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2023 een bedrag van € 15.557.987 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld tweedejaars studenten HO bij lerarenopleidingen. Hogescholen ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Met dit voorstel wordt het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het HO gehalveerd. Voor lerarenopleidingen geldt een tweede jaar halvering van het collegegeld. De desbetreffende hogescholen ontvangen hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352).

  • f. De tijdelijke bedragen voor dekking samen opleiden, het Nationaal Programma Onderwijs en Steun i.v.m. crisis in Oekraïne zijn vanaf 2023 niet meer van toepassing.

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 4. Er is sprake van wijzigingen om de volgende reden:

  • a. toevoegen van middelen voor groene hogescholen zoals beschikbaar gesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bij overkomst van het groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom is de oploop toegevoegd aan de onderwijsopslag in percentages van de groene hogescholen.

F

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Dit onderdeel is gewijzigd doordat er in het kader van sectorplannen bedragen zijn toegevoegd die, conform de beleidsbrief Hoger Onderwijs 2022, jaarlijks worden geïnvesteerd in de levensbeschouwelijke universiteiten en door de toevoeging van starters- en stimuleringsbeurzen. Totaal gaat het bij de sectorplannen met betrekking tot de levensbeschouwelijke universiteiten om M€ 5,0 per jaar. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een met de betreffende universiteiten overeengekomen verdeling. De middelen kunnen worden ingezet voor zowel onderwijs als onderzoek. De middelen hebben een looptijd tot en met 2029. Na afloop van de looptijd zal een onafhankelijke eindevaluatie plaatsvinden en wordt besloten of de middelen volgens dezelfde verdeling kunnen indalen in de vaste voet van het onderzoekdeel (voorziening onderzoek in percentages). Starters- en stimuleringsbeurzen zijn een nieuw instrument dat moet zorgen voor een grotere stabiliteit en voorspelbaarheid van de onderzoeksfinanciering van universiteiten en umc’s. Het betreft niet competitieve middelen. De totale omvang van de beurzen bedraagt M€ 300,0. De startersbeurzen (M€ 156) zijn bestemd voor onderzoekers die een vaste aanstelling als universitair docent krijgen. Deze middelen zijn deels over de betreffende universiteiten verdeeld op basis van een met de sector overeengekomen verdeling waarbij onder andere rekening is gehouden met vaste voetproblematiek van de drie jonge universiteiten (Erasmus Universiteit Rotterdam, Maastricht University en Tilburg University). Voor het overige zijn deze middelen over de betreffende universiteiten verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven EER studenten. De bedragen voor startersbeurzen zijn structureel van aard. De stimuleringsbeurzen (M€ 144,0) zijn bedoeld voor universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren met een vast contract en top ups. Deze middelen zijn over de betreffende universiteiten verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven EER studenten. De bedragen voor stimuleringsbeurzen zijn tijdelijk van aard (einde looptijd: 31 december 2031). In het bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt over verantwoording, monitoring en evaluatie (na twee jaar zal een eerste kwalitatieve evaluatie door een onafhankelijke commissie plaatsvinden en na vijf jaar een volledige evaluatie). De tijdelijke bedragen voor het Nationaal Programma Onderwijs zijn in 2023 niet meer van toepassing.

G

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 6. Deze percentages zijn niet gewijzigd. De bedragen (in het kader van het NPO) zijn vervallen.

H

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9. De hogescholen die lerarenopleidingen verzorgen ontvangen een bedrag bepaald in de regeling. De verdeling van het bedrag wordt jaarlijks herijkt op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen bij lerarenopleidingen. Het gedeelte van het deel ontwerp en ontwikkeling hbo dat resteert wordt over de hogescholen verdeeld naar rato van de verdeling van het onderwijsdeel hbo. Vanaf 2023 is dit gedeelte inclusief middelen die ter beschikking worden gesteld om te investeren in praktijkgericht onderzoek. Totaal gaat het om een structureel bedrag van M€ 85,0 per jaar waarvan M€ 50,0 uit de reeks ‘versterken hoger onderwijs en onderzoek’ en M€ 35,0 uit het ‘Fonds onderzoek en wetenschap’. De hogescholen leggen jaarlijks verantwoording over deze middelen af in hun jaarrekening.

I en J

Deze onderdelen betreffen de verdeling van de middelen voor kwaliteitsbekostiging over de universiteiten en hogescholen. Tot en met 2021 maakten deze middelen onderdeel uit van het onderwijsdeel van universiteiten en hogescholen. Vanaf 2022 kennen deze middelen een aparte post ‘kwaliteitsbekostiging’ en worden ze ook als zodanig gepresenteerd in de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor 2023 is het bedrag voor ‘kwaliteitsbekostiging’ € 208.959.056 voor de universiteiten en € 342.956.917 voor de hogescholen. De middelen worden over de instellingen verdeeld op basis van het aandeel in de studentgebonden financiering.

K

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de Indeling register en bekostigingsniveaus, bedoeld in artikel 1.1, van het besluit, voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs' en de 'Indeling register en bekostigingsniveaus, bedoeld in artikel 1.1, van het besluit, voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs' in bijlage 13. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. Binnen het CROHO onderdeel Economie in het hbo is de schrijfwijze van de opleiding 'B Hotel management' gewijzigd.

  • b. Binnen het CROHO onderdeel Economie in het hbo is de opleiding 'B Informatiedienstverlening en -management' per 31-08-2022 gestopt.

  • c. Binnen het CROHO onderdeel Gezondheidszorg in het hbo is de naam van de opleiding 'B Opleiding tot Oefentherapeut-Mensendieck' gewijzigd.

  • d. Binnen het CROHO onderdeel Gezondheidszorg in het hbo is de opleiding 'B Sport, Gezondheid en Management' per 31-08-2022 overgegaan naar ‘B Sportkunde’ (onderdeel Gedrag en maatschappij).

  • e. Binnen het CROHO onderdeel Onderwijs in het hbo is de opleiding 'B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Islamgodsdienst' per 31-08-2022 gestopt.

  • f. Binnen het CROHO onderdeel Taal & Cultuur in het hbo zijn per 1-09-2022 de opleidingen 'B Cabaret' en 'B Interior Design & Styling' gestart.

  • g. Binnen het CROHO onderdeel Gezondheidszorg in het WO is per 1-09-2022 de opleiding 'B Zorg, Gezondheid & Samenleving' gestart.

Artikel II Inwerkingtreding

De wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs heeft betrekking op het begrotingsjaar 2023. Deze onderhavige regeling treedt daarom in werking met ingang van 1 januari 2023.

Artikel I, onderdeel K, heeft betrekking op de indeling van opleidingen in Croho voor studiejaar 2022–2023. De wijzing in artikel I, onderdeel K werkt om die reden terug tot en met 1 september 2022.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstukken U, 2018–2019, 31 288, nr.744

Naar boven