Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2022, 24731 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2022, 24731 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Gelet op artikel 34a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
rechthebbende op ouderdomspensioen, overeenkomstig de Algemene ouderdomswet;
benadering van netto inkomsten als bedoeld in artikel 3, vierde lid;
burgerservicenummer;
bedrag als berekend op grond van artikel 37a van de Participatiewet;
polisadministratie als bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak de deelname door AOW-gerechtigden aan de voorziening, bedoeld in artikel 47a van de Participatiewet op grond van deze regeling te bevorderen door het gericht benaderen van potentieel rechthebbenden en door het begeleiden van het indienen van een aanvraag door deze rechthebbenden, en legt de uitkomsten en persoonsgegevens hiervan apart vast.
2. De Sociale verzekeringsbank benadert een AOW-gerechtigde, waarvan door middel van bestandsvergelijking is vastgesteld dat de benadering van netto inkomsten van de alleenstaande AOW-gerechtigde of van de personen die deel uitmaken van het huishouden van de AOW-gerechtigde onder het voor hen geldende normbedrag ligt.
1. De Sociale verzekeringsbank ontwikkelt en beheert een algoritme waarmee een zo realistisch mogelijke benadering van de netto inkomsten kan worden gegenereerd aan de hand van in de polisadministratie beschikbare inkomensgegevens.
2. Het algoritme benadert de netto inkomsten op basis van de inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vroegere dienstbetrekking, uitkeringen, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en bijstand of bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 van de Participatiewet, van de betrokken persoon en van de personen die deel uitmaken van het huishouden.
1. Voor de taak, bedoeld in artikel 2, maakt de Sociale verzekeringsbank gebruik van een methode van bestandsvergelijking met gegevens uit de polisadministratie.
2. Het doel van de bestandsvergelijking is te selecteren welke personen aanspraak zouden kunnen maken op de voorziening, bedoeld in artikel 47a van de Participatiewet.
3. De bij de bestandsvergelijking te verwerken persoonsgegevens per AOW-gerechtigde zijn:
a. het BSN van de in onderdeel d bedoelde personen;
b. de samenstelling van het huishouden;
c. het normbedrag dat voor de betrokken persoon geldt en voor de personen die deel uitmaken van het huishouden;
d. een benadering van de netto inkomsten van de betrokken persoon en de personen die deel uitmaken van het huishouden.
4. Bij de berekening van de benadering van de netto inkomsten, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, kunnen de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden betrokken.
De bestandsvergelijking, bedoeld in artikel 4, vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. door middel van cryptografische methodes wordt verhinderd dat de Sociale verzekeringsbank kennis kan nemen van de hoogte van het inkomen, de benadering van de netto inkomsten of de gegevens, bedoeld in artikel 4, vierde lid;
b. door middel van cryptografische methodes wordt verhinderd dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kennis kan nemen van enig persoonsgegeven van de persoon waarover de Sociale verzekeringsbank de inkomensgegevens verzoekt, behoudens het BSN-nummer van betrokkene en de indicatie of betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
1. De doeltreffendheid van de regeling en de effecten ervan in de praktijk worden onderzocht.
2. De Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verlenen medewerking aan het onderzoek naar de doeltreffendheid van deze regeling.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
2. Na verval van deze regeling blijven de bepalingen, bedoeld in artikel 5, van toepassing.
Den Haag, 12 september 2022
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Naar aanleiding van het rapport 'Ouderdomsregelingen ontleed' van de Algemene Rekenkamer is bij brief van 17 februari 2020 (TK 2019-20, 29 389, nr. 101) aan de Tweede Kamer toegezegd om na te gaan of het niet-gebruik van de Aanvullende Inkomensvoorziening voor Ouderen (AIO) kan worden teruggedrongen door een gerichte benadering van potentieel rechthebbenden. Ook heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering verzoekt om potentieel rechthebbenden gericht te informeren over de mogelijkheid om AIO aan te vragen en het daarheen te leiden dat de daartoe benodigde gegevensuitwisseling geen belemmering vormt (TK 2019-2020, 24 515, nr.545). Deze regeling geeft bij wijze van pilot en experiment de SVB een tijdelijke taak om potentieel rechthebbenden gericht te benaderen om een aanvraag voor AIO in te dienen.
De AIO is algemene bijstand voor ouderen die zelf onvoldoende middelen van bestaan hebben. Het gaat daarbij vooral om ouderen die geen volledige AOW hebben opgebouwd omdat zij minder dan 50 jaar in Nederland gewoond of gewerkt hebben en nauwelijks over andere inkomens- of vermogensbronnen beschikken. Daarnaast gaat het om ouderen met een jongere partner die nog niet in aanmerking komt voor AOW, die als huishouden onvoldoende middelen hebben om van rond te komen.
De AIO is onderdeel van de Participatiewet en wordt sinds 2010 door de Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) uitgevoerd. In totaal deden in 2019 zo'n 47.000 huishoudens een beroep op de AIO. Daarmee was een budget gemoeid van ca. 309 miljoen euro. De Algemene Rekenkamer concludeerde in haar onderzoek dat het niet-gebruik van de AIO hoog is.1 Uit aanvullend onderzoek van het Centraal bureau voor de Statistiek, de SVB en het Ministerie van SZW is naar voren gekomen dat het niet-gebruik in 2018 naar schatting circa 19.300 huishoudens betrof. Dit is circa 30% van de mensen die daar potentieel recht op hebben (CBS: cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/51/recht-en-gebruik-aio-2017-en-2018). Dit is een aanzienlijk aantal ondanks de inspanningen van de SVB om het niet-gebruik terug te dringen. Zo geeft de SVB op verschillende manieren voorlichting over de AIO in combinatie met voorlichting over de AOW. Mensen met een onvolledige AOW-opbouw ontvangen extra informatie. Op de site van de SVB is een AIO-check gepubliceerd zodat burgers snel en makkelijk kunnen bepalen of zij in aanmerking komen voor een AIO-voorziening. Ook werkt de SVB samen met gemeenten voor mensen die vanuit de bijstand naar de AIO zouden kunnen doorstromen en geeft de SVB samen met maatschappelijke organisaties voorlichtingsbijeenkomsten.
Een meer gerichte benadering van potentieel rechthebbenden kan het niet-gebruik mogelijk verder terugdringen. Het is de verwachting dat op basis van een selectie van inkomensgegevens uit de Polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) potentiële rechthebbende AOW-ers met een netto (huishoud)inkomen onder het bestaansminimum (normbedrag), kunnen worden bepaald en vervolgens worden benaderd.
Om te kunnen beoordelen of dit een effectieve manier is om het niet-gebruik te verminderen, wordt een pilot uitgevoerd waarbinnen de voorgestelde regeling wordt uitgevoerd. Er wordt gestreefd naar het benaderen van circa 1000 personen waarvan, bij benadering, de netto inkomsten onder het voor hen geldende normbedrag ligt. Om dit aantal te bereiken, wordt een groep van circa 100.000 AOW-gerechtigden bij de pilot betrokken. Deze groep wordt representatief geselecteerd uit de totale populatie van AOW-gerechtigden en hun partners.
Met deze regeling krijgt de SVB de tijdelijke taak om potentiële rechthebbenden te benaderen met het oog op het bevorderen van een aanvraag van een AIO-voorziening. Deze tijdelijke taak, opgelegd in artikel 2, betreft een pilot. Voor een gerichte benadering is het noodzakelijk dat er een selectie plaatsvindt van een groep te benaderen AOW-ontvangers. Hiertoe vindt een bestandsvergelijking plaats met gegevens uit de Polisadministratie van het UWV. De SVB draagt de verantwoordelijkheid voor alle te onderscheiden fasen van de regeling en pilot, ook als daarbij gebruik gemaakt wordt van anderen, waaronder de ontwikkelaar van de methode van de bestandvergelijking of het UWV.
In de regeling zijn drie stappen te onderscheiden, te weten:
• de ontwikkeling en het beheer van een algoritme voor de benadering van de netto inkomsten (artikel 3);
• de bestandsvergelijking (artikel 4);
• de benadering door de SVB van potentieel rechthebbenden (artikel 2).
Om in aanmerking te komen voor een AIO-voorziening moet het netto (huishoud-)inkomen zich onder bijstandsniveau bevinden. Dit normbedrag is voor alleenstaanden anders dan voor paren. De berekening van de netto inkomsten is complex en zeer afhankelijk van de persoonlijke situatie van de betrokkene. Deze berekening wordt, in geval er een reguliere aanvraag voor AIO is gedaan, in belangrijke mate handmatig gedaan. Het handmatig berekenen van het netto inkomen om potentiële rechthebbenden te selecteren, is niet mogelijk vanwege het aantal en de omvang van deze berekeningen. Daarom ontwikkelt de SVB een algoritme waarmee een zo realistisch mogelijke benadering van het netto inkomen kan worden gegenereerd aan de hand van de in de Polisadministratie beschikbare bruto inkomensgegevens.
Voor de selectie van potentieel rechthebbenden wordt het, op basis van beschikbare inkomensgegevens uit de Polisadministratie, gegenereerde netto inkomen (bij benadering) vergeleken met het voor de persoon of zijn huishouden geldende normbedrag. Immers alleen huishoudens met een inkomen onder het normbedrag komen mogelijk in aanmerking voor AIO. Als de netto inkomsten lager zijn dan het normbedrag, dan wordt deze persoon geselecteerd om gericht te worden benaderd door de SVB.
Op grond van deze regeling heeft de SVB de taak om de geselecteerde potentiële rechthebbenden gericht te benaderen. Zij worden per brief geïnformeerd over een mogelijk recht op AIO en gevraagd om contact op te nemen met de SVB. Als tijdens het contact blijkt dat zij in aanmerking wensen te komen voor de AIO dan registreert de SVB dat als melding in de zin van artikel 44, lid 1 Participatiewet. De SVB stuurt dan een aanvraagformulier, conform het reguliere uitvoeringsproces. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen de pilot en het reguliere aanvraagproces. Gegevens die beschikbaar komen in deze fase van de pilot worden vastgelegd in een afzonderlijke applicatie en alleen geanonimiseerd verwerkt in het kader van de evaluatie van de pilot. Als daadwerkelijk een aanvraag wordt gedaan, valt dit verder binnen het reguliere aanvraagproces en niet binnen de scope van deze regeling.
De regeling gaat in overwegende mate over de verwerking van persoonsgegevens in het licht van de opgedragen wettelijke taak. Deze gegevens zijn gevoelig omdat ze betrekking hebben op de economische en sociale status van een kwetsbare groep.
De SVB gebruikt het BSN-nummer, gegevens over de samenstelling van het huishouden en de BSN-nummers van eventuele huisgenoten. Over deze personen vraagt de SVB gegevens op uit de Polisadministratie van het UWV. Het gaat om de bruto inkomenscomponenten en afgeleiden daarvan als betaalde premies. Dit betreft gegevens als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen f en i, van het Besluit SUWI. De verwachting is dat er per betrokkene meerdere inkomenscomponenten zijn, die worden aangeleverd.
De BSN-nummers die gebruikt worden, zijn van AOW-gerechtigde personen en personen die duurzaam met hen samenleven. De verwerking van het BSN-nummer is in het licht van artikel 46 van de Uitvoeringswet AVG (de UAVG) gerechtvaardigd op grond van artikelen 10 en 11 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
De te gebruiken gegevens zijn verzameld met het oog op de uitvoering van wettelijke taken. De bij het UWV voor de bestandsvergelijking beschikbare gegevens, zijn gebonden aan de doelen van artikel 33, tweede lid, onder a, van de Wet SUWI.
Het gebruik van deze gegevens voor deze regeling is getoetst aan artikel 6, vierde lid, van de AVG. Daarbij is overwogen dat de AOW en AIO een parallel doeleinde hebben, namelijk het voorkomen van een inkomen onder het bestaansminimum. De overheid heeft hiervoor een zorg en een taak. De taaktoedeling aan SVB in deze regeling ligt in het verlengde van die taak. Het gebruik van de gegevens in deze kan niet leiden tot directe benadeling van betrokkenen, waardoor ook de inherent scheve verhouding tussen overheid en burger niet problematisch is. Behalve het BSN worden geen bijzondere persoonsgegevens gebruikt. Bij de verwerking worden de gegevens zo veel mogelijk versleuteld.
Door het opdragen van een wettelijke taak aan de SVB, wordt de verwerking van persoonsgegevens mogelijk op grond van artikel 6, eerste lid, onder c, van de AVG. De SVB wordt de verwerkingsverantwoordelijke, in de zin artikel 4 van de AVG.
Art. 9van de wet SUWI bepaalt dat het UWV en de SVB samenwerken bij de uitvoering van taken op grond van bijvoorbeeld deze wet en de Participatiewet.
In art. 33, achtste lid, in combinatie met het negende lid, van de wet SUWI is bepaald dat gegevens uit de polisadministratie verstrekt kunnen worden aan de SVB, onder meer voor de uitvoering van de taken, bedoeld in art. 62 (bijvoorbeeld ter uitvoering van de wet SUWI, AOW en Participatiewet).
De uitwisseling van gegevens tussen de UWV en de SVB voor deze regeling wordt dan mogelijk op grond van artikel 62, eerste lid, van de wet. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet in dat geval aan de doelbinding, namelijk de uitoefening van een bij of krachtens wet opgedragen taak. Voor het UWV geldt dat voor de uitvoering van de taak, ook artikel 33, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet SUWI van toepassing wordt.
Deze verwerking betreft een vorm van profilering als bedoeld in artikel 4, onderdeel 4, van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). De profilering bestaat uit twee stappen. Allereerst wordt van de beschikbare inkomensgegevens een benadering van de netto inkomsten gegenereerd. Ten tweede wordt dit vergeleken met de voor de persoon of zijn huishouden geldende normbedrag. Als de netto inkomsten lager zijn dan het normbedrag, wordt deze persoon geselecteerd om gericht te worden benaderd door de SVB. Het resultaat van de bestandsvergelijking is een bestand, waaruit SVB de potentieel rechthebbenden (circa 1000 personen') zal benaderen.
Deze profilering leidt niet tot een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Een besluit volgt wel als er een aanvraag wordt ingediend. De profilering heeft voor de geselecteerde groep tot gevolg dat ze benaderd zullen worden door de SVB. Deze personen zijn geselecteerd op basis van een flink aantal kenmerken, waardoor opname in dit bestand een gevoelig gegeven vormt. SVB heeft als verwerkingsverantwoordelijke de praktische mogelijkheid dit bestand nog verder te verrijken met de response op de mailing, bestaande uit reactie of juist het uitblijven van reactie. Deze informatie wordt apart vastgelegd. Nu dit gevoelige informatie betreft van personen, kan de SVB deze informatie alleen vastleggen gedurende de pilot en noodzakelijk voor het doel van de pilot, conform de kaders van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De uitkomsten van de enquête worden met het oog op de evaluatie van de pilot, geanonimiseerd vastgelegd. De response zelf mag ten behoeve van verdere begeleiding binnen de pilot, wel op naam worden bewaard. De persoonsgegevens die beschikbaar komen, worden op die manier, binnen de grenzen van de AVG, zolang dit noodzakelijk is voor het doel van de pilot bewaard en in ieder geval binnen de looptijd van de pilot. De profilering heeft voor de niet-geselecteerde groep geen gevolg. De uit de pilot beschikbare informatie wordt door de SVB niet gebruikt in het reguliere uitvoeringsproces. Het al dan niet geselecteerd zijn heeft daarmee geen gevolg voor de mogelijkheid om een aanvraag voor AIO in te dienen of de beoordeling van die aanvraag. De SVB zal zich daarnaast inspannen met voorlichting, het verstrekken van informatie en de samenwerking met gemeenten om de doelgroep zo goed mogelijk te bereiken. De profilering treft betrokkenen daarom niet in aanmerkelijke mate. Artikel 22 van de AVG is daarom niet van toepassing.
Bij de selectie van potentieel rechthebbenden worden ook persoonsgegevens verwerkt van personen die niet geselecteerd worden, omdat de benadering van hun netto inkomsten hoger is dan het normbedrag. Slechts een klein percentage van de totale populatie AOW-gerechtigden zou aanspraak kunnen maken op AIO. De verwerking is er daarom op gericht dat de SVB alleen kennis vergaart over òf het inkomen van een persoon (of zijn huishouden) boven of onder het normbedrag ligt. Voor personen wier inkomen boven het normbedrag ligt, is immers op voorhand duidelijk dat deze niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de AIO-voorziening.
De proportionaliteit van de inbreuk op de privacy van betrokkenen is binnen de pilot een belangrijk aandachtspunt. De pilot heeft tot doel om een benadering te ontwikkelen die doeltreffend is, dus het niet-gebruik van de AIO voorziening terugdringt en evenredig is, voor zowel de lasten in de uitvoering als de privacy van betrokkenen. Om de proportionaliteit van deze gegevensverwerking te bewaken, worden maatregelen voorgeschreven en getroffen. De kern van deze maatregelen is een vorm van multi-party-computation met additief homomorfe encryptie. In het kort gaat het daarbij om een technologie waarbij meerdere partijen de nodige berekeningen op meervoudig versleutelde gegevens kunnen doen. Door het doen van berekeningen op versleutelde gegevens wordt de informatie betreffende de personen waarmee gerekend wordt niet (in onversleutelde vorm) bekend bij de instanties die berekeningen doen. Dit leidt tot minimalisatie van de mogelijkheid om de verwerkte en berekende data op andere manieren, of voor andere doelen te gebruiken. Dit betekent dat geen van de partijen kennis krijgt of heeft over de persoonsgegevens waarover het al niet beschikt, en er toch een bruikbare uitkomst is uit de bestandvergelijking. De SVB verkrijgt bijvoorbeeld geen kennis over het exacte inkomen of de benadering van de netto inkomsten van de betrokkene. Gegevens over personen van wie het inkomen boven het normbedrag ligt worden, op grond van het ontwikkelde protocol, niet verder verwerkt. Voor de pilot is voor deze methode gekozen omdat voor alternatieven noodzakelijke aanpassingen aan de infrastructuur groot zijn. Bij additief homomorfe encryptie kan aangesloten worden op de bestaande infrastructuur.
Door deze bewerkingsmethode blijft de inmenging in het recht op een persoonlijke levenssfeer (artikel 7 van het Europees handvest en artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de Mens) beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor a: het doen van een uitspraak over de werking van de ontwikkelde MPC-technologie, of b: voor het doen van een uitspraak over de effectiviteit van gerichte benadering voor potentieel AIO-rechthebbenden. Naast de voortdurende inspanningen van de SVB om de groep potentieel rechthebbenden te bewegen een aanvraag in te dienen, zal de pilot moeten uitwijzen of de voorgestelde regeling een effectieve manier is om deze groep alsnog te bewegen een aanvraag te doen.
De SVB is de verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4, onderdeel 7, van de AVG. Dat geldt voor de verwerking van persoonsgegevens in de bestandsvergelijking, en voor de verwerking van persoonsgegevens bij de gerichte benadering. De SVB heeft een gegevensbeschermingseffectbeoordeling verricht. De uitkomsten van deze beoordeling zijn betrokken bij de vaststelling van deze regeling. Voor de gekozen cryptografische methode van multi-party computation is de medewerking van het UWV nodig.
Het gebruik van de ministeriële regeling om aan een wettelijke taak op te leggen aan de SVB wordt passend geacht, gelet op het experimentele en tijdelijke karakter. Met het oog op het tijdelijke en experimentele karakter is een horizon-bepaling opgenomen, die de regeling drie jaar na inwerkingtreding doet vervallen.
De voorgestelde regeling betreft een pilot. Deze pilot heeft een beperkte looptijd en wordt na afloop geëvalueerd. De evaluatie ziet onder meer op de impact, kosten en taakverdeling bij de betrokken partijen. Daarnaast is de evaluatie gericht op het bepalen of het gewenste effect is behaald.
Indien de evaluatie leidt tot een positief eindoordeel, kan worden besloten om te komen tot een permanente regeling. Indien hiertoe wordt besloten, kan vooruitlopend daarop deze tijdelijke regeling worden verlengd. De horizonbepaling voorkomt echter dat de regeling in stand kan blijven, ook als deze niet effectief is gebleken. Gelet op de doorlooptijd van pilot, de uit te voeren evaluatie en besluitvorming die daarop volgt over een eventueel vervolg, is gekozen voor een (ruimere) horizonbepaling van drie jaar.
Zowel de SVB als het UWV hebben een uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd op deze regeling. De SVB geeft in haar uitvoeringstoets aan dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. De regeling biedt een grondslag aan het gebruik van gegevens van het UWV en door de toegepaste techniek worden persoonsgegevens verwerkt zonder dat zij kenbaar worden. De SVB voorziet geen juridische en misbruikrisico’s. Voor de uitvoering van de tijdelijke regeling worden daartoe getrainde serviceteammedewerkers ingezet die kennis hebben van de AIO. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets van de SVB zijn de regeling en de toelichting op onderdelen aangepast. Het gaat dan onder andere om de wijze waarop het netto inkomen van een potentiële AIO-gerechtigde wordt berekend. Dit zal niet door de inzet van machine learning plaatsvinden maar door het ontwikkelen van een regulier algoritme zoals die op vergelijkbare wijze nu ook al wordt toegepast in de software van het huidige systeem van de SVB. UWV geeft in haar uitvoeringstoets aan dat de regeling uitvoerbaar is onder de voorwaarden dat de grondslag voor gegevensuitwisseling voorafgaande aan de pilot officieel wordt gepubliceerd en dat de benodigde encryptiesoftware aan UWV ter beschikking wordt gesteld. Aan beide voorwaarden wordt voldaan.
Het onderhavige voorstel is vier weken opengesteld voor internetconsultatie in de periode van 29 februari 2022 2021 tot en met 26 april 2022. Er zijn in totaal drie reacties ontvangen waarvan twee betrekking hebben op de horizonbepaling van de regeling. Hierop is de artikelsgewijze toelichting bij deze bepaling aangepast en verduidelijkt.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in haar advies een tweetal opmerkingen gemaakt en adviseert daarmee rekening te houden. De eerste opmerking heeft betrekking op de omgang met het mailingbestand dat het resultaat is van de bestandsvergelijking, waarin de personen staan die door de SVB benaderd worden. De Autoriteit Persoonsgegevens merkt op dat de regeling hierover geen voorschriften bevat. Gezien het gevoelige karakter van dit bestand acht de Autoriteit Persoonsgegevens dit wel wenslijk. Ten tweede merkt de Autoriteit Persoonsgegevens op dat de regeling een horizonbepaling van drie jaar kent zonder dat deze op het eerste gezicht lange looptijd wordt beargumenteerd. De Autoriteit Persoonsgegevens adviseert de looptijd in de toelichting te beargumenteren.
Naar aanleiding van de adviezen zijn de regeling en toelichting aangepast. In de regeling is opgenomen dat de SVB de lijst met contactgegevens die de uitkomst is van de bestandsvergelijking met gegevens van het UWV en de persoonsgegevens die beschikbaar komen uit de enquête apart vastlegt en in ieder geval bewaart gedurende de looptijd van de pilot. Ook zullen de deze gegevens alleen worden verwerkt met het kader van het doel van de pilot. Deze gegevens worden daarmee niet verwerkt in het reguliere uitvoeringsproces noch in het kader van enig andere wettelijke taak. Met betrekking tot de horizonbepaling is in de toelichting beargumenteerd waarom is gekozen voor een periode van drie jaar.
Dit maakt het mogelijk voldoende tijd te hebben de pilot te doorlopen, een evaluatie uit voeren en de daarop volgende besluitvorming over een mogelijk vervolg vorm te geven.
Deze regeling regelt of wijzigt de aanspraak op de voorzieningen van de Participatiewet niet. Als er, als gevolg van de gerichte benadering aanvragen worden ingediend, dan doorlopen deze het standaard proces, waarbij de gebruikelijke waarborgen worden toegepast tegen misbruik en oneigenlijk gebruik. Er is niettemin een risico dat degenen die benaderd worden door de SVB in de veronderstelling zullen verkeren dat ze een aanspraak hebben op AIO, terwijl dat niet zo is. De betrokkene zou geen aanspraak kunnen hebben, vanwege andere inkomsten of vermogen, die niet bij de bestandsvergelijking zijn betrokken. De misvatting bij betrokkene kan voorkomen worden in de tot die personen gerichte communicatie. Het is in het belang van de betrokkene, maar ook de SVB, om te voorkomen dat ongerechtvaardigde verwachtingen worden geschept.
Gelet op het doel om potentieel AIO-gerechtigden te informeren over hun eventuele recht op een AIO-voorziening, liggen hogere uitkeringslasten voor de hand. Het effect op de uitkeringslasten is afhankelijk van de effectiviteit van de pilot. Eventuele hogere uitkeringsuitgaven worden gedekt binnen de SZW-begroting. De eenmalige uitvoeringslasten voor de pilot aan de kant van de SVB zijn begroot op € 504.889,–. Deze kosten worden gedekt uit het uitvoeringskostenbudget van SZW. Aan de kant van het UWV zijn de uitvoeringslasten berekend op circa € 50.000,–.
Als gevolg van deze regeling neemt de regeldruk niet toe. AOI-gerechtigden die benaderd worden in het kader van de pilot hoeven zelf geen aanvullende informatie aan te leveren. De SVB haalt de informatie op uit de relevante systemen. De regeldruk die voortvloeit uit een mogelijke aanvraag van personen die mogelijk recht hebben op een AIO-uitkering nadat zij zijn benaderd door de SVB vloeit niet voort uit deze pilot, maar uit de AIO zelf. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen.
In dit artikel wordt een wettelijke taak aan de Sociale Verzekeringsbank opgedragen. Deze taak bestaat erin dat een groep potentieel rechthebbenden op de voorziening, bedoeld in artikel 47a van de Participatiewet, gericht wordt benaderd ter informatie over en mogelijke begeleiding van een aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen. De informatie en gegevens die daarvan de opbrengst zijn, worden apart vastgelegd.
De groep die het betreft zijn personen van de pensioengerechtigde leeftijd, waarvan het inkomen lager is dan de normbedragen die voor dat huishouden op grond van artikel 37 van de Participatiewet gelden. Een indicatie van de normbedragen voor het jaar 2022 is hieronder opgenomen:
Hoogte van normbedrag |
|
---|---|
Alleenstaande vanaf AOW-leeftijd |
€ 1.244,35 |
Gehuwd of samenwonend vanaf AOW-leeftijd |
€ 1.703,04 |
De Sociale verzekeringsbank draagt de verantwoordelijkheid voor de wijze waarop de communicatie daarover plaatsvindt. Het bijzondere aan deze tijdelijke taak is dat de communicatie plaatsvindt voordat er een aanvraag is ingediend. Ook vindt de communicatie niet op andere wijze ‘op verzoek van de betrokkene’ plaats. Hierom is het essentieel dat de communicatie zorgvuldig plaatsvindt. Het al dan niet indienen van een aanvraag is aan de betrokken persoon. De SVB kan daartoe informeren, en waar nodig ondersteuning bieden.
Voor een gerichte benadering van personen, is het nodig om te weten of de netto-inkomsten van die persoon, of zijn huishouden, boven of onder het daarvoor geldende normbedrag ligt (zie hiervoor). Deze kennis kan voor een belangrijk deel van de doelgroep worden verkregen door een bestandvergelijking met de polisadministratie van het UWV. Uit de polisadministratie kan evenwel niet het exacte inkomen geautomatiseerd worden opgemaakt. Daarom wordt voor deze pilot gewerkt met een benadering van de netto inkomsten. Deze benadering wordt gegenereerd op basis van een algoritme zoals die op vergelijkbare wijze nu ook al wordt toegepast in de software van het huidige systeem van de SVB. De keuze om een benadering van het inkomen, berekend door een algoritme, te gebruiken is ingegeven door de overweging dat het alternatief, handmatige berekening van om en nabij 300 inkomenscomponenten, zich niet leent voor de aantallen waar deze pilot mee werkt, laat staan voor eventuele toepassing na de pilot-fase. Handmatige en exacte berekening vindt uiteraard wel plaats bij de beoordeling van een concrete aanvraag.
Dit artikel legt de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en het realisme van het algoritme bij de SVB. Daarbij wordt het beginsel van dataminimalisatie uitdrukkelijk in acht genomen.
Voor de ontwikkeling van het algoritme worden in de polisadministratie beschikbare gegevens verwerkt van personen van wie bekend is dat het netto inkomen onder of rond het normbedrag voor de AIO-voorziening ligt. De groep van personen van wie de gegevens verwerkt worden bij de ontwikkeling van het algoritme bedraagt circa 100.000.
Over deze betrokkenen worden gegevens over de inkomsten verwerkt.
Het zal dan gaan om inkomsten uit arbeid en inkomsten uit vroegere dienstbetrekking, zoals pensioen en AOW, maar ook om inkomsten uit bijstand en bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 van de Participatiewet, uitkeringen, genoemd in artikel 6, eerste lid, onder a, van de Participatiewet.
De ontwikkeling van het algoritme houdt in dat niet alle inkomenscomponenten bij de berekening van de benadering van het netto-inkomen worden gebruikt. Op voorhand vallen echter gegevens nog niet uit te sluiten.
Bij de bestandvergelijking wordt van personen nagegaan of de benadering van de netto inkomsten lager is dan het voor hen geldende normbedrag. In het derde lid worden de persoonsgegevens genoemd die bij die bestandsvergelijking betrokken worden.
Met het oog op de omvang van de groepen waarvan persoonsgegevens worden verwerkt, is de proportionaliteit van de verwerking een bijzonder aandachtspunt. In het algemeen deel van de toelichting is een beschrijving gegeven van de kenmerken van de methode van multi-party computation met additief homomorfe encryptie. Deze cryptografische methodiek voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en onderdeel b.
Door het toepassen van cryptografische technieken, zoals homomorphe encryptie, kunnen berekeningen uitgevoerd worden door een partij, zonder dat die partij kennis heeft of kan vergaren over de onderliggende gegevens. Met behulp van die techniek wordt de inbreuk op het grondrecht van de groepen betrokkenen beperkt. De verwerking is daardoor in verhouding met het te dienen doel, te weten het benaderen van een selecte groep kwetsbare personen, om met hen na te gaan of het aanvragen van een AIO-voorziening in hun belang is.
Deze regeling betreft, zoals eerder gezegd, een pilot, die moet uitwijzen of de gekozen werkwijze effectief is. Die effectiviteit wordt geëvalueerd. Daarbij komt zowel de doelmatigheid van de gegevensverwerking aan de orde, als de doelmatigheid van de overige aspecten van de taken van de SVB en het UWV.
Gelet op het experimentele karakter van de taken en de gegevensverwerking kent de regeling een horizonbepaling. Gezien de doorlooptijd van de pilot, de evaluatie en de besluitvorming is gekozen voor een periode van drie jaar. Hierbij wordt geregeld dat ook na het vervallen van de regeling de eisen inzake encryptie zoals vastgelegd in artikel 5, voor zover bestanden zijn bewaard, blijven gelden.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-24731.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.