Regeling van de Minister voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting van 30 september 2022, nr. 2022-0000036275, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering ten behoeve van het opstellen en uitvoeren van woondeals (Regeling specifieke uitkering ten behoeve van het opstellen en uitvoeren van woondeals)

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet juncto artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder

a. Minister:

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

b. woondeals:

regionale bestuurlijke afspraken tussen de Minister, provincie(s), gemeenten en andere relevante regionale partijen over woningbouw en verwante woononderwerpen.

Artikel 2 Specifieke uitkering

  • 1. De Minister verstrekt een specifieke uitkering aan een provincie voor de inhuur van capaciteit of expertise om intern ondersteuning te bieden, of om gemeenten te ondersteunen in het opstellen en uitvoeren van de woondeals.

  • 2. De hoogte van de specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, is per provincie vastgesteld en bedraagt:

    • a. Drenthe: € 270.000,00;

    • b. Flevoland: € 308.000,00;

    • c. Friesland: € 281.000,00;

    • d. Gelderland: € 424.000,00;

    • e. Groningen: € 282.000,00;

    • f. Limburg: € 290.000,00;

    • g. Noord-Brabant: € 475.000,00;

    • h. Noord-Holland: € 540.000,00;

    • i. Overijssel: € 331.000,00;

    • j. Utrecht: € 410.000,00;

    • k. Zeeland: € 266.000,00;

    • l. Zuid-Holland: € 623.000,00;

  • 3. De specifieke uitkering wordt niet gebruikt voor BTW die verschuldigd is over kosten voor zover het aan BTW te betalen bedrag in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 3 Verplichtingen

  • 1. De provincie besteedt het volledige bedrag aan specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2025.

  • 2. Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering uiterlijk op de datum, genoemd in het eerste lid, niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de ontvanger eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.

  • 3. Gedeputeerde staten verdelen het deel van de middelen dat is bestemd voor ondersteuning aan gemeenten in de provincie. Alvorens hierover te besluiten gaan GS in overleg met de betrokken gemeenten.

Artikel 4 Wijze van betaling

De Minister verleent een voorschot van 100% en betaalt de uitkering in één termijn uit.

Artikel 5 Informatievoorziening na toekenning

  • 1. Gedeputeerde staten informeren de Minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.

  • 2. Gedeputeerde staten verlenen op verzoek van de Minister medewerking en verstrekken op verzoek van de Minister informatie ten behoeve van de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekte specifieke uitkering is verstrekt.

Artikel 6 Verantwoording en terugvordering

  • 1. Gedeputeerde staten leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering vanaf 1 januari 2022 op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de specifieke uitkering niet, niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan gedeputeerde staten.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering ten behoeve van het opstellen en uitvoeren van woondeals.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2022.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

TOELICHTING

1. Aanleiding en probleemstelling

Er is in Nederland een tekort aan woningen. Door het tekort aan woningen staat de betaalbaarheid van de woningen onder druk. De druk is extra groot voor aandachtsgroepen (studenten, statushouders en starters) die op zoek zijn naar een passende woning. Om dit tekort terug te dringen, moeten er van 2022 tot en met 2030 900.000 huizen in Nederland worden gebouwd.

Hiervoor is meer regie op de woningbouw nodig. Daartoe werken Rijk, provincies en gemeenten als één overheid aan een gerichte bouwdoelstelling. Daartoe worden op dit moment tussen het Rijk en de twaalf provincies bestuurlijke afspraken gemaakt over het provinciale aandeel in de nationale woningbouwopgave. Deze bestuurlijke afspraken worden verder uitgewerkt in regionale woondeals. Woondeals zijn regionale bestuurlijke afspraken tussen de Minister, provincie(s), gemeenten en andere relevante regionale partijen, waaronder woningcorporaties, over het regionale aandeel in de woningbouw en verwante woononderwerpen. In de regionale woondeals worden afspraken gemaakt over de te realiseren woningbouwproductie en de opgaven die moeten worden opgelost om plannen realiseerbaar te maken. De regionale woondeals worden vanaf het midden van het laatste kwartaal van 2022 gesloten, met een uitloop naar begin 2023.

Voor het opstellen en uitvoeren van de woondeals moeten knelpunten in kaart gebracht worden en moet de woningbouwprogrammering regulier worden bijgehouden. Met deze informatie kan er landelijk betere sturing plaatsvinden binnen de woningbouwprogrammering. Voor het opstellen van deze woondeals en het uitvoeren hiervan hebben de provincies voldoende capaciteit nodig. Om deze capaciteit te vergroten hebben de provincies en de woondealregio’s financiële ondersteuning nodig.

De regeling biedt door het verstrekken van een specifieke uitkering een mogelijke oplossing voor het capaciteitsprobleem en heeft uiteindelijk als doel dat de regionale woondeals opgesteld en uitgevoerd kunnen worden. Dit versterkt de regie op de woningbouw en draagt bij aan het versnellen van de woningbouw.

2. Hoogte van de uitkering

Voor de komende 4 jaar is een bedrag van € 19 miljoen gereserveerd voor het opstellen en uitvoeren van de woondeals. In 2022 is er een bedrag van € 4,5 miljoen te verdelen, in 2023 ook € 4,5 miljoen, in 2024 € 5 miljoen en in 2025 ook € 5 miljoen. Op de verdeling van deze eerste € 4,5 miljoen ziet deze regeling. Het bedrag wordt over de twaalf provincies verdeeld. De verdeling van de middelen voor het opstellen en uitvoeren van de woondeals is mede gebaseerd op de bruto nieuwbouwopgave uit de ABF-rapportage Inventarisatie Plancapaciteit Voorjaar 2022. Voor het te verdelen bedrag voor de jaren 2023, 2024 en 2025 zal in het betreffende jaar een nieuwe regeling worden opgesteld.

Er is gekozen voor een basisbedrag van € 250.000 per provincie en een verdere verdeling op basis van de bruto nieuwbouwopgave. Het basisbedrag wordt als het minimale bedrag beschouwd dat nodig is per provincie voor het opstellen en uitvoeren van de woondeals. Het gaat hier om het inhuren van capaciteit voor het opstellen van de woondeals en het organiseren van het proces om kennis over knelpunten en informatie over woningbouwaantallen op locatieniveau te krijgen. Ook moeten alle provincies en gemeenten de in de bestuurlijke afspraken genoemde bouwdoelstellingen monitoren. Dit vraagt extra capaciteit ongeacht de grootte van de bouwopgave.

Het basisbedrag haalt € 3 miljoen van de beschikbare middelen voor 2022. Het overige deel van de middelen voor 2022 (€ 1.500.000) wordt verdeeld op basis van de grootte van de bruto nieuwbouwopgave. Hoe groter de nieuwbouwopgave in een provincie hoe complexer de woondeals en knelpuntenanalyse. Extra complexiteit vraagt extra capaciteit.

3. Inhoud van de regeling

Met de toekenning van middelen via de ministeriële regeling kunnen de twaalf provincies hun capaciteit en kennis vergroten voor het opstellen en uitvoeren van de woondeals.

De provincies kunnen capaciteit of expertise inhuren om intern ondersteuning te bieden, of om gemeenten te ondersteunen in het opstellen en uitvoeren van de woondeals. Voorbeelden waarvoor deze middelen kunnen worden ingezet zijn:

  • 1. Het opstellen van de woondeals.

  • 2. Het monitoren van de voortgang van de woningbouwafspraken.

  • 3. Het in kaart brengen van kansen en knelpunten op locatieniveau met betrekking tot woningbouwplannen.

  • 4. Onderzoek naar behoefte aan en geschikte locaties voor bepaalde type woningen waarover afspraken zijn gemaakt.

Bovenstaande voorbeelden zijn niet-limitatief en geven slechts een indicatie waaraan de middelen kunnen worden besteed.

De provincies proberen zoveel mogelijk capaciteit gezamenlijk met de woondealregio’s in te huren, door bijvoorbeeld gebiedsteams op te richten of te versterken. Provincies kunnen ervoor kiezen om de middelen verder te verdelen over de gemeenten binnen de woondealregio’s. Dit doen de provincies in overleg met de gemeenten met daarbij als vertrekpunt een verdeling op basis van de reeds genoemde bruto nieuwbouwopgave.

3.1 BTW

De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt, kunnen activiteiten zijn waarover de provincie BTW verschuldigd is. Dat zal grotendeels het geval zijn, gezien de aard van de regeling, waarbij geldt dat expertise en capaciteit door de provincie extern worden ingehuurd.

De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor de over de activiteiten verschuldigde BTW. De BTW-component wordt gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. In de berekening wordt ervan uitgegaan dat twee derde van de beschikbare middelen aan BTW-plichtige activiteiten besteed wordt. Provincies kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op compensatie van de betaalde BTW-componenten.

3.2 Besteden voor 31 december 2025

Als de verstrekte middelen niet voor 31 december 2025 worden uitgegeven, kan de Minister bepalen dat de uitkering nog een jaar extra benut mag worden om dit te besteden. De betreffende provincie dient hiertoe een verzoek in bij de Minister.

Kosten die voor 1 januari 2022 zijn gemaakt komen niet in aanmerking voor een specifieke uitkering.

3.3 Verantwoording en terugvordering

Ten minste één keer per jaar rapporteert de provincie in de jaarrekening conform de Financiële-verhoudingswet over de rechtmatigheid van bestedingen waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt (via de SiSa-verantwoording).

Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet of niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, kan de Minister (dat deel van) de toegekende specifieke uitkering terugvorderen. Indien blijkt dat de middelen onrechtmatig (anders dan aan activiteiten waarvoor de uitkering is bedoeld) zijn besteed, zal de Minister deze altijd terugvorderen.

De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de provincie.

In het geval dat een provincie financiële middelen van de specifieke uitkering aan een gemeente ter beschikking stelt of onderdelen van een project voor een gemeente betaalt, zal die gemeente aan de provincie moeten aantonen dat het geld aan de activiteiten is besteed zoals voorgeschreven in deze regeling en dat die activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De provincie legt hierover vervolgens verantwoording af aan de Minister.

4. Relatie tot hogere en andere nationale regelgeving

Financiële -verhoudingswet, Woningwet en Algemene wet bestuursrecht

De financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies is geregeld in de Financiële-verhoudingswet. De (algemene) delegatiegrondslagen voor het regelen van een specifieke uitkering zijn opgenomen in artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet. In dit geval is gebruik gemaakt van artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet. Dat biedt in samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, de mogelijkheid om, vooruitlopend op de totstandkoming van een wettelijke grondslag, een ministeriële regeling vast te stellen. Dit kan alleen mits binnen een jaar na vaststelling van de regeling de wettelijke grondslag daarvoor (in dit geval een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 81, tweede lid, van de Woningwet) is gerealiseerd. Het opstellen van deze algemene maatregel van bestuur is een separaat en al lopend regelgevingstraject.

Staatssteun en aanbesteding

Afhankelijk van de gekozen vorm waarin provincies de specifieke uitkering inzetten, is het mogelijk dat er sprake is van aanbestedingsplichtige activiteiten. Dit is met name het geval indien er gewerkt wordt met externe inhuur in plaats van het vullen van een pool met ambtelijke capaciteit.

Daarnaast zijn de provincies en de gemeenten, net als in hun reguliere werkzaamheden, verantwoordelijk voor het voldoen aan de voorschriften rondom staatssteun. De provincies zijn zelf verantwoordelijk voor het correct toepassen van deze Europese regels en de uitwerking in de Aanbestedingswet 2012, omdat de provincies bij de onderhavige uitkering kiezen op welke wijze de middelen zullen worden ingezet.

5. Regeldruk

Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of bedrijven. Extern ingehuurde bedrijven of zelfstandigen zijn weliswaar indirect begunstigden van deze uitkering, maar zij ondervinden geen administratieve verplichtingen hiervan.

Projectontwikkelaars (bedrijven) kunnen tevens, zij het ook indirect, gevolgen ondervinden van de regeling. Zij zouden kunnen merken dat gemeentes meer capaciteit (en kennis) hebben en kunnen hier positieve gevolgen van ondervinden. Dit geldt ook voor woningbouwcorporaties (semi-publieke sector).

Burgers zullen niet direct gevolgen ondervinden van de regeling. Dit geldt ook voor het milieu.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Consultatie

Deze regeling is opgesteld in overleg met de twaalf provincies, IPO en VNG.

7. Evaluatie en monitoring

Vanaf het midden van het vierde kwartaal 2022 (met uitloop naar begin 2023) worden de regionale woondeals gesloten. De voortgang op de woningbouwafspraken in de woondeals wordt bijgehouden in een landelijke interbestuurlijke monitor.

De regeling wordt tussentijds en na afloop van de regeling geëvalueerd. Dit betreft een evaluatie op het gebied van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling. Op het gebied van de doelmatigheid wordt allereerst onderzocht of het doel van de regeling behaald wordt. Wanneer de doelmatigheid van de regeling wordt onderzocht, wordt de verhouding onderzocht tussen de ingezette financiële middelen en de te realiseren prestaties en/of effecten. De tussentijdse evaluatie wordt in 2023-2024 uitgevoerd.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H. de Jonge

Naar boven