Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 5 september 2022 tot wijziging van de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst

5 september 2022

Nr. 2022-0000216949

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken; Directie Directe Belastingen & Toeslagen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 3a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en 7c van de Invorderingswet 1990;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst worden in de bijlage in het gedeelte dat ziet op de Wet belastingen op milieugrondslag na de eerste rij vier rijen ingevoegd, luidende:

 

Artikel 6, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen jo. artikel 89, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

uitnodiging tot het doen van aangifte minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en aangifte minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking

 

x

CO2-heffingsregister

Alle bedrijfs- en organisatiemiddelen die ingevolge Verordening (EU) nr. 910/2014 voldoen aan het beveiligingsniveau ‘substantieel’ en bij de Europese Commissie zijn genotificeerd

   

alle overige berichten in verband met de heffing en invordering van de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking

x

     
 

Artikel 6, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen jo. artikel 89, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

uitnodiging tot het doen van aangifte CO2-heffing industrie en aangifte CO2-heffing industrie

 

x

CO2-heffingsregister

Alle bedrijfs- en organisatiemiddelen die ingevolge Verordening (EU) nr. 910/2014 voldoen aan het beveiligingsniveau ‘substantieel’ en bij de Europese Commissie zijn genotificeerd

   

alle overige berichten in verband met de heffing en invordering van de CO2-heffing industrie

x

     

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij

TOELICHTING

I Algemeen

De heffing en invordering van rijksbelastingen is in beginsel opgedragen aan de rijksbelastingdienst. Voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en de CO2-heffing industrie is daarop een uitzondering gemaakt. Deze twee heffingen worden op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) uitgevoerd door de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit (Dienst NEa).1 Daartoe is een functionaris van de Dienst NEa aangewezen als onder meer inspecteur en ontvanger in de zin van respectievelijk de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990. Voor het berichtenverkeer tussen de inspecteur en ontvanger geldt als uitgangspunt dat dit langs elektronische weg plaatsvindt. Het gaat hierbij om formele berichten, dat wil zeggen berichten die als zodanig in de wet zijn genoemd zoals een aangifte of aanslag.2 De wijze waarop het berichtenverkeer plaatsvindt wordt bij ministeriële regeling bepaald. In de voorliggende wijzigingsregeling wordt voor toepassing van genoemde heffingen uitgewerkt hoe het berichtenverkeer geschiedt.

II Artikelsgewijs

Artikel I (bijlage behorende bij de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst)

Artikel I regelt de wijze van het berichtenverkeer voor achtereenvolgens de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en de CO2-heffing industrie.3 Daartoe worden in het gedeelte van de bijlage bij de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst dat ziet op de Wbm tussen de in de eerste rij genoemde belastingen en de vliegbelasting vier rijen ingevoegd.4

De eerste twee van die vier ingevoegde rijen hebben betrekking op de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. De eerste van die twee rijen ziet op het berichtenverkeer dat uitsluitend langs elektronische weg plaatsvindt. Het gaat daarbij om de uitnodiging tot het doen van de aangifte en de aangifte zelf. Verzending van deze berichten vindt plaats via de voorziening (portaal) 'CO2-heffingsregister'. Het authenticatiemiddel (inlogmiddel) dat een belastingplichtige moet gebruiken om via dat portaal bijvoorbeeld een aangifte te kunnen indienen, is een middel dat voldoet aan het beveiligingsniveau ‘substantieel’ in de zin van de zogeheten eIDAS-verordening5. Het enige middel dat daar momenteel aan voldoet is eHerkenning niveau 3. De tweede rij ziet op het berichtenverkeer dat niet uitsluitend langs elektronische weg wordt verzonden. Het gaat daarbij om alle overige berichten in het kader van de heffing en invordering van de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking.

De laatste twee van de vier ingevoegde rijen zien op de CO2-heffing industrie. De eerste van die twee rijen ziet op de berichten die uitsluitend langs elektronische weg worden verzonden. Evenals bij de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking gaat het dan om de uitnodiging tot het doen van de aangifte en de aangifte zelf. De laatste van die twee rijen ziet op de berichten die niet uitsluitend langs elektronische weg worden verzonden. Net als bij de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking gaat het dan om de overige berichten in het kader van de heffing en invordering van de CO2-heffing industrie.

Artikel II (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Reden hiervoor is dat de eerste aangifteperiode voor de CO2-heffing industrie loopt vanaf 1 september 2022 tot en met 3 oktober 2022.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Artikel 71g, eerste lid, en artikel 71r, eerste lid, Wbm.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2014/15, 34 196, nr. 3, p. 3.

X Noot
3

Artikel 1, onderdelen e en f, Wbm.

X Noot
4

De in de eerste rij genoemde belastingen staan vermeld in artikel 1, onderdelen a tot en met d, Wbm. De vliegbelasting zal na inwerkingtreding van de Wet minimumprijs CO2-prijs industrie zijn opgenomen in artikel 1, onderdeel g, Wbm.

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, (PbEU 2014, L 257).

Naar boven