Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 augustus 2022, nr. 2022-0000173239, houdende de instelling van de Commissie Maatschappelijk Impact Team (Instellingsbesluit Commissie Maatschappelijk Impact Team)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. Commissie:

Commissie, bedoeld in artikel 2;

c. Ministerie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Maatschappelijk Impact Team.

  • 2. De Commissie heeft tot taak de secretaris-generaal van het ministerie te adviseren over de sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen van de voorstellen van het kabinet in het kader van het beleid ter bestrijding van het coronavirus en eventuele andere infectieziekten met pandemisch potentieel die kunnen nopen tot het nemen van collectief verplichtende maatregelen. De Commissie adviseert op basis van actuele kennis, informatie en inzichten uit wetenschap en praktijk. De Commissie zal in ieder geval ter voorbereiding van besluitvorming over invoering van maatregelen en adviezen ter bestrijding van het coronavirus gevraagd worden te adviseren over de sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen van deze maatregelen en adviezen. De Commissie bepaalt over welke sociaalmaatschappelijke en economische aspecten en gevolgen van het coronabeleid het adviseert.

  • 3. De Commissie is bevoegd aanvullende adviezen te geven, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

  • 4. Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies is de Commissie bevoegd aanbevelingen te doen.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen andere leden.

  • 2. De Commissie kan experts uitnodigen om vast of incidenteel deel te nemen aan vergaderingen.

  • 3. De directeur van respectievelijk het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau, de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad en een expert uit de Corona Gedragsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu nemen als vaste experts deel aan vergaderingen van de Commissie.

  • 4. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 5. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 6. Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een ander lid zal de Minister op voordracht van de overige leden onderscheidenlijk de voorzitter, een andere voorzitter dan wel een ander lid benoemen.

  • 7. De voorzitter en andere leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4 Instellingsduur

  • 1. De Commissie wordt ingesteld voor de duur van twee jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. De Minister kan de instellingsduur van de Commissie verlengen.

Artikel 5 Secretariaat

  • 1. De Commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. De minister voorziet in een secretariaat.

  • 3. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Commissie.

Artikel 6 Werkwijze

De Commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

Artikel 7 Wijze van beraadslaging

  • 1. De Commissie kan slechts besluiten nemen of adviezen vaststellen indien ten minste vijf leden aanwezig zijn.

  • 2. Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. Afwijkende inzichten binnen de Commissie worden in het advies opgenomen.

  • 4. Een lid neemt geen deel aan de beraadslaging of besluitvorming over een advies waarbij hij persoonlijk is betrokken. De Commissie kan dit lid laten vervangen.

Artikel 8 Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 trede 10 van de Bijlage bij Akkoord over CAO Rijk (1 januari 2021 tot en met 31 maart 2022) en de arbeidsduurfactor op in gedeelte van werkweek in breuk 20/36.

  • 2. De andere leden ontvangen indien zij daarvan gebruik wensen te maken, en indien zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, een vergoeding per vergadering van € 368.

  • 3. De experts ontvangen, indien zij daarvan gebruik wensen te maken, en indien zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, een vergoeding per vergadering van € 368.

Artikel 9 Kosten van de Commissie

  • 1. De kosten van de Commissie worden, voor zover goedgekeurd, gefinancierd door de Minister.

  • 2. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek.

Artikel 10 Archiefbescheiden

De archiefbescheiden worden jaarlijks overgedragen aan het archief van het ministerie.

Artikel 11 Evaluatie

De Commissie zendt uiterlijk drie maanden voor het einde van de instellingsduur een evaluatieverslag over haar taakvervulling aan de secretaris-generaal van het ministerie.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Maatschappelijk Impact Team.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 augustus 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

In de Kamerbrief van 8 februari 20221 kondigde het kabinet aan dat het coronabeleid voortaan uitgaat van twee gelijkwaardige en nevengeschikte doelen:

  • A. sociaal-maatschappelijke en economische continuïteit/vitaliteit, en

  • B. toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen.

In het verlengde van deze doelen gaf het kabinet in de Kamerbrief van 1 april 20222 te kennen het wenselijk te vinden om ook de advisering over het coronabeleid te verbreden. Dit zodat naast medische en epidemiologische expertise ook sociaalmaatschappelijke en economische expertise beschikbaar is ten tijde van besluitvorming. Het kabinet geeft hier nu invulling aan door instelling van de Commissie Maatschappelijk Impact Team (MIT) zoals aangekondigd in de brief aan de Kamer verstuurd op 13 juni 2022.3

De Commissie wordt ingesteld om het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te adviseren over de gevolgen van voorstellen van het kabinet ter bestrijding van het coronavirus op sociaalmaatschappelijke en economische aspecten. Het kabinet baseert zich bij het doen van deze voorstellen op het door het kabinet vastgestelde en aan de beide Kamers gecommuniceerde coronabeleid. De Commissie adviseert tegen de achtergrond van de doelstelling van het kabinet om sociaalmaatschappelijke en economische vitaliteit en continuïteit te borgen. De breedte van deze doelstelling noopt tot het inrichten van een nieuwe commissie waarin brede kennis en expertise is vertegenwoordigd. De Commissie baseert adviezen op actuele kennis, informatie en inzichten uit wetenschap en praktijk. De Commissie zal in ieder geval ten tijde van besluitvorming over invoering van maatregelen en adviezen ter bestrijding van het coronavirus gevraagd worden te adviseren over de sociaalmaatschappelijke en economische impact van deze maatregelen en adviezen. De Commissie krijgt verder de ruimte om ongevraagd advies te geven over het coronabeleid in het algemeen of op onderdelen daarvan. Het is aan de Commissie zelf om te bepalen welke sociaalmaatschappelijke en economische aspecten het relevant acht en over welke aspecten het adviseert. De gevolgen van het coronabeleid op de economie, kwetsbaren, jongeren, mentaal welzijn en het voorkomen van permanente schade op de lange termijn zijn tot nu toe relevante sociaalmaatschappelijke en economische aspecten gebleken. Desgewenst kan er in een adviesaanvraag aandacht worden gevraagd voor de gevolgen van het coronabeleid op een specifiek sociaalmaatschappelijk of economisch aspect. Het besluit laat ruimte om over de aanpak van andere epidemieën met brede sociaalmaatschappelijke en/of economische gevolgen te adviseren. Daar kan bijvoorbeeld sprake van zijn als de epidemie een dusdanige omvang heeft dat het maatschappelijke leven erdoor wordt ontwricht en dat voor de bestrijding van de epidemie of de directe dreiging daarvan collectief verplichtende maatregelen aan de orde zijn.

Het toevoegen van een advies van de Commissie aan het besluitvormingsproces over coronabeleid helpt de ambtelijke advisering aan het kabinet zodat het kabinet een gedegen integrale afweging kan maken van de epidemiologische en maatschappelijke impact van eventuele maatregelen en adviezen. De Commissie zal daarom ten tijde van besluitvorming parallel functioneren aan het Outbreak Management Team (OMT). De Commissie en het OMT zullen gelijktijdig gevraagd worden te adviseren over een voorstel voor maatregelen en/of adviezen van het kabinet. Ook zal de voorzitter van de Commissie in het besluitvormingsproces zoveel mogelijk parallel optreden aan de voorzitter van het OMT. Dit betekent in ieder geval dat beide voorzitters voor dezelfde vergaderingen van het kabinet worden uitgenodigd. Voor de gelijkwaardigheid van beide adviezen is het verder van belang dat de Commissie een vergelijkbare positie inneemt in de advisering als het OMT. Daarom brengt de Commissie advies uit aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en valt daarmee onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit laat onverlet dat het advies van de Commissie tot stand komt zonder inhoudelijke betrokkenheid van ambtenaren van het ministerie. Na het gereedkomen van het advies van de Commissie zal het advies aan het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) worden aangereikt. Tevens zal de secretaris-generaal van het ministerie het advies van de Commissie voorzien van een ambtelijke appreciatie voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In deze appreciatie kunnen verschillende adviezen worden gecombineerd en in samenhang worden bezien. Zo kan bijvoorbeeld worden geduid hoe het advies van de Commissie zich inhoudelijk verhoudt tot het advies van het OMT. Interdepartementaal zullen de verschillende adviezen (o.m. OMT-advies, MIT-advies, BAO-advies en de adviezen in het kader van uitvoerbaarheid) integraal worden gewogen. Dit mondt uit in een voorstel over de te nemen maatregelen en/of adviezen waar het kabinet vervolgens over besluit. Adviezen van de Commissie worden – net als adviezen van het OMT – na gereedkomen door de verantwoordelijk minister verzonden aan de Eerste en Tweede Kamer en worden daarmee actief openbaar gemaakt. De Commissie zal de adviezen na deze actieve openbaarmaking plaatsen op een website alsmede eventuele onderliggende stukken. De archiefbescheiden worden door de Commissie periodiek overgedragen aan het ministerie zodat deze archiefbescheiden conform de Archiefwet worden gearchiveerd.

De Commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen andere leden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid benoemt de voorzitter en de andere leden. Leden worden benoemd op basis van brede deskundigheid en expertise op het gebied van sociaalmaatschappelijke en economische vraagstukken, zodat verschillende invalshoeken in de Commissie voldoende gewogen kunnen worden. De Commissie zal drie leden hebben die werkzaam zijn bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en het Rathenau Instituut. Door de betrokkenheid van deze leden bij de genoemde instituties zullen zij relevante expertise kunnen meebrengen vanuit hun instituties en ervaring hebben met advisering over grote maatschappelijke vraagstukken. Deze leden nemen op persoonlijke titel en dus onafhankelijk van de instituties waar zij werkzaam zijn deel aan de Commissie. Indien deze leden niet meer verbonden zijn aan de genoemde instituties dan kan de Commissie het betrokken instituut vragen een vervangend lid voor te dragen. De maximaal zes overige leden kunnen afkomstig zijn uit de wetenschap of zich op een andere manier bezighouden met sociaalmaatschappelijke en economische vraagstukken. Deze leden zijn eveneens onafhankelijk en zullen op persoonlijke titel en zonder last of ruggespraak deelnemen aan de Commissie. Alle leden alsmede de voorzitter zijn onafhankelijk van het ministerie en het kabinet.

De Commissie kan daarnaast naar analogie van artikel 19, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges experts op vaste en ad hoc basis uitnodigen voor vergaderingen van de Commissie. Experts kunnen bijvoorbeeld worden uitgenodigd als specifieke expertise op deelgebieden gewenst is. Deelgebieden kunnen onder andere onderwijs, cultuur, veiligheid, zorg, gezondheid, ondernemerschap en media zijn. De directeuren van het Centraal Planbureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) en een expert uit de Corona Gedragsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden vast uitgenodigd voor vergaderingen. Hiermee kan de Commissie gebruikmaken van de aanwezige kennis bij deze instituties zonder dat uit deze instituties een lid wordt benoemd. Voor de directeuren van de planbureaus geldt bovendien dat zij reeds een adviserende rol hebben bij de besluitvorming over coronabeleid in de Ministeriële Commissie Covid-19 (MCC-19). Experts zijn – in tegenstelling tot leden en de voorzitter – niet stemgerechtigd.

De wijze van beraadslaging is in het instellingsbesluit geregeld waarbij van belang is dat inzicht wordt gegeven in de (afwijkende) opinies die binnen de Commissie heersen.

Voor het overige stelt de Commissie haar eigen werkwijze vast. In dat kader zal de Commissie praktijkkringen benutten met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties of individuen om te kunnen beschikken over actuele kennis, informatie en inzichten uit de praktijk. Praktijkkringen kunnen signalen verzamelen afkomstig uit bijvoorbeeld kringen van jongeren, mensen met een kwetsbare sociaal-economische positie, mensen met een beperking of chronische ziekte, werknemers, ondernemers en zzp’ers.

De voorzitter ontvangt een vaste vergoeding en de andere leden ontvangen een vergoeding per vergadering welke in overeenstemming is met artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Uit deze wet volgt dat de leden aanspraak kunnen maken op reis- en verblijfkosten op basis van de cao die geldt voor Rijksambtenaren.

De Commissie wordt vooralsnog ingesteld voor twee jaar. Hierna zal de Minister bezien of de taakvervulling, positionering en samenstelling van de Commissie voldoet om de doelstellingen achter de oprichting van de Commissie te behalen. De Minister kan besluiten de instellingsduur van de Commissie daarna te verlengen. Het evaluatieverslag van de Commissie zal voeding geven aan deze beslissing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 25 295, nr. 1780.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 25 295, nr. 1834.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/22, 25 295, nr. 1883.

Naar boven