Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 juli 2022, nummer WBV 2022/19, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2. Het asielbeleid ten aanzien van Afghanistan

2.1. Besluitmoratorium

Er geldt geen besluitmoratorium voor Afghaanse vreemdelingen. De Staatssecretaris heeft op 29 juni 2022 aan de Tweede Kamer bericht dat de beslispraktijk zal worden hervat en dat het eerder geldende besluit- en vertrekmoratorium wordt beëindigd.

2.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

De IND neemt in de regel ten aanzien van de volgende categorieën vreemdelingen ‘personal and knowing participation’ in de zin van paragraaf C2/7.10.1 Vc aan:

  • onderofficieren en officieren van de KhaD en de WAD;

  • de volgende leden van de Hezb-i-Wahdat:

    • a. alle leden van het Centrale Leiderschapsorgaan, Shura-i-Markazi;

    • b. de leden van het Militair Comité van Shura-i-Markazi;

    • c. de leden van het Politiek Comité van Shura-i-Markazi;

    • d. de hoofden van de Provinciale Vertegenwoordigingen;

    • e. alle commandanten van een ferq’a; en

    • f. hoge officieren van de strijdkrachten van Hezb-i-Wahdat.; en

  • hoofd- en opperofficieren van de volgende afdelingen van de Afghaanse politie in de periode 1978-1996:

    • a. de Kumandani-ye Umumi-ye Defa-yelnqelab;

    • b. de Riasat-e-Makhsous; en

    • c. de Operatifi-ye Mahabas.

2.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
2.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Groepsvervolging wordt aangenomen voor tolken die hebben gewerkt voor internationale militaire- of politiemissies in Afghanistan.

2.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor Afghanistan uitsluitend de volgende categorieën vreemdelingen aan als risicogroep:

  • a) familieleden die door de Taliban worden geassocieerd met de tolken genoemd in paragraaf C7/2.3.1.

  • b) personen die actief zijn (geweest) in de journalistiek en media of op het gebied van de mensenrechten en de door de Taliban met hen geassocieerde familieleden.

  • c) vertegenwoordigers en medewerkers van de rechterlijke macht, politie, leger en ministeries ten tijde van het vorige regime en de door de Taliban met hen geassocieerde familieleden.

  • d) vrouwen die werkzaam zijn (geweest) in andere gebieden binnen de publieke arena dan genoemd onder b en c (met name non-gouvernementele organisaties, in het onderwijs en de gezondheidszorg).

  • e) burgers die geassocieerd worden met – of die beschouwd worden als ondersteunend aan – de voormalige Afghaanse autoriteiten, het Afghaanse maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap in Afghanistan, waaronder internationale strijdkrachten, en dientengevolge extra risico lopen op gericht geweld van met name de Taliban en ISKP. Hieronder vallen ook medewerkers van Nederlandse of andere internationale ontwikkelingsprojecten, fixers van journalisten en mensen die hebben gewerkt voor de Nederlandse overheid of andere westerse landen (anders dan tolken) in Afghanistan. Dit geldt tevens voor de door de Taliban met hen geassocieerde familieleden.

  • f) vreemdelingen die (in het verleden) publiekelijk kritiek hebben geuit op de Taliban.

  • g) Hazara’s.

  • h) vreemdelingen die afkomstig zijn uit een leefgebied waar zij tot een (gemarginaliseerde) etnische minderheid behoren, die aldaar ernstige problemen ondervindt.

  • i) vreemdelingen die afkomstig zijn uit een leefgebied waar zij tot een (gemarginaliseerde) religieuze minderheid behoren, die aldaar ernstige problemen ondervindt.

  • j) niet-(praktiserende) Moslims, waaronder bekeerlingen (tot het Christendom bekeerden), (toegedichte) afvalligen, Christenen, Bahai en Sikhs/Hindoes.

  • k) LHBT’s.

  • l) slachtoffers van Bacha Bazi misbruik.

2.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
2.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

2.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

2.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

De IND merkt uitsluitend de volgende categorieën aan als kwetsbare minderheidsgroep:

  • a) vreemdelingen die afkomstig zijn uit een leefgebied waar zij tot een (gemarginaliseerde) etnische minderheid behoren, die aldaar ernstige problemen ondervindt.

  • b) vreemdelingen die afkomstig zijn uit een leefgebied waar zij tot een (gemarginaliseerde) religieuze minderheid behoren, die aldaar ernstige problemen ondervindt.

  • c) niet-(praktiserende) Moslims, waaronder bekeerlingen (tot het Christendom bekeerden), (toegedichte) afvalligen, Christenen, Bahai en Sikhs/Hindoes.

2.4.4. Individuele kenmerken

De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan de Afghaanse vreemdeling, die aannemelijk heeft gemaakt te vrezen voor eerwraak of bloedwraak, als uit de verklaringen van de vreemdeling is gebleken dat een niet-gewelddadige oplossing onmogelijk is.

2.4.5. Alleenstaande vrouwen

Aan een alleenstaande vrouw uit Afghanistan verleent de IND in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

Bij de beoordeling of een vrouw in Afghanistan als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, wordt in ieder geval meegewogen dat:

  • 1. zij geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft – in Afghanistan met wie zij kan gaan samenleven;

  • 2. de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld;

  • 3. er geen familielid of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.

2.5. Bescherming
2.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen.

2.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat in Afghanistan geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is.

2.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Afghanistan geldt in ieder geval dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

Ondanks voornoemd uitgangspunt, kan in een voorkomend geval – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

2.7. Vertrekmoratorium

Er geldt geen vertrekmoratorium voor Afghaanse vreemdelingen. De Staatssecretaris heeft op 29 juni 2022 aan de Tweede Kamer bericht dat de beslispraktijk zal worden hervat en dat het eerder geldende besluit- en vertrekmoratorium wordt beëindigd.

2.8. Bijzonderheden

Verwesterde vrouwen

De hoofdregel is dat een enkele in Nederland ontwikkelde westerse levensstijl niet tot vluchtelingschap of subsidiaire bescherming kan leiden. Aanpassing aan de gebruiken van Afghanistan mag worden verlangd. Hierop zijn twee uitzonderingen mogelijk:

  • Indien een vrouw aannemelijk maakt dat de westerse gedragingen een uitingsvorm zijn van een godsdienstige of politieke overtuiging;

  • Indien een vrouw aannemelijk maakt dat zij persoonlijke kenmerken heeft, die uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk zijn te veranderen en zij vanwege deze kenmerken in Afghanistan voor vervolging te vrezen heeft of een risico loopt op een onmenselijke behandeling.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 juli 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, B.J.Th. ter Heerdt waarnemend directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

De inhoud van dit WBV betreft het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Afghanistan en is gebaseerd op de inhoud van de brief van 29 juni 2022 van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer over dit onderwerp. In deze brief is meegedeeld dat het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 28 maart 2022 aanleiding geeft om de beslispraktijk te hervatten en het besluit- en vertrekmoratorium, dat ten aanzien van Afghaanse vreemdelingen sinds 26 augustus 2021 van kracht was en dat per 26 februari 2022 is verlengd, te beëindigen.

In par. 2.3.2 van dit WBV worden de risicogroepen genoemd die binnen het huidige landgebonden beleid worden aangenomen. In par. 2.4 wordt vermeld dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Voorts worden hier de kwetsbare minderheidsgroepen genoemd die binnen het huidige landgebonden beleid worden aangenomen. In par. 2.5 staat vermeld dat de IND aanneemt dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen en dat in het algemeen ten aanzien van Afghanistan geen binnenlands beschermingsalternatief wordt aangenomen.

In de bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer is in algemene zin opgemerkt dat bij de beoordeling van individuele Afghaanse asielaanvragen rekening gehouden zal worden met de omstandigheid dat het ambtsbericht geen compleet beeld heeft kunnen geven van de veiligheidssituatie in Afghanistan en dat dit in de praktijk betekent dat, afhankelijk van het individuele geval, de IND binnen de kaders van het beleid eerder aanleiding kan zien om het voordeel van de twijfel te geven en uit te gaan van de aannemelijkheid van de verklaringen en de gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan. Tevens is in deze brief opgemerkt dat aanleiding wordt gezien om bij de individuele beoordeling van een vreemdeling die behoort tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen eerder het voordeel van de twijfel te geven, vanwege de zeer zorgelijke situatie van vrouwen in Afghanistan en de onduidelijkheid die bestaat over de geldende normen en de feitelijke behandeling bij overschrijding van die normen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, B.J.Th. ter Heerdt waarnemend directeur-generaal Migratie

Naar boven