Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2022, 19058 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2022, 19058 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES, of artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;
document waarin de lokale coalitie de samenwerking voor het uitvoeren en uitbreiden van een lokale rijke schooldag heeft vastgelegd voor de periode van ten minste drie jaar, en waarin is vastgelegd aan welke ambities de lokale coalitie zich committeert;
een lokale coalitie met een goed lopend programma maar een beperkt aanbod en bereik.
Gelijke Kansen Alliantie;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
groep van lokale partijen die gezamenlijk betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van het programma rijke schooldag, die in ieder geval bestaat uit een bevoegd gezag van één van deelnemende schoolvestiging, de gemeente waarin de school of vestiging staat, en één of meer (maatschappelijke) organisaties;
organisatie die opereert in de fysieke omgeving van een schoolvestiging, zoals zorginstellingen, bibliotheken, instelling op het gebied van sociaal werk, welzijnsorganisaties, sportverenigingen, cultuurinstellingen of kinderopvang;
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
aanbod op het gebied van sport, cultuur, cognitieve ontwikkeling, sociale ontwikkeling of het gebied van oriëntatie op jezelf of op de wereld;
bevoegd gezag van een deelnemende school of schoolvestiging die namens de lokale coalitie de aanvraag indient;
primair onderwijs niet zijnde speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;
lokaal programma met activiteiten buiten de reguliere onderwijstijd van een school of schoolvestiging, aangeboden door de lokale coalitie ten behoeve van leerlingen op scholen met relatief veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand;
school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES of artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;
nevenvestiging als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 73a van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 127b van de Wet voortgezet onderwijs BES, nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 127c van de Wet voortgezet onderwijs BES of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d van de Wet op het voortgezet onderwijs;
speciaal onderwijs, niet zijnde voortgezet speciaal onderwijs;
gebied dat nog niet gestart is met de uitvoering van een programma rijke schooldag of nog geen coalitie heeft gevormd.
lokale coalitie die op grond van de Regeling selectie voorlopers Rijke Schooldag door de minister als voorloper is aangemerkt;
voortgezet onderwijs;
voortgezet speciaal onderwijs.
Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.
1. De minister kan voor het schooljaar 2022–2023 subsidie verstrekken aan:
a. een bevoegd gezag dat een voorloper vertegenwoordigt, voor het uitbreiden of doorontwikkelen van een programma Rijke schooldag dat aansluit bij het curriculum door de desbetreffende lokale coalitie, als beschreven in het activiteitenplan; of
b. een bevoegd gezag dat een doorgroeier vertegenwoordigt, voor het uitbreiden of doorontwikkelen van een programma Rijke schooldag dat aansluit bij het curriculum door een lokale coalitie, als beschreven in het activiteitenplan.
2. De minister kan bovendien voor de schooljaren 2022–2023 tot en met 2024–2025 eenmalig subsidie verstrekken aan starters, voor het opstellen van een projectplan en convenant dat is gericht op het in de toekomst aanbieden van een programma Rijke schooldag.
3. Met doelgroep wordt in deze regeling bedoeld:
a. basisscholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, die ten minste een positieve achterstandsscore hebben op basis van de onderwijsscores als bedoeld in artikel 18 van het Besluit bekostiging WPO 2022, van de leerlingen die op 1 oktober 2021 stonden ingeschreven op de desbetreffende school of schoolvestiging;
b. scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES;
c. speciale scholen voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs die meer dan vier leerlingen hebben met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022;
d. scholen voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, die meer dan vier leerlingen hebben met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022;
d. scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in van artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs die ten minste een positieve achterstandsscore hebben op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op 1 oktober 2021 op deze vestigingen zijn ingeschreven, zoals opgenomen in de bijlage van de Regeling aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs PO en VO; en
e. scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES.
4. Een programma Rijke schooldag heeft ten doel:
a. alle leerlingen op de scholen die behoren tot de doelgroep, ongeacht de omstandigheden waarin ze opgroeien, in staat te stellen zichzelf in brede zin hun talenten te ontplooien en vaardigheden te ontwikkelen ter bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs en een gelijkwaardige deelname aan de maatschappij; en
b. de samenwerking tussen de school of de schoolvestiging en lokale partijen met het oog op het onder a genoemde doel te bevorderen, waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school of schoolvestiging, is gevestigd, onderscheidenlijk het eilandsbestuur van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een ondersteunende rol heeft.
1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor het schooljaar 2022–2023 in totaal een bedrag beschikbaar van € 33.970.000,–.
2. Van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is:
a. € 26.370.000,– beschikbaar voor subsidieverstrekking aan ten hoogste 45 voorlopers;
b. € 5.000.000,– beschikbaar voor subsidieverstrekking aan ten hoogste 50 doorgroeiers; en
c. € 2.625.000,– beschikbaar voor subsidieverstrekking aan ten hoogste 35 starters.
3. Het subsidiebedrag voor een subsidie aan voorlopers is een vast bedrag van € 586.000,– per aanvraag.
4. Het subsidiebedrag voor een subsidie aan doorgroeiers is een vast bedrag van € 100.000,– per aanvraag.
5. Het subsidiebedrag voor een subsidie aan starters is een vast bedrag van € 75.000,– per aanvraag.
6. Het subsidiebedrag voor een subsidieontvanger in Caribisch Nederland wordt omgerekend in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
7. Indien aan een voorloper geen subsidie wordt toegekend, wordt het beschikbare vaste bedrag herverdeeld in gelijke delen over de resterende voorlopers.
8. Indien minder aanvragen voor doorgroeiers worden toegekend dan budget beschikbaar is, wordt het resterende bedrag herverdeeld in gelijke delen over de resterende geselecteerde doorgroeiers.
9. Indien minder aanvragen voor starters worden toegekend dan budget beschikbaar is, wordt het resterende bedrag herverdeeld in gelijke delen over de aanvragers van de voorlopers.
1. De subsidieaanvraag wordt ingediend door een bevoegd gezag van de school of schoolvestiging die behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel drie, derde lid.
2. In aanvulling op het eerste lid geldt dat een subsidie voor een voorloper of doorgroeier door de penvoerder wordt ingediend namens een lokale coalitie.
3. De subsidie wordt verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.
4. De penvoerder is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de deelnemers aan de lokale coalitie feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.
5. In aanvulling op het eerste lid geldt dat in het geval van een starter alleen scholen die behoren tot de doelgroep, als bedoeld in artikel 3, derde lid, een aanvraag kunnen indienen.
6. Scholen of schoolvestigingen kunnen aan maximaal één aanvraag deelnemen.
1. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend van 22 augustus 2022 tot en met 30 september 2022. Aanvragen die worden ingediend na 30 september 2022 worden afgewezen.
2. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met het digitale aanvraagformulier dat te vinden is op de website www.dus-i.nl.
1. In aanvulling op artikel 6 gaat een aanvraag voor subsidie aan voorlopers vergezeld van:
a. een Convenant Rijke Schooldag;
b. een activiteitenplan dat is opgesteld waarin de voorloper aangeeft:
1°. wat het huidige aanbod is in schooljaar 2021/2022;
2°. wat het gemiddelde aantal leerlingen is dat een aanvullend aanbod krijgt per week over 40 schoolweken, over de gehele populatie van de scholen in de coalitie;
3°. wat het gemiddelde aantal uren aanvullende aanbod is per week over 40 schoolweken over de gehele populatie van de scholen in de coalitie;
4°. hoeveel ontwikkelgebieden in het huidig aanbod worden aangeboden;
5°. naar welk aanbod wordt gestreefd, in leerlingenaantallen, uren, ontwikkelgebieden of naar welke kwaliteit, en
6°. welke concrete activiteiten worden uitgevoerd om dat streven te bereiken;
2. Een Convenant Rijke Schooldag wordt ondertekend door alle deelnemers aan de lokale coalitie die verantwoordelijk zijn voor de opstelling en uitvoering van het programma Rijke schooldag, waarin de deelnemers:
a. verklaren dat zij gezamenlijk het activiteitenplan uit zullen voeren en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de aanvrager van de subsidie op verzoek aan de aanvrager worden verstrekt; en
b. zich committeren aan:
1°. een samenwerking van ten minste drie jaar als lokale coalitie;
2°. een door henzelf opgestelde en, in het convenant opgenomen, ambitie en globale afspraken voor het intensiveren, doorontwikkelen of uitbreiden van het lokale programma rijke schooldag;
3°. het doorlopend analyseren van de eigen context en leerlingpopulatie, met als doel te komen tot een onderbouwde keuze voor de doorontwikkeling van hun Rijke schooldag op basis van onderzoek, data, monitoring of voortschrijdend inzicht;
4°. het leveren van een actieve bijdrage aan de lerende aanpak van het voorloperstraject en de kennisopbouw en kennisdeling, bestaande uit:
i. het meewerken aan monitoring en onderzoek; en
ii. het deelnemen aan het inhoudelijke programma van het voorloperstraject en activiteiten te organiseren met als doel kennis te delen met de lokale coalitie, in de regio en met de Gelijke Kansen Alliantie van het Ministerie van OCW.
1. Een lokale coalitie komt uitsluitend in aanmerking als doorgroeier indien:
a. het aanbod beschikbaar is voor alle leerlingen van de deelnemende schoolvestiging(-en);
b. activiteiten worden uitgevoerd op minstens twee ontwikkelgebieden;
c. een aanbod van ten minste twee uren per week per leerling.
d. de lokale coalitie een aanbod heeft voor alle leerlingen op minimaal één schoolvestiging.
2. De aanvraag voor subsidie aan doorgroeiers komt slechts voor subsidie in aanmerking als deze vergezeld gaat van:
a. een Convenant Rijke Schooldag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, met dien verstande dat artikel 7, tweede lid, onderdeel b, onder 4°, niet van toepassing is; en
b. een activiteitenplan, ten aanzien waarvan artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing is.
In aanvulling op artikel 6 bevat een aanvraag voor subsidie aan starters een verklaring dat de aanvrager starter is en een intentieverklaring van minimaal de schoolvestiging en minimaal één gemeente om tot een convenant te komen.
1. De ingediende aanvragen voor subsidie aan doorgroeiers worden door middel van loting gerangschikt.
2. De ingediende aanvragen voor subsidie aan starters worden door middel van loting gerangschikt.
1. De subsidie wordt uiterlijk op 31 december 2022 direct vastgesteld.
2. De minister bepaalt het betaalritme in de beschikkingen.
3. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
4. DUS-I beslist uiterlijk dertien weken na het aflopen van de aanvraagtermijn op de aanvraag.
1. De subsidieontvanger:
a. werkt op verzoek van de minister mee aan kennisdelingsactiviteiten; en
b. deelt de inhoud van het programma Rijke schooldag na verstrekking van de subsidie met onderzoekers die in opdracht van de minister de subsidieregeling evalueren met inachtneming van de Algemene verordening gegevensbescherming.
2. De voorlopers en doorgroeiers kunnen een verlenging van de looptijd van de subsidie aanvragen indien de activiteiten door onvoorziene omstandigheden niet binnen een jaar kunnen worden afgerond.
3. De penvoerder brengt de bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen en andere organisaties uit de lokale coalitie op de hoogte van de verplichtingen in deze regeling beschreven.
1. De activiteiten van voorlopers worden uitgevoerd in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2023.
2. In aanvulling op artikel 12 geldt voor voorlopers dat:
a. de activiteiten plaatsvinden op een reguliere schooldag, buiten de reguliere onderwijstijd;
b. op een publiek toegankelijke plaats een overzicht wordt gepubliceerd van de activiteiten die georganiseerd zijn;
c. ziet erop toe dat de personen die in de uitvoering werken met de leerlingen in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag; en
d. spant zich ervoor in alle leerlingen op de scholen uit de lokale coalitie te laten deelnemen aan de aangeboden activiteiten.
De subsidieverplichtingen als beschreven in artikel 13 gelden tevens voor doorgroeiers.
1. De activiteiten van starters worden uitgevoerd in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2025.
2. In aanvulling op artikel 12 dienen starters:
a. binnen acht weken na de subsidieperiode het ontwikkelde convenant en een activiteitenplan in, als bedoeld in artikel 8, tweede lid; en
b. op een publiek toegankelijke plaats het convenant en activiteitenplan te publiceren.
1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, onderscheidenlijk de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES, met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
2. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
3. De aanvrager toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.
Deze regeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsbepaling van het begrip ‘bevoegd gezag’ wordt ‘artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES’ vervangen door ‘artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.
2. In de begripsbepaling van het begrip ‘school’ wordt ‘artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES’ vervangen door ‘artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.
3. In de begripsbepaling van het begrip ‘schoolvestiging’ wordt ‘hoofdvestiging als bedoeld in artikel 73a van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 127b van de Wet voortgezet onderwijs BES, nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 127c van de Wet voortgezet onderwijs BES of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.
B
In artikel 3, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 17, dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2022.
2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
De Subsidieregeling School en omgeving (hierna: de subsidieregeling) regelt de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder de minister subsidie kan verstrekken voor de daarin beschreven activiteiten. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS(hierna: de Kaderregeling) en de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS) vormen de juridische grondslag voor deze subsidieregeling.
Kansengelijkheid houdt in dat elk kind zijn talenten ten volle moet kunnen ontplooien, ongeacht de thuissituatie of omgeving waarin het opgroeit. In kwetsbare gebieden lopen kinderen echter sneller en vaker onderwijsachterstanden op, is er een hoge criminaliteit en is de levensverwachting structureel lager. De coronacrisis zorgde in deze gebieden voor een exponentiële toename van de problematiek. De gelijke kansen vergroten is een brede maatschappelijke opgave en vraagt om een integrale aanpak. Dit moet bereikt worden door het versterken van de verbindingen binnen de driehoek school – thuis – omgeving.1 Hiervoor is samenwerking tussen lokale partijen noodzakelijk. De school is voor leerlingen en ouders een veilige haven en soms de enige plek om leerlingen te bereiken en te stimuleren en behoeften te signaleren. Tegelijkertijd kan een school deze verantwoordelijkheid niet alleen dragen. Om de omgeving van een kind te versterken is een coalitie met scholen, gemeenten en maatschappelijke organisaties noodzakelijk. De gemeente kan het onderwijsbeleid, sportbeleid, zorgbeleid en cultuurbeleid bij elkaar brengen, maatschappelijke organisaties kunnen met name in het organiseren van aanbod en het ondersteunen van de school een belangrijke rol spelen.
Er gebeurt al veel op het vlak van de rijke schooldag op diverse locaties in Nederland. Deze subsidieregeling is erop gericht bij die initiatieven aan te sluiten en ervan te leren. Daarnaast wordt aan scholen die nog geen rijke schooldag hebben de ruimte gegeven de lokale samenwerking op te zoeken. Het is een eerste fase van een lange termijn traject School en Omgeving waarin zal worden gebouwd aan het opbouwen van een model School en omgeving. Deze financiële impuls is een aanmoediging om samen met het veld aan de slag te gaan op plekken waar de nood het hoogste is. Het voeren van het gesprek en leren van de praktijk heeft ten doel steeds scherper in beeld te krijgen wat er voor de vormgeving van een effectief naschools aanbod nodig is.
Deze subsidieregeling is een eerste fase in de lerende aanpak rijke schooldag. De ervaringen en kennis die in deze fase worden opgedaan zal worden benut voor het vervolg. Er wordt gestart met een groep voorlopers van de rijke schooldag die in de gelegenheid worden gesteld hun bestaande activiteiten uit te breiden en/of te intensiveren waarmee zij bijdragen aan het bevorderen van kansengelijkheid voor leerlingen die opgroeien in een minder gunstige omgeving. Tegelijkertijd wordt van deze voorlopers verwacht dat zij meedoen aan kennisopbouw en kennisdeling, en meedenken over een duurzame, structurele vormgeving van de rijke schooldag.
In mei 2022 is een bericht in de Staatscourant geplaatst met de selectiecriteria en selectiewijze om te komen tot de aanwijzing van lokale coalities als voorlopers. Geïnteresseerden voor de subsidie in de categorie voorlopers konden zich na plaatsing van dit bericht per mail melden bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het ministerie heeft de partijen benaderd die zich hebben aangemeld voor het opstellen van een locatieportret. Een selectiecommissie heeft op basis van deze locatieportretten een selectie gemaakt. De wijze van selectie is beschreven in het bericht in de Staatscourant. Alle partijen die zich hebben gemeld, hebben van de minister een bericht ontvangen met een afwijzing of een bevestiging waarin ze als voorlopers zijn geselecteerd.
Naast de groep ‘voorlopers’ krijgen ook ‘doorgroeiers’ middelen voor één jaar voor het verder ontwikkelen van hun programma. De doorgroeiers zijn gebieden die goed op weg zijn een programma neer te zetten, maar bijvoorbeeld te klein zijn om als een voorloper te classificeren. Aan de andere kant staan ze niet meer in de beginfase en vallen dus ook niet meer in de categorie starters.
Daarnaast wordt een kleinere groep starters ruimte gegeven om een samenwerking met lokale partijen te organiseren waarmee gewerkt wordt aan het opstellen van een convenant Rijke schooldag. Hierbij kan geleerd worden van de ervaringen om te komen tot meer lokale samenwerking met partijen in de omgeving van de school, het opstellen van een projectplan en de rolverdeling, bijvoorbeeld als het gaat om de verantwoordelijkheid van de school en de ondersteuning door de gemeente. Starters die in aanmerking komen volgens de voorwaarden van deze subsidie kunnen een aanvraag indienen bij DUS-I. Dit aanvraagformulier is tevens op de site van DUS-I te vinden, inclusief de datum waarop de aanvraag binnen moet zijn. Na binnenkomst van alle aanvragen vindt er een loting plaats tot het beschikbare subsidieplafond is bereikt. De subsidie voor starters wordt eenmalige verstrekt en kan worden besteed in de schooljaren 2022–2023, 2023–2024 en 2024–2025. De drie schooljaren geeft de ruimte om tot een goed convenant te komen en gaandeweg te leren.
Met deze subsidieregeling kunnen de voorlopers en doorgroeiers activiteiten in de omgeving van de school ontplooien die gedefinieerd staan in het Convenant en activiteitenplan. Dit zijn activiteiten die bovenop de verplichte onderwijstijd worden aangeboden. De activiteiten van de rijke schooldag moeten bijdragen aan de brede talentontwikkeling van leerlingen. Het zijn extra activiteiten die moeten compenseren wat deze doelgroep leerlingen niet vanuit hun omgeving aangeboden krijgen.
De lokale coalitie gaat over de samenwerking tussen school of schoolvestiging, gemeente en lokale partijen. Het kan om één of meerdere scholen gaan, zowel uit het primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs. Het kan een rijke schooldag op een specifieke schoolvestiging, de samenwerking van scholen in een wijk, dorp of een stadsdeel zijn. Het kan ook gaan om een initiatief van een gemeente die de samenwerking met scholen binnen en buiten de gemeente aangaat. Het betreft minimaal de gemeente waarin de school of vestiging in is gevestigd, gemeenten uit de regio mogen tevens aansluiten. De lokale partijen betreffen partijen in de fysieke omgeving van de school of de schoolvestiging die een bijdrage kunnen leveren aan de rijke schooldag. Het is aan de lokale coalitie om te bepalen welke partijen daarvoor in aanmerking komen. Voorbeelden die worden genoemd zijn (jeugdgezondheids)zorginstellingen, bibliotheken, sociaal werk, welzijnsorganisaties, sportverenigingen en cultuurinstellingen. Deze voorbeelden zijn niet uitputtend bedoeld. Belangrijk is dat de school in samenwerking met de gemeente bepaalt welke organisatie een goede bijdrage kan leveren aan de rijke schooldag. De school kent de doelgroep het beste en kan samen met de gemeente bepalen welke verbinding met lokale partijen nuttig is om aan te gaan. Ook de kinderopvang wordt gezien als een maatschappelijke partij die een belangrijke rol kan vervullen bij de uitvoering van het aanbod. De kinderopvang is apart gedefinieerd om duidelijk te maken dat het gaat om dagopvang en buitenschoolse opvang.
In de regeling wordt gesproken over het programma rijke schooldag. Daarmee wordt het lokale programma bedoeld. Het landelijke programma heeft de naam School en omgeving. Met het landelijke programma wordt onder andere een kennisinfrastructuur opgezet.
Het format Convenant is te vinden op de website gelijke-kansen.nl van de Gelijke Kansen Alliantie. De Gelijke Kansen Alliantie kan benaderd worden voor ondersteuning, advies en kennisdeling.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling), die op 1 april 2016 in werking is getreden, is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt.
In de Kaderregeling zijn algemene subsidieregels opgenomen over onder andere de verplichtingen van subsidieontvangers. De Kaderregeling kan worden gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in de regeling de bijzondere regels staan die specifiek voor de subsidie voor Rijke Schooldag gelden. Het is daarom niet noodzakelijk deze ook in de regeling op te nemen.
Het doel van deze subsidieregeling is in staat brengen van lokale coalities tot het bieden van een kwalitatief goed programma van activiteiten rond de school gericht op een stimulerende en ondersteunende omgeving zodat elke leerling zijn talenten en vaardigheden in de volle breedte kan ontwikkelen en benutten en daarvan kan leren.
Het uitbreiden en doorontwikkelen van een lokaal programma kan op verschillende manieren:
1. Uitbreiding van het aantal leerlingen
2. Uitbreiding van het aantal uren
3. Uitbreiding van het aanbod met meer activiteiten
4. Kwalitatieve doorontwikkeling van het programma. Hieronder verstaan we het werken aan een integrale aanpak waarin verschillende domeinen en partijen op elkaar aan worden gesloten, meer integraliteit in het programma van verschillende scholen en professionalisering. Een integrale aanpak kan bijvoorbeeld betekenen dat het lokale programma in samenhang wordt gebracht met aanpalend (gemeentelijk) beleid, te denken aan onderwijs, jeugdzorg, kinderopvang, maatschappelijk werk, armoedebeleid, ruimtelijke ordening etc.
Voor starters is het doel gericht op het tot stand brengen van een programma. Daarmee verschilt het enigszins van de voorlopers en doorgroeiers. Het convenant en het activiteitenplan is het eindpunt in deze regeling, maar tegelijk voor de gebieden een beginpunt om een programma tot uitvoer te brengen. Het uiteindelijke doel is voor alle gebieden daarmee gelijk.
De activiteiten moeten ten doel hebben om de brede ontwikkeling van de leerlingen te stimuleren. De variëteit aan activiteiten die met deze regeling kunnen worden gesubsidieerd is groot. Dit past bij het concept van deze eerste fase waar deze regeling op ziet, waarin zoveel mogelijk ruimte wordt gegeven aan lokale initiatieven die aansluiten bij de lokale problematiek en behoeften. Voorbeelden zijn sport- en muziekactiviteiten, hulp bij huiswerk (eventueel door ouders daarin te ondersteunen), bezoeken aan musea of andere wijken, de kennismaking met toekomstige beroepen of techniek, zorg en natuur, deelname aan hobby’s in de vrije tijd zoals scouting. Het is aan de lokale coalitie om te onderbouwen hoe de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd bijdragen aan een brede talentontwikkeling.
De activiteiten kunnen door verschillende aanbieders worden verzorgd. Voor wat betreft cultuur kunnen kansrijke coalities samenwerking opzoeken met bestaande netwerken zoals de penvoerders van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit, combinatiefunctionarissen cultuur (de cultuurcoaches) en bibliotheken. Ook op het vlak van leefstijl, jeugd en welzijn kan met diverse partijen worden samengewerkt, zoals met buurtwerk, buurtsportcoaches, zwembaden en speelverenigingen. Voor de pedagogische kennis en ervaring met het organiseren van activiteiten kan gedacht worden aan de inzet van pedagogisch medewerkers uit de bso.
De verwachting is dat de activiteiten bijdragen aan factoren als motivatie, zelfvertrouwen, welzijn en gezondheid van leerlingen. Ook een goede oriëntatie op de wereld, vakmanschap en hoe een leerling zich daartoe verhoudt is van belang. Bijvoorbeeld in het kader van loopbaanontwikkeling en de sociale ontwikkeling. Daarnaast kan het zorgen voor een betere aansluiting tussen thuis, omgeving en school. Dit moet bijdragen aan meer kansengelijkheid in het onderwijs. Het effect van de activiteiten dat wordt beoogd is gericht op beter presterende leerlingen in het onderwijs op sociaal, mentaal, fysiek en/of cognitief vlak. Op de lange termijn moet dit bijdragen aan een betere voorbereiding van de leerling op het verwerven van een volwaardige positie in de maatschappij.
Kansenongelijkheid speelt overal, maar niet altijd in gelijke mate of op dezelfde manier. Geografische en demografische verschillen maken de uitdagingen per locatie verschillend. Het optimaal ontwikkelen van de talenten van leerlingen vraagt dan ook op iedere plek iets anders en op die plekken waar de uitdaging het grootste is een grotere inzet.2 Het gaat om scholen en schoolvestigingen waar de uitdagingen groter zijn.
Om de leerlingen die opgroeien in een ongunstige omgeving optimaal te bereiken wordt van scholen gevraagd te verklaren dat ze stimuleren dat alle leerlingen van de school of schoolvestiging die een beroep doen op de subsidie deelnemen aan de activiteiten. Deelname van alle leerlingen van de school of schoolvestiging is een beleidsmatig uitgangspunt van het programma School en omgeving. Hiermee wordt de kans op deelname van de leerlingen die opgroeien in een ongunstige omgeving aan de activiteiten vergroot, wordt bijgedragen aan cohesie en het ‘leren van elkaar’ binnen de groep. De deelname van alle leerlingen op de school of schoolvestiging is echter geen verplichting, de activiteiten vallen immers buiten de onderwijstijd. Het is belangrijk in de aanvraag een realistische prognose te hebben van het aantal leerlingen dat daadwerkelijk aan de activiteiten deelneemt.
De subsidie van voorlopers en doorgroeiers is bedoeld voor extra activiteiten, of te wel activiteiten buiten de verplichte onderwijstijd. Voor de activiteiten binnen het verplichte lesprogramma worden scholen gefinancierd vanuit de reguliere bekostiging. Van de aanvragende partijen wordt wel verwacht dat zij de activiteiten, zoals die in de aanvraag worden voorgesteld, zoveel mogelijk laten aansluiten bij de ontwikkeling van de leerling. Door te zorgen voor de aansluiting met het curriculum en de ontwikkeling van een leerling in de klas kan het maximale effect worden behaald uit het bevorderen van de brede leerlijn. Verzocht wordt de extra activiteiten zoveel mogelijk in en rond de school en de wijk te laten plaatsvinden vanwege de verbinding met de school en om de deelname laagdrempelig te houden en waar mogelijk te verduurzamen (bijvoorbeeld door aanmelding bij een vereniging). Dit extra activiteiten voor de rijke schooldag vallen buiten de wettelijke onderwijstijd, maar kunnen binnen de schooldag plaatsvinden. De extra activiteit kan bijvoorbeeld in de pauze van een schooldag worden georganiseerd. Maar deze mag niet in de plaats komen van reguliere onderwijstijd.
De doelgroep van de subsidie betreft ten eerste scholen die een convenant Rijke schooldag hebben opgesteld, waarin ze samenwerken binnen een lokale coalitie en die ze willen uitvoeren met deze subsidie. Ten tweede betreft het scholen die in de betreffende schooljaren komen tot een lokale coalitie die tezamen een Rijke schooldag willen gaan uitvoeren. Dit wordt vastgelegd in een projectplan in de geest van een convenant Rijke schooldag.
Het heeft de voorkeur om zoveel mogelijk samen te werken met maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk, teneinde het publieke geld niet te besteden aan het vergroten van winsten van commerciële partijen. Dit is echter geen absoluut doel. Zo zijn er commerciële sportaanbieders die een betekenis kunnen hebben in het aanbod rond de school of schoolvestiging, en kan de buitenschoolse opvang met alle pedagogische expertise een belangrijke rol vervullen. Partijen die aan de rijke schooldag deelnemen worden verzocht dit zoveel mogelijk tegen kostprijs aan te bieden, bijvoorbeeld als het gaat om commerciële onderwijsbureaus die bijlessen of huiswerkbegeleiding geven. Scholen en gemeenten kunnen hier bij het aangaan van lokale coalities op letten. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun en aanbesteding.
Starters kunnen een aanvraag indienen voor de kosten die nodig zijn om tezamen met de gemeente(n) en lokale partners een projectplan op te stellen voor het in een vervolgfase uitvoeren van een rijke schooldag. Bij het opstellen van het projectplan en het verbinden van alle betrokken partijen heeft de gemeente een belangrijke faciliterende en ondersteunende rol. De betrokken school of scholen kunnen ervoor zorgen dat het projectplan aansluit bij de behoefte van de doelgroep en het curriculum, zodat er sprake is van een doorlopende leerlijn.
Deze subsidieregeling is bedoeld voor zowel voorlopers, doorgroeiers, als starters. De minister verleent subsidie voor de financiering voor voorlopers en doorgroeiers voor één jaar van programma’s voor rijke schooldag die bij ontvangst van de aanvraag reeds begonnen zijn.
Voor aanvraag van subsidie wordt een door de minister vastgesteld aanvraagformulier gebruikt dat de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) beschikbaar stelt op haar website www.dus-i.nl.
Het bevoegd gezag van de school of schoolvestiging is penvoerder van de aanvraag. De reden hiervoor is dat de school een centrale rol heeft bij de rijke schooldag. De school heeft het beste zicht op de ontwikkeling en behoeften van de leerling. Daarnaast staat de school in direct contact met de leerlingen die met deze subsidieregeling moeten worden bereikt. De school heeft een sociale functie en biedt structuur en veiligheid. Hiermee biedt de school als vindplaats, vaak ook als werkplaats, een belangrijke uitvalsbasis voor het aanbod van de rijke schooldag.
Gezien de huidige werkdruk van scholen moet de werklast voor scholen bij deze subsidieregeling zoveel mogelijk worden beperkt. Daarvoor wordt een sterk beroep gedaan op de partijen die zich aansluiten bij de coalitie. De gemeente heeft een belangrijke rol in de organisatie van de rijke schooldag en kan vanuit een regierol maatschappelijke organisaties betrekken en het onderwijsbeleid, sportbeleid, zorgbeleid en cultuurbeleid bij elkaar brengen. Ook kan de gemeente helpen bij het organiseren van de lokale coalitie die de subsidieaanvraag voor een startende school of schoolvestiging gaat ondertekenen.
Een bevoegd gezag kan penvoerder zijn voor meerdere coalities. Een school of schoolvestiging kan echter maar aan één coalitie deelnemen. Een bevoegd gezag dat bijvoorbeeld vestigingen in verschillende gemeenten heeft, kan op deze manier subsidie aanvragen voor verschillende lokale coalities. Indien het bevoegd gezag penvoerder is voor meerdere coalities, wordt de aanvraag per gebied ingediend waarbij duidelijk wordt aangegeven in welke gemeente(n) dit gebied staat.
Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door het bevoegd gezag van een uit ‘s Rijks kas bekostigde school of schoolvestiging als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES.
Alleen basisscholen, vestigingen in het vo en vestigingen in het (v)so met relatief veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand kunnen in het kader van deze subsidieregeling onderdeel uitmaken van de lokale coalitie. Alleen deze leerlingen kunnen worden meegenomen in de subsidieaanvraag. Scholen of schoolvestigingen kunnen maar aan één aanvraag deelnemen.
Op de website van de GKA wordt een handreiking gepubliceerd waarmee de gebieden tot een goed activiteitenplan kunnen komen. In het activiteitenplan wordt beschreven op welke manier de coalitie tot de doelen van de regeling wil komen (zie toelichting artikel 3). Daarbij moet concreet worden aangegeven:
• Welk doel van de regeling met de activiteiten worden behaald;
• Welke partijen dit gaan uitvoeren;
• Welke procesafspraken hiervoor gelden.
De subsidie is voor één jaar. Het convenant geldt echter voor drie jaar en kan gebruikt worden voor eventuele aankomende subsidierondes. Voorlopers kunnen voor de aanvraag van de subsidie zoveel mogelijk gebruik maken van het reeds opgestelde locatieportret. Het aanvraagformulier verschilt op enkele punten van het locatieportret. Het formulier kan niet worden ingediend zonder dat deze gegevens zijn ingevuld. Het convenant wordt door alle verantwoordelijke partijen van de coalitie ondertekend. Daarmee zijn zij ook verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het aanleveren van de juiste informatie indien hierom wordt gevraagd.
Specifiek voor de voorlopers wordt gevraagd kenbaar te maken dat ze zijn geselecteerd als voorloper in de preselectieprocedure.
In de aanvraag wordt tevens verklaard dat al het personeel dat in de uitvoering van de activiteiten met de leerlingen werkt in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag. Verzocht wordt in de aanvraag aan te geven dat dit wordt gegarandeerd.
Voor de categorie starters staat in de aanvraag een verklaring dat alle partijen die de aanvraag ondertekenen de intentie hebben als lokale coalitie een convenant Rijke schooldag op te stellen binnen de subsidieperiode. De aanvraag is getekend door alle partijen die willen gaan deelnemen aan de lokale coalitie. In deze verklaring, machtigen zij de penvoerder om hen in het kader van de subsidieverstrekking te vertegenwoordigen, en verklaren zij dat ze alle gegevens die voor de penvoerder noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder zullen verstrekken.
Daarnaast verklaart de starter bij aanvrager een startend gebied is. Dit houdt in dat er geen bestaande coalitie is, of/en het aanbod zich beperkt tot één ontwikkelgebied en/of er minder dan twee uur per schoolweek aanbod is.
De aanvragers in de categorie voorlopers en doorgroeiers hebben hun gesubsidieerde activiteiten verricht als zij de activiteiten zoals beschreven in het activiteitenplan hebben uitgevoerd.
De aanvragers in de categorie starters hebben hun gesubsidieerde activiteiten verricht als zij tezamen met de lokale coalitie een convenant en een activiteitenplan/projectplan hebben opgesteld.
Enkel indien de activiteiten van het gehele programma volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging is verstrekt.
Alle activiteiten die met de subsidie worden gefinancierd, worden via een monitor geëvalueerd. Een belangrijk doel van deze fase is kennis op te bouwen over voorlopers en starters die de samenwerking rond hun school of schoolvestiging gaan opbouwen. Daarmee wordt kennis en ervaring opgedaan voor de volgende fase van de Rijke schooldag.
De aanvragende partijen zijn verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van de subsidieregeling of aan de minister op diens verzoek. De monitor zal onder meer ingaan op hoe de implementatie verloopt en welke werkzame factoren en verbeterpunten uit het programma naar voren komen.
De aanvrager maakt er bij de minister melding van indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet of niet geheel worden uitgevoerd. Doorgroeiers en voorlopers kunnen uitstel aanvragen. Dit geldt niet voor starters aangezien zij drie jaar de tijd hebben voor het ontwikkelen van een convenant en projectplan.
Gekozen is voor het verantwoordingsmodel G1 om de administratieve lasten te beperken.
De aanvragers verantwoorden zich volgens het vastgestelde regime. De minister kan ter controle een steekproef doen om te verifiëren of aan de voorwaarden van de subsidie is voldaan. Als er niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan, kan de minister (een deel van de) subsidie terugvorderen.
Administratieve lasten betreffen de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan. Ook worden scholen gevraagd informatie te verstrekken ten behoeve van monitoring.
Ingeschat wordt dat voor het invullen van het aanvraagformulier en voor het zorgdragen voor medeondertekening door alle partijen uit de lokale coalitie van de verklaring bedoeld in artikel 7, een tijdsinvestering van twintig uur per aanvraag nodig is voor voorlopers en doorgroeiers.
Voor het verstrekken van informatie ten behoeve van monitoring wordt vijf uur per aanvraag gerekend. Hierin zijn niet de uren voor het voorloperstraject en kennisdeling verwerkt. Aangezien de verantwoording via de jaarverslaggeving plaatsvindt, zijn de administratieve lasten voor de verantwoording verwaarloosbaar. De minister kan een steekproef nemen om te controleren of een aanvrager heeft voldaan aan de subsidievoorwaarden. Ingeschat wordt dat deze activiteit de aanvrager een tijdsinvestering van drie uur kost. Voor voorlopers gaan we uit van een maximale tijdsinvestering voor aanvraag en monitoring van vier uur.
Uitgaande van € 50 per uur bedragen de administratieve lasten per subsidieaanvraag dus maximaal € 1.400. Voor de beoogde aanvragers samen, bedragen de totale administratieve lasten maximaal € 133.140.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-19058.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.