Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 8 juli 2022 nr. HO&S/1286304, houdende wijziging van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 in verband met een nadere uitwerking van de kwaliteitszorgsystematiek en een aanpassing van de aanvraagtermijn

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling van ‘peer review’ vervalt.

2. De begripsbepaling van ‘aspirant-opleidingsschool’ wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van onderdeel c vervalt ‘of’, en de puntkomma aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door ‘; of’.

b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • e. subsidie wordt verstrekt gedurende ten hoogste twee schooljaren nadat de Minister op grond van artikel 18a heeft geoordeeld dat de basiskwaliteit onvoldoende was;.

2. In de alfabetische rangschikking worden drie begripsbepalingen ingevoegd, die luiden:

beoordelingsgerichte peer review:

peer review uitgevoerd door de commissie beoordelingsgerichte peer review die gericht is op de beoordeling van de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsschool aan de hand van de criteria opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

commissie beoordelingsgerichte peer review:

commissie beoordelingsgerichte peer review als bedoeld in artikel 20a;

ontwikkelingsgerichte peer review:

peer review georganiseerd door een opleidingsschool die is gericht op kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsborging met gebruikmaking van het Kwaliteitskader Samen Opleiden en Inductie dat op de website van DUS-I is gepubliceerd.

3. In de definitie van opleidingsschool wordt na ‘partnerschap’ ingevoegd ‘, niet zijnde een aspirant-opleidingsschool,’.

4. In de definitie van het begrip ‘student’, onderdeel d, wordt na ‘het voorbereidend hoger onderwijs’ ingevoegd ‘of het primair onderwijs’.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 35.272.000’ vervangen door ‘€ 35.772.000’.

2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 1a. In het schooljaar 2022–2023 is een bedrag van € 44.389.000 beschikbaar voor:

    • a. subsidieverstrekking voor opleidingsscholen; en

    • b. subsidieverstrekking voor aspirant-opleidingsscholen voor een derde of vierde schooljaar als bedoeld in artikel 18, eerste lid.

2. In het tweede lid wordt ‘2022–2023’ vervangen door ‘2023–2024’.

3. In het derde lid wordt ‘2021–2022’ vervangen door ‘2022–2023’ en wordt ‘€ 6 miljoen’ vervangen door ‘€ 6,5 miljoen’.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘30 september van het schooljaar’ vervangen door ‘1 juli voorafgaand aan het schooljaar’.

2. In het vierde lid wordt ‘peer review’ telkens vervangen door ‘ontwikkelingsgerichte peer review’.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een opleidingsschool organiseert ten minste iedere zes jaar een ontwikkelingsgerichte peer review, met dien verstande dat de eerste ontwikkelingsgerichte peer review wordt georganiseerd binnen vier jaar na de beoordelingsgerichte peer review waarmee de basiskwaliteit is vastgesteld. De ontwikkelingsgerichte peer review vindt plaats door een onafhankelijk panel bestaand uit in ieder geval vertegenwoordigers van ten minste twee andere opleidingsscholen.

2. In het tweede lid wordt ‘peer review’ vervangen door ‘ontwikkelingsgerichte peer review’.

3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de opleidingsschool het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review als bedoeld in artikel 10, eerste lid, niet of niet tijdig aanlevert.

2. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. de aspirant-opleidingsschool aan het einde van de aspirant fase niet voldoet aan de vereiste basiskwaliteit.

3. In het tweede lid wordt ‘DUS-I’ vervangen door ‘DUO’.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De minister vraagt over de toepassing van de weigeringsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, advies aan de commissie beoordelingsgerichte peer review. Het advies van de commissie beoordelingsgerichte peer review wordt gebaseerd op de criteria opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

5. Het vierde en vijfde lid vervallen.

F

In het eerste lid van artikel 15 wordt ‘1 oktober 2021’ vervangen door ‘1 oktober 2022’.

G

Artikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘2021–2022’ vervangen door ‘2022–2023’.

2. In onderdeel a wordt ‘vier’ vervangen door ‘zeven’.

3. In de onderdelen b en c wordt ‘vier’ telkens vervangen door ‘drie’.

H

Na artikel 18 worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 18a. Beoordeling basiskwaliteit aspirant-opleidingsschool

  • 1. De Minister beoordeelt de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool in het vierde jaar van de aspirantfase, bedoeld in artikel 19, eerste lid.

  • 2. De Minister vraagt hierover advies aan de commissie beoordelingsgerichte peer review. De commissie beoordelingsgerichte review brengt binnen acht weken advies uit aan de Minister, in de vorm van een rapport van de beoordelingsgerichte peer review.

  • 3. Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als voldoende beoordeelt, komt de aspirant-opleidingsschool voor het daaropvolgende schooljaar in aanmerking voor subsidie als opleidingsschool als bedoeld in paragraaf 2.2.

Artikel 18b. Verlenging aspirantfase

  • 1. Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool op grond van artikel 18a als onvoldoende beoordeelt, komt de aspirant-opleidingsschool niet in aanmerking voor subsidie als opleidingsschool op grond van paragraaf 2.2. In plaats daarvan kan aan de desbetreffende aspirant-opleidingsschool, onder overeenkomstige toepassing van artikel 18, voor een vijfde en zesde schooljaar als aspirant-opleidingsschool subsidie worden verstrekt.

  • 2. De Minister beoordeelt de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als bedoeld in het eerste lid, opnieuw in het zesde jaar van de verlengde aspirantfase. Artikel 18a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool na toepassing van het tweede lid als voldoende beoordeelt, komt de aspirant-opleidingsschool voor het daaropvolgende schooljaar in aanmerking voor subsidie als opleidingsschool als bedoeld in paragraaf 2.2.

  • 4. Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool na toepassing van het tweede lid als onvoldoende beoordeelt, komt de aspirant-opleidingsschool voor het daaropvolgende schooljaar niet voor subsidie in aanmerking.

I

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een aspirant-opleidingsschool die vanaf het schooljaar 2019–2020 of vanaf een later schooljaar op grond van deze regeling subsidie ontvangt, neemt in het vierde jaar van de aspirantfase deel aan een beoordelingsgerichte peer review.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘Artikel 10, vierde lid,’ vervangen door ‘Artikel 10, derde lid,’.

J

Na paragraaf 2.3 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

§ 2.4. Commissie beoordelingsgerichte peer review

Artikel 20a. Samenstelling en taken commissie beoordelingsgerichte peer review
  • 1. Er is een commissie beoordelingsgerichte peer review, die bestaat uit vijfentwintig deskundigen op het gebied van Samen Opleiden en een voorzitter. De leden van de commissie worden benoemd door de Minister.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. te adviseren over subsidieaanvragen van aspirant-opleidingsscholen;

    • b. het begeleiden van aspirant-opleidingsscholen;

    • c. het uitvoeren van beoordelingsgerichte peer review.

Artikel 20b. Ondersteuning commissie beoordelingsgerichte peer review

DUS-I voert het secretariaat van de commissie beoordelingsgerichte peer review.

Artikel 20c. Werkwijze commissie beoordelingsgerichte peer review
  • 1. De werkwijze van de commissie wordt gepubliceerd op de website van DUS-I.

  • 2. De commissie functioneert bij de uitvoering van haar taken in een wisselende samenstelling van ten minste twee commissieleden bij het adviseren over subsidieaanvragen en het uitvoeren van de beoordelingsgerichte peer review.

K

In het opschrift van artikel 21b vervalt ‘(PM)’.

L

Na artikel 21b wordt artikel 21c ingevoegd, luidende:

Artikel 21c. Overgangsbepaling

Opleidingsscholen die vóór het schooljaar 2019–2020 reeds subsidie ontvingen op grond van de Subsidieregeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen, organiseren vóór 31 december 2025 een eerste ontwikkelingsgerichte peer review.

M

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. behorende bij artikel 19, eerste lid, van de Regeling tegemoetkoming opleidingsscholen 2019

Hieronder zijn de criteria opgenomen aan de hand waarvan een opleidingsschool aan het eind van de aspirantfase beoordeeld wordt. Onder een opleidingsschool wordt verstaan, conform de omschrijving in het kwaliteitskader Samen Opleiden & Inductie en in navolging van de eerdere omschrijving van NVAO (2009), een partnerschap tussen één of meer scholen voor po, vo of bve en één of meer lerarenopleidingen die in gezamenlijkheid toekomstige leraren op de werkplek opleiden’. De criteria zijn gebaseerd op de vier waarborgen uit het Kwaliteitskader Samen Opleiden & Inductie van december 2021:

https://www.platformsamenopleiden.nl/wp-content/uploads/2022/01/Kwaliteitskader-Samen-Opleiden-en-Inductie-en-werkwijze-peer-review-2.pdf

Een aspirant opleidingsschool heeft gedurende vier jaar toegewerkt naar de in het kwaliteitskader geformuleerde basiskwaliteit voor Samen Opleiden. Bij de beoordelingsgerichte peer review wordt aan de hand van een kritische reflectie beoordeeld of deze basiskwaliteit gerealiseerd en geborgd is bij de vier waarborgen:

  • Lerende leraar

  • Leeromgeving

  • Organisatie

  • Kwaliteitscultuur

Waarborg

Basiskwaliteit

Lerende leraar

Het partnerschap heeft een gezamenlijk en gedragen beeld van het beroep van leraar en heeft dat vertaald in een visie op het leren en opleiden van leraren.

• Het partnerschap heeft een geëxpliciteerde visie op het opleiden van aankomende leraren. Hierin is in ieder geval (ook) een gedeelde visie opgenomen op de wijze waarop leraren zich ontwikkelen tijdens hun loopbaan.

• De visie op het opleiden van aankomende leraren sluit aan bij het beroepsbeeld dat het partnerschap heeft van de leraar.

Leeromgeving

Het partnerschap heeft op basis van de visie op het leren van de leraar, een samenhangende en consistente leeromgeving gerealiseerd. Deze leeromgeving ondersteunt (aankomende) leraren in hun leer- en ontwikkelproces als professional. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, verbinding tussen theorie en praktijk, en samenhang en verbinding tussen het leren op het opleidingsinstituut en op de werkplek.

• Er is een gezamenlijk opleidingsprogramma voor verschillende groepen aankomende leraren.

• Het is transparant hoe dit programma gezamenlijk wordt uitgevoerd in de praktijk.

• Doelstellingen, programma’s en beoordelingswijzen zijn vastgelegd.

• De werkplek is een professionele leeromgeving waarin aankomende en startende leraren zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Organisatie

Het partnerschap heeft verantwoordelijkheden en benodigde competenties van de verschillende actoren vastgelegd, afgestemd en ingebed in de organisatiestructuur/HRM. Zo is deze structuur een adequate basis voor het realiseren van de gezamenlijke visie en de daarmee samenhangende leeromgeving.

• Het partnerschap heeft een overleg- en afsprakenstructuur voor de verschillende actoren, waarin de gezamenlijkheid tot uitdrukking komt.

• De verantwoordelijkheden en benodigde competenties van de verschillende actoren binnen het partnerschap zijn vastgesteld en ingebed in de organisatiestructuur.

• Voor de verschillende actoren in het partnerschap is een aanpak uitgewerkt op professionele ontwikkeling.

Kwaliteitscultuur

Bij een kwaliteitscultuur wordt vanuit een gedeelde visie in een open dialoog met alle actoren gewerkt aan het oog hebben voor kwaliteit én de verbetering daarvan binnen het partnerschap. Uitgangspunt bij het creëren van een kwaliteitscultuur is dat het partnerschap ‘het goede, zoals geformuleerd bij waarborg 1, 2 en 3, concreet uitvoert en daarin goed wil zijn’. Dit betekent dat regelmatig een open gesprek wordt gevoerd over aandachtspunten, zoals: Is wat we willen bereiken (waarborg 1) nog actueel en relevant? Bereiken we daadwerkelijk wat we willen bereiken? Doen we wat we willen doen en is dat effectief (waarborg 2)? Is dat op de goede manier georganiseerd (waarborg 3)? En doen we dit voldoende in gezamenlijkheid? Aan dat gesprek, waarin het geven en ontvangen van feedback centraal staat, nemen diverse actoren (ook aankomende leraren) deel. Er wordt in de gesprekken gebruikgemaakt van gegevens die door middel van verschillende kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethodieken zijn verzameld.

• Het partnerschap gebruikt een systematiek om de basiskwaliteit te bewaken én de continue ontwikkeling van het partnerschap te borgen.

• Om dit te bereiken worden regelmatig de volgende vragen besproken:

– Doen we het goede? Hoe weten we dat?

– Vinden anderen dat ook (bijvoorbeeld via audits met externen, ontwikkelingsgerichte peer review)?

– Wat doen we met die wetenschap?

• Om deze vragen te beantwoorden wordt gebruikgemaakt van onderzoeksuitkomsten.

• Op basis van de antwoorden worden vervolgstappen afgesproken, uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld.

Beoordelingscriteria

Voor de beoordeling van basiskwaliteit kijkt de commissie naar:

  • 1. De concrete beschrijving van basiskwaliteit per waarborg;

  • 2. de samenhang tussen de waarborgen;

  • 3. de uitvoering in de praktijk van wat is beschreven;

  • 4. de gezamenlijkheid in die uitvoering.

Weging:

De commissie adviseert over de basiskwaliteit bij alle waarborgen aan de hand van de bovengenoemde vier criteria. De beoordeling van elk waarborg dient voldoende te zijn. Een nadere uitwerking van de wijze waarop de basiskwaliteit per waarborg wordt beoordeeld, is te vinden op dus-i.nl via https://www.dus-i.nl/subsidies/t/tegemoetkoming-opleidingsscholen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, onder 1, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2023. Artikel I, onderdeel B, onder 1, werkt terug tot en met 24 juli 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Aanleiding

Samen Opleiden en Professionaliseren is na meer dan een decennium van geleidelijke uitbreiding en doorontwikkeling, een constante factor geworden in het opleiden van leraren. Het is tijd om de veelheid aan opgedane deskundigheid en ervaring in het veld nog beter te gaan benutten en opleidingsscholen het vertrouwen te geven dat ze de afgelopen jaren hebben verdiend. Voor de bestaande opleidingsscholen is de kwaliteitszorgsystematiek de afgelopen jaren doorontwikkeld en deze is gebaseerd op peer review. Het betreft een systematiek op basis van vertrouwen, waarin de beschikbare expertise optimaal benut wordt door de ontwikkelingsgerichte aanpak, waar aandacht voor de uitdagingen en ontwikkelwensen van opleidingsscholen en het bredere onderwijsveld centraal staat.

Eind 2021 is het ‘Kwaliteitskader Samen Opleiden & Inductie op basis van peer review’ (hierna: Kwaliteitskader) vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW), de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, de Vereniging Hogescholen (hierna: VH) en Universiteiten van Nederland (hierna: UNL). Tussen voorjaar 2020 en voorjaar 2021 zijn pilots uitgevoerd door het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren (hierna: Platform SO&P), in samenwerking met DUS-I. De pilots zijn erop gericht ervaring op te doen met ontwikkelingsgerichte peer review en de check op basiskwaliteit. Uitvoer en evaluatie van deze pilots heeft tot het opstellen van een handreiking door het Platform SO&P geleid. Deze is begin 2022 op de site van het Platform gepubliceerd.

Op dit moment zijn er verschillende samenwerkingsverbanden tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen, waaronder Samen opleiden en professionaliseren (SO&P), de Regionale aanpak personeelstekorten (RAP) en de opleidingsallianties. Hiervoor geldt dat wordt samengewerkt op deelterreinen van de onderwijsarbeidsmarkt. In het rapport ‘Samen sterk voor elk kind’ wordt voorgesteld de verschillende samenwerkingen te verbinden en tot een structurele aanpak en bekostiging te komen, in plaats van de huidige (tijdelijke) subsidieregelingen. Over de wijze waarop dit kan, worden gesprekken gevoerd met de sectororganisaties, vakorganisaties en met vertegenwoordigers van de verschillende samenwerkingsverbanden. Op basis hiervan worden afspraken gemaakt over het eventueel samenvoegen van de verschillende regelingen en mogelijkheden voor structurele bekostiging.

Algemeen

In deze wijzigingsregeling is een aantal artikelen gewijzigd, ten opzichte van de huidige regeling.

De eerste wijziging in deze regeling betreft de datum waarop penvoerders van opleidingsscholen de studentaantallen moeten doorgeven (subsidie aanvragen). Voor de regeling worden opleidingsscholen deels bekostigd op basis van hun studentenaantallen. Voor bekostiging in 2022–2023 zullen penvoerders van opleidingsscholen volgens de huidige regeling, de studentaantallen tot uiterlijk op 30 september 2022 kunnen doorgeven aan DUO. De datum waarop penvoerders van opleidingsscholen de studentenaantallen van hun (aspirant-) opleidingsschool moeten doorgeven, zal voor bekostiging in jaar 2023–2024 en verder worden gewijzigd van uiterlijk op 30 september, naar uiterlijk op 1 juli. Dit sluit beter aan op de termijnen in de cyclus van de Rijksbegroting. Dit betekent dat op uiterlijk 1 juli 2023 de studentenaantallen worden opgegeven over het schooljaar 2022–2023 voor bekostiging in het schooljaar 2023–2024. Op uiterlijk 1 juli 2024 worden de studentenaantallen opgegeven over het schooljaar 2023–2024 voor bekostiging in het schooljaar 2024–2025; enzovoorts.

Daarnaast is in de regeling voorzien in een verhoging van het subsidieplafond voor opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen in het derde of vierde schooljaar, voor het jaar 2021–2022. In 2021–2022 was het subsidieplafond namelijk ontoereikend om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen volledig toe te wijzen, ten gevolge waarvan de subsidiebedragen voor de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen naar rato zijn verlaagd onder toepassing van artikel 9, vijfde lid. Om mogelijk te maken dat aan de desbetreffende opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen alsnog het volledige subsidiebedrag wordt toegekend, is het subsidieplafond voor 2021–2022 met € 500.000 euro verhoogd, waarbij aan deze verhoging terugwerkende kracht is toegekend.

De volgende wijziging betreft de nadere uitwerking van de kwaliteitszorgsystematiek door het inrichten van een systematiek van (beoordelingsgerichte en ontwikkelingsgerichte) peer review.

De overige wijzigingen betreffen de jaarlijkse aanpassing van het beschikbare subsidiebedrag (2022–2023) en aanpassing van het aantal aanvragen (13 plekken) die voor subsidie in aanmerking komen.

Beoordelingsgerichte peer review aspirant-opleidingsscholen

Voor aspirant-opleidingsscholen wordt in het vierde jaar van de aspirant-fase een beoordelingsgerichte peer review georganiseerd en uitgevoerd door de commissie beoordelingsgerichte peer review. De commissie wordt ondersteund door DUS-I. Deze peer review is gericht op de beoordeling van de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsschool aan het eind van de aspirant fase. Deze beoordelingsgerichte peer review zal voor het eerst worden georganiseerd in schooljaar 2022–2023, voor de aspirant-opleidingsscholen die in schooljaar 2019–2020 zijn gestart. De Minister benoemt de leden van de commissie.

Voor advies over de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsscholen wordt met ingang van schooljaar 2022–2023 dus geen advies meer gevraagd aan de NVAO. Hiervoor is gekozen, omdat de NVAO zich met name richt op het stelsel van hoger onderwijs en dus het opleiden van studenten aan (in dit geval) de lerarenopleidingen. Bij het Samen Opleiden staat juist de samenwerking tussen scholen en lerarenopleidingen binnen een (aspirant-) opleidingsschool centraal. Organisatie en uitvoering van beoordelingsgerichte peer reviews past daarom beter bij de commissie beoordelingsgerichte peer review en DUS-I. Deze commissie is een onafhankelijke commissie die betrokken is bij de beoordelingsgerichte peer review om de basiskwaliteit vast te stellen. Deze commissie bestaat uit deskundigen Samen Opleiden en wordt ondersteund door DUS-I. In deze wijzigingsregeling is ook de systematiek rond de beoordelingsgerichte peer review voor aspirant-opleidingsscholen nader uitgewerkt.

Wanneer een aspirant-opleidingsschool na de beoordelingsgerichte peer review niet aan de basiskwaliteit voldoet, zal de minister op basis van het advies van de commissie beoordelingsgerichte peer review de aspirant-opleidingsschool informeren dat de bekostiging voor nog twee jaar wordt toegekend, tot een tweede beoordelingsgerichte peer review heeft plaatsgevonden. De aspirant-opleidingsschool krijgt daardoor feitelijk twee jaar verlenging van de aspirant-status. Na een tweede beoordelingsgerichte peer review waaruit blijkt dat niet aan de basiskwaliteit wordt voldaan, kan de minister besluiten tot weigering van de subsidie.

Ontwikkelingsgerichte peer review

Voor opleidingsscholen wordt voorzien in een ontwikkelingsgerichte peer review. De ontwikkelingsgerichte peer review is gericht op kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsborging met gebruikmaking van het kwaliteitskader. De ontwikkelingsgerichte peer review wordt uitgevoerd door een onafhankelijk panel bestaand uit in ieder geval vertegenwoordigers van minimaal twee andere opleidingsscholen.

Het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review wordt door de opleidingsscholen bij diens eerstvolgende subsidieaanvraag van het schooljaar waarin de ontwikkelingsgerichte peer review heeft plaatsgevonden, aangeleverd bij DUO. Het rapport wordt gebruikt voor de beleidsontwikkeling Samen Opleiden & Professionaliseren.

De kern van de kwaliteitszorgsystematiek bij een ontwikkelingsgerichte peer review is erop gericht dat opleidingsscholen van elkaar kunnen leren. Werken vanuit vertrouwen aan optimale ontwikkeling betekent voor de ontwikkelingsgerichte peer review dat de focus ligt op de ontwikkeldoelen en uitdagingen van de ontvangende opleidingsschool.

Vanzelfsprekend blijven de bestaande systemen van kwaliteitsborging en kwaliteitszorg specifiek gericht op het primair (speciaal) onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs in elk van deze sectoren voortbestaan. Deze wijzigingsregeling regelt specifiek de kwaliteitsborging en kwaliteitszorgsystematiek van de samenwerking binnen de aspirant-opleidingsscholen en opleidingsscholen bij het opleiden van studenten.

Ontwikkelingsgerichte peer review opleidingsscholen die vóór 2018 zijn gestart

Opleidingsscholen die vóór 2018 zijn gestart, organiseren voor 31 december 2025 een eerste ontwikkelingsgerichte peer review. Op de website van het platform Samen Opleiden wordt een overzicht gepubliceerd met de planning voor de eerste ontwikkelingsgerichte peer reviews voor deze opleidingsscholen. Hiermee wordt voor iedere opleidingsschool een startpunt bepaald, zodat in de overgang naar deze nieuwe systematiek duidelijkheid wordt verschaft en spreiding in de planning voor ontvangende en bezoekende opleidingsscholen wordt gerealiseerd. Daarna wordt door de opleidingsschool de ontwikkelingsgerichte peer review iedere zes jaar georganiseerd.

Ontwikkelingsgerichte peer review opleidingsscholen die na 2018 zijn gestart

Opleidingsscholen die na 2018 zijn gestart, doen de eerste ontwikkelingsgerichte peer review binnen vier jaar na de beoordelingsgerichte peer review waarbij aan de basiskwaliteit is voldaan. Daarna wordt door de opleidingsschool de ontwikkelingsgerichte peer review iedere zes jaar georganiseerd.

Administratieve lasten

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft. Voor (aspirant)opleidingsscholen zijn er geen gevolgen voor de administratieve lasten. Er is sprake van vermindering van regeldruk door de invoering van de nieuwe peer review systematiek. Er hoeft nu nog slechts eenmaal per zes jaar een ontwikkelingsgerichte peer review uitgevoerd te worden. In de vorige regeling was dit een keer per drie jaar.

Uitvoeringstoets DUO en DUS-I

Met DUO en DUS-I is de uitvoering van de regeling besproken. Beide organisaties hebben aangegeven dat voor hen de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is en dat de invoering gerealiseerd kan worden per beoogde datum van inwerkingtreding.

Caribisch Nederland

De huidige subsidieregeling is niet van toepassing op Samen Opleiden in het Caribisch deel van het Koninkrijk en deze wijzigingsregeling daarmee ook niet.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Onderdeel A bevat een aantal wijzigingen van artikel 1 van de subsidieregeling. Ten eerste het vervallen van het begrip peer review in verband met de invoering van de beoordelingsgerichte en ontwikkelingsgerichte peer review. Ten tweede een verruiming van de begripsbepaling van aspirant opleidingsschool. Ten derde worden drie nieuwe begrippen toegevoegd in de begripsbepaling. Ten vierde een verduidelijking van de begrippen partnerschap en student.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B bevat een verhoging van het subsidieplafond voor opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen in het derde of vierde schooljaar, voor het jaar 2021–2022. In 2021–2022 was het subsidieplafond namelijk ontoereikend en is de subsidie daarom verlaagd. Om mogelijk te maken dat aan de desbetreffende opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen alsnog het volledige subsidiebedrag wordt toegekend, is het subsidieplafond voor 2021–2022 met € 500.000 euro verhoogd, waarbij aan deze verhoging terugwerkende kracht is toegekend. Onderdeel B bevat ook de aankondiging van de subsidieplafonds voor het schooljaar 2022–2023.

Artikel I, onderdeel C

Onderdeel C bevat een wijziging van de datum waarop een subsidieaanvraag moet worden ingediend. Dat was 30 september dat wordt 1 juli.

Artikel I, onderdeel D

Onderdeel D betreft de invoering van de ontwikkelingsgerichte peer review die tenminste iedere zes jaar georganiseerd moet worden door de opleidingsschool.

Artikel I, onderdeel E

Onderdeel E betreft een verheldering van de weigeringsgronden, de opleidingsschool dient tijdig een rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review aan te leveren om subsidie te kunnen blijven ontvangen. Artikel 12 bepaalt dat de Minister advies vraagt aan de commissie beoordelingsgerichte peer review over het voldoen aan de vereiste basiskwaliteit door een aspirant-opleidingsschool.

Artikel I, onderdeel F

Onderdeel F betreft een wijziging van 2021 in 2022.

Artikel I onderdeel G

Onderdeel G bevat een wijziging van het aantal beschikbare plekken voor subsidie voor aspirant-opleidingsscholen in schooljaar 2022–2023.

Artikel I, onderdeel H

Onderdeel H bevat een toevoeging van twee nieuwe artikelen over de beoordeling van de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsschool in het vierde jaar van de aspirant-fase. Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als voldoende beoordeelt, komt de aspirant-opleidingsschool voor het daaropvolgende schooljaar in aanmerking voor subsidie als opleidingsschool. Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als onvoldoende beoordeelt komt de aspirant-opleidingsschool niet in aanmerking voor subsidie als opleidingsschool maar is sprake van verlening van de aspirant-fase.

Artikel I, onderdeel I

Onderdeel I bevat een verplichting voor opleidingsscholen om in het vierde jaar van de aspirantfase deel te nemen aan de beoordelingsgerichte peer review.

Artikel I, onderdeel J

Onderdeel J bevat artikelen over de samenstelling, taken, ondersteuning en werkzaamheden van de commissie beoordelingsgerichte peer review. De leden van de commissie beoordelingsgericht peer review worden benoemd door de Minister van OCW.

Artikel I, onderdeel L

Onderdeel L bevat een termijn waarbinnen de eerste ontwikkelingsgerichte peer review georganiseerd moet zijn door opleidingsscholen die voor het schooljaar 2019–2020 subsidie ontvingen. De einddatum is 31 december 2025.

Artikel I, onderdeel M

Onderdeel M/N bevat een de bijlage met criteria waar aspirant opleidingsscholen aan het eind van de aspirantfase aan moeten voldoen. De commissie beoordelingsgerichte peer review maakt bij het geven van advies over de basiskwaliteit gebruik van deze bijlage.

Artikel II

Aangezien bepalingen over onder andere het subsidieplafond en beschikbare subsidieplekken worden toegepast in het aankomende schooljaar en over de wijzigingen is gecommuniceerd met (aspirant-) opleidingsscholen ervoor gekozen de wijzigingen zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Een uitzondering geldt voor de wijziging van de datum waarop een subsidieaanvraag moet worden ingediend, deze treedt later in werking. Een uitzondering geldt ook voor het subsidieplafond in artikel 5 eerste lid, deze bepaling werkt terug.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

Naar boven