Besluit van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 juli 2022 kenmerk 2022-0000352542 (Besluit Sturing Digitale Overheid 2022), tot wijziging van het Instellingsbesluit Sturing Digitale Overheid in het kader van de introductie van een meerjarenprogrammering op de generieke digitale infrastructuur

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Overwegende dat;

  • het verbeteren van de uitvoering en de publieke dienstverlening vanuit de behoeften van burgers, bedrijven en instellingen een prioriteit is en van belang voor het vertrouwen in de publieke sector;

  • het functioneren van de publieke sector in belangrijke mate bepaald wordt door digitalisering;

  • een goede, betrouwbare en veilige digitale infrastructuur een randvoorwaarde is om de dienstverlening te verbeteren en toekomstige vragen vanuit politiek en samenleving te kunnen verwezenlijken;

  • de Generieke Digitale Infrastructuur het fundament vormt voor publieke dienstverlening naar burgers en bedrijven en voor de samenwerking tussen overheidsorganisaties onderling;

  • onderdelen van de generieke digitale infrastructuur als vitaal zijn bestempeld;

  • de regieverantwoordelijkheid voor de digitale overheid van de staatssecretaris de volgende aspecten omvat:

    • te zorgen voor wettelijke en beleidsmatige kaders voor het functioneren van de digitale overheid;

    • de zorg voor het op peil houden en ontwikkelen van de generieke digitale infrastructuur;

    • de zorg voor de realisatie van afspraken, standaarden en voorzieningen van de generieke digitale infrastructuur;

    • de zorg voor het realiseren van de noodzakelijke architectuurproducten om die bouwstenen te kunnen ontwikkelen en beheren;

    • de zorg voor het opdrachtgeverschap van beheer, exploitatie en vernieuwing van de generieke digitale infrastructuur richting opdrachtnemers;

    • de zorg voor de in dit kader centraal beschikbaar gestelde middelen.

  • naast deze generieke verantwoordelijkheid ook sectorale en organisatiespecifieke verantwoordelijkheden bestaan voor de digitalisering, die binnen het Rijk bij de desbetreffende bewindspersonen, binnen de medeoverheden bij de besturen van gemeenten, provincies en waterschappen en bij de betrokken private partijen belegd zijn;

  • beleidsmatige vraagstukken van de digitale overheid alleen kunnen worden opgelost als zij in samenhang geagendeerd worden en digitaliseringsambities in afstemming worden geprogrammeerd en opgepakt;

  • de digitale overheid hiermee nadrukkelijk een interbestuurlijke opgave is;

  • de totstandkoming en het actualiseren van een overheidsbrede agenda voor de digitale overheid een meerjarige gezamenlijke prioritering en programmering op de generieke digitale infrastructuur vraagt;

  • hier een adequate overlegstructuur en interbestuurlijke governance voor nodig is.

BESLUIT:

Artikel 1. Definities

a. de staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de Generieke Digitale Infrastructuur (hierna: GDI):

de set aan afspraken, standaarden en voorzieningen die overheidsorganisaties en dienstverleners met een publieke taak ondersteunt bij de inrichting van hun digitale dienstverlening aan burgers en bedrijven en ook bij hun onderlinge digitale samenwerking;

c. de GDI-bouwstenen:

de afspraken, standaarden en voorzieningen die gezamenlijk de GDI vormen;

d. de GDI-domeinen:

de terreinen waar de GDI betrekking op heeft, te weten toegang, interactie, gegevensuitwisseling en infrastructuur;

e. de GDI-partners:

de partijen die vanuit verschillende rollen onderdeel zijn van de sturing op de ontwikkeling van de GDI;

f. de GDI-architectuur:

de inrichtingsprincipes die gelden voor de GDI;

g. interoperabiliteit:

het vermogen van organisaties (en hun processen en systemen) om effectief en efficiënt informatie te delen met hun omgeving;

h. de GDI-meerjarenvisie:

schetst de beoogde (door)ontwikkeling van de GDI gelet op relevante beleidsmatige, technologische (internationale) ontwikkelingen en wet- en regelgeving op de middellange termijn;

i. het GDI-programmeringsplan:

een totaaloverzicht van beheer en exploitatie, projecten en programma’s met bijbehorende begroting van de GDI voor het komende jaar (t+1);

j. de opdrachtgever:

degene die opdracht geeft tot het leveren van producten of diensten en daarvoor een bijdrage toekent en betaalt;

k. de opdrachtnemer:

degene die GDI-onderdelen in beheer of in ontwikkeling heeft;

l. de afnemer:

degene die afspraken, standaarden en voorzieningen van de GDI gebruikt of inzet voor de interactie met burgers en bedrijven of voor interactie met andere afnemers;

m. het bestuurlijk overleg:

een overleg tussen de eindverantwoordelijke bestuurders van het Rijk en medeoverheden.

Artikel 2

Indien dit naar het oordeel van de staatssecretaris of één van de andere bestuurlijke partijen wenselijk is, wordt een bestuurlijk overleg bijeengeroepen.

Artikel 3

Er is een hoog ambtelijk Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (hierna: OBDO).

Artikel 4

  • 1. Het OBDO heeft tot taak de staatssecretaris te adviseren op de volgende terreinen:

    • a. het beleid voor de digitale overheid, waarbij met name wordt geborgd dat deze gemakkelijk, betrouwbaar, veilig en begrijpelijk en inclusief is voor burgers en bedrijven evenals maatschappelijke instellingen, met oog voor de menselijke maat;

    • b. de digitale transitie als integraal onderdeel van beleidsontwikkeling, met als doel maatschappelijke resultaten te realiseren en de daartoe noodzakelijke modernisering van de overheid te stimuleren;

    • c. de toe te passen afspraken en afsprakenstelsels;

    • d. de ontwikkeling van de generieke digitale infrastructuur en daarmee over de scope van de GDI;

    • e. de aansluiting van sectorale digitaliseringsambities op generiek beleid.

  • 2. De volgende producten worden ter advisering aan het OBDO aangeboden:

    • voorstellen met betrekking tot een overheidsbrede visie op digitale overheidsdienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen;

    • voorstellen voor de digitale transitie van het openbaar bestuur in verbinding met sectorale doelen en ambities voor de digitale overheid;

    • uitkomsten van in- en of uitvoeringstoetsen, als onderdeel van beleidsvoorstellen;

    • de GDI-meerjarenvisie;

    • een voorstel voor allocatie van het centrale budget in de vorm van het jaarlijkse GDI-programmeringsplan;

    • adviezen aan de staatssecretaris met betrekking tot de financiering van de GDI.

  • 3. Het OBDO bevordert de interoperabiliteit en stelt – op advies van het Forum Standaardisatie – de samenstelling van de lijst met open standaarden vast, waarbij voor overheidsorganisaties het ‘pas-toe-of-leg-uit’ regime geldt. Het OBDO stimuleert en volgt het gebruik van de adoptie van de standaarden op die lijst.

  • 4. Het OBDO zorgt zo nodig voor de inrichting van thematische vooroverleggen, waarbij de agenda van het OBDO bepalend is.

Artikel 5

  • 1. Het OBDO wordt voorgezeten door de directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisaties (hierna: dgDOO) en bestaat uit de volgende leden:

    • a. een lid van de directie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

    • b. een vertegenwoordiger namens het Interprovinciaal Overleg;

    • c. de algemeen directeur van de Unie van Waterschappen;

    • d. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

    • e. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

    • f. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • g. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • h. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • i. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

    • j. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Financiën;

    • k. de directeur Digitale Samenleving;

    • l. de CIO-Rijk;

    • m. de voorzitter Manifestgroep;

    • n. de voorzitter van de Programmeringsraad GDI.

  • 2. De vertegenwoordiging van departementen vindt plaats op het niveau van secretaris-generaal of directeur-generaal.

  • 3. De Ministeries van Algemene Zaken (op het niveau van raadsadviseur), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Buitenlandse Zaken en Defensie, zijn agendalid en kunnen, op niveau van secretaris-generaal of directeur-generaal, op eigen verzoek aan het overleg van het OBDO deelnemen. Andere organisaties kunnen op uitnodiging deelnemen.

  • 4. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger. Bij afwezigheid van andere leden, wordt diens inbreng aan één van de andere leden van het overleg meegegeven.

  • 5. Het secretariaat van het OBDO is ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6

Het OBDO komt ten minste viermaal per jaar bijeen.

Artikel 7

Er is een Programmeringsraad Generieke Digitale Infrastructuur (hierna: PGDI).

Artikel 8

De PGDI heeft tot taak:

  • a. het OBDO te adviseren over de gewenste en noodzakelijke meerjarige (door-)ontwikkeling op de GDI;

  • b. het opstellen van het GDI-programmeringsplan met daarin het totaaloverzicht van beheer en exploitatie, projecten en programma’s met bijbehorende begroting van de GDI voor het volgende jaar (t+1);

  • c. het bijeenbrengen van de ontwikkelingen en behoeften op de verschillende GDI-domeinen;

  • d. het richten en prioriteren van de benodigde inzet op de GDI gelet op de (technische) samenhang en de onderlinge afhankelijkheden;

  • e. de opdrachtgever te adviseren over opdrachten in het kader van de GDI;

  • f. zo nodig adequate vooroverleggen in te richten.

Artikel 9

  • 1. De PGDI wordt voorgezeten door een voorzitter die het draagvlak heeft van de leden van de PGDI.

  • 2. De staatssecretaris benoemt de voorzitter.

  • 3. De voorzitter geeft op een objectieve wijze invulling aan het voorzitterschap vanuit een breed perspectief op de digitale overheid;

  • 4. De PGDI bestaat voorts uit de volgende leden op minimaal directeursniveau:

    • a. een vertegenwoordiger namens het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en/of de Sociale Verzekeringsbank;

    • b. een vertegenwoordiger namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

    • c. een vertegenwoordiger namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • d. een vertegenwoordiger namens de Unie van Waterschappen;

    • e. een vertegenwoordiger namens het Interprovinciaal Overleg;

    • f. een vertegenwoordiger namens de Dienst Uitvoering Onderwijs;

    • g. een vertegenwoordiger namens de Pensioenfondsen;

    • h. een vertegenwoordiger namens de Belastingdienst (ook voor Douane en Toeslagen);

    • i. de coördinerend opdrachtgever GDI;

    • j. een vertegenwoordiger namens de Kamer van Koophandel;

    • k. een vertegenwoordiger namens de Manifestgroep;

    • l. een vertegenwoordiger namens Logius (ook voor KOOP);

    • m. een vertegenwoordiger namens Rijksdienst voor Identiteitsgegevens;

    • n. een vertegenwoordiger namens Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

    • o. alsmede, afhankelijk van het onderwerp, de betrokken (kleine) uitvoeringsorganisatie(s).

    Overige afnemers kunnen op verzoek agendalid zijn.

  • 5. De voorzitters van de programmeringstafels en de voorzitter van de architectuurraad zijn agendalid en kunnen, afhankelijk van het onderwerp, deelnemen aan de PGDI.

  • 6. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger. Bij afwezigheid van andere leden, wordt diens inbreng aan één van de andere leden van het overleg meegegeven. Vervanging bij afwezigheid is alleen op horizontaal niveau (minimaal directeursniveau) mogelijk.

  • 7. Het secretariaat van de PGDI wordt verzorgd door het bureau MIDO dat is ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 10

De PGDI komt ten minste viermaal per jaar bijeen.

Artikel 11

Er wordt een architectuurraad ingesteld.

Artikel 12

De architectuurraad heeft tot taak:

  • a. zorg te dragen voor de totstandkoming van een samenhangende, toekomstvaste GDI die wendbaar, bruikbaar en efficiënt is door toepassing van moderne architectuurinzichten;

  • b. het (doen) opstellen van de GDI-architectuur;

  • c. voorstellen te doen voor de transitie vanuit architectuurperspectief;

  • d. te adviseren over inrichtingskeuzes van de GDI en de daartoe behorende bouwstenen;

  • e. kaders voor te stellen voor onderhoud, ontwikkeling en beheer van de GDI;

  • f. architectuurproducten van projecten die bouwstenen van de GDI ontwikkelen te toetsen, om te kunnen beoordelen of aan de GDI-kaders wordt voldaan;

  • g. te monitoren of de afspraken in het kader van de GDI-architectuur in de praktijk bij afnemers gerealiseerd worden;

  • h. adequate overleggen in te richten.

Artikel 13

  • 1. De architectuurraad wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter.

  • 2. De voorzitter wordt benoemd door de dgDOO.

  • 3. De voorzitter opereert op bestuurlijk niveau met autoriteit op basis van natuurlijk gezag en expertise.

  • 4. De samenstelling van de architectuurraad bestaat uit een vertegenwoordiging van verschillende rollen ingevuld op managementniveau (Chief Technology Officer / Chief Information Officer):

    • a. drie / vier vertegenwoordigers van uitvoeringsorganisaties;

    • b. een / twee vertegenwoordigers van opdrachtnemers;

    • c. een / twee vertegenwoordigers van medeoverheden;

    • d. twee / drie vertegenwoordigers van beleidsdepartementen;

    • e. één vertegenwoordiger van BZK als opdrachtgever;

    • f. één vertegenwoordiger van Forum Standaardisatie.

  • 5. De architectuurraad wordt ondersteund door architecten.

  • 6. Het secretariaat van de architectuurraad wordt verzorgd door het bureau MIDO.

Artikel 14

Er wordt op elk van de vier GDI-domeinen – toegang, interactie, gegevensuitwisseling en infrastructuur – een programmeringstafel (hierna: PT) ingesteld.

Artikel 15

De PT heeft tot taak:

  • a. de PGDI te adviseren over richten en prioriteren van functionaliteit op het specifieke GDI domein en toe te zien op de uitvoering daarvan;

  • b. het leveren van inbreng voor de GDI-meerjarenvisie en het GDI-programmeringsplan;

  • c. het vertalen van nationale en Europese ontwikkelingen naar consequenties voor de specifieke functionaliteit en de daaronder vallende afspraken, standaarden en voorzieningen;

  • d. het ophalen van functionele wensen van afnemers, ook met oog op de aansluiting van organisatiespecifieke voorzieningen op de GDI;

  • e. het betrekken van externe kennis en zorgen voor inbreng van private partijen;

  • f. het signaleren en bespreken van eventuele knelpunten en dilemma’s en zorgdragen voor escalatie naar de Programmeringsraad GDI waar nodig.

Artikel 16

  • 1. De PT heeft een onafhankelijk voorzitter.

  • 2. De voorzitter wordt benoemd door de dgDOO.

  • 3. De samenstelling van de PT is een vertegenwoordiging van verschillende rollen – ingevuld op niveau van (senior) strategisch adviseur, portfoliomanager of specialist:

    • a. twee vertegenwoordigers van beleidsdepartementen;

    • b. drie vertegenwoordigers van uitvoeringsorganisaties: één voor het burgerdomein, één voor het bedrijvendomein en één voor uitvoeringsorganisaties breed;

    • c. twee vertegenwoordigers van medeoverheden;

    • d. één vertegenwoordiger van de private partijen met een publieke taak;

    • e. één vertegenwoordiger namens de opdrachtnemers;

    • f. één vertegenwoordiger van BZK vanuit regie verantwoordelijkheid;

    • g. deelnemer(s) op (vaste) uitnodiging.

  • 4. Op voorstel van de voorzitter van de PT en in afstemming met de overige deelnemers kan op bovenstaande gevarieerd worden om invulling te geven aan eventuele specifieke wensen en behoeften op een GDI-domein.

  • 5. Voor alle GDI-partners is het op verzoek mogelijk om agendalid te zijn en mee te lezen op agenda en stukken.

  • 6. De voorzitter bepaalt in overleg met de deelnemers aan de PT de frequentie van de bijeenkomsten en werkwijze.

  • 7. Het secretariaat van de PT wordt verzorgd door het bureau MIDO.

Artikel 17

Dit besluit wordt binnen 2 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd waarbij ook op de werking van de nieuwe structuur wordt ingegaan. Vervolgens vindt evaluatie plaats wanneer daar aanleiding voor is.

Artikel 18

Wijziging van dit besluit geschiedt door de staatssecretaris na advies of op initiatief van het OBDO, de PGDI, de architectuurraad en de programmeringstafels.

Artikel 19

Het Instellingsbesluit Sturing Digitale Overheid 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Sturing Digitale Overheid 2022.

Artikel 21

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen

TOELICHTING

Algemeen

Het Besluit [Sturing Digitale Overheid 2022] beschrijft de structuur voor de sturing en governance op de digitale overheid. Het Besluit is een wijziging van het Instellingsbesluit Sturing Digitale Overheid1 uit 2018 en bouwt voort op de bestaande structuur en afspraken. Voor de leesbaarheid is besloten het Instellingsbesluit in te trekken en in gewijzigde vorm opnieuw te publiceren.

Aanleiding voor de wijziging is de introductie van het MIDO2, een structuur en werkwijze voor een meerjarige programmering op de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). Het MIDO is ingericht om het gesprek en de gezamenlijke besluitvorming over richting en prioritering van de GDI te faciliteren om te zorgen dat de GDI ook voor de toekomst betrouwbaar is en een veilig en adequaat antwoord kan geven op de veranderende en toenemende wensen van maatschappij en politiek.

De verantwoordelijkheid voor de digitaliserende overheid voor burgers, bedrijven en overheidsorganisaties is in kabinet Rutte IV bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belegd3. Het MIDO geeft invulling aan de stelsel- en regieverantwoordelijkheid van de staatssecretaris voor de (door)ontwikkeling op de GDI4. In dit besluit wordt deze verantwoordelijkheid verbonden met de sector specifieke verantwoordelijkheden van Rijk en medeoverheden. Het MIDO vormt de basis voor het opdrachtgeverschap voor de GDI, een rol die door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de partners wordt ingevuld.

Met de introductie van het MIDO wordt opvolging gegeven aan diverse onderzoeken die adviseren tot een heldere governance en een eenvoudiger financiering van de GDI te komen op basis van een meerjarige gezamenlijke programmering5. Het is in dit kader belangrijk dat het proces van afbakening, prioritering en besluitvorming rond de GDI transparant verloopt. Alle afspraken die zijn gemaakt qua inrichting van dit proces, de geldende uitgangspunten en ook de inzet van specifieke instrumenten zijn vastgelegd in het MIDO-kader.

De gemaakte afspraken zijn vertaald naar dit besluit. De veranderingen in dit besluit zijn onder meer:

  • de uitbreiding en verbreding van de Programmeringsraad Logius (PL) naar Programmeringsraad GDI (PGDI);

  • de introductie van een architectuurraad en programmeringstafels voor de GDI-domeinen;

  • de beschrijving van taak en samenstelling van de verschillende gremia;

  • de ondersteuning door het bureau MIDO;

  • de nieuwe werkwijze met centrale financiering.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In deze bepaling zijn de definities opgenomen van een aantal kernbegrippen van het besluit. De definities komen overeen met de definities zoals opgenomen bij het MIDO-kader.

Artikel 2

In deze bepaling wordt gewezen op de mogelijkheid om een Bestuurlijk Overleg te organiseren over de digitale overheid. Het initiatief daartoe kan worden genomen door de staatssecretaris of één van de andere leden, te weten: VNG, IPO en de UvW.

Artikel 3

Om een stevige invulling te geven aan de beleidsmatige aansturing van de digitale overheid is in 2018 het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (hierna: OBDO) gestart als de opvolger van het Nationaal Beraad onder de Digicommissaris.

Belangrijk uitgangspunt voor het OBDO is een gedeelde visie op de digitale overheid, waarbij maatschappelijke doelstellingen centraal staan en waarbij nadrukkelijk gedacht en gewerkt wordt als ‘één overheid’. Dit vraagt een goede samenwerking en kennisdeling. Het OBDO biedt daarvoor de tafel.

Artikel 4

Artikel 4 beschrijft de taken van het OBDO. Het gaat daarbij om advisering over het generieke, organisatieoverstijgende beleid voor de digitale overheid, om te borgen dat deze gemakkelijk, betrouwbaar, veilig, begrijpelijk en inclusief is voor burgers en bedrijven. Tevens wordt aandacht besteed aan het gebruik van digitale technologie als integraal onderdeel van beleidsontwikkeling met als doel maatschappelijke resultaten te realiseren en de daartoe noodzakelijke modernisering van de overheid te stimuleren.

Het OBDO wordt voor het vervullen van deze taken gevoed door de uitvoering. Ook is voorzien in de aansluiting van sectorale digitaliseringsambities op generiek beleid. Hiermee geeft het OBDO vorm aan de gezamenlijkheid, een beweging die vanuit Werk aan Uitvoering verder wordt ondersteund6.

Beschreven staat welke producten het OBDO in het kader van haar adviserende taak zal opleveren. Dit zijn voorstellen die passen binnen de agenda voor digitalisering van het openbaar bestuur. De agenda is met name gerelateerd aan digitale dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen, maar ook van belang voor de onderlinge samenwerking. De beleidsvoorstellen van het OBDO worden waar nodig voorzien van een uitvoerings- en/of invoeringstoets.

Overheden werken samen als ‘één overheid’. Het is daarvoor van belang dat digitale gegevens veilig en makkelijk uitgewisseld kunnen worden, zowel tussen overheden onderling als in communicatie met burgers en bedrijven. Forum Standaardisatie helpt dit mogelijk te maken door advisering van het OBDO over gebruik van open standaarden door publieke organisaties. Bij toetsing van open standaarden betrekt het Forum Standaardisatie bedrijfsleven en wetenschap, om ervoor te zorgen dat standaarden aansluiten op maatschappij en industrie. Het OBDO stelt vervolgens de lijst met open standaarden vast en stimuleert gebruik daarvan, ook middels monitoring.

Bij een brede adviesrol op beleid ten aanzien van de digitale overheid, hoort ook een (zwaarwegende) adviesrol ten aanzien van de inzet van de centraal beschikbare middelen voor beheer, exploitatie en doorontwikkeling op de GDI. Aan deze rol wordt invulling gegeven via advisering aan de staatssecretaris over het GDI-programmeringsplan waarin alle financiële bijdragen aan de GDI voor het komende jaar zijn opgenomen. De staatssecretaris, gehoord het zwaarwegende advies van het OBDO en waar nodig de MCU, besluit hierover in het kader van het reguliere begrotingsproces.

Artikel 5

Het OBDO wordt voorgezeten door de verantwoordelijke directeur-generaal, te weten de directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie van BZK.

Daarnaast nemen aan het OBDO deel de beleidsmatig verantwoordelijken van medeoverheden op het niveau van algemeen directeur (VNG, IPO en Unie van Waterschappen) en vertegenwoordigers van de meest betrokken departementen op het niveau van (plv.) secretaris-generaal of directeur-generaal. Gelet op de verantwoordelijkheid voor de rijksbrede beleidskaders ten aanzien van digitalisering is ook de directeur CIO Rijk toegevoegd aan de deelnemers. Tenslotte nemen de voorzitters van de Manifestgroep (MFG) en van de Programmeringsraad GDI deel aan het OBDO. Zij kunnen ad hoc ter vervanging een ander lid van de MFG of PGDI laten deelnemen.

De ministeries van AZ (op het niveau van raadsadviseur), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Buitenlandse Zaken en Defensie, zijn agendalid en kunnen, op niveau van secretaris-generaal of directeur-generaal, op eigen verzoek aan het overleg van het OBDO deelnemen.

De opdrachtnemers van voorzieningen van de basisinfrastructuur worden door het secretariaat actief geïnformeerd over de agenda en stukken van het OBDO.

Artikel 6

Gelet op het hoog ambtelijke karakter van het OBDO is afgesproken tenminste viermaal per jaar bijeen te komen. In praktijk blijkt er behoefte regelmatiger bijeen te komen. De afgelopen periode kwam het OBDO gemiddeld zes à zeven keer per jaar bijeen.

Artikel 7

Om de afnemers en opdrachtnemers te betrekken en om te zorgen voor een logische samenhang op de doorontwikkeling van de GDI en de uitvoering daarvan, is de Programmeringsraad GDI ingesteld. De PGDI is een zelfstandig functionerend orgaan dat het OBDO zwaarwegend adviseert ten aanzien van ontwikkelingen op de GDI.

De eerdere Programmeringsraad Logius (PL) zoals ingericht in 2018 ging alleen over de GDI-bouwstenen belegd bij Logius – de grootste opdrachtnemer – en vervulde ook een rol van materieel opdrachtgever. Met MIDO is het materieel opdrachtgeverschap komen te vervallen en daarmee ook de adviesrol naar eigenaarsadvisering. In de PGDI zijn nu alle afspraken, standaarden en voorzieningen van de GDI via de opdrachtnemers Logius, KVK, RVO, RvIG en KOOP vertegenwoordigd. Hiermee is de adviserende rol van de PGDI in lijn gebracht met de scope van de GDI. De PGDI adviseert het OBDO over de gewenste doorontwikkeling van de GDI-bouwstenen en de GDI-domeinen en zorgt voor samenhang ten aanzien van deze ontwikkelingen.

Artikel 8

Een belangrijke taak van de PGDI is om mede op basis van de input van de programmeringstafels te komen tot een GDI-programmeringsplan voor het komende jaar met tevens een vooruitblik naar de komende jaren om zo de realisatie van (beleids-)ambities te kunnen vertalen naar een realistische planning. Dit programmeringsplan dient te passen binnen de beleidsmatige en financiële kaders, zoals vastgesteld door de staatssecretaris. Daarbij zijn de GDI-meerjarenvisie als ook (internationale) ontwikkelingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving op nationaal en Europees terrein leidend. Vanuit een brede blik op de GDI brengt de PGDI deze ontwikkelingen en praktische overwegingen met betrekking tot haalbaarheid gebruikersbehoeften en mogelijkheden qua technologische inzet bij elkaar. Hier komen ‘wat’ en ‘hoe’ samen.

De GDI geeft invulling aan een gezamenlijk belang. Dat is inherent aan het zijn van een basisinfrastructuur. Het brengt de noodzaak tot samenwerken en afhankelijkheid van partners met zich mee. Keuzes met betrekking tot de onderdelen van de GDI zullen niet altijd aansluiten op wensen van individuele partners. Het vraagt van alle publieke partners om een deel van hun eigen agenda op te geven zodat burgers en ondernemers profiteren van de voordelen van ‘één overheid’.

De basisregistraties zijn onderdeel van de GDI maar de aansturing en financiering daarvan valt buiten de scope van MIDO en dit besluit. De stelselvoorzieningen7 van het stelsel van Basisregistraties zijn wel onderdeel van het MIDO. Het is mogelijk dat op termijn ook de governance van de basisregistraties nader wordt bezien.

Artikel 9

De voorzitter van de PGDI heeft breed draagvlak bij betrokkenen en afnemers en geeft vanuit een overheid breed perspectief op de digitale overheid op een onafhankelijke wijze invulling aan het voorzitterschap. De voorzitter wordt daarom door de staatssecretaris benoemd.

De PGDI bestaat uit de leden op minimaal directeursniveau. Het gaat daarbij om vertegenwoordigers van de verschillende afnemersgroepen, de verschillende opdrachtnemers voor de GDI en de directeur die verantwoordelijk is voor het overheidsbrede beleid en kaderstelling van de digitale overheid.

Afnemers zijn uitvoeringsorganisaties op rijksniveau, vertegenwoordigers van decentrale overheden en (semi)publieke organisaties belast met het uitvoeren van een publieke taak zoals onder meer de pensioenfondsen, zorgverzekeraars en zorgverleners. Alle afnemers kunnen op verzoek agendalid zijn. In overleg met de voorzitter van de PGDI kan door deze groep voor specifieke agendapunten aan de PGDI worden deelgenomen.

De voorzitters van de programmeringstafels en architectuurraad zijn agendalid van de PGDI. Zij kunnen onderwerpen inbrengen en deelnemen aan de PGDI voor bespreking van een onderwerp of op verzoek.

De ondersteuning van de PGDI wordt verzorgd door het bureau MIDO dat is ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Artikel 10

Gelet op de liaison rol en de staande praktijk, komt de PGDI één keer in de vier tot acht weken samen. Dit maakt het mogelijk dicht op de ontwikkelingen te blijven staan.

Artikel 11

Voor advisering over de GDI op samenhang, technische haalbaarheid, risico's, betaalbaarheid, veiligheid en duurzaamheid is een architectuurraad ingesteld. De architectuurraad is een autoriteit, die nieuwe initiatieven toetst aan de vastgestelde kaders en de bestaande bouwstenen voor zowel onderhoud als uitbreiding van de GDI.

Artikel 12

De architectuurraad is de hoeder van de architectuurproducten van de GDI. Daarbij is onder meer aandacht voor de inhoudelijke samenhang en afhankelijkheden over de domeinen heen, de gewenste ontwikkeling van voorzieningen naar standaarden en afspraken en voor een integrale blik op doorsnijdende thema’s als beveiliging, privacy en gebruikservaring.

Artikel 13

De voorzitter van de architectuurraad heeft breed draagvlak onder de betrokkenen en geeft vanuit een breed publiek perspectief invulling aan het voorzitterschap. De voorzitter wordt door de directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisaties benoemd.

De architectuurraad bestaat uit de leden op managementniveau (CIO/CTO). De leden worden inhoudelijk ondersteund door architecten van de bij de GDI betrokken organisaties. Daarbij wordt een link gelegd naar de NORA-gebruikersraad.

De secretariële ondersteuning wordt verzorgd door het bureau MIDO.

Artikel 14

Op elk van de vier GDI-domeinen functioneert een programmeringstafel die vanuit inhoudelijke expertise en kennis van het domein aan de PGDI adviseert over de benodigde en/of gewenste doorontwikkeling op het specifieke GDI-domein en de uitvoering daarvan.

Artikel 15

De programmeringstafels hebben een formele adviesrol met betrekking tot het richten en prioriteren van functionaliteit binnen het domein richting de PGDI en halen de daarvoor benodigde input op. Zij adviseren over de prioritering en programmering van functionaliteit binnen het domein voor de langere (GDI-meerjarenvisie) en korte termijn (GDI-programmeringsplan). De programmeringstafels sturen niet op specifieke projecten of programma’s maar realiseren een roadmap op domeinniveau die onderdeel uitmaakt van het GDI-programmeringsplan.

Artikel 16

De programmeringstafels hebben een onafhankelijk voorzitter. De bezetting aan de tafels is een vertegenwoordiging van de verschillende rollen op senior niveau strategisch adviseur, portfoliomanager of specialist. Inhoudelijke kennis en expertise ten aanzien van het domein en daaronder vallende functionaliteiten staat voorop. De leden van de tafel hebben mandaat namens hun eigen organisatie en vertegenwoordigen in een aantal gevallen hun collega-organisaties die agendalid zijn. Waar nodig hebben de leden voorafgaand aan de programmeringstafel overleg met deze collega-organisaties om onderwerpen te bespreken en elkaars positie en aandachtpunten te begrijpen, zodat een breed gedragen standpunt ingebracht kan worden. Het secretariaat van de tafels wordt verzorgd door het bureau MIDO.

Artikel 17

Het besluit wordt binnen twee jaar na inwerkingtreding van het besluit geëvalueerd, waarbij ook wordt gekeken of de gemaakte afspraken voor de sturing op de digitale overheid voldoen of moeten worden aangepast of aangevuld.

Het OBDO, de PGDI, de architectuurraad en de programmeringstafels kunnen de wens voor een evaluatie naar voren brengen.

Artikel 18

Wijziging van dit besluit door de staatssecretaris – bijvoorbeeld naar aanleiding van een evaluatie – geschiedt na advies of op initiatief van het OBDO, de PGDI, de architectuurraad en de programmeringstafels.

Artikel 19

In verband met de leesbaarheid van het besluit is het Instellingsbesluit Sturing Digitale Overheid 2018 ingetrokken en het Besluit Sturing Digitale Overheid 2022 opgesteld dat voort bouwt op het oorspronkelijk instellingsbesluit.

Artikel 20

De naam van het besluit is gewijzigd om het verschil met het instellingsbesluit uit 2018 zichtbaar te maken.

Artikel 21

De bepaling voor de inwerkingtreding volgt uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen


X Noot
1

Besluit van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 januari 2018, kenmerk 2018-43396, houdende de instelling van het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid en de Programmeringsraad Logius

X Noot
2

MIDO staat voor Meerjarenprogrammering Infrastructuur Digitale Overheid en ziet op de GDI

X Noot
3

Sinds kabinet Rutte III is er in de persoon van de Staatssecretaris van BZK één portefeuillehouder digitale overheid, voor burgers én bedrijven. Dit is in kabinet Rutte IV voortgezet.

X Noot
4

Deze verantwoordelijkheid voor de GDI wordt verankerd in het wetsvoorstel Wdo: De Minister van BZK draagt zorg voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking en beveiliging van de generieke digitale infrastructuur.

X Noot
5

Belangrijke onderzoeken in dit kader: ‘Evaluatie governance en doorbelasting, Regievoering op beleid en uitvoering’, VKA, 1 april 2020, ‘Expert Opinion: Vereenvoudiging doorbelasting van de Generieke Digitale Infrastructuur – De historie belemmert de toekomst’, ABDTOPConsult, 27 maart 2020, ‘Werk aan Uitvoering Fase 2: Handelingsperspectieven en samenvatting analyse ‘Ja, mi(t)s...’ ABDTOPConsult, 3 juli 2020 ‘Beleidsdoorlichting beleidsartikel 6.6’, PWC, oktober 2021

X Noot
6

Werk aan Uitvoering Fase 2: Handelingsperspectieven en samenvatting analyse ‘Ja, mi(t)s...’ 3 juli 2020 ABDTOPConsult

X Noot
7

De Stelselvoorzieningen bestaan op dit moment uit Digimelding, Digikoppeling, Digilevering en de Stelselcatalogus.

Naar boven