Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 juli 2022 nr. MBO/33246094, houdende vaststelling van de subsidieplafonds van de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2021–2022, alsmede wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren in verband met het vervallen van aanvullende subsidies voor de mbo bbl-leerplekken in conjunctuurgevoelige sectoren en hbo-leerplekken in de tekortsectoren techniek (inclusief ICT) en gezondheidszorg

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 14, eerste lid, van de Subsidieregeling praktijkleren;

Besluit:

Artikel 1. Vaststelling subsidieplafonds Subsidieregeling praktijkleren 2021–2022

Voor subsidieverstrekking op grond van de Subsidieregeling praktijkleren zijn voor het studiejaar 2021–2022 ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:

  • a. voor subsidies als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 256.300.000;

  • b. voor subsidies als bedoeld in artikel 6 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 18.600.000;

  • c. voor subsidies als bedoeld in artikel 8 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 2.800.000; en

  • d. voor subsidies als bedoeld in de artikelen 9a, 9c en 10 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 1.300.000.

Artikel 2. Wijziging Subsidieregeling praktijkleren

De Subsidieregeling praktijkleren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14a vervalt.

B

Artikel 15b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘is voor het studiejaar 2020–2021’ vervangen door ‘zijn voor de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022 jaarlijks’

2. In het tweede lid wordt ‘is voor het studiejaar 2020–2021 € 15.800.000 beschikbaar’ aangevuld met ‘en is voor het studiejaar 2021–2022 € 19.000.000 beschikbaar.

C

Aan artikel 15c1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De aanvullende subsidie, bedoeld in dit artikel, kan slechts worden aangevraagd voor gerealiseerde praktijkplaatsen voor de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022.

D

In artikel 15e wordt ‘is voor het studiejaar 2020–2021 € 6.700.000 beschikbaar’ aangevuld met ‘en voor het studiejaar 2021–2022 is jaarlijks € 8.000.000 beschikbaar.

E

Aan artikel 15f wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De aanvullende subsidie, bedoeld in dit artikel, kan slechts worden aangevraagd voor gerealiseerde praktijkplaatsen voor de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022.

F

De paragraaf ‘§ 5a. Voorschot subsidie praktijkleerplaatsen mbo in 2020 in verband met uitbraak coronavirus’ vervalt.

G

De artikelen 33 en 33a vervallen.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

De Subsidieregeling praktijkleren stimuleert werkgevers om leerplaatsen aan te bieden in het vmbo, mbo (bbl), hbo en wo. De regeling is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, student, promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). Uit de evaluatie over de periode 2014–20181 blijkt dat de regeling succesvol was in het vergroten van het aantal praktijkleerplaatsen en dat dit zou afnemen bij afschaffing van de subsidieregeling.

Werkgevers vragen met terugwerkende kracht subsidie aan over een aangeboden leerplaats in het voorgaande studiejaar. Zij ontvangen een bedrag van maximaal € 2.700 euro per leerling of student, afhankelijk van het subsidieplafond en aantal aanvragen per onderwijscategorie.

In de coronaperiode bood het kabinet extra ondersteuning aan werkgevers bij het aanbieden van leerplaatsen. Middels het coronasteunpakket en Nationaal Programma Onderwijs (NPO) werden extra middelen beschikbaar gesteld voor het ophogen van de subsidieplafonds en het toekennen van aanvullende subsidies voor mbo-bbl leerplaatsen in contact- en conjunctuurgevoelige sectoren en hbo-leerplaatsen in de sectoren techniek (inclusief ICT) en gezondheidszorg. In 2020–2021 had dit tot gevolg dat aan alle subsidieaanvragers de maximumsubsidie kon worden toegekend. De aanvullende subsidies lopen af na het studiejaar 2021–2022.

Op dit moment is het voor leerbedrijven van belang om:

  • 1. Geïnformeerd te worden over de subsidieplafonds voor het studiejaar 2021–2022. Vanaf 2 juni tot en met 16 september 2022 kunnen werkgevers een subsidieaanvraag indienen voor een leerplaats die zij hebben aangeboden in het studiejaar 2021–2022.

  • 2. Geïnformeerd te worden over de beschikbare aanvullende subsidies in het aankomende studiejaar 2022–2023. Werkgevers kunnen dit meenemen in hun overweging om wel of niet een leerplaats aan te bieden vanaf september 2022.

2. Aanpassingen subsidieregeling praktijkleren

Met deze regeling worden ten eerste de vastgestelde subsidieplafonds voor de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2021–2022 vastgelegd. Daarnaast wordt de subsidieregeling gewijzigd in verband met het aflopen van de aanvullende subsidies voor mbo-bbl leerplekken in contact- en conjunctuurgevoelige sectoren en hbo-leerplekken in de sectoren techniek (inclusief ICT) en gezondheidszorg, alsmede een aantal technische wijzigingen.

2.1 Vaststellen subsidieplafonds

Voor de onderwijscategorieën beroepsbegeleidende leerweg van het mbo en duale en deeltijdopleidingen in het hbo, was het budget in de afgelopen jaren ontoereikend om subsidieaanvragers de maximum subsidie van € 2.700 per gerealiseerde leerplaats te kunnen verstrekken. Het uitgekeerde bedrag is afhankelijk van het subsidieplafond en het aantal aanvragen per onderwijscategorie. In 2020–2021 kon de maximum subsidie per leerplaats worden toegekend omdat er vanuit het coronasteunpakket en het NPO extra middelen beschikbaar werden gesteld voor het ophogen van de subsidieplafonds en het toekennen van aanvullende subsidies voor mbo-bbl leerplaatsen in contact- en conjunctuurgevoelige sectoren en hbo-leerplaatsen in de sectoren techniek (inclusief ICT) en gezondheidszorg. Deze middelen zijn ook beschikbaar voor het studiejaar 2021–2022. Werkgevers kunnen tussen 2 juni 2022 en 16 september 2022 (uiterlijk om 17.00 uur) een subsidieaanvraag indienen voor een aangeboden leerplaats in het studiejaar 2021–2022. Uitgaande van de studentramingen zijn de subsidieplafonds zoals vermeld in artikel 1 van de wijzigingsregeling in alle groepen voldoende om het maximale subsidiebedrag van € 2.700 per leerplaats aangeboden in 2021–2022 uit te keren. Een neerwaartse bijstelling van het subsidiebedrag kan plaatsvinden wanneer het werkelijke aantal aangeboden leerplaatsen de ramingen overtreft.

2.2 Aanvullende subsidie contact- en conjunctuurgevoelige sectoren

Niet alle ondernemingen worden even hard geraakt door de coronacrisis. Om leerbedrijven een extra impuls te geven om praktijkleerplaatsen te blijven aanbieden, werd met ingang van het studiejaar 2020–2021 voorzien in een aanvullende subsidiemogelijkheid voor contact- en conjunctuurgevoelige sectoren. Voor het mbo werd paragraaf 1a hiertoe uitgebreid met contact- en conjunctuurgevoelige sectoren en maakte artikel 15d het mogelijk een aanvullende subsidie te verstrekken aan werkgevers in deze sectoren. Hiermee was € 19 miljoen gemoeid in 2021–2022. Per 1 april 2022 is het kabinet gestopt met het verstrekken van algemene coronasteunpakketten aan werkgevers. In lijn met deze beleidslijn komt de aanvullende subsidie te vervallen met ingang van het studiejaar 2022–2023. Omdat de beoordeling van subsidieaanvragen over het studiejaar 2021–2022 nog plaatsvindt in 2022–2023, blijven de betreffende artikelen in de regeling staan. In de artikelen is echter wel geëxpliciteerd dat zij uitsluitend op de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022 betrekking hebben. Daarnaast wordt met deze wijzigingsregeling het subsidieplafond vastgesteld voor het studiejaar 2021–2022.

2.3 Aanvullende subsidie voor de sectoren techniek en gezondheidszorg op het hbo

Vanwege de tekorten in de arbeidsmarktsectoren techniek (inclusief ICT) en gezondheidszorg, werd met ingang van het studiejaar 2020–2021 voorzien in een aanvullende subsidiemogelijkheid voor het aanbieden van een leerplaats aan een hbo-student in deze sectoren. Verwachting was dat de coronamaatregelen de begeleidingscapaciteit sterk zou verminderen. Daarom werd in 2021–2022 € 8 miljoen beschikbaar gesteld. Nu de coronamaatregelen opgeheven zijn en het kabinet per 1 april 2022 is gestopt met het verstrekken van algemene coronasteunpakketten aan werkgevers, is er niet langer aanleiding om aanvullende subsidie aan te bieden aan werkgevers. Met deze wijzigingsregeling wordt het subsidieplafond vastgesteld voor het studiejaar 2021–2022. Daarnaast is in artikel 15f, vijfde lid, geëxpliciteerd in dat de aanvullende subsidie slechts betrekking heeft op de studiejaren 2020–2021 en 2021–2022.

2.4 Technische wijzigingen

Artikel 14a van de subsidieregeling is vervallen, omdat dit artikel materieel is uitgewerkt.

Paragraaf ‘§ 5a. Voorschot subsidie praktijkleerplaatsen mbo in 2020 in verband met uitbraak coronavirus’ maakte het mogelijk dat de Minister in 2020 een voorschot verstrekt aan een werkgever, vooruitlopend op een subsidieaanvraag in 2020. Met deze mogelijkheid is beoogd te bevorderen dat de desbetreffende praktijkleerplaatsen ook tijdens de coronacrisis werden behouden. Inmiddels is de nut en noodzaak van deze maatregel komen te vervallen, omdat er niet langer subsidie kan worden aangevraagd over 2020.

Artikel 33 zorgde ervoor dat er in 2020 bij de subsidieverstrekking rekening werd gehouden in de berekening van de gerealiseerde praktijkleerplaatsen met de weken waarin ten gevolge van de uitbraak van het coronavirus of de coronamaatregelen onderzoek of onderricht in de praktijk mogelijk was. Het artikel is vervallen, omdat er niet langer subsidie kan worden aangevraagd over 2020.

Artikel 33a was een overgangsbepaling die werkgevers de gelegenheid gaf te wennen aan de, destijds nieuwe, voorwaarde om het verzoek ter beoordeling van de praktijkplek uiterlijk voor aanvang van de stage respectievelijk beroepspraktijkvorming in te dienen bij de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB). Dit artikel is vervallen omdat het materieel is uitgewerkt.

II. Uitvoering en handhaafbaarheid

De regeling is aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voorgelegd om te toetsen of de wijzigingen die betrekking hebben op de Subsidieregeling praktijkleren uitvoerbaar zijn. De regeling wordt door RVO uitvoerbaar geacht.

III. Regeldruk

De aanpassingen in de Subsidieregeling praktijkleren die met deze wijzigingsregeling worden doorgevoerd, leiden niet tot een toename van de regeldruk ten opzichte van de huidige regeling.

De last voor het aanvragen van de reguliere subsidie wordt geschat op circa € 8 per praktijkleerplaats. Dit is berekend op basis van de tijd die de werkgever kwijt is met de handeling. Daarvoor wordt 10 minuten per gerealiseerde praktijkleerplaats gerekend, vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief per werkgever (€ 50). In 2019–2020 en 2020–2021 werd voor gemiddeld 30.000 aanvragen en 131.000 leerplaatsen subsidie aangevraagd door gemiddeld 24.500 werkgevers. Bij handhaving van dit aantal komen de totale administratieve lasten uit op € 1.048.000 (€ 8 x 131.000).

De extra lasten voor het aanvragen van de aanvullende subsidie voor mbo-leerplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie wordt geschat op circa € 4 per aanvraag. Dit is berekend op basis van de tijd die de werkgever kwijt is met de handeling. Daarvoor wordt 5 minuten per aanvraag gerekend, vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief per werkgever (€ 50). In 2019–2020 en 2020–2021 werd voor gemiddeld 7.500 aanvragen en 11.100 leerplaatsen de aanvullende subsidie aangevraagd aan werkgevers in de sectoren uit bijlage 1 van de regeling. Dit betrof gemiddeld 4.300 werkgevers. Bij handhaving van dit aantal komen de extra administratieve lasten uit op € 30.000 (€ 4 x 7.500).

De aanvullende subsidie voor mbo-bbl leerplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is al in 2019–2020 in werking getreden en zal vergelijkbare administratieve handelingen van werkgevers vereisen bij het aanvragen van subsidie over de studiejaren 2021–2022 en 2022–2023. De extra administratieve lasten voor het aanvragen van een aanvullende subsidie voor praktijkleerplaatsen in contact- en conjunctuurgevoelige sectoren (mbo) en de sectoren techniek en gezondheidszorg (hbo) komen te vervallen bij het aanvragen van subsidie over het studiejaar 2022–2023.

Bij het aanvragen van subsidie is het voor werkgevers van belang om te beschikken over een praktijkleren administratie. Een praktijkleren administratie bestaat per leerling of student uit een stage- of praktijkleerovereenkomst, een aanwezigheidsadministratie ter onderbouwing van het aantal weken begeleiding en een begeleidingsadministratie om de gegeven begeleiding van de leerling/student tijdens de beroepspraktijkvorming aannemelijk te maken. Zij hoeven de administratie niet aan te leveren, maar de informatie is van belang om de aanvraag naar waarheid te kunnen invullen. De last van het bijhouden van deze gegevens maakt onderdeel uit van de bedrijfsadministratie en levert daarmee geen meerwerk op. Bij de regeling wordt uitgegaan van documenten die al op grond van andere verplichtingen tot stand moeten worden gebracht. Zo is de praktijkovereenkomst wettelijk verplicht voor de verzorging van het onderricht in de praktijk door een werkgever. Uit de overeenkomst volgt dat de leerling of student bepaalde vaardigheden leert. Een werkgever verzorgt dit en de onderwijsinstelling moet hier op toezien. Het vragen van een administratie van de begeleiding betreft geen nieuwe verplichting. Immers voor de beoordeling door een onderwijsinstelling of de leerling of student het praktijkdeel heeft behaald, gaat deze te rade bij de werkgever. Ook dient een werkgever op grond van andere wetgeving al bij te houden of een werknemer afwezig is. Mogelijk wordt een werkgever geselecteerd in een handhavingscontrole van RVO. Deze vindt jaarlijks bij gemiddeld 500 bedrijven plaats en bestaat uit gemiddeld 50 bezoekcontroles en 450 deskcontroles. Werkgevers zullen in dat geval hun administratie moeten presenteren, wat hen naar inschatting gemiddeld een uur kost. Met een uurtarief van € 50 komt dit voor 500 werkgevers neer op een totaallast van € 25.000.

De totaalkosten per werkgever worden geschat op circa € 35 euro (€ 1.048.000 / 30.000) per aanvraag. Wanneer een werkgever ook aanspraak maakt op een aanvullende subsidie stijgt dit naar circa € 39 euro. In het geval dat een werkgever wordt geselecteerd voor een controle komt daar nog € 50 euro bij.

In totaal is er voor 2021–2022 een budget van € 279 miljoen beschikbaar voor de reguliere subsidie, wat naar verwachting voldoende moet zijn om het maximum bedrag van € 2.700 per praktijkleerplaats te kunnen uitkeren. Een werkgever die recht heeft op een aanvullende subsidie krijgt daar bovenop nog eens tussen de € 700 en € 1.900 euro. In 2022–2023 is het totaalbudget voor de subsidieregeling € 228 miljoen voor de reguliere subsidie. Op basis van de studentramingen zal het subsidiebedrag voor het mbo en hbo naar verwachting dalen van € 2.700 euro naar respectievelijk € 2.300 en € 550 euro. Hiermee keren we terug naar het niveau van de periode voor de coronasteunmaatregelen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft

Artikelsgewijs

Artikel 1 (Vaststelling subsidieplafonds Subsidieregeling praktijkleren 2021–2022)

Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Subsidieregeling praktijkleren maakt de Minister jaarlijks de hoogte van de subsidieplafonds bekend. Artikel 1 voorziet in de vaststelling van de plafonds voor het studiejaar 2021–2022.

Artikel 2 (Wijziging Subsidieregeling praktijkleren)

Onderdeel A

Dit artikel is vervallen omdat het artikel is uitgewerkt.

Onderdelen B en C

Voor ondernemingen die het zwaarst getroffen zijn door de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus, moest een aanvullende subsidie in 2021–2022 een extra impuls geven aan leerbedrijven om praktijkleerplaatsen te blijven aanbieden, zo ook aan werkgevers in de contact- en conjunctuurgevoelige sectoren. Met deze wijzigingsregeling wordt het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 15b, vastgesteld voor het studiejaar 2021–2022.

Echter, het kabinet is per 1 april 2022 gestopt met het verstrekken van algemene coronasteunpakketten aan werkgevers. In lijn met deze beleidslijn is besloten om aanvullende subsidies voor de contact- en conjunctuurgevoelige sectoren niet langer beschikbaar te stellen vanaf het studiejaar 2022–2023. Vanaf voornoemd studiejaar kan kortom geen aanvullende subsidies meer worden aangevraagd dan wel verkregen op grond van artikel 15c1 van de regeling. Om dit in de regeling tot uitdrukking te brengen is artikel 15c1, zesde lid, in het leven geroepen.

Onderdelen D en E

Voor de hbo-leerplaatsen in de sectoren techniek (inclusief ICT) en gezondheidszorg is aanvullende subsidie beschikbaar gesteld. De verwachting was dat de coronamaatregelen de begeleidingscapaciteit in deze sectoren sterk zou verminderen.

Daarom werd per 2020–2021 € 6,7 miljoen beschikbaar gesteld. Met deze wijzigingsregeling wordt het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 15e, vastgesteld voor het studiejaar 2021–2022.

Echter, het kabinet is per 1 april 2022 gestopt met het verstrekken van algemene coronasteunpakketten aan werkgevers. In lijn met deze beleidslijn is besloten om aanvullende subsidies voor de hbo-sectoren techniek en gezondheidszorg niet langer beschikbaar te stellen vanaf het studiejaar 2022–2023. Vanaf voornoemd studiejaar kan kortom geen aanvullende subsidies meer worden aangevraagd dan wel verkregen op grond van artikel 15f van de regeling. Om dit in de regeling tot uitdrukking te brengen is artikel 15f, vijfde lid, in het leven geroepen.

Onderdeel F

Artikel 30 (het enige artikel van deze paragraaf) maakt mogelijk dat de Minister in 2020 aan een werkgever als bedoeld in artikel 4, eerste lid, een voorschot verstrekt, vooruitlopend op een subsidieaanvraag in 2020. Door de financiële druk die de coronacrisis op bedrijven legt komt thans ook de continuïteit van de praktijkleerplaatsen voor de beroepsbegeleidende leerweg in gevaar. Met deze voorschotmogelijkheid is beoogd te bevorderen dat de desbetreffende praktijkleerplaatsen ook tijdens de coronacrisis worden behouden. Omdat het artikel is uitgewerkt, is het komen te vervallen.

Onderdeel G

Artikel 33 regelt voor 2020 een afwijkende berekeningswijze voor gerealiseerde praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen voor promovendi. Normaliter geldt dat voor de eenheid die aan een gerealiseerde praktijkleerplaats wordt toegekend, wordt uitgegaan van het aantal weken dat tijdens de praktijkleerplaats daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt, gedeeld door 40 (bij een beroepsopleiding, voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs), of 42 (bij een opleiding in het hoger beroepsonderwijs). De resulterende eenheid – die in beide gevallen niet meer dan ‘1’ kan bedragen – vormt vervolgens de basis voor het berekenen van het subsidiebedrag op grond van artikel 15 van de subsidieregeling. De uitbraak van het coronavirus kan ten gevolge hebben dat het onderricht in de praktijk niet volledig heeft kunnen plaatsvinden, hetgeen zou leiden tot een lager subsidiebedrag. Dit is onwenselijk, want werkgevers hebben hierop zelf geen, of slechts beperkte, invloed. Artikel 33, eerste lid, bepaalt daarom dat voor subsidieverstrekking in 2020 de weken waarin ten gevolge van het coronavirus of de maatregelen ter bestrijding van het virus geen onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden, gelijk worden gesteld met weken waarin daadwerkelijk onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden.

In het tweede lid van artikel 33 is een soortgelijke verruiming opgenomen voor de berekening van gerealiseerde leerwerkplaatsen voor promovendi. Deze regeling voorziet niet in een verruiming voor de berekening van gerealiseerde leerwerkplaatsen voor technologische ontwerpers, nu voor die berekening enkel van belang is gedurende hoeveel maanden de technologisch ontwerper in opleiding staat ingeschreven bij een universiteit.

Gelet de huidige omstandigheden, waaronder de ontwikkeling van het coronavirus en de terugtred van de overheid om specifieke corona- en of coulancemaatregelen te treffen naar aanleiding van een COVID-19 uitbraak, en het jaar waarop de afwijkende berekening voor de subsidieverstrekking betrekking heeft, is ervoor gekozen om dit artikel te laten vervallen.

Voor de toelichting voor het vervallen van artikel 33a wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van het algemene deel van de toelichting.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven