Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 7 juli 2022, nr. 33494755, tot wijziging van de Regeling leerresultaten PO 2020 in verband met een aangepaste beoordelingswijze als gevolg van COVID-19 en de normeringsproblematiek bij de eindtoetsen van 2019 en 2021

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 2.2 en 2.4 van het Inrichtingsbesluit WPO;

Besluit:

ARTIKEL I. REGELING LEERRESULTATEN PO 2020

De Regeling leerresultaten PO 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In Deel 1. ‘Beoordeling leerresultaten’ wordt onder ‘Indicatoren’ boven Tabel 1 een zin toegevoegd, luidende:

Tabel 1 vermeldt tevens de correctiewaarden die gehanteerd worden bij de beoordeling van de leerresultaten in de schooljaren 2022–2023 en 2023–2024.

2. In Deel 1. ‘Beoordeling leerresultaten’ wordt onder ‘Indicatoren’ Tabel 1 vervangen door onderstaande tabel:

Tabel 1. Signaleringswaarden en correctiewaarden in percentages behaalde referentieniveaus3

School-weging

Signalerings-waarde

% ≥ 1F

Correctie-waarde

% ≥ 1F

22/23

Correctie-waarde

% ≥ 1F

23/24

 

Signalerings-waarde

% ≥ 1S/2F

Correctie-waarde

% ≥ 1S/2F 22/23

Correctie-waarde

% ≥ 1S/2F 23/24

20–21

85

80

82

 

66,8

60,0

62,0

21–22

85

80

82

 

63,9

57,9

59,9

22–23

85

80

82

 

61,1

55,9

57,9

23–24

85

80

82

 

58,6

53,8

55,8

24–25

85

80

82

 

56,6

51,8

53,8

25–26

85

80

82

 

55,1

49,7

51,7

26–27

85

80

82

 

53,6

47,7

49,7

27–28

85

80

82

 

52,1

45,6

47,6

28–29

85

80

82

 

50,6

43,6

45,6

29–30

85

80

82

 

49,0

41,5

43,5

30–31

85

80

82

 

47,3

39,5

41,5

31–32

85

80

82

 

45,5

37,4

39,4

32–33

85

80

82

 

43,5

35,4

37,4

33–34

85

80

82

 

41,5

33,3

35,3

34–35

85

80

82

 

39,5

31,3

33,3

35–36

85

80

82

 

37,5

29,2

31,2

36–37

85

80

82

 

35,7

27,2

29,2

37–38

85

80

82

 

33,9

25,1

27,1

38–39

85

80

82

 

32,1

23,1

25,1

39–40

85

80

82

 

30,3

21,0

23,0

3. Deel 4 ‘Normering’ komt als volgt te luiden:

Het oordeel over de leerresultaten komt aan de hand van de twee indicatoren tot stand:

Voldoende

  • A. als de percentages ≥1F en ≥1S/2F beide op of boven de signaleringswaarden in Tabel 1 liggen; of

  • B. als de percentages ≥1F en ≥1S/2F niet beide op of boven de signaleringswaarden in Tabel 1 liggen en de verantwoording van de school aan de hand van de leerlingkenmerken kan niet leiden tot een andere conclusie dan dat de leerlingen naar hun mogelijkheden hebben gepresteerd.

Onvoldoende

  • C. als de percentages ≥1F en ≥1S/2F niet beide op of boven de correctiewaarden in Tabel 1 liggen en de verantwoording van de school aan de hand van de leerlingkenmerken leidt niet tot de conclusie dat de leerlingen boven beide correctiewaarden hebben gepresteerd.

Geen oordeel

  • D. als de normering niet leidt tot het oordeel Voldoende of Onvoldoende en uit het aanvullend onderzoek, bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingsbesluit WPO en Bijlage B van deze regeling, niet volgt dat het oordeel Voldoende is.

B

In Bijlage B vervalt de laatste volzin ‘In het schooljaar 2021–2022 blijft het aanvullend onderzoek achterwege, overeenkomstig artikel 2.4., tweede lid, van het Inrichtingsbesluit WPO.’

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

1. Inleiding

Jaarlijks bezoekt en beoordeelt de inspectie een deel van de scholen. De beoordeling van de leerresultaten is één aspect van het eindoordeel over de school. Artikel 10a van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) vormt de basis voor de beoordeling van de leerresultaten, waarbij de normering en dergelijke verder is uitgewerkt in lagere regelgeving. Het betreft hoofdstuk 2 van het Inrichtingsbesluit WPO en de Regeling leerresultaten PO 2020. Gevolgen van COVID-19 en problemen in verband met de vergelijkbaarheid van de normeringen van de referentieniveaus nopen ertoe dat de Regeling leerresultaten PO 2020 wordt aangepast. Onderstaand wordt allereerst ingegaan op de geschetste problematiek en daarna op de wijziging van de regeling.

2. Probleemschets

COVID-19

Als gevolg van de COVID-19 pandemie heeft de inspectie de leerresultaten in 2021–2022 niet beoordeeld. In deze specifieke situatie was namelijk onduidelijk op welke wijze in de beoordeling van de leerresultaten rekening gehouden kon worden met de invloed van COVID-19 op de leerresultaten. Dit maakte dat er geen betrouwbaar oordeel over de meting van de leerresultaten kon worden gegeven. De inspectie heeft toen aangekondigd dat zij de leerresultaten vanaf het schooljaar 2022–2023 weer wil beoordelen op basis van de eindtoetsresultaten van 2019, 2021 en 2022. Ook heeft zij toen aangegeven dat daarbij een correctie zal worden toegepast op de eindtoetsresultaten van 2021 vanwege de te verwachten effecten van COVID-19.

Normering referentieniveaus

In het huidige toetsstelsel kwamen de normeringen van verschillende eindtoetsen de afgelopen jaren gescheiden van elkaar tot stand en dat heeft het zicht op de vergelijkbaarheid belemmerd. In het voorjaar van 2021 is geconstateerd dat de normeringen van de verschillende eindtoetsen nog niet hebben geleid tot volledig vergelijkbare resultaten op de referentieniveaus. Daarnaast hebben sommige leerlingen – met scores dicht tegen de cesuur voor het wel of niet behalen van het referentieniveau – ten onrechte een referentieniveau net wel of net niet gehaald. Het is echter niet na te gaan wat het exacte effect hiervan voor een individuele school is: het effect op leerlingniveau is minimaal (en heeft bovendien geen effect op de toetsadviezen die leerlingen hebben gekregen), maar op macro- en schoolniveau tellen deze verschillen op tot enkele procentpunten verschil in de beheersing van taal- en/of rekenvaardigheid. Dit betekent dat deze gegevens door de inspectie niet zonder meer gebruikt kunnen worden voor het toezicht.1 In 2022 wordt een nieuwe normeringswerkwijze voor alle eindtoetsen gehanteerd en speelt dit probleem niet meer.

3. Hoofdlijnen van de regeling

Correctiewaarden

Het is gewenst dat de leerresultaten van scholen eerlijk en betrouwbaar worden beoordeeld. Daarom wordt bij de beoordeling rekening gehouden met zowel de effecten van COVID-19 op de eindtoetsresultaten van 2021 als de effecten van de normeringsverschillen op de eindtoetsresultaten van 2019 en 2021.

De normen worden niet verlaagd, het is immers van belang dat leerlingen met voldoende basisvaardigheden de basisschool verlaten. Daarom zijn de signaleringswaarden voor een voldoende oordeel niet gewijzigd. De correctie wordt toegepast door een ‘onzekerheidsmarge’ te hanteren die is verdisconteerd in de zogenaamde correctiewaarde.

De correctiewaarden zijn als volgt bepaald. Het effect van corona op de resultaten van 2021 is bepaald door het verschil in de gemiddelde eindtoetsscores van 2019 (geen corona-effect) en 2021 (wel een corona-effect) te berekenen voor elke schoolwegingscategorie. Daarnaast gaan we uit van een effect voor de normeringsverschillen: 2 procent voor de resultaten van zowel 2019 als 2021. Bij de beoordeling in 2022–2023 – op basis van de eindtoetsresultaten van 2019, 2021 en 2022 – ligt de correctiewaarde voor 1S/2F dus op 4 procent (2 procent in 2019 plus 2 procent in 2021) plus het verschil in gemiddelde eindtoetsscore tussen 2019 en 2021 onder de signaleringswaarde. Daarnaast hanteren we een correctiewaarde voor 1F van 80 procent in 2022–2023. Bij de beoordeling in 2023–2024 worden de resultaten van 2019 niet langer meegenomen bij de beoordeling en ligt de correctiewaarde voor beide indicatoren 1F en 1S/2F 2 procent hoger. In 2024–2025 worden ook de resultaten van 2021 niet meer betrokken en vervallen de correctiewaarden.

Alleen scholen die voor één of beide indicatoren (1F en 1S/2F) onder de correctiewaarde presteren en waarbij de verantwoording van de school aan de hand van leerlingkenmerken niet tot een ander beeld leidt, krijgen een onvoldoende op de leerresultaten. Dit betekent dat scholen alleen een onvoldoende krijgen als zij ver onder de signaleringswaarde(n) presteren en de tegenvallende resultaten niet toe te schrijven zijn aan het effect van COVID-19 of de normeringsverschillen.

Scholen die niet in aanmerking komen voor een voldoende én ook niet voor een onvoldoende vallen in een ‘grijs gebied’. Zij scoren tussen de correctiewaarde en de signaleringswaarde. Wanneer het aanvullend onderzoek (als bedoeld in artikel 2.4 Inrichtingsbesluit WPO en Bijlage B van de Regeling leerresultaten PO 2020) niet leidt tot een voldoende oordeel, krijgen deze scholen geen oordeel op de leerresultaten. Voor deze scholen is dan geen betrouwbaar oordeel te geven over de leerresultaten. Het aanvullend onderzoek is onderdeel van het kwaliteitsonderzoek. Dit bestaat uit een gesprek met de school over de resultaten en het bestuderen van de eventueel extra verstrekte data door de school.

Overige wijzigingen

De wijzigingen die vorig jaar in de Regeling leerresultaten PO 2020 zijn aangebracht vanwege de generieke maatregel om de leerresultaten in 2021–2022 niet te beoordelen, komen te vervallen omdat deze niet langer van toepassing zijn.

4. Gevolgen ‘geen oordeel’

Als een school geen oordeel op de leerresultaten krijgt, kan deze nog steeds een eindoordeel zeer zwak (op grond van artikel 10a, vierde lid, WPO) krijgen. In dat geval wordt de normering passend bij 'niet te beoordelen resultaten' toegepast.

Als gevolg van het niet beoordelen van de leerresultaten, kan artikel 157, eerste lid, van de WPO niet worden toegepast door de minister. Dat betekent dat een zeer zwakke school, met niet te beoordelen leerresultaten, welke onvoldoende herstel laat zien niet door de minister zal kunnen worden opgeheven of, in het geval van bijzonder onderwijs, de bekostiging niet kan worden beëindigd. De ultieme sanctie om scholen te sluiten of de bekostiging te beëindigen wordt echter zeer zelden toegepast. Met de huidige correctiewaarden kunnen veel scholen gewoon een oordeel op de leerresultaten krijgen, ook een onvoldoende. De verwachting is daarom dat dit niet tot grote problemen zal leiden.

Met ingang van het schooljaar 2024–2025 vervallen de correctiewaarden en zal het slechts in uitzonderingsgevallen voorkomen dat de leerresultaten niet worden beoordeeld.

5. Administratieve lasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de uitvoeringsorganisaties DUO en de Inspectie van het Onderwijs. Ook veranderen de administratieve lasten voor de scholen niet.

6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Op basis van de uitvoeringstoets is de verwachting dat de impact van de deze regeling op de uitvoering [PM DUO] en de handhaafbaarheid bij Inspectie en ADR gering tot nul zal zijn.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Zie ook Kamerstukken II 2020/21, 31 293, 581 en Kamerstukken II 2021/22, 31 293, 608.

Naar boven