Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 juni 2022, nr. Min-Buza.2022.12038-18, tot wijziging van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

Gelet op Verordening (EU) nr. 2022/330 van de Raad van 25 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PbEU, L 51);

Gelet op Verordening (EU) nr. 2022/398 van de Raad van de Europese Unie van 9 maart 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU, L 82);

Gelet op Verordening (EU) 2022/428 van de Raad van 15 maart 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PbEU, L 87I);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van de Sanctiewet 1977,

Besluit:

ARTIKEL I

De Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2c worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2d

  • 1. De Kamer van Koophandel is bevoegd om bij in het handelsregister ingeschreven onderneming of rechtspersoon een aantekening op te nemen van een relatie die bestaat tussen:

    • a. enig in het handelsregister opgenomen gegeven over die onderneming of rechtspersoon dat wordt genoemd in de artikelen 9 tot en met 15a van de Handelsregisterwet 2007, of andere gegevens krachtens artikel 17 van die wet, en

    • b. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, of met hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014.

  • 2. Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval in het handelsregister opgenomen, indien de Kamer van Koophandel informatie ontvangt van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, die de relatie legt of bevestigt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De Kamer van Koophandel verwijdert op grond van informatie die hij ontvangt van een instantie als bedoeld in het tweede lid, een aantekening als bedoeld in het eerste lid, indien de relatie als bedoeld in het eerste lid, zich niet langer voordoet.

Artikel 2e

  • 1. Het Octrooicentrum Nederland is bevoegd een aantekening op te nemen bij octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en topografieën van halfgeleiderproducten onderscheidenlijk daartoe strekkende aanvragen, geregistreerd in het register als bedoeld in artikel 19 van de Rijksoctrooiwet 1995 of het register als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, indien er sprake is van een relatie tussen dat geregistreerd recht onderscheidenlijk die geregistreerde aanvraag en:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, of met hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014, of

    • b. rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 5 bis bis van Verordening (EU) nr. 833/2014.

  • 2. Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, wordt in het register opgenomen indien het Octrooicentrum Nederland op eigen gezag deze relatie constateert of informatie ontvangt van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, die de relatie legt of bevestigt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het Octrooicentrum Nederland verwijdert een aantekening als bedoeld in het eerste lid, indien de relatie als bedoeld in het eerste lid, zich niet langer voordoet.

ARTIKEL II

De Sanctieregeling Belarus 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1ac worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1ad

  • 1. De Kamer van Koophandel is bevoegd om bij in het handelsregister ingeschreven onderneming of rechtspersoon een aantekening op te nemen van een relatie die bestaat tussen:

    • a. enig in het handelsregister opgenomen gegeven over die onderneming of rechtspersoon dat wordt genoemd in de artikelen 9 tot en met 15a van de Handelsregisterwet 2007, of andere gegevens krachtens artikel 17 van die wet, en

    • b. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 765/2006.

  • 2. Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval in het handelsregister opgenomen, indien de Kamer van Koophandel informatie ontvangt van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, die de relatie legt of bevestigt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De Kamer van Koophandel verwijdert op grond van informatie die hij ontvangt van een instantie als bedoeld in het tweede lid, een aantekening als bedoeld in het eerste lid, indien de relatie als bedoeld in het eerste lid, zich niet langer voordoet.

Artikel 1ae

  • 1. Het Octrooicentrum Nederland is bevoegd een aantekening op te nemen bij octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en topografieën van halfgeleiderproducten geregistreerd in het register als bedoeld in artikel 19 van de Rijksoctrooiwet 1995 of het register als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, indien er sprake is van een relatie tussen dat geregistreerd recht en:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG)) nr. 765/2006, of

    • b. rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bedoeld in artikel 5 bis bis van Verordening (EU) nr. 833/2014.

  • 2. Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, wordt in het register opgenomen indien het Octrooicentrum Nederland op eigen gezag deze relatie constateert of informatie ontvangt van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, die de relatie legt of bevestigt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het Octrooicentrum Nederland verwijdert een aantekening als bedoeld in het eerste lid, indien de relatie als bedoeld in het eerste lid, zich niet langer voordoet.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 (artikel I) en de Sanctieregeling Belarus 2006 (artikel II).

De wijzigingen in artikel I en artikel II vormen een bijdragen aan de effectieve tenuitvoerlegging van de bij Europese verordeningen vastgestelde sancties. Deze wijzigingen zijn in lijn met het Rapport van de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving en de kamerbrief van 13 mei 20221.

Handelsregister en Kamer van Koophandel

In het kader van de effectieve tenuitvoerlegging van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014 is het noodzakelijk dat de Kamer van Koophandel op grond van ontvangen informatie in staat wordt gesteld om kenbaar te maken dat er een relatie is tussen een reeds bestaande (of nieuw) ingeschreven onderneming of rechtspersoon in het handelsregister en een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, of met hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing voor zover het de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreft met dien verstande dat artikel 2 van die verordening verschilt met artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014. In tegenstelling tot artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014 regelt artikel 2 van Verordening (EG) nr. 765/2006 niet de bevriezing van tegoeden en van economische middelen van met 'hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen'.

Met het regelen van een 'aantekening' wordt het voor eenieder mogelijk om op eenvoudiger wijze informatie in te winnen over of sprake is van een (rechts)relatie met een (verbonden) persoon, entiteit of lichaam zoals is vastgelegd in respectievelijk artikel 2 en bijlage I van Verordening (EU) nr. 269/2014 en artikel 2 en bijlage I van Verordening (EG) nr. 765/2006. Het is een hulpmiddel dat bijdraagt aan de juiste naleving door eenieder van die verordeningen, waarmee ook de rechtszekerheid in het economisch verkeer wordt gediend. Dit is één van de doelen van het handelsregister (zie artikel 2 onder a, van de Handelsregisterwet 2007). Dit laat overigens onverlet de eigen verantwoordelijkheid van eenieder om na te gaan of er sprake is van een gesanctioneerde persoon, onderneming of entiteit wanneer bijvoorbeeld overwogen wordt een handelstransactie aan te gaan. De aantekening heeft voorts geen derdenwerking zoals voorzien in artikelen 24 en 25 van de Handelsregisterwet 2007: de aantekening wijst enkel op een relatie. De gevolgen die daaraan verbonden moeten worden, volgen uit artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 765/2006.

De figuur van een 'aantekening' is in het kader van het handelsregister bekend: op grond van artikel 16, tweede lid, en artikel 34, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007 brengt de Kamer een aantekening aan dat een gegeven in onderzoek is als de juistheid van het desbetreffende gegeven onzeker is. Deze bevoegdheid tot aanbrengen van een aantekening zoals neergelegd in de Handelsregisterwet 2007 is evenwel niet passend om te voorzien in de behoefte van effectieve tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 269/2014 en Verordening (EG) nr. 765/2006. De aard van de aantekening is bovendien ook anders. Daar waar de bestaande bevoegdheid tot het aanbrengen van een aantekening ziet op een gegeven waarvan de juistheid uiteindelijk door de Kamer op grond van verkregen en opgevraagde informatie wordt bepaald en zo nodig het gegeven wordt gecorrigeerd, is dat niet het geval bij de aantekening zoals voorzien in deze regeling.

De aantekening zoals voorzien in respectievelijk artikel 2d van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en artikel 1ad van de Sanctieregeling Belarus 2006 heeft eveneens geen relatie tot een onderzoek door de Kamer zelf naar de juistheid van een gegeven. De aantekening die de Kamer aanbrengt, zorgt enkel voor een feitelijke weergave en vastlegging in het handelsregister van een relatie tussen een in het handelsregister ingeschreven onderneming of rechtspersoon en daaraan verbonden gegevens en een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, of met hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen zoals is vastgelegd in artikel 2 en bijlage I van Verordening (EU) nr. 269/2014. Binnen de stand van de techniek van het handelsregister zal de Kamer van Koophandel de aantekening opnemen en voor zover mogelijk reproduceren en doorgeven aan andere instanties. De Kamer draagt geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de gelegde relatie: dat zijn de partijen die de informatie daarover hebben aangeleverd zoals de Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met respectievelijk het toezicht op de naleving van de Europese sanctieverordeningen zoals Verordening (EU) nr. 269/2014, Verordening (EG) nr. 765/2006 of de naleving van het bij of krachtens de Sanctiewet 1977 bepaalde.

Welke gevolgen verbonden moeten worden aan deze relatie, vloeit voort uit artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 765/2006. Voorlichting hierover is onder andere beschikbaar op de relevante overheidswebsites zoals https://www.rvo.nl/onderwerpen/landen-en-gebieden/rusland/sancties en https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/russische-inval-in-oekraine/sancties-tegen-rusland-en-belarus. De verplichting om actief gevolg te geven aan de verplichtingen van de Europese sanctieverordeningen rusten rechtstreeks op eenieder en zijn niet afhankelijk van een nadere handeling van de Nederlandse overheid.

Intellectuele eigendomsrechten en Octrooicentrum Nederland

Op grond van artikel 2, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014 zijn alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van alle in bijlage I vermelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, of met hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, bevroren. Een vergelijkbare verplichting geldt ingevolge artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 met dien verstande dat in tegenstelling tot artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014, Verordening (EG) nr. 765/2006 niet voorziet in de bevriezing van tegoeden en van economische middelen van met 'hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen'.

Intellectuele eigendomsrechten zoals octrooien zijn economische middelen als gedefinieerd in artikel 1, onderdeel d, van Verordening (EU) nr. 269/2014 en artikel 1, onderdeel 3, van Verordening (EG) nr. 765/2006.

Gelet op de rol van het Octrooicentrum Nederland krachtens onder andere de Rijksoctrooiwet, draagt het Octrooicentrum zelf actief zorg voor de bevriezing van de economische middelen. Een geregistreerd recht (of een aanvraag tot registratie van een recht) dat op naam staat van een persoon of entiteit die onder het sanctieregime valt (een 'bevroren recht'), blijft, zolang aan de normale voorwaarden daarvoor wordt voldaan, in stand. In het register wordt, met gebruikmaking van artikel 5, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, aangetekend dat het recht is bevroren op grond van respectievelijk artikel 2, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 208/2014, artikel 2, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014 of artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006. Instandhoudingstaksen bedoeld voor bevroren rechten worden geaccepteerd, ongeacht wie de betaling doet, maar een verzoek om inschrijving van een overdracht, licentie, zekerheidsstelling met betrekking tot een bevroren recht wordt niet gehonoreerd. Een verzoek om inschrijving van een beslagrecht op een bevroren recht wordt wel gehonoreerd.

Naast deze verplichting tot bevriezing bepalen respectievelijk artikel 2, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014 en Verordening (EG) nr. 765/2006 dat ook geen economische middelen ter beschikking mogen worden gesteld aan de in de bijlagen bij de verordeningen opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Voor het Octrooicentrum Nederland heeft dit tot gevolg dat een aanvraag tot verlening van een recht op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 die op naam staat van een persoon of entiteit die onder het sanctieregime valt, wordt opgeschort. Hetzelfde geldt door aanvragen om registratie van topografieën van halfgeleiderprodukten.

In iets andere vorm treedt een aan artikel 2 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 269/2014 en Verordening (EG) nr. 765/2006 materieel gelijkwaardig effect op door artikel 5 bis bis van Verordening (EU) nr. 833/2014. Krachtens deze bepaling geldt er een verbod op het direct of indirect aangaan van enige transactie met in Rusland gevestigde rechtspersonen, entiteiten of lichamen die door de staat worden gecontroleerd of die voor meer dan 50% staatseigendom zijn, of waarvoor Rusland, de Russische regering of de Centrale Bank van Rusland het recht heeft deel te nemen in de winst, of waarmee Rusland, de Russische regering of de Centrale Bank van Rusland andere wezenlijke economische betrekkingen heeft, zoals vermeld in bijlage XIX bij Verordening (EU) nr. 833/2014 en door deze entiteiten gecontroleerde entiteiten (hetzij door meer dan 50% direct of indirect in handen zijn van een entiteit als vermeld in bijlage XIX) of omdat ze handelen op aanwijzing of namens een dergelijke entiteit. Ook voor deze groep rechtspersonen, entiteiten of lichamen zal het Octrooicentrum geen enkele vorm van transactie of registratie faciliteren, waarmee ook voor deze groep feitelijk een bevriezing van hun octrooien, aanvullende beschermingscertificaten of topografieën van halfgeleiderprodukten optreedt en verzoeken om nieuwe inschrijving worden geschorst.

Op grond van artikel 5, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, heeft het Octrooicentrum Nederland de mogelijkheid om in het octrooiregister feiten op te nemen, waarvan de aantekening naar het oordeel van het bureau nodig is voor een duidelijk overzicht van al hetgeen geschiedt ten aanzien van aanvragen om octrooi en octrooien. Deze mogelijkheid is strikt genomen niet voorzien voor de aanvullende beschermingscertificaten en ook niet opgenomen bij of krachtens de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten. Het is derhalve noodzakelijk om een volledig dekkende bevoegdheid voor het Octrooicentrum Nederland te regelen om een aantekening te kunnen maken om bij alle genoemde intellectuele eigendomsrechten een invulling te geven aan de uitoefening van de bevoegdheid op grond van artikel 5, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Met artikel 2e van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en artikel 1ae van de Sanctieregeling Belarus 2006 wordt de benodigde bevoegdheid zeker gesteld om effectief kenbaar te maken dat een genoemd intellectueel eigendomsrecht is bevroren en bepaalde handelingen met dit intellectuele eigendomsrecht niet meer mogelijk zijn. De regeling voorzien in artikel 2e van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en artikel 1ae van de Sanctieregeling Belarus 2006 wijkt af van de bepalingen omtrent de bevoegdheid van de Kamer van Koophandel ten aanzien van het handelsregister, omdat het Octrooicentrum Nederland zelf de rechthebbende identificeert, het recht (of de aanvraag) registreert en daarmee het bestaan van het economisch middel in het economisch verkeer brengt en kenbaar maakt. Dit brengt een andere rol voor het Octrooicentrum Nederland met zich mee, hetgeen op punten een afwijkende regeling noodzaakt.

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen zij verwezen naar de website

www.rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat de onderhavige regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting en dat uit dien hoofde inwerkingtreding niet plaatsvindt conform de Vaste Verander Momenten-systematiek.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstukken II 2022/23, Brief van de regering en rapport, 36 045, nr. 72.

Naar boven