Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 24 juni 2022, nr. PO/33175747, houdende regels voor subsidieverstrekking voor het verbeteren van ventilatie in scholen door het bieden van maatwerk (Maatwerkregeling ventilatie op scholen)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

bouw- en installatiekosten:

kosten van ontwerp, bouwmateriaal, bouwmaterieel, gebouwgebonden installaties, projectmanagement en arbeid, inclusief kosten voor sloop en lood- en asbestverwijdering;

CO2-concentratie:

concentratie van kooldioxide, uitgedrukt in parts per million (ppm), gemeten in de ademzone van verblijfsruimten gedurende de gebruikstijd van die ruimten;

hoofd-, neven- of tijdelijke nevenvestiging van het voortgezet onderwijs:

hoofdvestiging, nevenvestiging of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

stichting Ruimte-OK:

stichting die de verplichte schoolbezoek aflegt en de urgentieverklaring afgeeft op grond van de door onder haar instructie op de schoollocatie uitgevoerde CO2- en temperatuurmeting;

gemiddeld weerbeeld:

weerbeeld waarbij geen sprake is van een opeenvolging van minimaal vijf zomerse dagen met een maximumtemperatuur van 25,0 graden Celsius of hoger, waarvan minimaal drie tropische dagen met een maximumtemperatuur van 30,0 graden Celsius of hoger zijn, of geen sprake is van een opeenvolging van minimaal vijf ijsdagen met een minimumtemperatuur van 0,0 graden Celsius of lager, waarvan minimaal drie dagen met zeer strenge vorst met een minimumtemperatuur van minus 10,0 graden Celsius of lager;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

project:

technisch, functioneel of in de tijd samenhangend geheel van werkzaamheden van een gemeente, een gemeente en een bevoegd gezag of een bevoegd gezag aan één of meer schoolgebouwen op dezelfde locatie;

school voor basisonderwijs:

basisschool of school voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

schoolgebouw:

gebouw dat mede dan wel uitsluitend wordt gebruikt voor een door het Rijk bekostigde school of nevenvestiging van het basisonderwijs, of voor een door het Rijk bekostigde hoofd-, neven- of tijdelijke nevenvestiging van het voortgezet onderwijs, dan wel een gebouw van een verticale scholengemeenschap als bedoeld artikel 2.6.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs dat uitsluitend wordt gebruikt voor voortgezet onderwijs;

urgentieverklaring:

verklaring als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Doelstelling van de regeling

Deze regeling heeft tot doel:

  • a. het stimuleren van projecten waarmee door middel van noodzakelijke en energiezuinige maatregelen de ventilatie in bestaande schoolgebouwen kan worden verbeterd; en

  • b. het stimuleren van projecten als bedoeld in onderdeel a in gevallen, waarin de ventilatiesituatie het meest urgent is.

Artikel 4. Subsidieplafonds

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is een bedrag beschikbaar van:

    • a. 25.000.000 euro voor aanvragen als bedoeld in artikel 9, tweede lid;

    • b. 38.000.000 euro voor aanvragen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a;

    • c. 38.000.000 euro voor aanvragen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b;

    • d. 38.000.000 euro voor aanvragen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c.

  • 2. Als het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet wordt bereikt, wordt de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 9, tweede lid, verlengd tot en met 30 april 2023.

  • 3. Als het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet wordt bereikt, worden de overgebleven middelen toegevoegd aan het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 4. Als het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet wordt bereikt, worden de overgebleven middelen toegevoegd aan het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 5. Als het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, niet wordt bereikt kan de minister de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c, verlengen door wijziging van deze regeling.

Artikel 5. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan op aanvraag aan bevoegde gezagsorganen subsidie verstrekken voor projecten, gericht op de verbetering van de ventilatie van bestaande schoolgebouwen door de implementatie van noodzakelijke en energiezuinige maatregelen.

  • 2. Een project als bedoeld in het eerste lid, bevat ten minste maatregelen die gericht zijn op het bewerkstelligen van:

    • a. een luchtverversingscapaciteit van ten minste 6 dm3/s per persoon of een CO2-concentratie van maximaal 1.200 ppm, in schoolgebouwen die zijn gebouwd voor 1 april 2012 of op grond van een bouwvergunning die is aangevraagd voor 1 april 2012; of

    • b. een luchtverversingscapaciteit van ten minste 8,5 dm3/s per persoon of een CO2-concentratie van maximaal 950 ppm, in schoolgebouwen die zijn gebouwd op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen aangevraagd op of na 1 april 2012.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

  • 1. Een subsidie kan worden verstrekt voor de kosten voor een project als bedoeld in artikel 5, bestaande uit:

    • a. bouw- en installatiekosten van de gemeente; en/of

    • b. bouw- en installatiekosten van de school.

  • 2. Een subsidie wordt niet verstrekt voor:

    • a. kosten die reeds uit andere hoofde worden gesubsidieerd of bekostigd; en

    • b. kosten die worden gemaakt ten behoeve van delen van het schoolgebouw die niet gebruikt worden door de school.

Artikel 7. Maximale hoogte basissubsidie

Het subsidiebedrag bedraagt 30 procent van de totale kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel 8. Maximale hoogte vangnetsubsidie

  • 1. In afwijking van artikel 7 bedraagt het subsidiebedrag 60 procent van de totale kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, indien uit de door de stichting verstrekte urgentieverklaring op basis van een CO2- en binnentemperatuurmeting blijkt dat urgentie geboden is.

  • 2. De meting, bedoeld in het eerste lid, wordt na instructie door de stichting door het bevoegd gezag uitgevoerd en voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de meting heeft in ten minste twee representatieve lokalen plaats;

    • b. de meting wordt gedurende twee weken continu uitgevoerd;

    • c. de CO2-meters worden geplaatst op een minimale hoogte van 120 centimeter en een maximale hoogte van 150 centimeter, met een minimale afstand van 200 centimeter van deuren en te openen ramen en een minimale afstand van 70 centimeter tot personen;

    • d. de meting wordt uitgevoerd bij regulier gebruik met een reguliere bezetting;

    • e. de meting is een gezekerde CO2- en binnentemperatuurmeting met monitoringsfunctie;

    • f. de meting heeft plaats gedurende een gemiddeld weerbeeld;

    • g. er wordt door het bevoegd gezag een minilogboek rondom het ventilatiegedrag bijgehouden, verstrekt door de stichting.

  • 3. De resultaten van de meting, bedoeld in het tweede lid, worden via een gestandaardiseerd proces, conform de methode opgenomen in de bijlage bij deze regeling geanalyseerd.

Artikel 9. Aanvraag van de basissubsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door het bevoegd gezag van het schoolgebouw waar het project plaatsvindt.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 7 kan worden ingediend van 18 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen.

Artikel 10. Aanvraag van de vangnetsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door het bevoegd gezag van het schoolgebouw waar het project plaatsvindt.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 8 kan worden ingediend van

    • a. 18 juli 2022 tot en met 30 september 2022;

    • b. van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2022; of

    • c. van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen.

Artikel 11. Aanvraagvereisten

  • 1. Een aanvraag heeft betrekking op één project.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 9 bevat de volgende gegevens:

    • a. het zescijferige BRIN-nummer en de bijbehorende adresgegevens van het schoolgebouw in het project;

    • b. een overzicht van de maatregelen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, die worden toegepast, inclusief de beoogde luchtverversingscapaciteit of CO2-concentratie waartoe de maatregelen zullen leiden;

    • c. een begroting, en de gespecificeerde offerte of offertes waarop deze begroting is gebaseerd, voor de werkzaamheden waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • d. een tijdsplanning van de werkzaamheden waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10 bevat, naast de in het tweede lid genoemde gegevens, de urgentieverklaring.

Artikel 12. Wijze van verdelen basissubsidie

  • 1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag voor subsidies op grond van artikel 7 op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

  • 2. indien de minister op de dag en het tijdstip dat het plafond, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wordt bereikt meer dan één aanvraag op grond van artikel 7 ontvangt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 13. Wijze van verdelen vangnetsubsidie

  • 1. De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op de volledige aanvragen voor subsidies op grond van artikel 10 met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun onderlinge geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie, zoals blijkt uit de urgentieverklaring.

  • 2. Indien de minister meer dan één aanvraag heeft ontvangen van gelijke geschiktheid als bedoeld in het eerste lid, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 14. Verstrekking subsidie

  • 1. De minister beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 9 binnen acht weken na sluiting van de aanvraagperiode. De minister beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 10 binnen dertien weken na sluiting van de desbetreffende aanvraagperiode, bedoeld in artikel 10, tweede lid.

  • 2. Een subsidie van minder dan 125.000 euro wordt direct vastgesteld.

  • 3. Een subsidie van 125.000 euro of meer wordt verleend en na de activiteitentermijn vastgesteld aan de hand van artikel 18, tweede lid.

Artikel 15. Verplichtingen

  • 1. Het bevoegd gezag is verplicht om:

    • a. de activiteiten die onderdeel uitmaken van het project, bedoeld in artikel 5, eerste lid, te starten uiterlijk op 1 augustus 2023 en af te ronden uiterlijk op 1 augustus 2025;

    • b. de activiteiten die onderdeel uitmaken van het project, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en waarvoor subsidie wordt verleend op grond van artikel 8 en waarvoor een aanvraag is ingediend in de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c, te starten uiterlijk op 1 november 2023 en af te ronden uiterlijk op 1 november 2025;

    • c. opgedane kennis en ervaring te delen met het Kennis en innovatieplatform verduurzaming maatschappelijk vastgoed;

    • d. de begroting en de offerte of offertes waarop de begroting is gebaseerd, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel c, ter kennisgeving te verstrekken aan de gemeente waarin het bevoegd gezag is gevestigd;

    • e. toe te staan dat Stichting Ruimte-OK de school bezoekt waarbij instructies worden gegeven om de ventilatiesituatie binnen de bestaande, technische mogelijkheden van de schoollocatie te optimaliseren.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing op de aanvragers van een basissubsidie als bedoeld in artikel 7.

  • 3. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, is niet van toepassing op de bevoegde gezagsorganen van agrarische opleidingscentra en verticale scholengemeenschappen.

  • 4. Indien bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de minister op verzoek van de subsidieontvanger toestaan dat wordt afgeweken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b.

Artikel 16. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een subsidie in elk geval geweigerd:

  • a. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een locatie waarvoor uit hoofde van de Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen subsidie is verstrekt.

  • b. indien de aanvraag na de sluiting van de desbetreffende aanvraagperiode is ingediend;

  • c. indien voor hetzelfde project als bedoeld in artikel 5, eerste lid, ook op grond van artikel 9 een aanvraag is ingediend;

  • d. indien een aanvraag wordt gedaan voor de maatwerksubsidie, bedoeld in artikel 10, en uit de urgentieverklaring blijkt dat de prestatie-indicatie ‘voldoende/goed’, ‘optimaal/goed’ of ‘optimaal/zeer goed’ is.

Artikel 17. Verantwoording en betaling bij een subsidie tot 125.000 euro

  • 1. De verantwoording van een subsidie tot 125.000 euro geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in de richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 3. De aanvrager toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag geschiedt:

    • a. bij een subsidie als bedoeld in artikel 9, in 2022;

    • b. bij een subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, in 2022;

    • c. bij een subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, in maart 2023;

    • d. bij een subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c, in juni 2023.

Artikel 18. Verantwoording, bevoorschotting en terugvordering bij een subsidie van 125.000 euro of meer

  • 1. De verantwoording van een subsidie van 125.000 euro of meer geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 2, zoals bedoeld in de richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 3. De aanvrager toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4. Indien de uiterste datum voor het afronden van de activiteiten, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a, of indien van toepassing, artikel 15, tweede lid, is verstreken, stelt de minister de subsidie vast aan de hand van de eerstvolgende verantwoordingsinformatie die na die uiterlijke datum wordt verstrekt.

  • 5. Bij verlening van de subsidie verstrekt de minister een voorschot van 100%, dat in afwijking van artikel 6.1, tweede lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS in één termijn wordt betaald. De betaling van het voorschot geschiedt:

    • a. bij een subsidie als bedoeld in artikel 9, in 2022;

    • b. bij een subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, in 2022;

    • c. bij een subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, in maart 2023;

    • d. bij een subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel c, in juni 2023.

Artikel 19. Aanpassing regeling aan de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs

Deze regeling wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 wordt in de begripsbepaling van het begrip bevoegd gezag ‘, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 1.1.1 van de Wet educatie beroepsonderwijs’ vervangen door ‘of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.

2. In artikel 1 wordt in de begripsbepaling van het begrip hoofd-, neven- of tijdelijke nevenvestiging van het voortgezet onderwijs ‘artikel 73 van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘artikel 4.12 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.

3. In de begripsbepaling van schoolgebouw in artikel 1 vervalt ‘of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs’.

4. In artikel 15, derde lid, vervalt ‘agrarische opleidingscentra en’.

Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022, met uitzondering van artikel 19.

  • 2. Artikel 19 treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Maatwerkregeling ventilatie op scholen.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 8, DERDE LID ‘BESCHRIJVING GESTANDAARDISEERD PROCES VAN EEN VERGELIJKING VAN HUN ONDERLINGE GESCHIKTHEID OM BIJ TE DRAGEN AAN DE DOELSTELLINGEN VAN DEZE SUBSIDIE’

Om een subsidie op grond van artikel 8 van deze regeling te ontvangen is één van de voorwaarden dat het bevoegd gezag bij de aanvraag van de subsidie de urgentieverklaring als bedoeld in artikel 8, eerste lid, overlegt. Stichting Ruimte-OK geeft deze urgentieverklaring af aan het bevoegd gezag dat de subsidie aanvraagt. Deze urgentieverklaring komt tot stand op de hieronder beschreven wijze.

Om de urgentie van de ventilatiesituatie te bepalen, is de volgende categorisering van toepassing met bijbehorende puntenscore. Hoe hoger de puntenscore, hoe hoger de urgentie. Voor de bepaling van de totale score, wordt de uitkomst van de berekening van de categorie van de CO2-concentratie opgeteld bij de uitkomst van de categorie binnentemperatuur. De wegingsfactoren bij CO2-concentratie en binnentemperatuur zijn respectievelijk 0,7 en 0,3.

Categorieën CO2-concentratie

signaalwaarden conform Bouwbesluit 2012

Punten

0–1.000 ppm

1

1.001-1.400 ppm

2

> 1.400

3

Subtotaal

Subtotaal .... x weging 0,7

Categorieën binnentemperatuur

marges operatieve binnentemperatuur winter conform PvE Frisse Scholen 2021 klasse B, C of buitencategorie

Punten

Klasse B: binnentemperatuur voldoet aan frisse scholen B (19–24 graden)

1

Klasse C: binnentemperatuur voldoet aan frisse scholen C (18–25 graden)

2

Buitencategorie: binnentemperatuur valt in hitteprotocol (boven 25 graden) óf onder 18 graden.

3

Subtotaal

Subtotaal .... x weging 0,3

Om in een categorie (zowel CO2-concentratie als binnentemperatuur) te vallen moeten de meetresultaten voor 95% van de tijd van de meting gedurende de twee wekentussen de grenswaarden van de categorie vallen. De margegebieden van zowel de binnenluchtkwaliteit (CO2-waarde) als ook de binnentemperatuur dienen minimaal 95% van de gebruikstijd behaald te worden. De marge van 5% is overeenkomstig het Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 en is aangehouden om rekening te houden met storingen of extreme situaties die zich kort voor kunnen doen. Van de metingen in de twee lokalen wordt de slechtste van de twee meetuitkomsten genomen om te bepalen in welke categorie van de CO2-concentratie en van de binnentemperatuur de locatie valt.

Hieronder is inzichtelijk gemaakt hoe dit leidt tot 9 mogelijke variaties in de scores:

variaties

CO2 (ppm)

Temp (gr.C)

Score

Prestatie indicatie

School 1

1.600

16

3,0

onvoldoende/slecht

School 2

1.600

18

2,7

onvoldoende

School 3

1.600

20

2,4

matig

School 4

1.200

16

2,3

matig/voldoende

School 5

1.200

18

2,0

voldoende

School 6

1.200

20

1,7

voldoende / redelijk

School 7

850

16

1,6

voldoende / goed

School 8

850

18

1,3

optimaal / goed

School 9

850

20

1,0

optimaal/zeer goed

TOELICHTING

Algemene toelichting

1.1 Aanleiding

Voor optimale leerprestaties is het belangrijk dat scholen zo verantwoordelijk mogelijk fysiek onderwijs kunnen blijven organiseren. Voorwaardelijk hieraan is goede luchtkwaliteit, niet alleen om het risico op Covid-19-besmettingen te verkleinen, maar ook om goede arbeidsomstandigheden te creëren voor het onderwijspersoneel en een goed leerklimaat voor de leerlingen.

Vanuit goed werkgeverschap is het schoolbestuur verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werkomgeving. Daar hoort een goed binnenklimaat, waaronder goede ventilatie, bij. Wanneer bij het komen tot optimale ventilatie blijkt dat het aanpassen van het gebouw kosten met zich meebrengt, dan vallen deze kosten primair onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Ingrepen die het karakter hebben van een renovatie zijn onderwerp van overleg tussen gemeenten en schoolbesturen en daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zo bezien is het optimaliseren van de ventilatie geen primaire taak van het Rijk. Het Rijk heeft echter wel een verantwoordelijkheid in het verantwoord fysiek openhouden van de scholen zodat leerlingen optimaal kunnen leren. Gezien de hoge urgentie en grote maatschappelijke impact van het fysiek sluiten van scholen door Covid-19, is het op orde brengen van de ventilatie van schoolgebouwen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van schoolbesturen, gemeenten en het Rijk.

Het RIVM adviseert om in ieder geval aan de bestaande regelgeving te voldoen en richtlijnen op het gebied van ventilatie en luchten te volgen. In het najaar van 2020 lukte dit naar schatting ruim een kwart van de schoolgebouwen niet, zo blijkt uit het ‘Verdiepend onderzoek ventilatie’ van augustus 2021 op basis van cijfers van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS). Sinds 2020 is de Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUViS-regeling) in werking getreden, gericht op het verbeteren van het binnenklimaat door noodzakelijke en energiezuinige ventilatiemaatregelen uit te voeren. Voor deze regeling is in totaal € 200 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het Rijk (inclusief uitvoeringskosten). Bij de SUViS-regeling gold dat OCW 30% van de kosten draagt voor projecten om de ventilatie op orde te brengen. De overige 70% werd gefinancierd door schoolbesturen en/of gemeenten. De aanvraagperioden van de SUViS-regeling liep tot 30 april 2022. Met deze regeling is het aantal schoolgebouwen waar de ventilatie niet op orde is, gedaald naar naar schatting circa 16% van de oorspronkelijke ruim een kwart.1 Dat is een hoopgevend resultaat, maar betekent tegelijkertijd dat een gerichte aanpak voor het verbeteren van de ventilatie in scholen, waaraan het Rijk een bijdrage levert, nodig blijft. Hierin wordt voorzien met een brede maatwerkoplossing waarin een hogere subsidie vanuit het Rijk beschikbaar is voor de meest urgente gevallen.

1.2 Naar een maatwerkoplossing

De maatwerkoplossing kent een bredere opzet dan de voormalige SUViS-regeling. De maatwerkoplossing bestaat enerzijds uit het verbeteren van de ventilatie binnen bestaande voorzieningen door middel van kennis- en gedragsbevordering in het klaslokaal. Daar bovenop zullen aanpassingen in de ventilatievoorzieningen in gevallen nodig blijven. Hiertoe is de Maatwerkregeling ventilatie op scholen bedoeld, die voorziet in maximaal 60% financiering vanuit het Rijk voor de meest urgente gevallen, ten behoeve van ventilatiemaatregelen en flankerende energiebesparende maatregelen.

Kennis- en gedragsbevordering via hulpteams ventilatie

De staat van de ventilatievoorzieningen op schoollocaties is niet altijd (uitsluitend) de oorzaak van ventilatieproblematiek. In sommige gevallen worden de voorzieningen namelijk niet optimaal benut. Sinds februari 2022 is daarom ingezet op kennis- en gedragsbevordering over juiste wijzen van ventileren binnen bestaande ventilatievoorzieningen op de school. Bij vragen of (vermoeden van) ventilatieproblematiek brengen hulpteams van Stichting Ruimte-OK een bezoek van meerdere dagdelen aan de schoollocatie. Daarbij doen zij een analyse van het gebouw, en geven instructies aan docenten, conciërges, huisvestingsverantwoordelijken en directie zodat na het bezoek het personeel in staat is beter gebruik te maken van de bestaande voorzieningen en hulpinstrumenten zoals CO2-meters.

Ook ontvangt iedere bezochte schoollocatie een rapportage voor het schoolgebouw waarin wordt samengevat hoe de school met de bestaande voorzieningen zo optimaal als mogelijk kan ventileren, inclusief instructiekaarten voor in de lokalen. In sommige gevallen zullen gedragsaanpassingen niet volstaan. De hulpteams van Stichting Ruimte-OK kunnen in die gevallen helpen bij het opstellen van een plan van aanpak en eventueel benodigd verdiepend onderzoek. Kennis- en bedragsbevordering draagt bij aan het oplossen van de ventilatieproblematiek. Toch zal het in gevallen bovenop gedragsaanpassingen, nodig blijven om aanpassingen te doen aan de ventilatievoorzieningen. Daarin voorziet de maatwerkregeling ventilatie op scholen (hierna: de maatwerkregeling).

Maatwerkregeling ventilatie op scholen

De Maatwerkregeling ventilatie op scholen voorziet in een subsidie aan bevoegde gezagsorganen. Het is een regeling met een ‘basissubsidie’ vanuit het Rijk ter hoogte van 30%, en die daarnaast via een ‘vangnetsubsidie’ 60% subsidie biedt voor de meest urgente gevallen op basis van aanvullende voorwaarden.

Met de Maatwerkregeling ventilatie op scholen wordt beoogd de volgende knelpunten die werden waargenomen bij de SUViS-regeling op te lossen:

  • de cofinanciering van 70% door gemeenten en schoolbesturen kon niet in alle gevallen worden opgebracht; en

  • het maximaal aan te vragen bedrag per project (schoollocatie) was (in staffels) gemaximeerd op basis van leerlingaantallen die op de locatie les krijgen. Dit vormt in gevallen bovenop de 70% cofinanciering door schoolbesturen en gemeenten een financiële drempel om een aanvraag te doen;

Bovenstaande knelpunten worden in de maatwerkregeling weggenomen door enerzijds de meer financieel draagkrachtige schoolbesturen en gemeenten met ventilatieproblematiek financieel te blijven ondersteunen (‘basissubsidie’), en anderzijds de financiële drempel te verlagen voor de groep schoolbesturen met de meest urgente problematiek maar met weinig financiële draagkracht (‘vangnetsubsidie’). In het vangnet wordt maximaal 60% van het project gefinancierd door het Rijk. In zowel de ‘basis’ als het ‘vangnet’ wordt het gemaximeerde bedrag (op basis van leerlingstaffels) uit de SUViS-regeling per aanvraag losgelaten.

De SUViS-regeling stond daarnaast niet open voor separate VO-gebouwen onder MBO-bestuur (verticale scholengemeenschappen en agrarische onderwijs centra). Dit wordt gerepareerd door de Maatwerkregeling ventilatie op scholen wel voor deze groep open te stellen.

Doel van de Maatwerkregeling ventilatie op scholen

Met de maatwerkregeling wordt beoogd de schoolgebouwen met de meest urgente ventilatiesituatie, zo snel als mogelijk (binnen uiterlijk 3 jaar) te laten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving, zoals het Bouwbesluit 2012, de Arboregelgeving, en de aanvullende richtlijnen van de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM). Tevens kan hiermee een bijdrage worden gerealiseerd aan het verbeteren van de energieprestatie en duurzaamheid van de schoolgebouwen. Het aanbrengen van ventilatie kan, zeker in gebouwen waarin nog geen ventilatiesysteem aanwezig was, leiden tot een hoger energieverbruik. Daarom voorziet deze regeling ook in het bekostigen van flankerende energiebesparende maatregelen om het uiteindelijke energieverbruik (en daarmee ook de CO2-uitstoot) te beperken of gelijk te houden.

Inhoud van de maatwerkregeling ventilatie

De maatwerkregeling ventilatie is een subsidieregeling met een ‘basissubsidie’ en een ‘vangnetsubsidie’.

De basissubsidie

In het basisregime van de maatwerkregeling (op grond van artikel 7) krijgen toegekende aanvragen 30% rijksbijdrage op het bedrag van de begroting zoals ingediend bij de aanvraag. Aanvragen worden toegekend op volgorde van binnenkomst tot het budgetplafond van de basis is bereikt. Om voor de basisvariant van de regeling in aanmerking te komen hoeft geen urgentietoets te worden uitgevoerd, en geen verplicht schoolbezoek te worden afgelegd, zoals voor de ‘vangnetsubsidie’ wel het geval is.

De vangnetsubsidie

Analyse van de stagnatie van de huidige SUViS-aanvragen wijst uit dat in bepaalde gevallen de huidige rijksbijdrage van de SUViS-regeling (30%) niet volstaat, veelal omdat schoolbesturen en gemeenten de middelen niet hebben om 70% zelf bij te dragen. De ventilatieproblematiek blijft in deze gevallen bestaan. Voor deze gevallen wordt beoogd middels de maatwerkregeling ventilatie op scholen onder voorwaarden een ‘vangnet’ in werking te laten treden, waarbij een hoger cofinancieringspercentage van 60% van het Rijk wordt toegekend.

Om aanspraak te kunnen maken op deze ‘vangnetsubsidie’, moet alles gedaan zijn om de ventilatie binnen de technische mogelijkheden van het gebouw te verbeteren. Een continue structurele CO2-meting in de hand die een te hoge CO2-concentratie uitwijst, is bijvoorbeeld op zichzelf niet voldoende. Er moet een verbinding zijn met maximale gedragsaanpassing van het onderwijzend personeel (zij moeten maximaal geïnstrueerd zijn over juiste wijze ventileren – op tijd raampje open – en juiste omgaan met de mechanismen) en de technische mogelijkheden van het gebouw moeten zijn geoptimaliseerd (er is reeds maximale winst behaald met kleine technische aanpassingen). Daarom is een bezoek van de hulpteams ventilatie van Stichting Ruimte-OK op de schoollocatie verplicht om aanspraak te kunnen maken op het ‘vangnet’.

Daarom wordt aan de aanvragers van de vangnetsubsidie gevraagd te voldoen aan twee voorwaarden:

  • 1. Een bezoek van het hulpteam ventilatie van Stichting Ruimte-OK waardoor een maximale gedragsaanpassing van het personeel kan worden bewerkstelligd, en de technische mogelijkheden van het gebouw kunnen worden geoptimaliseerd; en

  • 2. een meting van de CO2-concentratie en de binnentemperatuur gedurende twee weken. Deze wordt afgenomen door het hulpteam ventilatie van Stichting Ruimte-OK. Het hulpteam ventilatie geeft op basis van deze meting een urgentieverklaring af aan de hand van een puntensysteem. De meest urgente gevallen komen in aanmerking voor de ‘vangnetsubsidie’ van de maatwerkregeling.

Urgentietoets in het vangnet

Bij de urgentietoets, zoals afgenomen door de hulpteams ventilatie, worden twee waarden gemeten, op basis waarvan de hulpteams de bezochte schoollocatie scoren met een puntensysteem:

  • 1. CO2-concentratie

  • 2. Binnentemperatuur

De CO2-concentratie is een goede indicator voor de ventilatiesituatie. Daarnaast hangt binnentemperatuur nauw samen met ventileren. Bij voorbeeld: de situatie in een schoolgebouw is niet gezond als de ventilatie op een school enkel ‘in orde’ is indien altijd alle ramen openstaan, en het daarmee constant 10 graden Celsius is. Vandaar dat beide pijlers worden meegenomen in het puntensysteem, waarbij CO2-concentratie zwaarder zal wegen.

Voor welke ‘waarden’ voor CO2-concentratie en temperatuur hoog scoren en welke laag, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij gangbare normen uit o.a. het bouwbesluit, de eisen uit het Programma van Eisen Frisse scholen, en de GGD-richtlijnen.

Om de objectiviteit van de gemeten CO2-concentraties en binnentemperatuur te meten, zijn onder meer de volgende checks ingebouwd:

  • Op de schoollocatie zal een continue meting over een periode van twee weken worden geëist, begeleid door Ruimte-OK.

  • Deze meting wordt door de schoollocatie zelf uitgevoerd op basis van objectieve (maar voor de schoollocatie haalbare) eisen aan de meetomstandigheden en na een uitgebreide instructie van de hulpteams ventilatie over het uitvoeren van de meting.

  • De meetgegevens worden volgens een gestandaardiseerd proces geanalyseerd door Stichting Ruimte-OK (uitvoerder van de hulpteams ventilatie).

  • Zoals reeds beschreven landt de analyse van de meting in een urgentieverklaring van de hulpteams ventilatie. Deze urgentieverklaring is voorwaardelijk voor het aanvragen van het ‘vangnet’ van de maatwerkregeling.

Subsidie in het vangnet

Aanvragen die worden toegekend onder het ‘vangnet’, krijgen 60% subsidie voor de benodigde ventilatie-interventie. Deze 60% is gebaseerd op het gemiddelde percentage subsidie dat de groep schoolbesturen nodig heeft voor een ventilatie-interventie, die dit niet (deels) uit het eigen vermogen kunnen financieren.

Voor het bepalen van deze 60% is een analyse gedaan naar de signaleringswaarde voor het mogelijk bovenmatig eigen vermogen van schoolbesturen. Er is gekeken naar het absolute vermogen van schoolbesturen boven 80% van hun signaleringswaarde. De groep schoolbesturen wier eigen vermogen boven 80% van deze signaleringswaarde niet afdoende is om de gemiddelde kosten voor een ventilatie-interventie (zoals blijkt uit begrotingen die zijn ingediend voor de SUViS-regeling) deels of volledig te betalen, heeft gemiddeld 60% rijksbijdrage nodig om de gemiddelde kosten van een ventilatie-interventie wél volledig te kunnen financieren.

Wanneer doe ik een aanvraag voor het vangnet?

Met de maatwerkregeling ventilatie op scholen wordt beoogd de schoollocaties met de meest urgente ventilatieproblematiek te helpen. Voor deze groep is de mogelijkheid gecreëerd 60% rijksbijdrage te ontvangen door middel van de vangnetsubsidie. Aan schoolbesturen met voldoende eigen vermogen om de ventilatieproblematiek grotendeels zelf te financieren – of de mogelijkheid heeft voldoende cofinanciering vanuit de gemeenten te ontvangen – wordt daarbij een moreel appel gedaan om géén aanvraag te doen voor het vangnet. Op deze manier blijven er genoeg middelen beschikbaar om schoolbesturen te helpen die onvoldoende financieel draagkrachtig zijn en een hogere bijdrage nodig hebben voor het op orde brengen van de ventilatiesituatie.

Omvang van de aanvraag (basissubsidie én vangnetsubsidie)

Het maximaal aan te vragen bedrag per project (schoollocatie) was in de SUViS-regeling (in staffels) gemaximeerd op basis van leerlingaantallen die op de locatie les krijgen. Dit vormde in gevallen bovenop de 70% cofinanciering door schoolbesturen en gemeenten een financiële drempel om een aanvraag te doen voor deze regeling. In de maatwerkregeling ventilatie is de projectomvang waarvoor een aanvraag gedaan mag worden, niet gemaximeerd. Dit biedt de kans om de gevallen beter te kunnen helpen waar financiële draagkracht van het schoolbestuur een obstakel vormt en de mogelijkheden om te cofinancieren door de gemeente beperkt zijn.

Er wordt aan schoolbesturen gevraagd kritisch te zijn op de offertes die zij ontvangen voor de projectwerkzaamheden. Indien zij twijfelen over de hoogte van bepaalde kosten, wordt hen gevraagd om contact op te nemen met de gemeente waarin het bevoegd gezag gevestigd is. Hoewel de leerlingstaffels als basis voor de maximale kosten van een project niet als eis in de maatwerkregeling ventilatie zijn opgenomen, vormen zij wel een goede richtlijn. Wanneer sterk wordt afgeweken van de richtlijn wordt gevraagd vooraf een gesprek te laten plaatvinden tussen het schoolbestuur en de gemeente. Hierin kan worden vastgesteld of de afwijking logisch en legitiem is.

Onderstaande richtlijn voor de maximale omvang van het project kan worden aangehouden:

€ 180.000 voor een schoolgebouw met in totaal minder dan 250 leerlingen;

€ 250.000 voor een schoolgebouw met in totaal 250 tot en met 500 leerlingen;

€ 500.000 voor een schoolgebouw met in totaal 501 tot en met 1.000 leerlingen;

€ 960.000 voor een schoolgebouw met in totaal 1.001 tot en met 2.000 leerlingen;

€ 1.200.000 voor een schoolgebouw met in totaal 2.001 leerlingen of meer.

Schoolbesturen zijn verplicht om de begroting, zoals zij die hebben ingediend bij de aanvraag voor de maatwerkregeling ventilatie op scholen, ter kennisgeving te delen met de gemeente. Ook zijn zij verplicht de offertes waarop deze begroting is gebaseerd te delen met de gemeente. Op deze wijze blijft de gemeente op de hoogte van de totale begrote projectkosten die schoolbesturen en gemeente maken rond het op orde brengen van de ventilatieproblematiek.

De projectkosten zoals ingediend voor de maatwerkregeling ventilatie op scholen, zullen tussentijds worden gemonitord en worden meegenomen in de evaluatie van de regeling.

IHP en gesprek tussen schoolbestuur en gemeente

De afweging een groot bedrag voor ventilatie in een gebouw te investeren, wordt beïnvloed door het aantal jaren dat het onderwijs gebruik zal blijven maken van dit gebouw en of een renovatie of nieuwbouw in het verschiet ligt. Deze planning wordt op veel plaatsen vastgelegd in een Integraal Huisvestingsplan (IHP) van de gemeente. Vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goede onderwijshuisvesting kunnen gemeenten en schoolbesturen bezien of er binnen het IHP geschoven kan worden in de prioritering en de allocatie van middelen binnen het IHP om zo de urgente ventilatieproblematiek op een school aan te pakken. Dit kan gevolgen hebben voor andere projecten binnen het IHP (in planning en/of middelen), wat vraagt om goed overleg tussen alle betrokken partijen.

Aanvraagtermijnen en deelplafonds

De maatwerkregeling kent de volgende tijdvakken waarbinnen aanvragen kunnen worden gedaan. De basis onder de regeling kent één tijdvak, het vangnet drie tijdvakken. De volgende deelplafonds zijn beschikbaar voor de tijdvakken:

Tijdvakken

Termijn

Deelplafond

Basis

18 juli tot en met 31 oktober 2022

€ 25 mln.

Vangnet tijdvak 1

18 juli tot en met 30 september 2022

€ 38 mln.

Vangnet tijdvak 2

1 oktober tot en met 31 december 2022

€ 38 mln.

Vangnet tijdvak 3

1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023

€ 38 mln.

Beoordeling aanvragen

De minister verdeelt het beschikbare bedrag voor de ’basissubsidies’ op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, dit om toekenning zo spoedig mogelijk te kunnen laten plaatsvinden. De maximale beoordelingstermijn van de aanvraag is 8 weken na de sluiting van de aanvraagperiode, mogelijk eenmalig te verlengen met 8 weken, maar gestreefd wordt deze termijn zoveel korter te laten zijn als mogelijk. De beoordeling zal door DUS-I worden uitgevoerd.

De minister verdeelt het beschikbare bedrag voor de ‘vangnetsubsidies’ op basis van de scores uit de urgentieverklaring van Ruimte-OK, die wordt afgegeven op basis van de (bouw-)technische voorwaarden. De volgorde van honorering is van hoge naar lage score uit de urgentieverklaring. De maximale beoordelingstermijn van de aanvraag is 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn, maar gestreefd wordt deze termijn zoveel korter te laten zijn als mogelijk.

Te nemen maatregelen

Op basis van de maatwerkregeling ventilatie op scholen kan een subsidie worden verstrekt voor projecten waarbij na uitvoering van de maatregelen minimaal aan de geldende wet- en regelgeving, zoals die in het Bouwbesluit, de Arboregelgeving en GGD- en RIVM- richtlijnen voor het binnenklimaat wordt voldaan. Voor schoolgebouwen die zijn gebouwd voor 1 april 2012 of waarvan een bouwvergunning is aangevraagd voor 1 april 2012 betekent dit dat de maatregelen die worden genomen leiden tot een luchtverversingscapaciteit van ten minste 6 dm3/s per persoon of CO2-concentratie van maximaal 1.200 ppm. Voor schoolgebouwen die zijn gebouwd op grond van een omgevingsvergunning voor het bouwen na 1 april 2012 geldt dat de maatregelen moeten leiden tot een luchtverversingscapaciteit van ten minste 8,5 dm3/s per persoon of een CO2-concentratie van maximaal 950 ppm. Deze niveaus worden ook gehanteerd in het rapport van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS). Het staat gemeenten en schoolbesturen vrij om in samenspraak te kiezen voor een beter niveau voor het binnenklimaat dan de normen voorschrijven.

Voor onderwijsgebouwen is een Programma van Eisen Frisse Scholen (PvE) gemaakt. Dit PvE geeft handvatten met betrekking tot het realiseren van een goed binnenmilieu en een lage energierekening.

Alleen projecten in bestaande gebouwen komen in aanmerking voor de maatwerkregeling, nieuwbouw valt buiten deze regeling. Indien de staat van het gebouw dusdanig is dat een ventilatie-interventie zeer ondoelmatig is en er eigenlijk nieuwbouw of renovatie nodig is, dan wordt gevraagd geen aanspraak te maken op de maatwerkregeling ventilatie op scholen.

Afbakening project

De maatregelen tot verbetering van het binnenklimaat kunnen als los project gestart worden, maar kunnen ook onderdeel uitmaken van een groter bouwproject. In beide gevallen is het wel van belang dat de (bouw)activiteiten die gefinancierd worden nog niet zijn aangevangen en dat rijksbijdrage via de subsidie wordt ingezet voor het daarvoor bestemde doel.

Als de binnenklimaatmaatregelen onderdeel uitmaken van een groter bouwproject, is het wel mogelijk dat de rest van het bouwproject, dat niet wordt opgevoerd in te financieren kosten, al gestart is voor 1 juni 2022. De activiteiten moeten evenwel uiterlijk 1 augustus 2023 worden gestart en 1 augustus 2025 zijn afgerond. Onder activiteiten worden de bouw- en installatiekosten voor een project verstaan, waaronder de kosten van ontwerp, bouwmateriaal, de gebouwgebonden installaties, projectmanagement en de kosten voor arbeid, sloop en lood- en asbestverwijdering. Een aanvraag van een schoolbestuur mag slechts voor één locatie per aanvraag zijn. Een project betreft dus één schoollocatie. Er mag voor meerdere schoollocaties een aanvraag worden gedaan; dit zijn dan meerdere losse aanvragen. De reden hiervoor is dat er voor het vangnet een urgentietoets vooraf gaat. Deze toets wordt uitgevoerd op de schoollocaties en is dus niet geldig voor andere schoollocaties.

Er is geen maximum aan het aantal projecten dat een schoolbestuur mag indienen. Er mag per schoollocatie een aanvraag worden gedaan voor ofwel de ‘basis’, ofwel voor het ‘vangnet’. Er mag dus niet voor één locatie twee aanvragen worden gedaan voor beide regimes. Schoollocaties waarvoor reeds subsidie is ontvangen op grond van de SUViS-regeling, kunnen geen aanspraak doen op de maatwerkregeling ventilatie op scholen.

Regeldruk

Anders dan de SUViS-regeling wordt de maatwerkregeling ventilatie in scholen aangevraagd door het schoolbestuur. Schoolbesturen en gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor onderwijshuisvesting. De huidige maatwerkregeling is ondergebracht bij in het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), in tegenstelling tot de SUViS-regeling hetgeen een regeling was van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. OCW heeft een relatie met schoolbesturen, vandaar dat in de maatwerkregeling het schoolbestuur de aanvrager is. Het schoolbestuur als aanvrager, heeft gevolgen voor de regeldruk voor scholen. Er verandert niets in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen schoolbesturen en gemeenten inzake de huisvesting of het ventilatievraagstuk. Goede afstemming tussen gemeenten en schoolbesturen blijft vereist.2

Voor het opstellen een aanvraag voor de maatwerkregeling ventilatie in scholen dienen een aantal handelingen te worden uitgevoerd door het schoolbestuur. Voor zowel de basissubsidie als de vangnetsubsidie dienen schoolbesturen het project aan te besteden, hiertoe dienen zij diverse offertes op te vragen en deze kritisch te beoordelen. Er is afhankelijk van de aard van het project (intensief) overleg nodig tussen de schoolbesturen en gemeenten over de kosten en eventuele cofinanciering van de gemeente. Dit zijn deels reguliere overleggen die reeds plaatsvinden rond het Integraal Huisvestingsplan. Deels zal er aanvullend overleg nodig zijn, bijvoorbeeld als binnen het IHP geschoven wordt in de prioritering en de allocatie van middelen ten behoeve van een aanvraag voor de maatwerkregeling. Daarnaast zijn schoolbesturen verplicht mee te werken aan evaluaties en monitoring. Ook wordt van schoolbesturen verwacht dat zij over toegekende aanvragen van meer dan € 125.000 de subsidiemiddelen via G2 verantwoorden. Dit geeft meer administratieve last dan G1-verantwoording.

Voor de vangnetsubsidie komt bovenop bovenstaande de verplichting van het laten afleggen van een schoolbezoek door de hulpteams van Stichting Ruimte-OK van 2 dagdelen (PO) of 3 dagdelen (VO); en er dient een meting van de CO2-concentratie en binnentemperatuur te worden uitgevoerd onder instructie van dezelfde hulpteams.

Dit leidt tot de volgende geschatte gemiddelde uur inzet voor de schoolbesturen om een aanvraag in te dienen:

Basis en vangnet:

Kennisname van de regeling

4

Evaluatie en monitoring

8

Overleg Gemeenten

16

Aanbesteden

60

G2 verantwoording

40

Opstellen aanvraag

10

Totaal

138

Aanvullend voor vangnet:

Schoolbezoek hulpteams Ruimte-OK

12

CO2-meting

6

Uur inzet basis én vangnet

138

Totaal

156

Voor de basissubsidie worden circa 280 aanvragen verwacht. Voor de vangnetsubsidie worden circa 620 aanvragen verwacht. Met een tarief van € 50 per uur betekent dit een totale verwachte administratieve last van 138 * € 50 *280 = € 1,9 mln. voor de basis en 156 * € 50 * 620 = € 4,8 mln. voor het vangnet.

De totaal beschikbare middelen zijn € 140 mln. Dit betekent verhoudingsgewijs een gemiddelde administratieve last van 4,8%. De administratieve last is verhoudingsgewijs hoger voor de basissubsidie (7,3%) dan voor het vangnetsubsidie (4,21%), omdat de rijksbijdrage voor de basis lager is.

Er is een prognose gemaakt van het aandeel verwachte toekenningen ten opzichte van de verwachte aanvragen. Deze prognose is gemaakt op basis van gegevens over de vermogen van de schoolbesturen (gerelateerd aan het aantal locaties dat zij hebben en of al eerder een SUViS-aanvraag is gedaan), de gemiddelde omvang van de totale kosten van de projecten in de SUViS-regeling (dus verwachte kosten per aanvraag), en het percentage rijksbijdrage dat men respectievelijk in de basis (30%) en het vangnet (60%) krijgt. Deze prognose gaat uit van gelijke verdeling van de ventilatieproblematiek tussen aanvragen voor de basissubsidie en vangnetsubsidie schoolbesturen. Dit resulteert erin dat zowel voor de basissubsidie als voor het vangnetsubsidie een overaanvraag wordt geprognotiseerd. Het geschatte aantal toekenningen voor zowel de basissubsidie als de vangnetsubsidie is ca 45% van het verwachte aantal aanvragen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Monitoring en verantwoording

Om achteraf vast te kunnen stellen of de subsidies bijgedragen hebben aan de doelen van het programma, kan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs informatie opvragen bij de bevoegde gezagsorganen over de voortgang van de activiteiten. Het gaat dan om inzicht in:

  • genomen maatregelen binnen de regeling en daarbij behorende flankerende maatregelen zoals die gericht zijn op het voldoen aan de eisen voor isolatie en binnenklimaat;

  • de wijze waarop dit bijdraagt aan het verbeteren van het binnenklimaat en eventueel de energieprestatie;

  • het tot stand komen van de begrote projectkosten;

  • de leerervaringen die (gemeenten en) schoolbesturen hebben opgedaan.

De ingewonnen informatie wordt gebruikt om de effectiviteit van deze regeling te monitoren.

Er wordt verantwoordingsregime G2 gevraagd indien het subsidiebedrag 125.000 euro of hoger is. Schoolbesturen zijn hier niet altijd bekend mee. Voor Sterk Techniek Onderwijs is een handreiking gemaakt die u kunt raadplegen: https://www.sterktechniekonderwijs.nl/wp-content/uploads/sites/2/2019/11/21112019-STO-handreiking-projectadministratie.pdf.

Leerervaringstraject

Deze regeling wordt ook gebruikt om gemeenten en schoolbesturen onderling te laten delen in de opgedane ervaringen met het verbeteren van het binnenklimaat en energiebesparing. Dit geeft onder andere meer inzicht in het optimaliseren van de businesscase/financiering van de verduurzamingsopgave binnen het onderwijsvastgoed. De werkzaamheden binnen het Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed (KIPMV) zijn hier ook op gericht. Daarom wordt van schoolbesturen die gebruik maken van de regeling verwacht dat zij bereid zijn om te doen aan kennisoverdracht via het Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed. Voor het primair en voortgezet onderwijs is Ruimte-OK het kenniscentrum dat participeert aan dit platform. Deze kennisdeling houdt in dat deelnemende scholen ondersteuning kunnen krijgen door Ruimte-OK en (telefonisch) benaderd en bevraagd kunnen worden door Ruimte-OK voor kennisdeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen die gelden voor deze regeling.

In de definitie van bevoegd gezag zijn de bevoegde gezagsorganen van de scholen op de BES-eilanden uitgesloten. De reden daarvoor is gelegen in het onderscheiden onderwijshuisvestingsregime op de BES-eilanden ten opzichte van de verantwoordelijkheidsverdeling zoals deze in Europees Nederland is geregeld.

De begripsbepaling van bouw- en installatiekosten is bepalend voor kosten die op grond van deze regeling in aanmerking komen voor een subsidie. Dat zijn de kosten van ontwerp, bouwmateriaal, bouwmaterieel, de gebouw gebonden installaties, projectmanagement en arbeid, inclusief sloopkosten en kosten voor lood- en asbestverwijdering. Tot de kosten voor het ontwerp worden ook de architect kosten en advieskosten voor, bijvoorbeeld, het onderzoeken van de bodem ten behoeve van het ontwerp gerekend. Tot bouwkosten worden niet gerekend: verzekeringskosten, afschrijvingskosten, leges, aankoop van grond, onderzoekskosten voor bodemvervuiling en overige kosten van het bouwproject.

Een subsidie kan worden verleend voor een project, gedefinieerd als het samenhangende geheel van werkzaamheden aan één of meer schoolgebouwen op dezelfde locatie. Met ‘dezelfde locatie’ wordt gedoeld op gebouwen die aan elkaar verbonden zijn of naast elkaar liggen, bijvoorbeeld op hetzelfde of aansluitende bouwwerkpercelen. Hiermee wordt voorkomen dat een bouwproject bij een schoollocatie met meerdere gebouwen opgeknipt moet worden in verschillende aanvragen. Het is mogelijk dat zowel de gemeente als het schoolbestuur een bijdrage leveren aan een project. Zolang de werkzaamheden van deze partijen voldoende met elkaar samenhangen zullen de werkzaamheden gelden als één project.

Projecten die in aanmerking komen zijn projecten voor schoolgebouwen waarin de ventilatie onvoldoende is en/of CO2-concentratie niet op het aanbevolen niveau is. Het begrip CO2-concentratie sluit aan bij de praktijk die onder meer gehanteerd wordt in het Programma van Eisen voor Frisse scholen. De ademzone is doorgaans op 1,5 meter hoogte, maar voor zittende leerlingen kan een andere hoogte passend zijn.

Voor de definitie van schoolgebouw is aangesloten bij het feitelijke gebruik van het gebouw. Als het gebouw gebruikt wordt door de onderwijsinstelling voor het onderwijs valt dat gebouw onder de definitie van een schoolgebouw. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook een gymlokaal of -zaal als onderwijsgebouw gekwalificeerd kan worden. Het maakt niet uit dat het schoolgebouw ook gebruikt wordt voor andere activiteiten dan onderwijs. Hierbij is wel van belang dat in het project niet de kosten van andere partijen in een combinatiegebouw, zoals van een kinderopvangorganisatie, worden opgevoerd.

Die kosten kunnen ertoe leiden dat de gemeente in samenwerking met het bevoegde gezag ongeoorloofde staatssteun verleent en komen niet in aanmerking voor de subsidie (artikel 5, tweede lid, onder b). In de definitie van schoolgebouw wordt via afzonderlijke definities verwezen naar een school of nevenvestiging in het primair onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en een hoofd-, neven- of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ook verticale scholengemeenschappen en agrarische opleidingscentra kunnen in aanmerking komen voor toepassing van deze regeling.

Stichting Ruimte-OK kan door de school worden verzocht om hulp te bieden bij kennis- en gedragsbevordering. Ruimte-OK heeft hiervoor zogenaamde Hulpteams ventilatie opgericht. Daarnaast is het hulpteam ventilatie hét team dat ingeschakeld moet worden voor het verkrijgen van de benodigde urgentieverklaring, die een meting naar de CO2-concentratie en binnentemperatuur bevat. Deze urgentieverklaring is voorwaardelijk voor het in aanmerking komen voor de ‘vangnetsubsidie’.

Eveneens is het gemiddelde weerbeeld gedefinieerd. Bij een afwijkend weerbeeld (hittegolf of koudegolf) heeft dit dusdanige invloed op de meetresultaten dat van een accurate meting geen sprake meer is. Indien de periode met een afwijkend weerbeeld in de meetperiode valt, zal de meetperiode moeten worden verlengd met hetzelfde aantal als het aantal dagen waarop sprake was van een afwijkend weerbeeld.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

In artikel 2 komt tot uitdrukking dat de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van overeenkomstige toepassing is. Indien in de regeling niet expliciet wordt afgeweken van de Kaderregeling, geldt hetgeen in de Kaderregeling is opgenomen.

Artikel 3. Doelstellig van deze regeling

Zie algemene toelichting

Artikel 4. Subsidieplafonds

Het plafond voor de aanvragen voor de ‘basissubsidie’ van 30% bedraagt € 25.000.000. Het plafond voor de aanvragen voor de ‘vangnetsubsidie’ van 60% bedraagt € 114.000.000, verdeelt over drie gelijke delen van 38.000.000 euro voor drie aanvraagperioden. Als een plafond wordt overschreden, kunnen voor dat arrangement geen aanvragen meer toegekend worden.

Het is mogelijk dat het plafond nog niet is uitgeput nadat de aanvraagtermijn verlopen is. In dat geval kan de aanvraagtermijn door de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs verlengd worden tot uiterlijk 30 april 2023 in het geval van de basissubsidie, en tot een in een verlengingsbesluit te noemen datum in het geval van de vangnetsubsidie. In het geval de plafonds van de eerste twee aanvraagperioden niet zijn uitgeput, zullen de overgebleven middelen ingezet worden ter verhoging van het plafond van de derde aanvraagperiode, zoals genoemd in artikel 10, tweede lid, onderdeel c.

Artikel 5. Te subsidiëren activiteiten

In artikel 5 is bepaald voor welke projecten een subsidie verstrekt kan worden aan het bevoegde gezagsorgaan dat de aanvraag doet. Deze projecten zien op verbouw van bestaande schoolgebouwen, waarmee in ieder geval de ventilatie (op energiezuinige wijze) verbeterd wordt. Het project zelf kan breder zijn dan die maatregelen voor het energiezuinige binnenklimaat, maar die maatregelen moeten in ieder geval onderdeel uitmaken van het project om in aanmerking te komen voor een subsidie.

Het verbouwen van een bestaand gebouw kan in sommige gevallen ook zien op activiteiten die in de praktijk ‘onderhoud’ genoemd worden, zoals het vervangen van installaties of verlichting. Gedragsmaatregelen, zoals het (her-)inregelen van bestaande installaties op een zelfstandig moment, vallen niet onder verbouw. Het vervangen van een oude installatie en het inregelen van de nieuwe, vervangende installatie dan weer wel.

In artikel 5 worden maatregelen genoemd die in het project in ieder geval moeten worden opgenomen. Deze maatregelen zijn nodig voor een goed, energiezuinig en veilig binnenklimaat in het schoolgebouw.

De eerste maatregel bestaat uit het realiseren van luchtverversing die aansluit bij de eisen uit het Bouwbesluit, de Arboregelgeving en aanvullende richtlijnen. Als een schoolgebouw is gebouwd voor 1 april 2012 of voor die datum een bouwvergunning is aangevraagd geldt een luchtverversingscapaciteit van 6 dm3/s per persoon of CO2-concentratie van maximaal 1.200 ppm. Voor gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd na 1 april 2012 zijn de minimumeisen vastgesteld op 950 ppm CO2 en 6,5 liter/seconde/persoon. In beide gevallen zijn de beoogde waarden gesteld als minimumwaarden. De aanvrager kan er dus ook voor kiezen voor een beter binnenklimaat en de bouw- en installatiekosten daarvoor opnemen in de begroting in de aanvraag.

De eerste maatregel – het verbeteren van de luchtverversing – zal in ieder schoolgebouw in het project getroffen gaan worden. Het bevoegd gezag heeft immers verklaard dat de bestaande schoolgebouwen niet voldoen aan de genoemde waarden (artikel 8, tweede lid).

Naast de verplichte maatregel kan een project ook andere maatregelen bevatten, voor zover die extra maatregelen binnen de scope van de regeling vallen. Dat kunnen bijvoorbeeld maatregelen zijn waarmee de onderhouds- en energiekosten laag gehouden worden of het binnenklimaat verder verbeterd wordt.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

Het bevoegd gezag kan twee soorten kosten opvoeren bij het aanvragen van de subsidie: de eigen bouw- en installatiekosten voor een project, bijvoorbeeld voor een grote renovatie, en de bouw- en installatiekosten die gemaakt worden door een schoolbestuur voor het verbouwen van een schoolgebouw. Als de kosten van de gemeente en van de school ten behoeve van hetzelfde project worden gemaakt (dus voor één of meer schoolgebouwen op dezelfde locatie), moet het bevoegd gezag de kosten in één aanvraag opnemen. Kosten die al op andere wijze vergoed zijn, zoals door een uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen, en de kosten die worden gemaakt voor delen van het gebouw die niet door de school worden gebruikt, worden niet vergoed. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ruimtes in een combinatiegebouw die gebruikt worden door een kinderopvangorganisatie of door een openbare bibliotheek. In dat geval zullen de kosten voor, bijvoorbeeld, een nieuwe installatie voor luchtverversing naar rato verdeeld moeten worden over de gebruikers van het gebouw. Het deel van de kosten dat neerslaat bij het schoolbestuur kan vervolgens onderdeel uitmaken van de subsidie. Indien de onderwijsmanager uren besteedt aan (de voorbereiding van) een project, is dit in beginsel onderdeel van de reguliere functie die uit reguliere middelen voor personele bekostiging wordt gefinancierd. Deze uren zijn daarmee in beginsel niet subsidiabel. Indien deze onderwijsmanager voor deze projecturen werkelijk wordt vervangen (bij het doorschuiven van taken wordt extra personeel aangesteld en/of bij uitbreiding van uren van zittend personeel) zijn de kosten wel subsidiabel. Op grond van deze regeling zijn alleen kosten subsidiabel die de ventilatieproblematiek tegengaan of verhelpen. Ventilatie is gericht op luchtverversing. Aangezien luchtreinigers zien op de reiniging van de lucht, en niet de verversing daarvan, zijn luchtreinigers op grond van deze regeling niet subsidiabel.

Artikel 7. Maximale hoogte basissubsidie

De basissubsidie bedraagt maximaal 30 procent van de totale bouw- en installatiekosten van de gemeente en/of het schoolbestuur voor een project.

Artikel 8. Maximale hoogte vangnetsubsidie

Om een aanvraag te honoreren voor het ‘vangnet’, moet er een urgentieverklaring afgegeven worden door het hulpteam ventilatie van Stichting Ruimte-OK. Het hulpteam ventilatie komt op aanvraag op de schoollocatie een meting uitvoeren naar de CO2-concentratie en binnentemperatuur. Het hulpteam ventilatie bepaalt de urgentie op basis van de meetresultaten aan de hand van het in de bijlage genoemde puntensysteem, dit landt in een urgentieverklaring. Deze urgentieverklaring is voorwaardelijk om in aanmerking te komen voor het ‘vangnet’.

De twee onderdelen die deel uitmaken van de urgentieverklaring zijn: CO2-concentratie en de binnentemperatuur. De CO2-concentratie is een goede indicator voor de ventilatiesituatie. Daarnaast hangt binnentemperatuur nauw samen met ventileren. Bij voorbeeld: de situatie in een schoolgebouw is niet gezond als de ventilatie op een school enkel ‘in orde’ is indien altijd alle ramen openstaan, en het daarmee constant 10 graden Celsius is. Vandaar dat beide pijlers worden meegenomen in het puntensysteem, waarbij CO2-concentratie zwaarder zal wegen.

Om de objectiviteit van de gemeten CO2-concentraties en binnentemperatuur te meten, worden onder meer de volgende checks ingebouwd:

  • Op de schoollocatie zal een continue meting over een periode van 2 weken worden geëist.

  • Deze meting wordt door de schoollocatie zelf uitgevoerd op basis van objectieve (maar voor de schoollocatie haalbare) eisen aan de meetomstandigheden en na een uitgebreide instructie van de hulpteams ventilatie over het uitvoeren van de meting.

  • De meetgegevens worden volgens een gestandaardiseerd proces geanalyseerd door Stichting Ruimte-OK (uitvoerder van de hulpteams ventilatie). Dit gestandaardiseerde proces wordt in de bijlage bij de regeling besproken.

De vangnetsubsidie bedraagt maximaal 60 procent van de totale bouw- en installatiekosten van de gemeente en/of het schoolbestuur voor een project.

Artikel 9. Aanvraag van de basissubsidie

De subsidie wordt aangevraagd door een bevoegd gezag. Bevoegde gezagsorganen kunnen de aanvraag indienen via het formulier dat ter beschikking is gesteld door DUS-I.

Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 18 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022. Aanvragen die na het sluiten van de indieningstermijn worden ingediend, kunnen niet behandeld worden.

Indien een aanvraag onvolledig is ingediend kan deze binnen vijf werkdagen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden aangevuld. Als de aanvraag niet tijdig wordt aangevuld kan deze niet in behandeling worden genomen. Het schoolbestuur kan in dat geval de aanvraag intrekken. Als de aanvraag inhoudelijk niet voldoet aan de eisen in de regeling wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 10. Aanvraag van de vangnetsubsidie

De vangnetsubsidie wordt aangevraagd door het bevoegd gezag. Bevoegde gezagsorganen kunnen de aanvraag indienen via het formulier dat ter beschikking is gesteld door DUS-I.

Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 18 juli 2022 tot en met 30 september 2022 (eerste tijdvak), van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2022 (tweede tijdvak), óf van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 (derde tijdvak). Aanvragen die na het sluiten van de indieningstermijn worden ingediend, kunnen niet behandeld worden.

Indien een aanvraag onvolledig is ingediend kan deze binnen vijf werkdagen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden aangevuld. Als de aanvraag niet tijdig wordt aangevuld kan deze niet in behandeling worden genomen. Het schoolbestuur kan in dat geval de aanvraag intrekken. Als de aanvraag inhoudelijk niet voldoet aan de eisen in de regeling wordt de aanvraag afgewezen. Vervolgens kan het bevoegd gezag zelf een verbeterde aanvraag opnieuw indienen. Die verbeterde aanvraag moet wel eveneens gedaan binnen de aanvraagperiode van de regeling, dus uiterlijk 30 september 2022, dan wel 31 december 2022, dan wel 31 maart 2023.

Artikel 11. Aanvraagvereisten

De aanvraag moet aan een aantal aanvraagvereisten voldoen. Allereerst kan de aanvraag betrekking hebben op maximaal één project. De aanvraag kan zowel zien op de bouw- en installatiekosten van de gemeente als de kosten van het schoolbestuur, zolang de te bekostigen werkzaamheden in het kader van één project plaatsvinden. Dit kan betekenen dat in één project, en dus op één locatie, de gemeente kosten maakt voor renovatie, terwijl het schoolbestuur kosten maakt voor het aanpassen van de binnen-installaties. Voor de definitie van een ‘project’ wordt verder verwezen naar artikel 1 en de daarbij behorende toelichting. Ten tweede zal het bevoegd gezag informatie moeten verschaffen via het aanvraagformulier van DUS-I of bij te voegen bijlagen. Ten derde moet een aanvraag een urgentieverklaring bevatten. Herstel van een ontbreken van deze urgentieverklaring dient te geschieden binnen vijf werkdagen na sluiting van het tijdvak.

Deze informatie ziet op: de adresgegevens van het betreffende schoolgebouw of de schoolgebouwen, genoemd in artikel 5, tweede lid, onder a of b, een overzicht van de maatregelen, genoemd in artikel 5, die worden getroffen en de gevolgen voor de luchtverversingscapaciteit of CO2-concentratie, een begroting, een tijdsplanning en een BRIN6-nummer waarmee de locatie kan worden vastgesteld. De begroting moet in ieder geval voldoende gedetailleerd zijn om te kunnen bepalen of de kosten voldoen aan de definitie van bouw- en installatiekosten en andere regels in deze regeling. Bij de begroting moeten een gespecificeerde offerte of gespecificeerde offertes worden toegevoegd waaruit dit vereiste kan blijken. Bij de specificatie valt te denken aan welke interventies (bijvoorbeeld: welk ventilatiesysteem, welke beglazing) tegen welke kosten, voor hoeveel lokalen, en tegen welke arbeidskosten. Uit de planning moet blijken dat de werkzaamheden uiterlijk starten op 1 augustus 2023 en worden afgerond uiterlijk op 1 augustus 2025 (artikel 15, eerste lid). Bij een aanvraag voor het vangnet is de urgentieverklaring zoals verstrekt door Stichting Ruimte-OK een aanvraagvereiste.

Artikel 12. Wijze van verdelen basissubsidie

De aanvragen van bevoegde gezagsorganen worden bij binnenkomst beoordeeld op de aanvraagvereisten en de afwijzingsgronden. De aanvragen die voldoen aan de vereisten van de regeling zullen op volgorde van binnenkomst toegekend worden. Er wordt gekeken naar de dagtekening, en naar het specifieke tijdstip op de dag. Als er meerdere aanvragen worden ingediend op de datum en het tijdstip dat het budget wordt uitgeput, wordt er tussen die aanvragen geloot.

Onvolledige aanvragen kunnen in sommige gevallen op grond van de Algemene wet bestuursrecht worden aangevuld door de aanvrager. In dat geval telt evenwel de datum van de aanvulling als datum van binnenkomst. Het kan dus zo zijn dat de aanvraag daardoor lager in de volgorde terecht komt, of zelfs in geheel niet beoordeeld kan worden als het budget inmiddels is uitgeput. Als een aanvraag niet voldoet aan de regeling zal deze worden afgewezen.

Artikel 13. Wijze van verdelen vangnetsubsidie

De minister verdeelt het beschikbare bedrag in het ‘vangnet’ op basis van de scores uit de urgentieverklaring van Ruimte-OK, die wordt afgegeven op basis van de (bouw-)technische voorwaarden. De volgorde van honorering is van hoge naar lage score uit de urgentieverklaring. De maximale beoordelingstermijn van de aanvraag is 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn, mogelijk eenmalig te verlengen met 8 weken, maar gestreefd wordt deze termijn zoveel korter te laten zijn als mogelijk. De behandeling zal door de DUSI worden uitgevoerd. Als er meerdere aanvragen binnen dezelfde categorie vallen bij het uitputten van de middelen, zal binnen de categorie worden geloot.

Artikel 14. Beslistermijn

De minister beslist op een aanvraag van een ‘basis’-subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. De minister beslist op een aanvraag van een ‘vangnet’-subsidie binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagperioden.

Artikel 15. Verplichtingen

Het bevoegd gezag heeft, na het ontvangen van de subsidie, een aantal verplichtingen. Allereerst moeten de bouwactiviteiten (van gemeente en/of schoolbestuur) gestart worden uiterlijk 1 augustus 2023, en afgerond worden uiterlijk op 1 augustus 2025. Indien het bevoegd gezag een ‘vangnetsubsidie’ ontvangt waarvoor zij een aanvraag heeft gedaan in het derde tijdvak (artikel 10, tweede lid, onderdeel c), dat moeten de bouwactiviteiten (van gemeente en/of schoolbestuur) gestart worden uiterlijk op 1 november 2023, en afgrond worden op uiterlijk 1 november 2025. Deze laatstgenoemde data kunnen eventueel later vastgesteld worden als het bevoegd gezag tijdig aangeeft dat de datum, buiten de schuld van het bevoegd gezag om, niet haalbaar blijkt, of onder andere bijzondere omstandigheden. Ten tweede wordt het bevoegd gezag gevraagd om mee te doen in het traject van het Kennis- en Innovatieplatform verduurzaming maatschappelijke vastgoed, waarin informatie en ervaringen van de gemeente verzameld worden. Ten derde moet het bevoegd gezag de begroting, en de offerte(s) waarop de begroting is gebaseerd, ter kennisgeving aan de gemeente waarin de locatie waarvoor subsidie is aangevraagd is gevestigd te versturen. Ten vierde moet een schoolbezoek door het hulpteam ventilatie van Ruimte-OK worden afgelegd, tenzij een bevoegd gezag een aanvraag doet voor een basissubsidie, dan is een schoolbezoek door Ruimte-OK niet verplicht. Ten vijfde kan het bevoegd gezag gevraagd worden om informatie aan te leveren ten behoeve van de evaluatie van de regeling. Hierbij kan gedacht worden aan de gerealiseerde ventilatieverbetering van het schoolgebouw en het tot stand komen van de begrote totale projectkosten. Tot slot zal het bevoegd gezag zich moeten melden als er ontwikkelingen zijn waardoor het uitvoeren van de activiteiten naar waarschijnlijkheid niet, niet tijdig of anders zal plaatsvinden dan opgenomen in de aanvraag.

Om aanspraak te kunnen maken op het ‘vangnet’-arrangement, moet er alles aan gedaan worden om de ventilatie te verbeteren binnen de bestaande technische mogelijkheden van het gebouw. Er moet een verbinding zijn met maximale gedragsaanpassing van het onderwijzend personeel (zij moeten maximaal geïnstrueerd worden over juiste wijze ventileren en juiste omgang met de technische mechanismen) en de technische mogelijkheden van het gebouw moeten zijn geoptimaliseerd (er is reeds maximale winst behaald met kleine technische aanpassingen). Daarom is een bezoek van de hulpteams ventilatie van stichting Ruimte-OK op de schoollocatie verplicht als een bevoegd gezag een vangnetsubsidie heeft aangevraagd. Deze verplicht berust niet op de aanvragers van een basissubsidie.

Artikel 16. Afwijzingsgronden

In artikel 16 is onder meer bepaald dat een subsidie niet wordt verstrekt als de bouwactiviteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd (dus: het project als bedoeld in artikel 5, eerste lid) zijn gestart voor 1 juni 2022. Ook zal een aanvraag voor een maatwerksubsidie worden afgewezen indien deze aanvraag niet de vereiste urgentieverklaring bevat. Een subsidie zal voorts niet worden verstrekt indien het bevoegd gezag een aanvraag heeft ingediend voor zowel de basissubsidie als de vangnetsubsidie. In dit laatste geval zal alleen de aanvraag voor de basissubsidie in behandeling worden genomen. Ten laatste zal een subsidie niet worden verstrekt, indien uit de urgentieverklaring blijkt dat de ventilatie getuige de predicaten ‘voldoende/goed’, ‘optimaal/goed’ of ‘optimaal/zeer goed’ reeds op orde is, en om die reden niet kunnen bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstelling van de maatwerkregeling.

Artikel 17. Verantwoording en betaling bij een subsidie tot 125.000 euro

In artikel 17 zijn de bepalingen opgenomen over de verantwoording van de onderwijsinstellingen zoals voorgeschreven in de Kaderregeling subsidies OCW, VWS en SZW. Het bevoegd gezag legt in de jaarverslaggeving verantwoording af over de besteding van de onderscheiden subsidies, conform model G, onderdeel 1 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, zoals bedoeld in de richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

De niet bestede middelen mogen, conform model G, onderdeel 1 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, besteed worden aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, mits de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan.

In het vierde lid staat genoemd in welke maand de subsidie zal worden verstrekt. Voor de basissubsidie geldt dat de minister de subsidie ten laatste op 31 december 2022 zal betalen. Voor de vangnetsubsidie uit het eerste tijdvak geldt dat ten laatste 31 december 2022, uit het tweede tijdvak ten laatste in maart 2023 en uit het derde tijdvak ten laatste in juni 2023 verstrekt zal worden.

Op verzoek van de minister toont de aanvrager aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt ook zijn verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

Artikel 18. Verantwoording, bevoorschotting en terugvordering bij een subsidie van 125.000 euro of meer

In artikel 18 zijn de bepalingen opgenomen over de verantwoording van de onderwijsinstellingen zoals voorgeschreven in de Kaderregeling subsidies OCW, VWS en SZW. Het bevoegd gezag legt in de jaarverslaggeving verantwoording af over de besteding van de onderscheiden subsidies, conform model G, onderdeel 2B van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, zoals bedoeld in de richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving. De hoogte van een subsidie is dan 125.000 euro of meer.

De minister kan de subsidie ter hoogte van het niet-bestede of onrechtmatig bestede deel terugvorderen, indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de subsidie niet, niet geheel of onrechtmatig is besteed.

Op verzoek van de minister toont de aanvrager aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt ook zijn verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

In het vierde lid staat genoemd in welke maand de subsidie zal worden betaald. Voor de basissubsidie geldt dat de minister de subsidie ten laatste op 31 december 2022 zal betalen. Voor de vangnetsubsidie uit het eerste tijdvak geldt dat de subsidie ten laatste 31 december 2022, uit het tweede tijdvak ten laatste in maart 2023 en uit het derde tijdvak ten laatste in juni 2023 zal worden uitbetaald.

Artikel 19. Aanpassing regeling aan de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs

Artikel 19 regelt de aanpassing van de regeling aan de wijzigingen van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet bestuurlijke harmonisatie bij hun inwerkingtreding per 1 augustus 2022.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Dit is berekend op basis van het verdiepend onderzoek van Ruimte-OK van augustus 2021. Hieruit bleek dat de totale landelijke kosten voor de ventilatieaanpak ca. € 1,6 miljard zijn, dit was vóór de investeringen die gedaan zijn met de SUViS-regeling. Met volledige uitputting van de SUViS-regeling is reeds € 667 miljoen van de benodigde € 1,6 miljard aan investering is gedaan (€ 200 mln. door het Rijk, € 467 mln. door schoolbesturen en/ of gemeenten aan cofinanciering). De resterende problematiek is daarmee gereduceerd tot ca 16% van de schoolgebouwen: (1-(667/1600))*27%. De 27% uit voorgaande som is de ‘ruim een kwart’ van de schoolgebouwen die niet voldeed aan de ventilatieopgave op basis van het verdiepend onderzoek van Ruimte-OK van augustus 2021.

X Noot
2

Dit geldt niet voor Verticale Scholengemeenschappen en Agrarische Opleidingscentra.

Naar boven