Wijziging Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2021

21 juni 2022

JBZ/22-0008732

De directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement, de Arbeidstijdenwet, het Arbeidstijdenbesluit vervoer, het Besluit Personenvervoer 2000 en artikel 4:83 Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c komt te luiden: Bijlage Erkenninghouder Tachografen 2022;

b. Onderdeel d komt te luiden: Bijlage Erkenninghouder Gasinstallatie 2022;

c. Onderdeel l komt te luiden: Bijlage Tachograaftechnicus 2022.

B

De Bijlage Erkenninghouder Tachografen 2021 wordt vervangen door:

Bijlage Erkenninghouder Tachografen 2022

Bijlage Erkenninghouder Tachografen 2022

 

HOOFDSTUK 1 – TOELICHTING OP DE BIJLAGE ERKENNINGHOUDER TACHOGRAFEN

   

1.1

Toelichting

1.2

Indeling

1.3

Titel

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

1.5

Meerdere werkplaatsen

   

HOOFDSTUK 2 – POSITIE VAN DE RDW

   

2.1

Basis van het toezicht

2.2

Wijze van toezicht houden

2.3

Frequentie van het toezicht

2.4

Risico gestuurd toezicht

2.5

Wijziging van de erkenning

   

HOOFDSTUK 3 – POSITIE VAN DE ERKENNINGHOUDER

   

3.1

Eisen en voorschriften

3.1.1

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

3.1.1.1

Aanwezigheid tijdens de steekproef

3.1.1.2

Wachttijd bij intrekking

3.1.2

Documentatie

3.1.3

Erkenningsschild/sticker(s)

3.1.4

Financiële verplichting

3.1.5

Instrueren van uw personeel

3.1.6

Bewaarplicht stukken

3.1.7

Werkplaatsen en inrichtingen

3.1.8

Datacommuicatie met de RDW

3.1.9

Apparatuur

3.2

Maatregelen

3.3

Handhaving tachografen

   

HOOFDSTUK 4 – OVERTREDINGEN EN SANCTIES

   

4.1

Vaststellen van een overtreding

4.2

Zienswijze

4.3

Ingangsdatum

4.4

Verjaringstermijn

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

4.6

Soorten sancties

   

HOOFDSTUK 5 – BEZWAAR EN BEROEP

   

5.1

Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

5.1.A

Klacht

5.1.1

Hoorzitting

5.1.2

Opschorten

5.2

Beroep

5.3

Voorlopige voorziening

   

HOOFDSTUK 6 – ERKENNINGSEISEN

   

6.1

Eisen aan de werkplaats of inrichting

   

STROOMSCHEMA KWALITEITSTOEPASSING KEURINGSEISEN / INSTALLATIE-EISEN O.B.V. CUSUMREGELINGEN

   

STROOMSCHEMA SANCTIES

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Tachografen
1.1 Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder Tachografen is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder tachografen. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2 Indeling

(zie Algemeen Deel)

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder Tachografen.

1.3 Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Tachografen van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4 Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden

1.5 Meerdere werkplaatsen

Geldt uw erkenning Tachografen voor meerdere werkplaatsen? Dan wordt in de regel de kwaliteit per werkplaats beoordeeld. Een eventuele sanctie wordt hierop afgestemd. In beginsel wordt steeds per werkplaats dan wel mobiele onderzoekseenheid gesanctioneerd.

Uitbreiding of wijziging van een erkenning met werkplaats is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie.

Voor mobiele onderzoekseenheden geldt dat hiervoor vanaf 15 juni 2019 geen erkenning meer aangevraagd kan worden. Voor de bestaande mobiele onderzoekseenheden geldt dat er vanaf 1 januari 2020 bij inrichtingen werkzaamheden verricht moeten worden. Hiervoor geldt dan wel dat er aantoonbaar afwisselend onderzoeken moeten worden verricht in de op de bijlage bij het erkenningsbesluit van de erkenning vermelde inrichtingen.

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW
2.1 Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning tachografen. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Verordening EU nr. 165/2014, de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling tachografen en de Regeling tachograafkaarten.

2.2 Wijze van toezicht houden

(Zie Algemeen deel).

Bij een steekproefsgewijze controle beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de werkzaamheden aan de tachograaf. Bij een technische audit (periodiek controlebezoek) wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en procedure van de werkzaamheden houdt.

2.3 Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van steekproefsgewijze controle is afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van de steekproefsgewijze controle. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem. U leest hier meer over in de Regeling Tachograaf, Cusumsysteem Erkenninghouder tachograaf 2022.

De RDW brengt u daarnaast in beginsel één keer per drie jaar een technische audit.

Vanaf 01-01-2022 is het cusumsysteem aangepast van 3 naar 5 gradaties.

2.4 Risico gestuurd toezicht

Risico gestuurd toezicht houdt in dat bedrijven die minder goed of aantoonbaar slecht presteren op het gebied van naleving van de regels vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

2.5 Wijziging van de erkenning

Bij een wijziging van de erkenning wordt naast een schouwing een registercontrole uitgevoerd. Tijdens de registercontrole worden onder meer gegevens van de werkplaatskaarten van de afgelopen drie jaar uitgelezen en beoordeeld. Op deze wijze kan de RDW een oordeel vormen over ongeregeldheden die zijn ontstaan in de periode tot de wijziging van de erkenning en de genoemde periode afsluiten. In geval van ongeregeldheden kunnen afspraken worden gemaakt met de (nieuwe) erkenninghouder over het gebruik van de werkplaatskaart door zijn tachograaftechnicus en de verantwoordelijkheid als erkenninghouder. Afhankelijk van de registercontrole wordt vervolgens een nieuwe schouwingstermijn bepaald. Naast de steekproeven voert de RDW in onderstaande situaties een registercontrole uit:

  • Aanpassen rechtspersoon

  • Naamswijzigingen KVK

  • Adreswijzigingen

  • Aanpassen erkenningsvorm Mobiele-vaste erkenning.

  • Tijdens een technische audit (controle)

  • Bij aansturing op basis van Risico Gestuurd Toezicht

  • Bij het uitvoeren van controle vanuit een onderzoek vanuit IL&T of Politie

Bij een wijziging van de erkenning dient een nieuwe werkplaatskaart met de nieuwe gegevens van de erkenning aangeschaft te worden. Hiervoor geldt een overgangstermijn van vier weken.

2.6 Beëindiging erkenning

Als aan u een intrekking voor onbepaalde tijd wordt opgelegd of u beëindigt de erkenning op eigen verzoek, dan moet u de in het Algemeen Deel genoemde stukken per direct inleveren bij de RDW. Bent u een mobiele erkenninghouder APK, dan voert u geen erkenningsschild of raamstickers. U kunt deze dus ook niet inleveren bij de RDW.

Bij een verzoek om beëindiging van een erkenning waarbij daaraan voorafgaand sancties zijn opgelegd, wordt aan dit verzoek voldaan na effectuering van de sancties.

Als erkenninghouder moeten de ingekochte en verwerkte zegels traceerbaar zijn in uw administratie. Bij het beëindigen van de erkenning moeten de nog aanwezige zegels worden geregistreerd als niet gebruikt en daarna vernietigd.

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

U kunt alleen in het bezit komen van een erkenning als u werkzaamheden verricht in het kader van de Regeling Tachografen. Als erkenninghouder tachografen mag u werkzaamheden aan tachografen laten uitvoeren door een bevoegde tachograaftechnicus. Dit moet gebeuren in de door u opgegeven werkplaats of inrichting. De tachograaftechnicus moet beschikken over een geldige bevoegdheidspas en geldige werkplaatskaart. Deze werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl.

De erkenning brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Door uw handelen kan het toezicht op de arbeidstijden van uw klanten worden beïnvloed.

In de Regeling tachografen is beschreven aan welke eisen u permanent moet voldoen en hoe u uw erkenning moet gebruiken. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden. U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het (digitale) Handboek Tachograaf.

De erkenning tachografen kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel met inrichtingen en niet-mobiel (vaste werkplaats). Indien er onderscheid gemaakt moet worden tussen een erkenninghouder met een vaste werkplaats en een erkenninghouder met een mobiele onderzoek-eenheid met inrichtingen, is dit in de tekst aangegeven. Het afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden. Raadplegen van de datum eerste toelating, opmaken van een manipulatieformulier en een zegelverbrekingsformulier kan ook buiten de openingstijden van de RDW.

3.1 Eisen en voorschriften

Op 4 februari 2014 is de Verordening EU nr. 165/2014 vastgesteld en deze verordening geldt vanaf 2 maart 2016. In de Regeling tachografen staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor de werkzaamheden aan tachografen. Om uw erkenning naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.

Samengevat moet u bij het verrichten van werkzaamheden aan de tachograaf in ieder geval aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt de datum eerste toelating van het voertuig vastgesteld door de RDW website te raadplegen. Indien het een niet Nederlands voertuig betreft moet u het originele buitenlandse kentekenbewijs hiervoor raadplegen. Is de datum eerste toelating van het voertuig nietvast te stellen dan kan dit achterwege blijven. In die situatie moet de laatste generatie en versie tachograaf aanwezig zijn.

  • b. Tijdens de werkzaamheden moet een manipulatiecontrole worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie of aanwezigheid van manipulatieapparatuur moet dit zo spoedig mogelijk bij de RDW gemeld worden door middel van het manipulatiemeldingsformulier. Dit formulier kunt u terugvinden in het handboek en digitaal opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW-systeem. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een tachograaftechnicus met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt de tachograaftechnicus de tachograaf en sluit hij de werkzaamheden af met een proefrit om te controleren of de tachograaf functioneert. Indien de werkzaamheden op dezelfde dag niet of niet volledig kunnen worden afgerond moet u een zegelverbrekingsformulier opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW-systeem.

  • c. Indien de tachograaftechnicus de digitale tachograaf buiten bedrijf stelt of in een ander voertuig installeert en alleen als het niet mogelijk is om de gegevens veilig te stellen, wordt dit direct aan de RDW gemeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht dat u eveneens digitaal kunt opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW-systeem. Het opmaken van een COU kan alleen op dezelfde dag, voorafgaand aan de melding van de goedkeuring in het RDW-register.

  • d. Van alle werkzaamheden worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart.

  • e. Na de werkzaamheden wordt het voertuig door de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft vericht met pasnummer van de bevoegdheidspas en de daarbij behorende pincode via datacommunicatie afgemeld bij de RDW.

  • f. Na de melding werkzaamheden wordt het oude installatieplaatje verwijderd en een nieuw installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van de tachograaf worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel, op een goed waarneembare plek in de bestuurdersruimte. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat de tachograaf goed is afgesteld en verzegeld en door de RDW is medegedeeld dat:

    • de bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden door de RDW; of

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden, maar dat deze steekproefcontrole niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen, dan wel

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig als de tachograaftechnicus in de werkplaats aanwezig zijn. De aan de tachograaftechnicus verstrekte pincodes voor het afmelden zijn persoonsgebonden. Deze mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode van een tachograaftechnicus persoonsgebonden is en blijft.

De RDW wijst u er met nadruk op dat de werkplaatskaart uitsluitend mag worden gebruikt voor werkzaamheden aan de tachograaf en voorts ook werkzaamheden, inclusief de manipulatiecontrole, van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig en de tachograaf te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de werkzaamheden.

Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig of tachograaf door een in de werkplaats of inrichting aanwezig persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW-medewerker aan het voertuig of de tachograaf wijzigingen worden aangebracht wordt dit ook aangemerkt als sleutelen in quarantainetijd.

3.1.1 Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef valt, is de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft uitgevoerd en het voertuig heeft afgemeld verplicht aanwezig. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast de aanwezigheid van de tachograaftechnicus betekent dit dat hij ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer zijn werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet u de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking stellen.

De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de tachograaftechnicus van elders, buiten de werkplaats, te (laten) komen.

3.1.1.1 Aanwezigheid tijdens de steekproef

U als erkenninghouder bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig en de tachograaftechnicus aanwezig zijn en blijven zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Heeft u een erkenning voor een mobiele onderzoek-eenheid tachografen, dan geldt dat ook de mobiele onderzoek-eenheid, bij de steekproef aanwezig moet zijn.

Als een voertuig in de steekproef valt moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in uw bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats of inrichting aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

3.1.1.2 Wachttijd bij intrekking

(zie Algemeen deel)

3.1.2 Documentatie

Als erkenninghouder tachografen moet u beschikken over de werkplaatshandboeken en documentatie die door de fabrikant of importeur van de tachografen wordt voorgeschreven voor die merken en types tachograaf waaraan u werkzaamheden laat verrichten. Uw tachograaftechnicus moet hier ook over kunnen beschikken. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van het actuele (digitale) Handboek Tachograaf.

3.1.3 Erkenningsschild/sticker(s)

Bent u een erkenninghouder met een mobiele onderzoek-eenheid met inrichtingen, dan hoeft u geen erkenningsschild of raamstickers te voeren. Bij beëindiging van uw bedrijf moet u het aan u toegekende Kenmerkteken direct inleveren bij de RDW

3.1.4 Financiële verplichting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.5 Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen Deel)

Bevoegd personeel

Voor de erkenninghouder van tachografen geldt dat de tachograaftechnicus per erkende werkplaats of mobiele onderzoekseenheid over maximaal één geldige werkplaatskaart mag beschikken. Deze heeft hij nodig om de werkzaamheden aan tachografen te verrichten. De werkplaatskaarten die zijn afgegeven op uw erkenning vallen onder uw verantwoordelijkheid en mogen de werkplaats of mobiele onderzoekseenheid niet verlaten. De werkplaatskaarten moeten ontoegankelijk voor onbevoegden opgeborgen zijn. Alle afgegeven werkplaatskaarten moeten drie jaar worden bewaard.

Een examen en bevoegdheidsverlenging tachograaftechnicus kan gedaan worden bij het IBKI. De tachograaftechnicus ontvangt na diplomering een bevoegdheidspas en pincode van de RDW die 4 jaar geldig is. Voor verlenging van de bevoegdheid moet de tachograaftechnicus opnieuw met goed gevolg een toets afleggen.

De bevoegdheidspas en pincode moeten worden gebruikt voor het afmelden van de tachografen in het RDW-register. Deze verstrekte pas en pincodes zijn persoonsgebonden en mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode persoonsgebonden is en blijft.

Overig personeel

Om de regelgeving goed te kunnen naleven en de erkenning in stand te houden, moet het personeel in ieder geval over de volgende zaken zijn geïnformeerd:

  • het gebruik van de werkplaatskaarten en pincodes is persoonsgebonden;

  • alleen de tachograaftechnicus mag werkzaamheden aan de tachograaf verrichten;

  • afmelden mag alleen door de tachograaftechnicus worden gedaan;

  • het voertuig, de registerkaart, de bevoegdheidspas en de werkplaatskaart moeten aanwezig zijn bij een steekproef;

  • de tachograaftechnicus moet aan de steekproef feitelijk assistentie verlenen.

3.1.6 Bewaarplicht stukken

In de Regeling tachografen staat in hoofdstuk 4 aangegeven welke gegevens u goed geordend in een register moet bewaren voor een periode van 3 jaar, dit geldt ook voor de ongeldige werkplaatskaarten en de zogenoemde technische print out en print out gebeurtenissen.

Als u de gegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd vastlegt, bewaart, raadpleegt of verstrekt is de AVG van toepassing. Dit houdt onder meer in, dat u een verwerking van persoonsgegevens moet aanmelden bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit kan eenvoudig door middel van een formulier dat u kunt downloaden van het internet.

De steekproefcontrolerapporten die u ontvangt moeten 30 maanden worden bewaard

3.1.7 Werkplaatsen en inrichtingen

Uw werkplaats moet voldoen een aantal eisen en voorwaarden.

Als erkenninghouder tachografen moet u beschikken over een werkplaats of, bij een mobiele activeringseenheid en een inrichting, die voldoet aan de Arbo-eisen, goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is.

Nadere eisen en uitleg wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in de Toelichting RDW inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur.

Voor erkenninghouders van mobiele onderzoekseenheden geldt dat in die inrichtingen eveneens een hefinrichting of inspectieput aanwezig moet zijn.

3.1.8 Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning goed te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u tachograafwerkzaamheden kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde werkplaats of mobiele onderzoekseenheid worden gebruikt.

3.1.9 Apparatuur

In de Regeling tachografen staat beschreven over welke apparatuur en gereedschap u moet beschikken. Dit kan door de fabrikant of importeur voorgeschreven apparatuur zijn of door de RDW daaraan gelijkwaardig geachte apparatuur. Het gaat hierbij veelal om specifieke meetapparatuur en gereedschap. Alle apparatuur en gereedschap moeten deugdelijk zijn en in goede staat verkeren.

Nadere eisen en uitleg wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in de Toelichting RDW inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur.

3.2 Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

Vereiste apparatuur

Indien tijdens de steekproef wordt geconstateerd dat de vereiste apparatuur defect of niet aanwezig is dan wordt uw erkenning per direct geschorst. Deze schorsing wordt beëindigd zodra u zelf kunt aantonen dat de vereiste apparatuur aanwezig of weer hersteld is en voldoet aan de gestelde eisen.

Werkzaamheden uitvoeren

U mag in uw werkplaats alleen die werkzaamheden uitvoeren aan tachografen waarvoor u de juiste apparatuur en documentatie in uw bezit heeft om de werkzaamheden volledig volgens de Verordening EU nr. 165/2014 uit te kunnen voeren.

3.3 Handhaving Tachografen

Als blijkt dat werkzaamheden aan de tachograaf niet zijn afgemeld bij de RDW, maar er wel een installatieplaatje is aangebracht, of de instellingen van het tachograaf zijn gewijzigd zonder dit bij de RDW af te melden, wordt dit aangemerkt als een overtreding.

U kunt zelf controleren of een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het register is opgenomen. U kunt dit doen aan de hand van:

  • de transactiecode die u krijgt direct na de afmelding;

  • directe controle van het register;

  • het raadpleegscherm voor afmeldingen;

  • de controle van de rekening van de provider waarbij u afmeldt.

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties
4.1 Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2 Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW-medewerker voor een afspraak.

4.3 Ingangsdatum

(zie Algemeen Deel)

Als u een erkenning heeft ten behoeve van uw eigen wagenpark, treedt iedere sanctie onmiddellijk in werking.

4.4 Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5 Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie algemeen Deel)

Tijdens een technische audit (periodiek controlebezoek) en de bijbehorende registercontrole kunnen zowel overtredingen als missers worden geconstateerd. Hiervoor kan een sanctie worden opgelegd of een cusumbijdrage worden toegekend. Het toekennen van een cusumbijdrage zal altijd gepaard gaan met verscherpt toezicht.

De zwaarte van de categorie van de overtreding(en) in combinatie met de totale cusumbijdrage is leidend in de beoordeling voor het opleggen van een sanctie of het toekennen van een cusumbijdrage. Hiervoor hanteert de RDW het volgende schema:

  • Overtreding(en) categorie I en/of II + totale cusumbijdrage van lager dan 5 > sanctie op basis van categorie(en) overtredingen.

  • Overtreding(en) categorie I en/of II + totale cusumbijdrage van 5 of hoger > cusumbijdrage + verscherpt toezicht of indien van toepassing.

  • Overtreding(en) categorie III + cusumbijdrage > sanctie op basis van categorie (en) overtreding

Voor de Kwaliteit toepassing keuringseisen/installatie-eisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Tachografen 2022 wordt een stroomschema overtredingen en sanctionering gebruikt die afwijkt van het Algemeen deel. Hieronder worden per categorie voorbeelden van overtredingen vermeld.

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning;

  • niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier;

  • beheer werkplaatskaarten niet op orde;

  • voorgeschreven apparatuur niet gebruikt.

Voorbeeld van categorie II overtreding:

  • signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld

  • ontbreken van de registerkaart

  • niet aanwezig zijn van de testregistratiebladen of dataprints bij de registerkaart;

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • aantoonbaar kalibreren met banden die niet tot dat voertuig behoren;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:

    • voertuig en/of mobiele onderzoek-eenheid niet aanwezig;

    • tachograaftechnicus niet aanwezig bij de steekproefcontrole;

    • vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld.

  • voertuig/werkzaamheden niet afgemeld;

  • (oude) werkplaatskaart niet aanwezig;

  • werkzaamheden uitgevoerd door onbevoegde persoon;

  • onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode;

  • geen download massageheugen of Certificate van undownloadability aanwezig;

  • onvolledige werkzaamheden/ontbreken zegelverbrekingsformulier (niet conform Verordening EU nr. 165/2014);

  • aantoonbaar vastgestelde manipulatie aanwezig en niet gemeld.

  • gebruik onjuist kenmerkteken van de werkplaats

  • onjuist/ontbreken/ernstige beschadiging van de fabrieksverzegelingen

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude:

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtreding

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole verschillende overtredingen worden geconstateerd.

Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek, steekproefcontrole of technische audit verschillende overtredingen worden geconstateerd, is er sprake van een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat bij minder dan vier overtredingen, een sanctie conform de categorie behorend bij de zwaarste overtreding wordt opgelegd. Als u na een meervoudige overtreding een volgende overtreding begaat, dan wordt de zwaarste overtreding van de meervoudige overtreding als historie aangemerkt.

Worden er vier of meer overtredingen geconstateerd waarvan ten minste 1 overtreding valt in categorie III, dan leidt dit tot een intrekking van 6 maanden.

4.6 Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep
5.1 Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.

5.1.a Klacht

Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van Politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht.

Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.

5.1.1 Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2 Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2 Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3 Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6 – Erkenningseisen
6.1 Eisen aan de werkplaats of inrichting

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u onder meer de beschikking moet hebben over ruimte en apparatuur. U moet permanent aan deze eisen voldoen. De periodieke controlebezoeken door de RDW zijn primair bedoeld om te beoordelen of u nog aan deze eisen voldoet, maar dit kan eveneens tijdens steekproeven plaatsvinden.

Nadere eisen en uitleg wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in de Toelichting RDW inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur.

Stroomschema kwaliteitstoepassing keuringseisen / installatie-eisen o.b.v. cusumregelingen
Stroomschema Sancties

C

De Bijlage Erkenninghouder Gasinstallatie 2021 wordt vervangen door:

Bijlage Erkenninghouder gasinstallaties 2022

Bijlage Erkenninghouder gasinstallaties 2022

 

HOOFDSTUK 1 – TOELICHTING OP DE BIJLAGE ERKENNINGHOUDER GASINSTALLATIES

   

1.1

Toelichting

1.2

Indeling

1.3

Titel

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

1.5

Meerdere werkplaatsen

   

HOOFDSTUK 2 – POSITIE VAN DE RDW

   

2.1

Basis van het toezicht

2.2

Wijze van toezicht houden

2.3

Frequentie van het toezicht

   

HOOFDSTUK 3 – POSITIE VAN DE ERKENNINGHOUDER

   

3.1

Voorschriften voor de keuring van LPG-gasinstallaties

3.1.1

Toezicht door middel van steekproeven

3.1.2

Documentatie

3.1.3

Erkenningsschild

3.1.4

Financiële verplichting

3.1.5

Instrueren van uw personeel

3.1.6

Bewaarplicht stukken

3.1.7

Werkplaats

3.1.8

Datacommunicatie met de RDW

3.2

Maatregelen

3.3

Handhaving gasinstallatie

   

HOOFDSTUK 4 – OVERTREDINGEN EN SANCTIES

   

4.1

Vaststellen van een overtreding

4.2

Zienswijze

4.3

Ingangsdatum

4.4

Verjaringstermijn

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

4.6

Soorten sancties

   

HOOFDSTUK 5 – BEZWAAR EN BEROEP

   

5.1

Second opinion over het resultaat van een steekproefherkeuring

5.1.1

Hoorzitting

5.1.2

Opschorten

5.2

Beroep

5.3

Voorlopige voorziening

   

HOOFDSTUK 6 – ERKENNINGSEISEN

   

6.1

Eisen aan de hefinrichting

6.2

Eisen aan de inspectieput

   

STROOMSCHEMA KWALITEITSTOEPASSING KEURINGSEISEN / INSTALLATIE-EISEN O.B.V. CUSUMREGELINGEN

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Gasinstallaties
1.1 Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder Gasinstallaties is een bijlage bij het Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder gasinstallaties. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2 Indeling

Bij de erkenning gasinstallaties wordt onderscheid gemaakt tussen de erkenninghouder en de LPG-technicus. De erkenninghouder gasinstallaties beheert de werkplaats en de LPG-technicus keurt de LPG-installaties. Voor de LPG-technicus is er geen aparte bijlage in de Toezichtbeleidsbrief. Het toezicht op de erkenning wordt onder andere gehouden op basis van het cusumsysteem. Dit betekent dat wanneer de LPG-technicus een fout begaat, u daar als erkenninghouder voor kunt worden gesanctioneerd. De LPG-technicus wordt in onderdeel 3.1.5 apart besproken.

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als Erkenninghouder gasinstallaties.

1.3 Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder gasinstallaties van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4 Erkenningen en bevoegdheden

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5 Meerdere werkplaatsen

Geldt uw erkenning voor meerdere werkplaatsen? Dan wordt in de regel de kwaliteit per werkplaats beoordeeld. Een eventuele sanctie wordt hierop afgestemd. In beginsel wordt steeds per werkplaats gesanctioneerd. Uitbreiding of wijziging van een erkenning is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie.

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW
2.1 Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning gasinstallaties. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling aanpassing voertuigen.

2.2 Wijze van toezicht houden

De RDW houdt toezicht op de erkenninghouder gasinstallaties door middel van herkeuringen (steekproeven) en periodieke controlebezoeken.

Bij een herkeuring (steekproef) beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de keuring van de LPG-gasinstallatie. Bij een periodiek controlebezoek wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en -voorschriften houdt.

2.3 Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van herkeuringen (steekproeven) is afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde keuringen van LPG-gasinstallaties en de resultaten van de herkeuringen (steekproeven). De RDW hanteert een percentage van gemiddeld 5% steekproeven. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem. U leest hier meer over in het Cusumsysteem Erkenninghouders Gasinstallaties 2017. De RDW brengt u in beginsel één keer per twee jaar een periodiek controlebezoek.

2.4 Risico gestuurd toezicht

Risico gestuurd toezicht houdt in dat bedrijven die minder goed of aantoonbaar slecht presteren op het gebied van naleving van de regels vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Hoofdstuk 3 – Positie van de erkenninghouder

Als u in het bezit bent van een erkenning gasinstallaties mag u LPG- gasinstallaties keuren in voertuigen die in Nederland zijn geregistreerd. Dit moet gebeuren in de erkende werkplaats. Dit houdt in dat de werkplaats aan een aantal eisen moet voldoen.

Het raadplegen en afmelden van keuringen van gasinstallaties in voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het handboek keuring gasinstallaties opgegeven tijden.

3.1 Voorschriften voor de keuring van LPG- gasinstallaties

In de Regeling aanpassing voertuigen staat het keuringsproces beschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dat u uw bedrijfsvoering zodanig inricht dat aan de verplichtingen in deze regeling wordt voldaan. Dit houdt het volgende in:

  • a. Voorafgaand aan het technische deel van de keuring van het voertuig wordt gecontroleerd of het voertuig overeenstemt met de voertuiggegevens (kenteken, VIN, en datum eerste toelating) in het kentekenregister. Indien het VIN van het voertuig niet leesbaar is of niet overeenstemt met het VIN in het kentekenregister, dan mag geen keuring worden verricht en moet de klant doorverwezen worden naar de RDW;

  • b. Controle op lekkage;

  • c. De LPG- technicus keurt de LPG-gasinstallaties met behulp van de voorgeschreven apparatuur;

  • d. Na afloop van het van de keuring wordt overgegaan tot het afmelden van de goedkeuring van de LPG-gasinstallatie;

  • e. De LPG-technicus vult de opnamekaart gasinstallatie in en ondertekent deze.

Als er in uw werkplaats een G3-installatie dan wel een R115-installatie wordt gekeurd, moet de inbouw uitgevoerd zijn aan de hand van de bij de installatie geleverde documentatie. Ook moet worden gecontroleerd of de betreffende gasinstallatie voor het specifieke merk en type voertuig is toegestaan.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig als de LPG-technicus in de werkplaats aanwezig zijn. Per 1 januari 2015 geldt dat de aan de LPG-technicus verstrekte bevoegdheidspas en pincode ten behoeve van het afmelden persoonsgebonden zijn. Deze mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode van een LPG-technicus persoonsgebonden is en blijft.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig als de LPG-technicus in de werkplaats aanwezig zijn. De aan de LPG-technicus verstrekte pincodes voor het afmelden zijn persoonsgebonden. Deze mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode van een tachograaftechnicus persoonsgebonden is en blijft

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van een voertuig en de komst van een steekproefcontroleur aan een afgemeld voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een zo duidelijk mogelijk beeld krijgen van de kwaliteit van de keuring van de LPG- gasinstallatie. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld door een in de werkplaats aanwezige persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

3.1.1 Toezicht door middel van steekproeven

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. U bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig, de LPG-technicus en de opnamekaart gasinstallatie aanwezig zijn en blijven, zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren Dit houdt onder meer in dat na de mededeling dat het voertuig in een steekproef valt:

  • a. de betrokken LPG-technicus verplicht in de werkplaats aanwezig moet zijn en blijven. Naast de aanwezigheid van deze LPG-technicus die het voertuig heeft gekeurd en de opnamekaart gasinstallaties heeft ondertekend, betekent dit dat deze LPG-technicus meteen feitelijke assistentie verleent. De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de LPG-technicus van elders, buiten de werkplaats, te (laten) komen.

  • b. het voertuig aanwezig moet zijn en blijven in de werkplaats. U moet al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig met de gekeurde gasinstallatie de werkplaats verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de keuring te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u de aanvrager voorafgaand aan de keuring duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt.

  • c. Na de mededeling dat het voertuig in de steekproef valt moet u de werkplaats en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking stellen.

Als er tijdens de steekproefcontrole, inclusief de eventuele second opinion, zonder toestemming van de steekproefcontroleur aan het voertuig wijzigingen worden aangebracht, wordt dit aangemerkt als een categorie III overtreding.

Indien een voertuig de werkplaats verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan gelden de volgende verplichtingen:

  • geef geen opnamekaart gasinstallatie af;

  • wijs de klant er op dat de goedkeuring vervalt, en

  • meldt dit dan direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur

  • De eventuele aanwezigheid van het kentekenbewijs vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest in de werkplaats, maar maakt de overtreding niet ongedaan en vormt evenmin een bijzonder feit of omstandigheid.

De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de LPG-technicus van elders, buiten de werkplaats, te (laten) komen.

3.1.1.1 Aanwezigheid tijdens de steekproef

U als erkenninghouder bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig en de LPG-technicus aanwezig zijn en blijven zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren.

Als een voertuig in de steekproef valt moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

Indien de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten aanwezig is, dan mag u de opnamekaart gasinstallatie alsnog afgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

3.1.2 Documentatie

Als erkenninghouder moet u over de volgende documentatie op papier of digitaal beschikken:

  • Boekwerk Regelgeving keuring gasinstallatie;

  • Nederlandstalige handleidingen en certificaten van de vereiste meetmiddelen;

  • het meest recente erkenningsbesluit.

De documentatie moet u ook aan uw LPG-technicus ter beschikking stellen ten behoeve van de keuringen van de LPG gasinstallaties.

3.1.3 Erkenningsschild/sticker(s)

Als erkenninghouder gasinstallatie moet u een erkenningsschild of raamsticker voeren. Bij beëindiging van uw bedrijf moet u het aan u toegekende Kenmerkteken direct inleveren bij de RDW

3.1.4 Financiële verplichting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.5 Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen deel)

Bevoegd personeel

Als erkenninghouder gasinstallaties moet u uw personeel in ieder geval over de volgende zaken instrueren:

  • de pincode van de LPG-technicus is persoonlijk;

  • de keuring van de gasinstallatie moet door een bevoegd LPG-technicus worden gedaan;

  • de LPG-technicus is degene die de keuring afmeldt;

  • er mag niet worden gesleuteld in quarantainetijd;

  • de aanwijzingen van de RDW medewerker moeten worden opgevolgd;

  • het voertuig, de LPG-technicus en de opnamekaart gasinstallatie moeten aanwezig zijn tijdens een steekproefcontrole.

De LPG-technicus

Iemand is LPG-technicus, als hij beschikt over het diploma LPG-technicus van de stichting VAM. De LPG-technicus is bevoegd om LPG-gasinstallaties te keuren.

Om de kwaliteit van keuren van gasinstallaties te onderhouden en bevorderen is een verplichte toets om de 4 jaar ingevoerd. Indien de toets met goed gevolg is afgelegd ontvangt de LPG-technicus een bevoegdheidspas en pincode die moet worden gebruikt bij het afmelden van gasinstallaties.

Voor nadere informatie over de toets kunt u zich wenden tot het IBKI.

3.1.6 Bewaarplicht stukken

In de Regeling aanpassing voertuigen vindt u een lijst met stukken die u moet archiveren. U moet deze stukken 3 jaar bewaren. Het betreft hier onder andere:

  • de afschriften van de opnamekaarten gasinstallaties;

  • de steekproefcontrolerapporten;

  • als het een keuring van een VN/ECE-reglement 115-installatie betreft, de inbouwhandleiding of de verwijzing ernaar.

  • De steekproefcontrolerapporten (papieren versie) die u ontvangt moeten 30 maanden worden bewaard.

3.1.7 Werkplaats en inrichtingen

Uw werkplaats moet voldoen aan een aantal eisen en voorwaarden.

Als erkenninghouder gasinstallatie moet u beschikken over een werkplaats die voldoet aan de Arbo-eisen, goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is.

Nadere eisen en uitleg wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in de Toelichting RDW inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur.

3.1.8 Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u keuringen van LPG-gasinstallaties kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde werkplaats worden gebruikt.

3.1.9 Apparatuur

In de Regeling gasinstallatie staat beschreven over welke apparatuur en gereedschap u moet beschikken. Alle apparatuur en gereedschap moeten deugdelijk zijn en in goede staat verkeren.

Nadere eisen en uitleg wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in de Toelichting RDW inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur.

3.2 Maatregelen

(zie Algemeen Deel)

Vereiste apparatuur

Indien tijdens de steekproef wordt geconstateerd dat de vereiste apparatuur defect of niet aanwezig is dan wordt uw erkenning per direct geschorst, deze schorsing wordt beëindigd zodra u zelf kunt aantonen dat de vereiste apparatuur aanwezig of weer hersteld is en voldoet aan de gestelde eisen.

3.3 Handhaving gasinstallatie

Als blijkt dat een wijziging van de brandstof in het voertuig niet in het kentekenregister van de RDW voorkomt, maar er voor dat voertuig wel een opnamekaart gasinstallatie door u is afgegeven, is dit fraude. U kunt zelf controleren of een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het register is opgenomen. U kunt dit doen aan de hand van:

  • de transactiecode die u krijgt direct na de afmelding;

  • directe controle van het register;

  • het raadpleegscherm voor afmeldingen.

  • de controle van de rekening van de RDW waar u door de in rekening gebrachte meldingen controleerd met de door u afgemelde voertuigen.

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties
4.1 Vaststellen van een overtreding

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2 Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW-medewerker voor een afspraak.

4.3 Ingangsdatum

(Zie Algemeen Deel)

4.4 Verjaringstermijn

(zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5 Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie Algemeen Deel)

Voor de Kwaliteit toepassing keuringseisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Erkenninghouder Gasinstallaties 2017 wordt een stroomschema overtredingen en sanctionering gebruikt die afwijkt van het Algemeen deel.

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen met betrekking tot de erkenning.

Voorbeelden categorie II overtredingen:

Geen

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen, zoals:

    • voertuig niet aanwezig;

    • LPG-technicus niet aanwezig;

    • het niet ter beschikking stellen van de vereiste apparatuur;

  • onbevoegd gebruik van pincode;

  • gebruik maken van niet-geijkte apparatuur;

  • onbevoegde ondertekening van een opnamekaart gasinstallatie;

  • het niet volledig uitvoeren van een keuring;

  • keuren en afmelden van een gasinstallatie in een voertuig terwijl de minimaal vereiste hefhoogte van de hefinrichting niet wordt bereikt.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtreding

(Zie Algemeen deel)

4.6 Soorten sancties

(zie Algemeen Deel)

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep
5.1 Second opinion over het resultaat van een steekproefherkeuring

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven. Meer hierover leest u in het boekwerk Regelgeving keuring gasinstallatie onder ‘administratieve procedures’.

5.1.1 Hoorzitting

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2 Opschorten

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2 Beroep

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3 Voorlopige voorziening

(zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6 – Erkenningseisen
6.1 Eisen aan de hefinrichting

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u onder meer de beschikking moet hebben over ruimte en apparatuur. U moet permanent aan deze eisen voldoen. De periodieke controlebezoeken door de RDW zijn primair bedoeld om te beoordelen of u nog aan deze eisen voldoet, maar dit kan eveneens tijdens steekproeven plaatsvinden.

Nadere eisen en uitleg wat de RDW verstaat onder deugdelijkheid met betrekking tot deze voorzieningen vindt u in de Toelichting RDW inrichting keuringsruimte, werkplaats en apparatuur.

Stroomschema kwaliteitstoepassing keuringseisen / installatie-eisen o.b.v. cusumregelingen

D

De Bijlage Tachograaftechnicus 2021 wordt vervangen door:

Bijlage Tachograaftechnicus 2022

Bijlage Tachograaftechnicus 2022

 

HOOFDSTUK 1 – TOELICHTING OP DE BIJLAGE TACHOGRAAFTECHNICUS

   

1.1

Toelichting

1.2

Indeling

1.3

Titel

   

HOOFDSTUK 2 – POSITIE VAN DE RDW

   

2.1

Basis van het toezicht

2.2

Wijze van toezicht houden

2.3

Frequentie van het toezicht

2.4

Wijziging van de erkenning

   

HOOFDSTUK 3 – POSITIE VAN DE TACHOGRAAFTECHNICUS

   

3.1

Voorschriften

3.1.1

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

3.1.2

Aanwezigheid van de steekproef

   

HOOFDSTUK 4 – OVERTREDINGEN EN SANCTIES

   

4.1

Vaststellen van een overtreding

4.2

Zienswijze

4.3

Ingangsdatum

4.4

Verjaringstermijn

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

4.6

Soorten sancties

   

HOOFDSTUK 5 – BEZWAAR EN BEROEP

   

5.1

Bezwaar

5.1.A

Waarschuwing

5.1.B

Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

5.1.C

Klacht

5.1.1

Hoorzitting

5.1.2

Opschorten

5.2

Beroep

5.3

Voorlopige voorziening

   

STROOMSCHEMA KWALITEITSTOEPASSING KEURINGSEISEN/INSTALLATIE-EISEN O.B.V. CUSUMREGELINGEN

   

STROOMSCHEMA SANCTIES

Hoofdstuk 1 – Toelichting op de bijlage Tachograaftechnicus
1.1 Toelichting

De Bijlage Tachograaftechnicus is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW die los van het Algemeen Deel moet worden toegepast. Deze bijlage is bedoeld voor de tachograaftechnici. U leest hier hoe de RDW toezicht houdt op uw bevoegdheid.

1.2 Indeling

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als tachograaftechnicus.

1.3 Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Tachograaftechnicus.

Hoofdstuk 2 – Positie van de RDW
2.1 Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de aan u verleende bevoegdheid. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Verordening EU nr. 165/2014, de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling tachografen en de Regeling tachograafkaarten.

2.2 Wijze van toezicht houden

Bij een steekproefsgewijze controle beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de werkzaamheden aan de tachograaf. Bij een technische audit (periodiek controlebezoek) wordt vooral getoetst of u zich aan de procedure van de werkzaamheden houdt.

2.3 Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van steekproefsgewijze controle is afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van de steekproefsgewijze controle. Dit wordt bijgehouden in een Cusumsysteem.

U leest hier meer over in het Handboek Tachografen Cusumsysteem tachograaftechnicus 2022.

Vanaf 01-01-2022 is het cusumsysteem aangepast van 3 naar 5 gradaties.

2.4 Wijziging van de erkenning

Bij een wijziging van de erkenning wordt naast een schouwing een registercontrole uitgevoerd. Tijdens de registercontrole worden onder meer gegevens van de werkplaatskaarten van de afgelopen drie jaar uitgelezen en beoordeeld. Op deze wijze kan de RDW een oordeel vormen over ongeregeldheden die zijn ontstaan in de periode tot de wijziging van de erkenning. In geval van ongeregeldheden kunnen afspraken worden gemaakt dan wel kunnen sancties worden opgelegd aan de tachograaftechnicus. Naast de steekproeven voert de RDW in onderstaande situaties een registercontrole uit:

  • Aanpassen rechtspersoon

  • Naamswijzigingen KVK

  • Adreswijzigingen

  • Aanpassen erkenningsvorm Mobiele-vaste erkenning.

  • Tijdens een technische audit (controle)

  • Bij aansturing op basis van Risico Gestuurd Toezicht

  • Bij het uitvoeren van controle vanuit een onderzoek vanuit IL&T of Politie

Bij een wijziging van de erkenning dient een nieuwe werkplaatskaart met de nieuwe gegevens van de erkenning aangeschaft te worden. Hiervoor geldt een overgangstermijn van vier weken.

Hoofdstuk 3 – Positie van de tachograaftechnicus

Verkrijgen van de tachograafbevoegdheid

U bent bevoegd tachograaftechnicus als u het examen bij Stichting VAM (IBKI) succesvol heeft afgerond. Als bevoegd tachograaftechnicus mag u alle werkzaamheden volgens de Regeling tachografen uitvoeren. De RDW verwacht van u dat u op de juiste wijze gebruik maakt van uw bevoegdheid en de verplichtingen uit de regelgeving naleeft. De RDW houdt toezicht op de correcte naleving van de eisen en voorschriften die uit de regelgeving voortvloeien en het juiste gebruik van de verantwoordelijkheden die u op eigen verzoek heeft ontvangen. Als bewijs van het behalen van uw examen tachograaftechnicus krijgt u een bevoegdheidspas. Op deze pas staat onder andere vermeld:

  • het diplomanummer;

  • de bevoegdheid TA;

  • het pasnummer.

Iedere keurmeester beschikt naast de bevoegdheidspas over een pincode. Deze pincode is nodig om een voertuig te kunnen afmelden. De bevoegdheidspas en pincode zijn strikt persoonlijk. Het is niet toegestaan uw bevoegdheidspas en/of pincode door iemand anders te laten gebruiken. Het uitlenen van uw pas en/of pincode is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

Behouden van de tachograafbevoegdheid

Als u bevoegd tachograaftechnicus bent, moet u iedere vier jaar met goed gevolg een toets afleggen bij de Stichting VAM, om deze te behouden. Dit wordt de bevoegdheidsverlenging genoemd. Daarnaast kan de RDW als sanctie uw bevoegdheid intrekken en u verplichten tot het afleggen van een sanctietoets. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 4: Overtredingen en sancties. Als u werkzaamheden wilt verrichtten aan een tachograaf, moet u een geldige bevoegdheid hebben. U bent zelf verantwoordelijk voor het controleren van de geldigheid van uw bevoegdheid. Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor u geen geldige bevoegdheid heeft, is een overtreding en wordt gesanctioneerd.

Werkplaatskaart

De tachograaftechnicus moet beschikken over een geldige werkplaatskaart. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden. De werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Bij ontvangst van de werkplaatskaart moet u de gegevens op de werkplaatskaart controleren op juistheid. Indien de gegevens afwijken moet u contact opnemen met de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl.

In de Regeling tachografen en Verordeningen is beschreven welke werkzaamheden u moet en mag uitvoeren aan een tachograaf met behulp van de werkplaatskaart.

U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het Handboek Tachograaf.

De erkenning tachografen kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel met inrichting en niet-mobiel (vaste werkplaats). Let er wel op dat u voor iedere werkplaats waar u werkzaamheden verricht een aparte werkplaatskaart nodig heeft en dat deze kaart aanwezig moet zijn en blijven in de werkplaats waarvoor hij is afgegeven.

Het afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden. Raadplegen van de datum eerste toelating, opmaken van een manipulatieformulier en een zegelverbrekingsformulier kan ook buiten de openingstijden van de RDW.

3.1 Voorschriften

Op 4 februari 2014 is de Verordening EU nr. 165/2014 vastgesteld en geldt vanaf 2 maart 2016. In de Regeling tachografen staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor de werkzaamheden aan tachografen. Om uw erkenning naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.

Samengevat moet u bij het verrichten van werkzaamheden aan de tachograaf, en uitsluitend bij werkzaamheden aan de tachograaf mag u de werkplaatskaart gebruiken. In ieder geval moet u aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt de datum eerste toelating van het voertuig vastgesteld door de RDW website te raadplegen. Indien het een niet Nederlands voertuig betreft moet u het buitenlandse kentekenbewijs hiervoor raadplegen Is de datum eerste toelating van het voertuig nietvast te stellen dan kan dit achterwege blijven. In die situatie moet de laatste generatie en versie tachograaf aanwezig zijn.;

  • b. Tijdens de werkzaamheden moet een manipulatiecontrole worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie of aanwezigheid van manipulatieapparatuur moet dit zo spoedig mogelijk bij de RDW gemeld worden door middel van het manipulatie-meldingsformulier. Dit formulier kunt u terugvinden in het handboek en digitaal opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW- systeem. U moet de werkzaamheden uitvoeren met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt u de tachograaf en sluit de werkzaamheden af met een proefrit om te controleren of de tachograaf functioneert. Indien de werkzaamheden op dezelfde dag niet of niet volledig kunnen worden afgerond moet u een zegelverbrekingsformulier opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW-systeem;

  • c. Indien u de digitale tachograaf buiten bedrijf stelt of in een ander voertuig installeert en alleen als het niet mogelijk is om de gegevens veilig te stellen, wordt dit direct aan de RDW gemeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht (COU) dat u eveneens digitaal kunt opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW- systeem Het opmaken van een COU kan alleen op dezelfde dag, voorafgaand aan de melding van de goedkeuring in het RDW-register.;

  • d. Van alle werkzaamheden worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart;

  • e. Na de werkzaamheden wordt het voertuig door u met pasnummer van de bevoegdheidspas en de daarbij behorende pincode via datacommunicatie afgemeld bij de RDW;

  • f. Na de melding werkzaamheden wordt het oude installatieplaatje verwijderd en een nieuw installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van de tachograaf worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel namelijk de B-stijl of de instaptrede aan de bestuurderszijde. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat de tachograaf goed is afgesteld en verzegeld en door de RDW medegedeeld dat:

    • de bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden door de RDW; of

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden, maar dat deze steekproefcontrole niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig en u als tachograaftechnicus in de werkplaats aanwezig zijn. De aan u verstrekte pincodes voor het afmelden zijn persoonsgebonden. Deze mogen niet door iemand anders worden gebruikt.

De RDW wijst u er met nadruk op dat ook werkzaamheden, inclusief de manipulatiecontrole, van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig en de tachograaf te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de werkzaamheden. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig of tachograaf door een in de werkplaats of inrichting aanwezig persoon, of dit nu personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW- medewerker aan het voertuig of de tachograaf, wijzigingen worden aangebracht wordt dit ook aangemerkt als sleutelen in quarantainetijd.

3.1.1 Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

U moet alle medewerking verlenen aan het uitoefenen van het toezicht door de RDW. Indien u uw emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker d.m.v. verbale agressie (uitschelden etc.), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in het bedrijf of via de telefoon, sociale media en e-mail door u of de daar aanwezige personen dan is dit een categorie IV overtreding. Indien (eveneens) sprake is van bedreiging of fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker wordt ook aangifte gedaan door de RDW voor strafrechtelijke vervolging.

Onder intimidatie valt ook het filmen en/of geluidsopnamen maken van toezichthouders van de RDW zonder dat daarvoor een gerechtvaardigd belang is.

Uw medewerking aan een steekproef wordt voorts op onderstaande wijze van u verwacht. Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef valt, is de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft uitgevoerd en het voertuig heeft afgemeld verplicht aanwezig en is ook verantwoordelijk dat het voertuig aanwezig is en blijft zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast uw aanwezigheid betekent dit dat u ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer uw werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet nu zorgen dan de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking gesteld wordt. De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de tachograaftechnicus van elders, buiten de werkplaats, te (laten) komen.

3.1.1 Aanwezigheid tijdens de steekproef

Uw aanwezigheid en medewerking is in uw eigen belang. Een cusumbijdrage geldt voor u persoonlijk, evenals de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de steekproef. De eventueel door u gemaakte missers worden vermeld op het steekproefcontrolerapport. Ook andere overtredingen (zie hoofdstuk 4) worden op het steekproefcontrolerapport vermeld.

Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef vallen, moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats of inrichting aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

Hoofdstuk 4 – Overtredingen en sancties
4.1 Vaststellen van een overtreding

Een overtreding kan onder andere worden vastgesteld:

  • bij een technische audit (periodiek controlebezoek) bij de erkenninghouder waar u werkzaamheden verricht;

  • tijdens een bezoek voor een steekproefsgewijze controle;

  • door de politie, IL&T of andere overheden;

  • naar aanleiding van een klacht.

4.2 Zienswijze

Als een overtreding is geconstateerd stelt de RDW u in de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten al dan niet een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van fraude, intimidatie, verbaal of fysiek geweld dan wel dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in de werkplaats of inrichting door u of de daar aanwezig personen.

In de regel wordt voor het geven van uw zienswijze een afspraak gemaakt voor een bezoek. Het doel van deze horing is om relevante feiten en omstandigheden te verzamelen. Met name ook bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het op juiste wijze naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan gelden niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het bepalen of er al dan niet een sanctie wordt opgelegd. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor 1 week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW- medewerker voor een afspraak.

4.3 Ingangsdatum

Een sanctie treedt in beginsel direct in werking. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van 6 en 12 weken en de intrekking voor bepaalde tijd van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk. Deze treedt in beginsel na vijf werkdagen na het versturen ervan in werking. Deze termijn is gesteld, zodat de eerstkomende afspraken met klanten kunnen worden nagekomen.

4.4 Verjaringstermijn

De RDW hanteert een verjaringstermijn van 24 maanden. Dit betekent dat op het moment van constatering van een overtreding, er 24 maanden wordt teruggekeken in uw historie als Tachograaftechnicus. Grondslag voor de verjaringstermijn is de datum van constatering van de overtreding. Zowel uw goede historie als overtredingen begaan niet meer dan 24 maanden voorafgaand aan de huidige geconstateerde overtreding worden beoordeeld. Als er binnen de verjaringstermijn een eerdere overtreding is geconstateerd, wordt er naar de categorie van die overtreding gekeken. Deze telt mee bij het opleggen van de nieuwe sanctie. De zwaarte van de sanctie van de eerdere overtreding is hierbij niet van belang. Deze kan beïnvloed zijn door een overtreding die meer dan 24 maanden geleden is geconstateerd. Heeft u buiten deze verjaringstermijn (meer dan 24 maanden terug) de regelgeving nageleefd, zijn er geen overtredingen geconstateerd of geen sancties opgelegd, dan is dit niet van belang voor uw historie en telt dit evenmin als bijzonder feit of omstandigheid.

4.5 Categorisering overtredingen en stroomschema

De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten:

I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen bevat en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld.

In het stroomschema op de laatste pagina worden de sancties schematisch weergegeven. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het herhaaldelijk begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.

Voor de Kwaliteit toepassing installatie-eisen op basis van de Regeling Cusumsysteem Tachograaftechnicus 2022 wordt een stroomschema overtredingen en sanctionering gebruikt die afwijkt van het Algemeen deel.

Tijdens een technische audit (periodiek controlebezoek) en de bijbehorende registercontrole kunnen zowel overtredingen als missers worden geconstateerd. Hiervoor kan een sanctie worden opgelegd of een cusumbijdrage worden toegekend. Het toekennen van een cusumbijdrage zal altijd gepaard gaan met verscherpt toezicht.

De zwaarte van de categorie van de overtreding(en) in combinatie met de totale cusumbijdrage is leidend in de beoordeling voor het opleggen van een sanctie of het toekennen van een cusumbijdrage. Hiervoor hanteert de RDW het volgende schema:

  • Overtreding(en) categorie I en/of II + totale cusumbijdrage van lager dan 5 > sanctie op basis van categorie(en) overtredingen.

  • Overtreding(en) categorie I en/of II + totale cusumbijdrage van 5 of hoger > cusumbijdrage + verscherpt toezicht.

  • Overtreding(en) categorie III + cusumbijdrage > sanctie op basis van categorie (en) overtreding.

Meervoudige overtreding

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole verschillende overtredingen worden geconstateerd.

Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek, steekproefcontrole of technische audit verschillende overtredingen worden geconstateerd, is er sprake van een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat bij minder dan vier overtredingen, een sanctie conform de categorie behorend bij de zwaarste overtreding wordt opgelegd. Als u na een meervoudige overtreding een volgende overtreding begaat, dan wordt de zwaarste overtreding van de meervoudige overtreding als historie aangemerkt.

Worden er vier of meer overtredingen geconstateerd waarvan ten minste 1 overtreding valt in categorie III, dan leidt dit tot een intrekking van 6 maanden.

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier;

  • niet aanwezig zijn van de testschijf bij de registerkaart;

  • voorgeschreven apparatuur niet gebruikt.

Voorbeeld van categorie II overtredingen:

  • signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld.

  • ontbreken van de registerkaart.

  • Niet aanwezig zijn van de testregistratiebladen of dataprints bij de registerkaart

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • aantoonbaar kaliberen met banden die niet tot dat voertuig behoren

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:

    • voertuig en/of mobiele onderzoek-eenheid niet aanwezig;

    • tachograaftechnicus niet aanwezig bij de steekproefcontrole;

    • vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld;

  • voertuig/werkzaamheden niet afgemeld (oude) werkplaatskaart niet aanwezig;

  • werkzaamheden uitgevoerd door onbevoegde persoon;

  • onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode;

  • geen download massageheugen of certificate van undownloadability aanwezig;

  • onvolledige werkzaamheden/ontbreken zegelverbrekingsformulier (niet conform Verordening EU nr.165/2014);

  • aantoonbaar vastgestelde manipulatie aanwezig en niet gemeld.

  • gebruik onjuist kenmerkteken van de werkplaats

  • onjuist/ontbreken/ernstige beschadiging van de fabrieksverzegelingen

  • vastgestelde manipulatie.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • Fraude;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

4.6 Soorten sancties

Sancties worden schriftelijk aan u bekend gemaakt. De RDW kent de volgende sancties:

Waarschuwing

Een waarschuwing kan in combinatie met verscherpt toezicht worden opgelegd. Uit het stroomschema is te herleiden wanneer een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd.

Intrekking voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk

Dit betekent dat uw erkenning feitelijk wordt ingetrokken voor de duur van twee weken en voorwaardelijk voor de duur van twee weken. Daarbij geldt dat indien u binnen de verjaringstermijn van zes maanden opnieuw een overtreding van dezelfde categorie begaat, uw erkenning/bevoegdheid alsnog voor de duur van twee weken wordt ingetrokken. U dient er rekening mee te houden dat in dat geval naast het voorwaardelijke deel van de sanctie ook een sanctie behorende bij de nieuwe overtreding(en) zal worden opgelegd. Het voorwaardelijke deel van de intrekking en de sanctie tengevolge van de nieuwe overtreding(en) worden opeenvolgend ten uitvoer gelegd.

De intrekking voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk wordt in combinatie met verscherpt toezicht opgelegd. Uit het stroomschema is te herleiden wanneer deze sanctie wordt opgelegd.

Intrekking voor bepaalde tijd

Als aan u een intrekking voor bepaalde tijd wordt opgelegd, kunt u gedurende een bepaalde periode geen keuringen verrichten. De intrekking voor bepaalde tijd beslaat een periode van 6, 12 weken of 6 maanden. Dit is afhankelijk van uw historie en/of de categorie waarin de overtreding(en) valt of vallen. De RDW zal bij meer dan één intrekking voor bepaalde tijd, de sanctie opvolgend ten uitvoer leggen.

Sanctietoets

Een sanctietoets wordt altijd opgelegd in combinatie met een intrekking voor 12 weken of 6 maanden. Achtergrond is dat u geruime tijd de werkzaamheden niet meer mag uitvoeren en daarmee uw actuele en parate kennis van de tachograaf verminderd is. Ter borging van de vereiste kwaliteit en kennis van de werkzaamheden aan de tachograaf moet u daarom een toets bij het IBKI afleggen. Als naar aanleiding van een overtreding tevens een sanctietoets wordt opgelegd, zal uw bevoegdheid ook na afloop van de intrekking voor bepaalde tijd geschorst blijven, totdat u de sanctietoets met goed gevolg hebt afgelegd. Een sanctietoets geeft geen recht op verlenging van de geldigheidsduur van uw bevoegdheidspas.

Hoofdstuk 5 – Bezwaar en beroep
5.1 Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen een besluit bezwaar indienen bij de RDW. U moet dit doen binnen zes weken na de dag van verzending van het sanctiebesluit.

U moet uw bezwaarschrift schriftelijk indienen bij de Directie van de RDW, Postbus 777, 2700 AT Zoetermeer. In uw bezwaarschrift geeft u aan waarom u het niet eens bent met het besluit. Uw bezwaar dient te voldoen aan alle wettelijke vereisten die aan een bezwaar worden gesteld.

5.1.a Waarschuwing

Op basis van jurisprudentie kan tegen een schriftelijke waarschuwing en een waarschuwing via datacommunicatie geen bezwaar worden gemaakt.

5.1.b Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.

5.1.c Klacht

Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van de Politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht.

Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.

5.1.1 Hoorzitting

Als u bezwaar aantekent tegen een besluit van de RDW, wordt u in de regel in de gelegenheid gesteld uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Dit is op het kantoor van de RDW. U ontvangt hiervoor een uitnodiging na ontvangst van uw bezwaarschrift.

Stelt u prijs op een telefonische hoorzitting, dan kunt u dit aangeven. Hoe u dit kunt doet, kunt u lezen in de uitnodigingsbrief.

U mag zich altijd laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Als u iemand die geen advocaat is machtigt om namens u het woord te doen en u komt zelf niet naar de hoorzitting, dan dient u een schriftelijke verklaring mee te geven dat die persoon gemachtigd is om u te vertegenwoordigen. Als u zelf ook naar de hoorzitting komt, is dit niet nodig.

5.1.2 Opschorten

Als u bezwaar, als bedoeld in 5.1, aantekent tegen een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd tot maximaal 12 weken wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort totdat het bezwaarschrift is afgehandeld. De beslissing op bezwaar treedt in beginsel in werking twee weken nadat deze is verstuurd.

De RDW behoudt zich het recht voor om in bovenstaande gevallen geen opschortende werking te verlenen of deze te beëindigen. In dat geval wordt u hierover schriftelijk geïnformeerd.

5.2 Beroep

Als de RDW een beslissing heeft genomen over uw bezwaarschift kunt u ongeacht het resultaat daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Onderaan de beslissing op uw bezwaar vindt u de clausule waarin beschreven staat hoe u in beroep kunt gaan.

5.3 Voorlopige voorziening

Als u een intrekking voor bepaalde tijd van 6 maanden wordt opgelegd, verleent de RDW bij een bezwaarprocedure geen opschortende werking van de sanctie. Hiervoor kunt u een voorlopige voorziening bij de rechtbank aanvragen.

Bij een voorlopige voorziening geldt als vereiste dat de zaak een spoedeisend karakter heeft. Als u een verzoek om een voorlopige voorziening wilt indienen bij de rechtbank, kunt u hiervoor contact opnemen met de griffier. De contactgegevens kunt u vinden op www.overheid.nl/ via alle overheidsinstanties’> ‘rechterlijke macht’.

Stroomschema kwaliteitstoepassing keuringseisen/installatie-eisen o.b.v. cusumregelingen
Stroomschema sancties

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

De directie van de RDW, J. Woudstra Algemeen Directeur

TOELICHTING

De bijlagen erkenninghouder tachografen 2021, erkenninhouder gasinstallaties 2021 en tachograaftechnicus 2021 worden vervangen in verband met enkele wijzigingen. De belangrijkste wijzigingen voor de bijlage tachografen zijn de frequentie van het toezicht en het cusumsysteem, het proces voor het hebben en gebruiken van een werkplaatskaart, de procedure rondom de werking en het gebruik van apparatuur en de categorisering van overtredingen. Voor de bijlage tachograaftechnicus zijn de belangrijkste wijzigingen de frequentie van het toezicht en het cusumsysteem, het verkrijgen en behouden van de tachograaf bevoegdheid, de procedure rondom het vaststellen van de datum eerste toelating (DET), het afgeven van een Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht (CoU) en de categorisering van de overtredingen. Tot slot betreffen de belangrijkste wijzigingen voor de bijlage erkenning gasinstallaties de frequentie van het toezicht, de regels voor het keuren LPG-installaties, het aanwezig zijn en blijven tijdens een steekproef en regels rondom werkplaats, inrichting en apparatuur.

Naar boven